Regeling voorschotverlening op uitkeringen AWBZ en vaststelling kosten van verstrekkingen en vergoedingen 2010

14 december 2009

Het College voor zorgverzekeringen,

Gelet op artikel 91, derde lid van de Wet financiering sociale verzekeringen, alsmede artikel 4.2, artikel 4.4, zesde lid, artikel 4.5, derde lid en artikel 4.8. van het Besluit Wfsv, artikel 10, tweede lid Administratiebesluit bijzondere ziektekostenverzekering, alsmede artikel 4:81, eerste lid Algemene wet bestuursrecht;

Heeft in zijn vergadering van 14 december 2009 besloten:

Artikel 1. Definities

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    a. het jaar t:

    het kalenderjaar waarop de uitkering betrekking heeft;

    b. het jaar t + 1:

    het op het jaar t volgende kalenderjaar;

    c. het jaar t + 3:

    het jaar dat ligt 3 jaar na het jaar t;

    d. AWBZ:

    Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

    e. AFBZ:

    Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten.

Artikel 2. Uitkering voorschotten

Het college keert voorschotten uit aan de zorgverzekeraars en de verbindingskantoren, bedoeld in de AWBZ, op de uitkeringen die zij ingevolge artikel 91, derde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen van het college ontvangen en die het college uitkeert op grond van de artikelen 4.2, 4.4, zesde lid en 4.5, derde lid van het Besluit Wfsv voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen respectievelijk voor beheerskosten.

Artikel 3. Vaststelling voorschotten beheerskosten

  • 1. Het college stelt de voorschotten voor de beheerskosten voor de zorgverzekeraars en de verbindingskantoren vast.

  • 2. De voorschotten bedragen, behoudens afrondingsverschillen, ten hoogste het voor de zorgverzekeraars en verbindingskantoren voor het jaar t vastgestelde budget beheerskosten ingevolge de AWBZ.

Artikel 4. Betaling voorschotten beheerskosten in termijnen

  • 1. De betaling van het voorschot, bedoeld in artikel 3, tweede lid, geschiedt in twaalf maandelijkse gelijke termijnen en vangt aan in de maand februari van het jaar t met als betaaldag de eerste werkdag van de maand.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan het college een voorschot dat minder dan 3.000 euro bedraagt, in één termijn betalen, met als betaaldag de eerste werkdag van de maand juli van het jaar t.

  • 3. Voor een zorgverzekeraar, die zich na 1 januari van het jaar t bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) meldt op grond van artikel 33 AWBZ, kan van het eerste en tweede lid worden afgeweken.

Artikel 5. Vaststelling voorschotten kosten verstrekkingen en vergoedingen

Voor kosten van verstrekkingen en vergoedingen ingevolge de AWBZ die de zorgverzekeraar of het verbindingskantoor zelf rechtstreeks betaalt, kan het college ambtshalve of op verzoek een bedrag vaststellen waarmee het voorschot, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt verhoogd. Hierbij gaat het college uit van de som van de kosten van verstrekkingen en vergoedingen, zoals het college die ingevolge artikel 56 AWBZ per kwartaal of per jaar voor het jaar t opvraagt.

Artikel 6. Afstorting overschotten AWBZ

Het CAK stort de opbrengsten van bijdragen voor zorg zonder verblijf wekelijks in het AFBZ af. De afstorting geschiedt met valuta de tweede werkdag van de eerstvolgende week na de week waarin de opbrengsten zijn ontvangen.

Artikel 7. De voorlopige vaststelling en uitkering van kosten van verstrekkingen en vergoedingen

  • 1. Uiterlijk op de eerste werkdag in oktober van het jaar t+1 stelt het college de uitkering voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen voorlopig vast.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid gaat het college voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen ingevolge de AWBZ voor de zorgverzekeraar uit van de som van:

    • a. het saldo van de kosten van rechtstreeks met het AFBZ te verrekenen kosten en opbrengsten van zorgaanspraken die de zorgverzekeraar aan het college voor het jaar t opgeeft;

    • b. de door de zorgverzekeraar over het jaar t opgegeven rentebaten.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid gaat het college voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen ingevolge de AWBZ voor de verbindingskantoren uit van de som van:

    • a. het saldo van de kosten van rechtstreeks met het AFBZ te verrekenen kosten en opbrengsten van zorgaanspraken die het verbindingskantoor aan het college voor het jaar t opgeeft;

    • b. de opbrengsten van eigen bijdragen in het kader van de bijzondere ziektekostenverzekering.

  • 4. Het college keert de voorlopig vastgestelde uitkering voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen ingevolge de AWBZ uit onder verrekening van de in jaar t verstrekte voorschotten, als bedoeld in artikel 5.

Artikel 8. De definitieve vaststelling en uitkering kosten van verstrekkingen en vergoedingen

  • 1. Uiterlijk in het jaar t + 3 stelt het college de uitkering kosten van verstrekkingen en vergoedingen ingevolge de AWBZ definitief vast.

  • 2. Het college betaalt het verschil tussen het bedrag van de definitieve vaststelling en voorlopig vastgestelde uitkering ingeval van een positief saldo voor het verbindingskantoor of de zorgverzekeraar uit. Indien de verschillen bedoeld in de vorige volzin tot een negatief saldo leiden, vordert het college het verschil van het verbindingskantoor of de zorgverzekeraar terug.

Artikel 9. Rente

  • 1. Indien het nader vastgestelde beheerskostenbudget hoger is dan de uitgekeerde voorschotten, betaalt het college de zorgverzekeraar of het verbindingskantoor het verschil vermeerderd met de rentekosten en indien het nader vastgestelde budget lager is dan de uitgekeerde voorschotten vordert het college het verschil, vermeerderd met de rentekosten, beide met ingang van 1 juli van het jaar t tot de datum van betaling.

  • 2. Indien het definitief vastgestelde beheerskostenbudget hoger is dan het nader vastgestelde beheerskostenbudget, betaalt het college de zorgverzekeraar of het verbindingskantoor het verschil vermeerderd met de rentekosten en indien het definitief vastgestelde budget lager is dan het nader vastgestelde budget vordert het college het verschil, vermeerderd met de rentekosten.

  • 3. Voor een zorgverzekeraar, waarvoor krachtens artikel 4, derde lid, een afwijkende bevoorschotting heeft plaatsgevonden, wordt de toepassing van hetgeen hiervóór in het eerste lid is bepaald, aan die bevoorschotting aangepast.

  • 4. Bij de betaling van het bedrag van de voorlopige vaststelling van de kosten van verstrekkingen en vergoedingen brengt het college aan het verbindingskantoor of de zorgverzekeraar met ingang van de betaaldatum van het voorschot rente in rekening, voor zover het voorschot de werkelijke kosten van verstrekkingen en vergoedingen, die het verbindingskantoor of de zorgverzekeraar aan het college voor het jaar t opgeeft, overschrijdt.

Artikel 10. Berekening hoogte rente

  • 1. Voor het rentepercentage voor de uitkering beheerskosten wordt uitgegaan van het gemiddelde van de maandrentes van het Euro InterbankOffered Rate (Euribortarief) voor driemaands termijngelden zonder onderpand over de onderscheiden periodes, bedoeld in het eerste lid. Voor de laatste kalendermaand vóór de betaling wordt uitgegaan van de rente over de voorafgaande kalendermaand. Het percentage wordt voor de in het eerste lid, onder a en b bedoelde kosten verhoogd met 0,3 procentpunt bij aan de zorgverzekeraar te betalen verschillen. Het percentage wordt voor de in het eerste lid, onder a, b en c bedoelde kosten verlaagd met 0,3 procentpunt bij door de zorgverzekeraar te betalen verschillen. Voor de in het eerste lid, onder c, bedoelde af te storten overschotten wordt het percentage verminderd met 0,3 procentpunt, met dien verstande dat voor zover en voor zolang de zorgverzekeraar met de afstorting in verzuim is, vanaf de datum van verzuim het percentage wordt vermeerderd met 0,3 procentpunt.

  • 2. De rente betreft een samengestelde rente en wordt op maandbasis berekend. Bij de berekening wordt een maand op 30 en een jaar op 360 dagen gesteld.

  • 3. Indien de situatie zich voordoet dat het in deze paragraaf bedoelde Euribortarief niet meer kan worden toegepast, zal een zoveel als mogelijk overeenkomstig tarief worden gehanteerd.

  • 4. Voor het rentepercentage voor de uitkering voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen wordt uitgegaan van de wettelijke rente.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 12. Slotbepalingen

  • 1. De Regeling voorschotverlening op uitkeringen AWBZ wordt ingetrokken.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voorschotverlening op uitkeringen AWBZ 2010.

Voorzitter Raad van Bestuur,

P.C. Hermans.

TOELICHTING

Artikel 91 van de Wet financiering sociale verzekeringen en het op dat artikel gebaseerde Besluit Wfsv vormen samen de basis voor de uitkeringen AWBZ die de zorgverzekeraars en de verbindingskantoren van het CVZ ontvangen ten laste van het door het CVZ beheerde Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten. Het Besluit Wfsv voorziet voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen AWBZ in een uitkering naar werkelijke kosten.

Sinds 2009 worden de vaststellingen en de uitkeringen inzake het beheerskostenbudget gescheiden van de vaststellingen en uitkeringen van de kosten van verstrekkingen en vergoedingen. Op deze wijze kan het CVZ eerder dan voorheen het beheerskostenbudget nader vaststellen en verrekenen. Tevens komt dit de inzichtelijkheid van beide processen ten goede.

De beheerskosten voor de uitvoering van de AWBZ zijn op basis van het Besluit Wfsv gebudgetteerd. Iedere zorgverzekeraar ontvangt jaarlijks een budget. De zorgverzekeraars die ook verbindingskantoor zijn (hierna: zorgkantoor) ontvangen in die hoedanigheid nog afzonderlijk een budget beheerskosten AWBZ. Op de budgetten vinden bepaalde herrekeningen plaats en het eindbedrag vormt de uitkering voor beheerskosten AWBZ. In zijn Beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten voor de zorgverzekeraars en de verbindingskantoren heeft het CVZ bepaald op welke wijze de besteedbare middelen worden verdeeld.

Artikel 91, derde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen biedt het CVZ de mogelijkheid voorschotten op de genoemde uitkeringen te verlenen en daartoe regels op te stellen. De onderhavige regeling voorziet daarin. Waar budgetten voor de zorgverzekeraars worden vastgesteld, sluit de bevoorschotting uiteraard aan bij de voorlopig vastgestelde budgetten (artikel 3, tweede lid). De voorschotten worden in twaalf maandelijkse termijnen uitbetaald. Als het voorschot zo gering van omvang is, dat het efficiënter en kostenbesparend is het in één keer uit te betalen, kan het CVZ het voorschot in één keer betalen, waarbij het betaaltijdstip zodanig is vastgesteld dat er geen rentenadelen ontstaan ten opzichte van maandbetalingen (artikel 4, tweede lid).

De voorschotregeling impliceert verder een regeling voor rentevergoeding. Rentevergoeding is immers inherent aan bevoorschotting.

De onderhavige regeling heeft alleen betrekking op de uitkeringen die rechtstreeks uit het AFBZ aan de zorgverzekeraars worden uitbetaald. Omdat ingevolge het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering bijna alle verstrekkingen en vergoedingen AWBZ via het Centraal administratiekantoor (CAK) worden betaald en de desbetreffende uitkeringen feitelijk aan het CAK worden uitbetaald, zijn de eerder bedoelde uitkeringen van beperkte omvang.

De regeling voorziet naast een ambtshalve vaststelling van voorschottten ten behoeve van de beheerskosten in de mogelijkheid van een voorschot op verzoek voor verstrekkingen en vergoedingen (artikel 5). Bedoelde kosten zijn namelijk niet gebudgetteerd. Van de zorgverzekeraars die voor de AWBZ hogere uitgaven dan opbrengsten hebben voor AWBZ verstrekkingen wordt ook verwacht dat zij om verhoging van de voorschotten vragen. Omdat zij die mogelijkheid hebben, voorziet de regeling voor dit bestanddeel, niet in een aanspraak op rente voor de zorgverzekeraars die hiervoor per saldo meer hebben uitgegeven dan zij hebben ontvangen.

Het CAK ontvangt eigen bijdragen voor zorg zonder verblijf en zorg met verblijf. In de regeling is aangegeven dat het CAK deze opbrengsten wekelijks in het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten afstort.

Uit artikel 9 vloeit voort, dat een zorgverzekeraar of een verbindingskantoor aan het CVZ een rentevergoeding moet betalen indien bij de voorlopige vaststelling blijkt, dat hij meer aan voorschotten heeft ontvangen dan de op voorlopige basis nader vastgestelde budgetten voor beheerskosten waarop hij recht heeft. Hetzelfde geldt voor een eventueel nog resterend verschil bij de definitieve vaststelling. In de omgekeerde situatie moet het CVZ aan de zorgverzekeraar of aan het verbindingskantoor een rentevergoeding betalen en heeft de zorgverzekeraar of het verbindingskantoor dus aanspraak op rente.

Artikel 9, leden 1 en 2 geeft aan over welke periode de rente wordt berekend. Met de in het artikel 10 vermelde verhogingen en verlagingen van het rentepercentage met 0,3 procentpunt wordt beoogd tarieven te hanteren die zoveel mogelijk overeenkomen met de gemiddelde rentetarieven voor uitzettingen (bij een optredend overschot hetgeen een rendement oplevert) en opnemingen (bij een tekort hetgeen extra kosten met zich brengt) door de zorgverzekeraars. Aldus vindt compensatie plaats voor het gegeven dat lenen op de geldmarkt duurder is dan de opbrengsten van een tegoed.

In het derde lid wordt aangegeven dat er sprake is van samengestelde rente, die het CVZ op maandbasis berekent. Bij de berekening van de rente zet het CVZ het hiervoor bedoelde gemiddelde van de maandpercentages om in een rentepercentage per maand. Daarvoor hanteert het CVZ de volgende formule:

(E +1)1/12-1, waarbij E staat voor het gemiddelde van de maandpercentages van het Euribortarief over de periode tot de desbetreffende afrekening.

Bij de berekening van het rentebedrag wordt de formule gehanteerd:

R = B*{ (MP+1)M-1}, waarbij R staat voor het rentebedrag, B voor het bedrag waarover rente wordt berekend, MP voor het rentepercentage per maand en M voor het aantal maanden in de periode van de betreffende afrekening.

De tekst van de regeling voorziet in de artikelen 7 en 8 ook in een voorlopige vaststelling en voorlopige betaling van de kosten van verstrekkingen en vergoedingen, vooruitlopend op een definitieve vaststelling en betaling na beoordeling van de voor de definitieve vaststelling van de uitkeringen van belang zijnde gegevens door de NZa. Dit onderdeel van de tekst betreft geen algemeen verbindend besluit, maar beleidsregels welke het CVZ op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft vastgesteld.

Voorzitter Raad van Bestuur,

P.C. Hermans.

Naar boven