Besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 maart 2010, nr. DCE/2010/189649, houdende instelling van de Commissie herziening voorlopige lijst Werelderfgoed Koninkrijk der Nederlanden (Commissie herziening voorlopige lijst Werelderfgoed)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

b. commissie:

commissie als bedoeld in artikel 2.

Artikel 2 Instelling en taak

  • 1. Er is een Commissie Herziening voorlopige lijst Werelderfgoed Koninkrijk der Nederlanden

  • 2. De commissie heeft tot taak om op basis van uitgangspunten van het Werelderfgoedcomité UNESCO en van het Koninkrijk der Nederlanden een nieuwe voorlopige lijst Werelderfgoed voor het Koninkrijk der Nederlanden samen te stellen.

Artikel 3. Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld met ingang van 1 januari 2010 en wordt opgeheven op een door de minister te bepalen tijdstip.

Artikel 4. Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen.

Artikel 5. Leden

  • 1. Tot leden van de commissie worden benoemd:

    • a. ir. J.M. Leemhuis-Stout, tevens voorzitter

    • b. prof. dr. R.P.M. Bak

    • c. dr. H. Goedkoop

    • d. prof. ir. D.F. Sijmons

    • e. prof. dr. V.V. Stissi

  • 2. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris van de Lysias Consulting Group in Amersfoort. De secretaris is geen lid van de commissie.

  • 3. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister een ander lid benoemen.

Artikel 6. Werkwijze

  • 1. De commissie stelt op basis van de adviesvraag haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is, waaronder, op persoonlijke titel, ambtelijke deskundigen.

Artikel 7. Eindadvies

De commissie brengt haar eindadvies uit aan de minister.

Artikel 8. Vergoeding

  • 1. De voorzitter en andere leden van de commissie, voor zover niet vallend onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, ontvangen per vergadering een vergoeding.

  • 2. De vergoeding per vergadering van de leden van de commissie bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

  • 3. De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt 130% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de andere leden van de commissie is toegekend.

  • 4. De voorzitter en andere leden van de commissie ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland. Deze vergoeding wordt door de secretaris van de commissie afgehandeld en ingediend bij het Ministerie van OCW.

Artikel 9 Kosten van de commissie

  • 1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor vergaderingen van de commissie

    • b. de kosten voor ondersteuning door Lysias

    • c. de kosten voor publicatie van rapportages

    • d. de kosten voor communicatie over de herziening van de voorlopige lijst

  • 2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting aan de minister aan.

Artikel 10 Verantwoording

De commissie biedt de minister een verslag aan waarin verslag wordt gedaan over de activiteiten van de commissie.

Artikel 11 Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen en andere tussen- en eindproducten welke door of namens de commissie worden vervaardigd, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht.

Artikel 12. Intellectuele eigendom

De leden van de commissie werken mee aan het tot stand komen van een overeenkomst indien dit naar het oordeel van de minister noodzakelijk is om te komen tot het kosteloos overdragen aan de minister van rechten met betrekking tot het intellectuele eigendom.

Artikel 13. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Concernondersteuning van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening in de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst, en werkt daarbij terug tot en met 1 januari 2010.

Artikel 15 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie herziening voorlopige lijst Werelderfgoed.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

Het Werelderfgoedcomité van UNESCO vraagt de lidstaten van het Werelderfgoedverdrag de voorlopige lijst (tentative list) van de lidstaten iedere tien jaar te herzien.

De huidige Nederlandse voorlopige lijst stamt uit de jaren 90. De staatssecretaris van OCW vraagt een onafhankelijk commissie een advies over de voorlopige lijst uit te brengen.

De voorlopige lijst is de nationale voorselectie van natuurlijke- en culturele erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde die kansrijk zijn voor een plaatsing op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.

De commissie baseert haar advies op de volgende internationale en nationale uitgangspunten:

A Internationale uitgangspunten

De voorlopige lijst sluit aan op de richtlijnen van het Werelderfgoedcomité van UNESCO (Werelderfgoedverdrag en de Operational Guidelines for the implementation of the World Heritage Convention) en de global strategy voor een representatieve, evenwichtige en geloofwaardige Werelderfgoedlijst.

B Uitgangspunten Koninkrijk der Nederlanden

  • Bij de samenstelling van de voorlopige lijst ligt de focus op natuurlijk erfgoed en mixed-sites (sites met zowel culturele en natuurlijke waarden), op erfgoederen op de Nederlandse Antillen en Aruba en op voorstellen met andere landen (Tweede Kamerstukken 2006/2007 28989 nr46)

  • Bij eigenaren, beheerders en direct betrokken overheden van een erfgoed op de herziene voorlopige lijst bestaat draagvlak voor een mogelijke voordracht van een erfgoed voor de Werelderfgoedlijst en de bereidheid zorg te dragen voor de instandhouding van het potentiële Werelderfgoed (Tweede Kamerstukken 2006/2007 28989 nr46)

  • De erfgoederen op de voorlopige lijst horen bij één of meer van de volgende categorieën uit het advies van de Raad voor Cultuur en Raad voor Landelijk Gebied (11 mei 2007):

    • Nederland Waterland;

    • Internationaal (Nederlandse Antillen en Aruba, grensoverschrijdende voordrachten en voordrachten samen met andere landen);

    • Nederlandse bijdrage aan de modernisering van de 20ste eeuw;

    • Nederland in de 17e eeuw.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Naar boven