Regeling van de Minister van Economische Zaken van 2 maart 2010, nr. WJZ/10026538, tot wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2010

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 4, 7, tweede lid, 16, 17, 18, 19, 25, 30, vijfde lid, 32, derde lid, en 34, eerste lid van het Kaderbesluit EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 3.3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. onroerend goed voor zover de activiteiten gericht zijn op het behalen van resultaten door waardestijging van onroerend goed zonder dat er sprake is van significante waardetoevoeging door eigen productieve activiteiten;.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De financier verstrekt geen risicokapitaal aan een instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet.

B

Artikel 3.12c wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. onroerend goed voor zover de activiteiten gericht zijn op het behalen van resultaten door waardestijging van onroerend goed zonder dat er sprake is van significante waardetoevoeging door eigen productieve activiteiten;.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De financier verstrekt geen lening aan een instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet.

C

Artikel 3.12e, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De garantstelling heeft uitsluitend betrekking op een lening waarbij de aan de ondernemer of, indien de ondernemer deel uitmaakt van een groep, aan de groep verstrekte lening tezamen met

    • a. het nog niet afgeloste deel van een of meer leningen of

    • b. een of meer bankgarantiefaciliteiten als bedoeld in 3.12v

    die door een financier met toepassing van dit hoofdstuk aan de ondernemer onderscheidenlijk de groep is of zijn verstrekt of gelijktijdig wordt of worden verstrekt niet meer bedraagt dan € 150.000.000.

D

Na artikel 3.12t wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3B. Garantstelling gericht op bankgaranties

Artikel 3.12u
  • 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    bankgarantie:

    de verplichting van een financier om aan een begunstigde, ten laste van een ondernemer, ten behoeve van eigen activiteiten van die ondernemer, een bedrag te betalen, indien de begunstigde daarop aanspraak maakt, uitgezonderd kredietgaranties;

    bankgarantiefaciliteit:

    het bedrag waarvoor een financier aan een begunstigde ten laste van een ondernemer bankgaranties kan afgeven die onder de garantstelling van de staat kunnen vallen;

    waarde van een bankgarantie:

    de hoogte van het bedrag waarop maximaal aanspraak kan worden gemaakt onder een afgegeven bankgarantie.

  • 2. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt als financier aangewezen een bank.

Artikel 3.12v
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een financier voor het afgeven van een bankgarantie.

  • 2. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een garantstelling aan een financier voor de terugbetaling van een vordering die een financier op een ondernemer krijgt uit hoofde van een betaling onder een bankgarantie die een financier op grond van een overeenkomst ten laste van een ondernemer heeft afgegeven voor de duur van minimaal zes maanden en maximaal 8 jaar.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan, indien een bankgarantie geen vaste looptijd heeft en het inroepen daarvan afhankelijk is van het zich voordoen van een bepaalde gebeurtenis, een financier een bankgarantie onder de garantstelling brengen onder de voorwaarde dat de gebeurtenis bij het aangaan van de bankgarantie zich naar verwachting niet meer dan 7 jaar na het afsluiten van de bankgarantiefaciliteit voordoet en dat de begunstigde een provincie, gemeente, openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen of een dienst, instelling of bedrijf van de rijksoverheid is.

  • 4. De garantstelling heeft slechts betrekking op bankgaranties die worden afgegeven nadat de minister desgevraagd een bankgarantiefaciliteit heeft goedgekeurd en voor zover deze faciliteit toereikend en geldig is.

  • 5. Een bankgarantie als bedoeld in het vierde lid kan tot uiterlijk eind december 2012 onder een goedgekeurde bankgarantiefaciliteit worden ondergebracht.

Artikel 3.12w
  • 1. De financier verstrekt geen bankgarantiefaciliteit aan een ondernemer wiens activiteiten in overwegende mate betrekking hebben op:

    • a. landbouw, visserij en aquacultuur, met uitzondering van toelevering en dienstverlening;

    • b. onroerend goed voor zover de activiteiten gericht zijn op het behalen van resultaten door waardestijging van onroerend goed zonder dat er sprake is van significante waardetoevoeging  door eigen productieve activiteiten;

    • c. de financiële sector voor zover de ondernemer het bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf uitoefent, of een participatiemaatschappij heeft;

    • d. de gezondheidszorg, voor zover de onderneming een aanbieder is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet marktordening gezondheidszorg.

  • 2. De financier verstrekt geen bankgarantiefaciliteit aan een instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet.

Artikel 3.12x
  • 1. Er wordt garant gestaan voor 50 procent van de waarde van een bankgarantie.

  • 2. Indien de financier bij het afgeven van een bankgarantie een gedeelte daarvan niet onder de garantstelling van de Staat brengt, zijn de bepalingen van deze paragraaf slechts van toepassing op het gedeelte van de afgegeven bankgarantie dat onder de garantstelling is gebracht.

Artikel 3.12y
  • 1. De garantstelling heeft uitsluitend betrekking op een bankgarantie waarbij de door een financier ten laste van een ondernemer afgegeven bankgarantie niet minder bedraagt dan € 250.000.

  • 2. De garantstelling heeft uitsluitend betrekking op een bankgarantie waarbij de aan de ondernemer of, indien de ondernemer deel uitmaakt van een groep, aan de groep verstrekte bankgarantiefaciliteit tezamen met

    • a. een of meer bankgarantiefaciliteiten of

    • b. het nog niet afgeloste deel van een of meer leningen als bedoeld in 3.12b

    die door een financier met toepassing van dit hoofdstuk aan de ondernemer onderscheidenlijk de groep is of zijn verstrekt of gelijktijdig wordt of worden verstrekt niet meer bedraagt dan € 150.000.000.

Artikel 3.12z

De in artikel 3.12f, tweede lid, bedoelde adviescommissie heeft tevens tot taak de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de afwijzingsgronden voor aanvragen om een bankgarantiefaciliteit, bedoeld in artikel 3.12ac.

Artikel 3.12aa

In bijlage 3.13 is een model opgenomen voor een garantstellingsovereenkomst ten aanzien van bankgaranties.

Artikel 3.12ab

De minister verdeelt het subsidieplafond voor bankgarantiefaciliteiten op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 3.12ac

De minister beslist afwijzend op een aanvraag om een bankgarantiefaciliteit indien:

  • a. de financier geen garantstellingsovereenkomst met de Staat heeft gesloten;

  • b. er niet wordt voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 3 van het model garantstellingsovereenkomst, met uitzondering van onderdelen f, h en i, zoals opgenomen in bijlage 3.13;

  • c. de aanvrager eerder tekort is geschoten bij de naleving van verplichtingen op grond van de garantstellingsovereenkomst;

  • d. het bedrag van een bankgarantiefaciliteit minder bedraagt dan € 1.500.000.

Artikel 3.12ad
  • 1. De financier is voor het verstrekken van een bankgarantiefaciliteit een eenmalige provisie van 0,25 procent van 50 procent van de bankgarantiefaciliteit verschuldigd.

  • 2. Voor zover de opbrengsten uit de provisie, bedoeld in het eerste lid, die de financier bij de onderneming in rekening brengt voor het verstrekken van de bankgarantiefaciliteit hoger zijn dan 0,5 procent van de bankgarantiefaciliteit, is de financier het meerdere voor 50 procent aan de Staat verschuldigd.

  • 3. Voor zover de opbrengsten uit een eventuele bereidstellingsprovisie die een financier bij een onderneming in rekening brengt over het onbenutte deel van een bankgarantiefaciliteit hoger zijn dan 25 procent van een door een financier aan een onderneming in rekening gebrachte provisie op bankgaranties, is de financier het meerdere voor 50 procent aan de Staat verschuldigd.

  • 4. Het tarief van de periodieke provisie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, wordt voor de garantstelling op een afgegeven bankgarantie berekend over de waarde van de afgegeven bankgaranties op de eerste dag van het kwartaal en is gelijk aan de door een financier aan een onderneming in rekening gebrachte provisie over het door de staat gegarandeerde deel van de afgegeven bankgaranties met aftrek van 0,15 procent op jaarbasis als vergoeding voor de financier voor het beheer van de bankgarantiefaciliteit en met een minimum van 0,5 procent op jaarbasis.

  • 5. In afwijking van het vierde lid kan een financier eenmalig en vooraf aangeven de provisie per kwartaal te willen verrekenen op basis van een controleerbare opgave van de provisieberekening op dagbasis.

  • 6. De minister kan een hoger tarief voor de provisie, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, vaststellen, indien de provisie te laag is in relatie tot het risico dat de Staat loopt.

E

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 3.13, onderdeel f, door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • g. het indienen van een aanvraag om een garantstellingsovereenkomst op grond van paragraaf 3B is opgenomen in bijlage 3.12;

  • h. het indienen van een aanvraag voor een bankgarantiefaciliteit is opgenomen in bijlage 3.14.

F

De bijlagen worden gewijzigd als volgt:

1. Bijlage 3.3 wordt vervangen overeenkomstig bijlage I;

2. Bijlage 3.5 wordt vervangen overeenkomstig bijlage II;

3. Bijlage 3.6 wordt vervangen overeenkomstig bijlage III.

G

Toegevoegd wordt:

1. een bijlage 3.12 overeenkomstig bijlage IV;

2. een bijlage 3.13 overeenkomstig bijlage V;

3. een bijlage 3.14 overeenkomstig bijlage VI.

ARTIKEL II

In de tabel in artikel 1 van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2010 komt nummer 1.4 te luiden:

1.4

Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (Tijdelijke garantie ondernemingsfinanciering en Garantstelling gericht op bankgaranties)

– 3.12b

– 3.12v

 

– 01-01 t/m 31-12

– 08-03 t/m 31-12

500.000.000

 

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 maart 2010

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

BIJLAGE I

tot wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2010.

Bijlage 3.3

Aanvraagformulier garantstellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 3.13, sub a, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen, paragraaf 3. Garantie gericht op financiering met risicokapitaal voor MKB-ondernemers

1. Gegevens financier:

Naam financier:

 

Postadres:

 

Postcode:

 

Plaats:

 

Bezoekadres:

 

Postcode:

 

Plaats:

 

Postbanknummer:

 

Bankrekeningnummer:

 

Naam bank:

 

Te:

 

Contactpersoon:

 
 

□ Dhr.

□ Mw.

Titel(s):

 

Initialen:

Functie:

 

Telefoon:

 

Telefax:

 

E-mail:

 
2. Ondergetekende doet hiermee een aanvraag om garantstelling op grond van hoofdstuk 3 §2, Garantie gericht op financiering met risicokapitaal voor MKB-ondernemers, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen
3. Invullen van vragenset

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee afzonderlijke competentiegebieden:

  • (i) financiering van niet-projectontwikkelingsactiviteiten

  • (ii) financiering van projectontwikkelingsactiviteiten

Voor toelating tot de Groeifaciliteit van hoofdstuk 3, paragraaf 2, Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (SGO) moet de financier eerst aantonen over de benodigde deskundigheid te beschikken. Hiertoe zijn in het formulier twee vragensets opgenomen.

Vragenset 1 (financiering niet-projectontwikkelingsactiviteiten)

Deze vragenset moet ingevuld worden als de financier onder de aangevraagde garantstellingsovereenkomst niet- projectontwikkelingsactiviteiten wil financieren, maar in het kader van de Groeifaciliteit of GO (hoofdstuk 3, paragraaf 3 van de SGO) nog geen toelating heeft voor financiering daarvan.

Vragenset 2 (financiering projectontwikkelingsactiviteiten)

Deze vragenset moet ingevuld worden als de financier onder de aangevraagde garantstellingsovereenkomst projectontwikkelingsactiviteiten wil financieren, maar in het kader van de GO of Groeifaciliteit nog geen toelating heeft voor financiering daarvan.

Aankruisen wat van toepassing is:

  • o Vragenset 1 moet ingevuld worden

  • o Vragenset 2 moet ingevuld worden

  • o Geen van beiden hoeft ingevuld te worden

Ondergetekende verklaart dat hij/zij bekend is met de voorwaarden en procedures van het Kaderbesluit EZ-subsidies en de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen.

Aldus naar waarheid ingevuld,

Naam:

 

Functie:

 

Plaats:

 

Datum:

 

Handtekening: .............................................................

Indienen: ondertekenen door tekenbevoegde en per post (niet per fax) verzenden naar:

Agentschap NL

Garantie Ondernemingsfinanciering

Postbus 93144

2509 AC DEN HAAG

Bijlage bij aanvraagformulier garantstellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 3.13, tweede lid, sub a, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen, Hoofdstuk 3, paragraaf 2. Garantie gericht op financiering met risicokapitaal voor MKB-ondernemers

Vragenset 1 (ten behoeve van financiering van niet-projectontwikkelingsactiviteiten)

Ten behoeve van de behandeling van uw aanvraag wordt u verzocht een aantal vragen te beantwoorden. U kunt bij de beantwoording gebruik maken van reeds bestaande stukken.

De verstrekte informatie is van belang om vast te kunnen stellen of een aanvraag al dan niet voldoet aan de regeling en een beeld te vormen over het functioneren, de deskundigheid, de betrouwbaarheid en de financiële positie van de financier. De middels het aanvraagformulier verstrekte informatie kan worden voorgelegd aan de adviescommissie. Zonodig zullen bij u aanvullende gegevens worden opgevraagd.

Gegevens benodigd voor aanvraag garantstellingsovereenkomst (ten behoeve van niet-projectontwikkelingsactiviteiten)

  • Beoogd financieringsbeleid en beschikbare expertise.

    Geef aan hoeveel per jaar en in welke doelgroepen men wil financieren met de leningen, welke soort ondernemingen: wat is de levensfase en eventuele focus (type ondernemingen, levensfase, geografische indeling, etc.). Hoe verhoudt dit zich tot de beschikbare deskundigheid en ervaring binnen de organisatie van de financier?

  • Wat zijn de criteria voor het selecteren van ondernemingen waaraan leningen zullen worden verstrekt?

  • Beschrijf de marketingstrategie en hoe ondernemers worden benaderd.

  • Is er sprake van een combinatie/samenwerking met andere partijen en of financiers, zo ja welke? Beschrijf de aard van de samenwerking.

  • Wordt er een onafhankelijke investeringstoets door de financier uitgevoerd? Hoe verloopt het toetsingsproces (risico-inschatting, doorlichting van vennootschappen)?

  • Hoe ziet het besluitvormingsproces over de verstrekking van de lening er uit? Beschrijf de fiatteringprocedure.

  • Hoe ziet het beheer gedurende de looptijd van de lening er uit?

  • Hoe ziet het bijzonder beheer eruit?

  • Wat is het track record van uw instelling met betrekking tot de verstrekking van leningen zoals eerder beschreven, mede in termen van volumes, marges, verliezen & voorzieningen? Hoe lang is uw instelling op dit terrein al actief.?

  • Geef aan welke gedragslijn wordt gehanteerd om belangenverstrengeling te voorkomen.

Vragenset 2 (ten behoeve van projectontwikkelingsactiviteiten)

Ten behoeve van de behandeling van uw aanvraag wordt u verzocht een aantal vragen te beantwoorden. U kunt bij de beantwoording gebruik maken van reeds bestaande stukken. De verstrekte informatie is van belang om vast te kunnen stellen of een aanvraag al dan niet voldoet aan de regeling en een beeld te vormen over het functioneren, de deskundigheid, de betrouwbaarheid en de financiële positie van de financier. De middels het aanvraagformulier verstrekte informatie kan worden voorgelegd aan de adviescommissie. Zonodig zullen bij u aanvullende gegevens worden opgevraagd.

Gegevens benodigd voor aanvraag garantstellingsovereenkomst (ten behoeve van projectontwikkelingsactiviteiten)

  • Beoogd financieringsbeleid en beschikbare expertise op het terrein van de projectontwikkeling.

    Geef aan hoeveel per jaar men wil financieren met de leningen. Hoe verhoudt dit zich tot de beschikbare deskundigheid en ervaring binnen de organisatie van de financier?

  • Wat zijn de criteria voor het selecteren van ondernemingen waaraan leningen zullen worden verstrekt?

  • Beschrijf de marketingstrategie en hoe ondernemers worden benaderd.

  • Is er sprake van een combinatie/samenwerking met andere partijen en of financiers, zo ja welke? Beschrijf de aard van de samenwerking.

  • Wordt er een onafhankelijke investeringstoets door de financier uitgevoerd? Hoe verloopt het toetsingsproces (risico-inschatting, doorlichting van vennootschappen)?

  • Hoe ziet het besluitvormingsproces over de verstrekking van de lening er uit? Beschrijf de fiatteringprocedure.

  • Hoe ziet het beheer gedurende de looptijd van de lening er uit?

  • Hoe ziet het bijzonder beheer eruit?

  • Wat is het track record van uw instelling met betrekking tot de verstrekking van leningen zoals eerder beschreven, mede in termen van volumes, marges, verliezen & voorzieningen? Hoe lang is uw instelling in de financiering van projectontwikkeling actief?

  • Geef aan welke gedragslijn wordt gehanteerd om belangenverstrengeling te voorkomen.

BIJLAGE II

tot wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2010.

Bijlage 3.5

Aanvraagformulier garantstellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 3.13, sub c, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen, paragraaf 3. Tijdelijke garantie ondernemingsfinanciering

1. Gegevens financier:

Naam financier:

 

Postadres:

 

Postcode:

 

Plaats:

 

Bezoekadres:

 

Postcode:

 

Plaats:

 

Postbanknummer:

 

Bankrekeningnummer:

 

Naam bank:

 

Te:

 

Contactpersoon:

 
 

□ Dhr.

□ Mw.

Titel(s):

 

Initialen:

Functie:

 

Telefoon:

 

Telefax:

 

E-mail:

 
2. Ondergetekende doet hiermee een aanvraag om garantstelling op grond van hoofdstuk 3 §3, Tijdelijke garantie ondernemingsfinanciering, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen
3. Invullen van vragenset

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee afzonderlijke competentiegebieden:

  • (iii) financiering van niet -projectontwikkelingsactiviteiten

  • (iv) financiering van projectontwikkelingsactiviteiten

Voor toelating tot de GO van hoofdstuk 3, paragraaf 3, Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (SGO) moet de financier eerst aantonen over de benodigde deskundigheid te beschikken. Hiertoe zijn in het formulier twee vragensets opgenomen.

Vragenset 1 (financiering niet-projectontwikkelingsactiviteiten)

Deze vragenset moet ingevuld worden als de financier onder de aangevraagde garantstellingsovereenkomst niet- projectontwikkelingsactiviteiten wil financieren, maar in het kader van de GO of Groeifaciliteit (hoofdstuk 3, paragraaf 2 van de SGO) nog geen toelating heeft voor financiering daarvan.

Vragenset 2 (financiering projectontwikkelingsactiviteiten)

Deze vragenset moet ingevuld worden als de financier onder de aangevraagde garantstellingsovereenkomst projectontwikkelingsactiviteiten wil financieren, maar in het kader van de GO of Groeifaciliteit nog geen toelating heeft voor financiering daarvan.

Aankruisen wat van toepassing is:

  • o Vragenset 1 moet ingevuld worden

  • o Vragenset 2 moet ingevuld worden

  • o Geen van beiden hoeft ingevuld te worden

Ondergetekende verklaart dat hij/zij bekend is met de voorwaarden en procedures van het Kaderbesluit EZ-subsidies en de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen.

Aldus naar waarheid ingevuld,

Naam:

 

Functie:

 

Plaats:

 

Datum:

 

Handtekening: .............................................................

Indienen: ondertekenen door tekenbevoegde en per post (niet per fax) verzenden naar:

Agentschap NL

Garantie Ondernemingsfinanciering

Postbus 93144

2509 AC DEN HAAG

Bijlage bij aanvraagformulier garantstellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 3.13, tweede lid, sub c, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen, Hoofdstuk 3, paragraaf 3. Tijdelijke garantie ondernemingsfinanciering

Vragenset 1 (ten behoeve van financiering van niet- projectontwikkelingsactiviteiten)

Ten behoeve van de behandeling van uw aanvraag wordt u verzocht een aantal vragen te beantwoorden. U kunt bij de beantwoording gebruik maken van reeds bestaande stukken.

De verstrekte informatie is van belang om vast te kunnen stellen of een aanvraag al dan niet voldoet aan de regeling en een beeld te vormen over het functioneren, de deskundigheid, de betrouwbaarheid en de financiële positie van de financier. De middels het aanvraagformulier verstrekte informatie kan worden voorgelegd aan de adviescommissie. Zonodig zullen bij u aanvullende gegevens worden opgevraagd.

Gegevens benodigd voor aanvraag garantstellingsovereenkomst (ten behoeve van niet-projectontwikkelingsactiviteiten)

  • Beoogd financieringsbeleid en beschikbare expertise.

    Geef aan hoeveel per jaar en in welke doelgroepen men wil financieren met de leningen, welke soort ondernemingen: wat is de levensfase en eventuele focus (type ondernemingen, levensfase, geografische indeling, etc.)? Hoe verhoudt dit zich tot de beschikbare deskundigheid en ervaring binnen de organisatie van de financier?

  • Wat zijn de criteria voor het selecteren van ondernemingen waaraan leningen zullen worden verstrekt?

  • Beschrijf de marketingstrategie en hoe ondernemers worden benaderd.

  • Is er sprake van een combinatie/samenwerking met andere partijen en of financiers, zo ja welke? Beschrijf de aard van de samenwerking.

  • Wordt er een onafhankelijke investeringstoets door de financier uitgevoerd? Hoe verloopt het toetsingsproces (risico-inschatting, doorlichting van vennootschappen)?

  • Hoe ziet het besluitvormingsproces over de verstrekking van de lening er uit? Beschrijf de fiatteringprocedure.

  • Hoe ziet het beheer gedurende de looptijd van de lening er uit?

  • Hoe ziet het bijzonder beheer eruit?

  • Wat is het track record van uw instelling met betrekking tot de verstrekking van leningen zoals eerder beschreven, mede in termen van volumes, marges, verliezen & voorzieningen? Hoe lang is uw instelling op dit terrein al actief?

  • Geef aan welke gedragslijn wordt gehanteerd om belangenverstrengeling te voorkomen.

Vragenset 2 (ten behoeve van projectontwikkelingsactiviteiten)

Ten behoeve van de behandeling van uw aanvraag wordt u verzocht een aantal vragen te beantwoorden. U kunt bij de beantwoording gebruik maken van reeds bestaande stukken. De verstrekte informatie is van belang om vast te kunnen stellen of een aanvraag al dan niet voldoet aan de regeling en een beeld te vormen over het functioneren, de deskundigheid, de betrouwbaarheid en de financiële positie van de financier. De middels het aanvraagformulier verstrekte informatie kan worden voorgelegd aan de adviescommissie. Zonodig zullen bij u aanvullende gegevens worden opgevraagd.

Gegevens benodigd voor aanvraag garantstellingsovereenkomst (ten behoeve van projectontwikkelingsactiviteiten)

  • Beoogd financieringsbeleid en beschikbare expertise op het terrein van de projectontwikkeling.

    Geef aan hoeveel per jaar men wil financieren met de leningen. Hoe verhoudt dit zich tot de beschikbare deskundigheid en ervaring binnen de organisatie van de financier?

  • Wat zijn de criteria voor het selecteren van ondernemingen waaraan leningen zullen worden verstrekt?

  • Beschrijf de marketingstrategie en hoe ondernemers worden benaderd.

  • Is er sprake van een combinatie/samenwerking met andere partijen en of financiers, zo ja welke? Beschrijf de aard van de samenwerking.

  • Wordt er een onafhankelijke investeringstoets door de financier uitgevoerd? Hoe verloopt het toetsingsproces (risico-inschatting, doorlichting van vennootschappen)?

  • Hoe ziet het besluitvormingsproces over de verstrekking van de lening er uit? Beschrijf de fiatteringprocedure.

  • Hoe ziet het beheer gedurende de looptijd van de lening er uit?

  • Hoe ziet het bijzonder beheer eruit?

  • Wat is het track record van uw instelling met betrekking tot de verstrekking van leningen zoals eerder beschreven, mede in termen van volumes, marges, verliezen & voorzieningen? Hoe lang is uw instelling in de financiering van projectontwikkeling actief?

  • Geef aan welke gedragslijn wordt gehanteerd om belangenverstrengeling te voorkomen.

BIJLAGE III

tot wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en van de Regeling openstelling en subsidieplafonds 2010

Bijlage 3.6

Model garantstellingsovereenkomst Tijdelijke garantie ondernemingsfinanciering, bedoeld in artikel 3.12g van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen

Overeenkomst tussen:

  • 1. De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat,

    vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken;

  • 2. ...., hierna te noemen de financier;

Partijen zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a. minister:

de Minister van Economische Zaken;

b. bank:

een kredietinstelling die voldoet aan de omschrijving van bank als vermeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die bevoegd is in een lidstaat van de Europese Unie het bedrijf van bank uit te oefenen;

c. lening:

een al dan niet achtergestelde lening van geld door een financier aan een ondernemer, welke lening:

  • al dan niet door enige vorm van zekerheid is gedekt,

  • niet converteerbaar is en

  • is afgesloten met de afspraak dat een gedeelte van de rente vast is en een gedeelte van de rente flexibel is en gekoppeld is aan Euribor, met het oog op de financiering door deze onderneming van eigen activiteiten;

d. liquiditeitsopslag:

een door een financier aan een ondernemer in rekening gebracht percentage van de lening, waarvan de hoogte gelijk is voor alle door de desbetreffende financier op dezelfde dag afgesloten of af te sluiten leningen met dezelfde looptijd. Indien een dergelijk percentage niet beschikbaar is, zal in overleg met de financier een ander redelijk, transparant en verifieerbaar percentage worden vastgesteld.

e. waarde van een lening:

het nog niet afgeloste deel van de lening;

f. ondernemer:

een natuurlijke persoon, een rechtspersoon of een vennootschap, die een onderneming in stand houdt, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld;

g. groep:

een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

  • a. een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

    • 1°. meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

    • 2°. volledig aansprakelijk vennoot is van, of

    • 3°. overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

  • b. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

h. financier:

een bank;

i. onderneming:

iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent, in Nederland is gevestigd en daar een substantieel deel van haar activiteiten uitvoert.

Artikel 2. Garantstelling
  • 1. De Staat stelt zich tegenover de financier garant voor 50% van de waarde van door de financier verstrekte leningen, voor welke garantstelling de financier een provisie is verschuldigd.

  • 2. De garantie wordt verleend voor de duur van deze leningen met een maximum van acht jaar.

  • 3. De garantstelling heeft alleen betrekking op leningen

    • a. die worden verstrekt overeenkomstig de in artikel 3 genoemde voorwaarden;

    • b. die onder de garantstelling zijn gebracht overeenkomstig de procedure van artikel 4;

  • 4. Indien de financier bij de verstrekking van een lening een gedeelte daarvan niet onder de garantstelling van de Staat brengt, is deze overeenkomst slechts van toepassing op het gedeelte van de lening dat onder de garantstelling is gebracht, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel 3. Randvoorwaarden lening

Een lening aan een ondernemer kan onder de garantstelling van de Staat worden gebracht indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming van de ondernemer zijn bevredigend;

  • b. in de voorafgaande periode van twaalf maanden zijn niet meer middelen ten behoeve van derden aan de onderneming onttrokken dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering en evenmin is een verplichting tot een zodanige onttrekking aangegaan;

  • c. de verstrekking van de lening dient niet ter vervanging van aan een ondernemer verschaft krediet of risicokapitaal door dezelfde financier of door een financier die deel uitmaakt van de groep van dezelfde financier tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • 1°. de garantieverlening is primair in het belang van de te financieren ondernemer;

    • 2°. de garantieverlening leidt ertoe dat het belang van de financier bij continuering van de onderneming substantieel wordt vergroot;

  • d. de waarde van de lening die aan de ondernemer wordt verstrekt bedraagt niet minder dan € 1.500.000;

  • e. bij of in verband met het verstrekken van de lening verstrekt de financier geen andere goederen dan geld;

  • f. de lening draagt zelfstandig bij aan het realiseren van een actief en winstgericht beleid van de financier;

  • g. de ondernemer verplicht zich aan een door de minister als toezichthouder in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen persoon of aan een door de minister aangewezen deskundige derde, voor zover deze dit redelijkerwijs noodzakelijk acht voor de vervulling van zijn taak:

    • 1°. inlichtingen te verstrekken en inzage in zakelijke gegevens en bescheiden te verstrekken en de gelegenheid te bieden daarvan kopieën te maken;

    • 2°. toegang te verlenen tot plaatsen niet zijnde woningen;

    • 3°. anderszins binnen de door hem gestelde termijn alle door hem gewenste medewerking te verlenen;

  • h. de waarde van de lening die aan de ondernemer of, indien de ondernemer deel uitmaakt van een groep, aan de groep wordt verstrekt tezamen met het nog niet afgeloste deel van een of meer leningen die door een financier met toepassing van dit hoofdstuk aan de ondernemer onderscheidenlijk de groep is of zijn verstrekt of gelijktijdig wordt of worden verstrekt, bedraagt niet meer dan € 150.000.000;

  • i. de lening dient niet ter vervanging van een bestaande lening die is opgezegd om de reden dat een ondernemer niet meer aan de financiële ratio’s uit de leningovereenkomst kan voldoen, behoudens indien de bestaande lening wordt overgenomen door een andere financier die geen deel uitmaakt van de groep van de bestaande financier;

  • j. de lening dient in overwegende mate niet ter vervanging door dezelfde financier of door een financier die deel uitmaakt van de groep van dezelfde financier van aan een ondernemer verschaft krediet waarvan de aflossing is vervroegd;

  • k. de lening dient niet ter overname van een aandelenkapitaal of ter vervanging van een converteerbare achtergestelde lening, behalve indien dit een concrete verbetering in het ondernemingsbeleid ten doel heeft;

  • l. de lening dient niet ter vervanging van een bestaande lening, indien dit uitsluitend ten doel heeft betere leningsvoorwaarden te verkrijgen;

  • m. de lening heeft niet als doel de afwenteling van bestaande risico’s op de Staat.

Artikel 4. Aanmelding en toetsing
  • 1. De financier stelt de Staat in kennis van een voorgenomen verstrekking van een lening met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van een kopie van de ontwerp-leningsovereenkomst en van andere bescheiden als genoemd in het model.

  • 2. Indien de verstrekking van de lening naar het oordeel van de Staat voldoet aan de in artikel 3 bedoelde voorwaarden, geldt de garantstelling op grond van deze overeenkomst voor deze lening. De Staat bericht hierover de financier binnen drie weken na ontvangst van de aanmelding onder vermelding van de omvang, duur en provisie van de garantie. De minister kan, in afwijking van het voorstel van de financier, een hoger tarief van de provisie vaststellen indien de door de financier voorgestelde provisie, zoals bedoeld in artikel 6.1, naar het oordeel van de Minister te laag is in relatie tot het risico.

  • 3. De garantie wordt afgegeven onder de opschortende voorwaarde dat een dienovereenkomstige, door partijen gesloten overeenkomst aan de Staat wordt overgelegd en dat ook dan wordt voldaan aan de in artikel 3 bedoelde voorwaarden. De Staat bericht hierover de financier binnen 35 dagen na ontvangst van de gesloten overeenkomst onder vermelding van de omvang, duur en provisie van de garantie.

Artikel 5. Verplichtingen beheer
  • 1. De financier draagt er voor zorg dat een actief en winstgericht beleid wordt gevoerd voor het verstrekken, beheren en vervreemden van leningen, waarbij rekening wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller.

  • 2. De financier draagt er voor zorg dat degenen die met het verstrekken, beheren of vervreemden van leningen zijn belast beschikken over de nodige deskundigheid.

  • 3. De financier staat er voor in dat degenen die zijn belast met het verstrekken, beheren of vervreemden van leningen en met de bepaling van en het toezicht op het beleid ter zake betrouwbaar zijn.

  • 4. De financier draagt zorg voor een integere bedrijfsvoering en neemt in dat verband de noodzakelijke maatregelen om onder meer strafbare handelingen, verstrengeling van tegenstrijdige belangen en afhankelijkheid van de financier van bepaalde vennoten, aandeelhouders of andere betrokkenen te voorkomen.

  • 5. De financier staat er voor in dat aandeelhouders, hoofdelijk aansprakelijke vennoten, bestuurders en beheerders van de financier en andere zijdens de financier betrokkenen alleen medewerking verlenen aan verstrekkingen van risicokapitaal en krediet door een ander dan de financier aan een onderneming waaraan de financier een gegarandeerde lening heeft verstrekt, indien een redelijk handelend en redelijk bekwaam beheerder deze verstrekkingen zou hebben gedaan in het kader van een actief en winstgericht beleid.

  • 6. De financier komt met een ondernemer aan wie een gegarandeerde lening is verstrekt slechts een wijziging van het aflossingsschema overeen na voorafgaande toestemming van de Staat, tenzij deze betrekking heeft op een versnelde aflossing of op een gehele of gedeeltelijke opschorting van de aflossingen gedurende ten hoogste vier aaneengesloten kwartalen die niet is voorafgegaan door een eerdere opschorting van de aflossingen.

  • 7. De Staat verleent de in het zesde lid bedoelde toestemming indien aannemelijk is dat:

    • a. de ondernemer niet in staat is te voldoen aan het bestaande aflossingsschema;

    • b. adequate maatregelen worden genomen ter verbetering van de liquiditeit van de onderneming en rekening houdend met het belang van rentabiliteit en continuïteit van de onderneming;

    • c. rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de eventuele achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

  • 8. De Staat kan op verzoek van de financier besluiten om de afdracht van de provisie, bedoeld in artikel 6.1, op te schorten in geval dat:

    • a. er voor de financier geen mogelijkheden meer zijn om de renteverplichtingen te incasseren bij de ondernemer; en

    • b. aannemelijk is dat rekening is gehouden en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de verplichtingen van bestaande leningen, met inachtneming van de eventuele achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

  • 9. De financier vervreemdt de lening slechts na voorafgaande toestemming van de Staat.

  • 10. De financier verleent slechts gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit de leningovereenkomst, uit hoofde waarvan de gegarandeerde lening is verstrekt, na voorafgaande toestemming van de Staat.

  • 11. De financier brengt slechts wijzigingen aan in de leningovereenkomst van de lening na voorafgaande toestemming van de Staat. De Staat kan toestemming geven indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming waarvoor de lening is verstrekt en indien rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de eventuele achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

Artikel 6. Financiële verplichtingen
  • 1. De financier is een door de Minister vastgestelde provisie verschuldigd voor de garantie op leningen die overeenkomstig de procedure van artikel 4 onder de garantstelling zijn gebracht. Het tarief van de provisie voor de garantie op de verstrekte lening wordt berekend door alle door de financier over het gegarandeerde deel van de lening ontvangen inkomsten te verminderen met:

    • a. een kwart procent per jaar voor beheerskosten,

    • b. Euribor zoals opgenomen in de kredietofferte aan het te financieren bedrijf vermeerderd met een liquiditeitsopslag en

    • c. de afsluitprovisie.

  • 2. Indien de financier een hogere rating heeft dan A, wordt de liquiditeitsopslag vermeerderd met het verschil tussen het percentage uit de regeling voor staatsgaranties voor de uitgifte van schuldpapier van banken voor banken met een rating A en de werkelijke rating van de financier.

  • 3. Indien de afsluitprovisie meer bedraagt dan 0,5 procent van de lening, wordt het meerdere toegevoegd aan de in het eerste lid, aanhef, genoemde inkomsten.

  • 4. Per kwartaal wordt een vierde deel van de periodieke provisie, bedoeld in het eerste lid, bij de financier in rekening gebracht, uitgaand van de waarde van de leningen op de eerste dag van het kwartaal.

  • 5. De verschuldigde provisie, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van eenmalige inkomsten, wordt met de financier vereffend op het moment dat deze inkomsten door de financier bij de ondernemer in rekening worden gebracht.

  • 6. Indien een lening waarvoor een garantie is verstrekt, gedeeltelijk vervroegd wordt afgelost, wordt de provisie overeenkomstig het door de financier in de kredietofferte aan het bedrijf genoemde aflossingsschema betaald.

  • 7. Indien een lening waarvoor een garantie is verstrekt, geheel vervroegd wordt afgelost, wordt de te betalen provisie volledig betaald bij de beëindiging van de garantstelling.

  • 8. De in het eerste lid bedoelde provisie is verschuldigd voor de duur van de garantie of zoveel korter als zich één van de in artikel 8, eerste lid, genoemde omstandigheden voordoet.

  • 9. Indien de lening wordt afgestoten om verlies op die lening in de zin van artikel 8, eerste lid, te beperken, kan de minister op verzoek van de financier de over de resterende termijn verschuldigde provisie geheel of gedeeltelijk kwijtschelden indien sprake is van klemmende redenen, gelegen in het belang van de onderneming van de ondernemer.

Artikel 7. Administratieve en informatieverstrekkingsverplichtingen
  • 1. De financier draagt er voor zorg dat een administratie wordt gevoerd die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze gegevens kunnen worden afgelezen over de verstrekkingen, het beheer en de vervreemdingen van gegarandeerde leningen en van ander kapitaal dat zij aan dezelfde ondernemer heeft verstrekt.

  • 2. De financier informeert de Staat binnen acht weken nadat de desbetreffende gebeurtenis heeft plaatsgevonden schriftelijk over wezenlijke wijzigingen in het financieringsbeleid of de organisatie van de financier en over wijzigingen ten aanzien van gegarandeerde leningen, waaronder

    • a. een aflossing van een lening, tenzij deze aflossing overeenkomt met een aflossingsschema waarover de Staat eerder is geïnformeerd;

    • b. een wijziging van de looptijd van een lening;

    • c. de materiële verslechtering van de kredietwaardigheid van de ondernemer.

  • 3. De financier verstrekt de Staat jaarlijks zijn jaarverslag.

  • 4. Desgevraagd verstrekt de financier de Staat gegevens en bescheiden over de verstrekkingen, het beheer en de vervreemdingen van gegarandeerde leningen en van ander kapitaal dat zij aan dezelfde ondernemer heeft verstrekt, en de jaarrekeningen van de ondernemingen waaraan kapitaal is verstrekt, vergezeld van desbetreffende accountantsverklaringen als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een mededeling waarom deze ontbreekt, en van de bijbehorende toelichtingen voor het bestuur van de onderneming.

  • 5. De financier doet onverwijld mededeling aan de Staat van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surséance van betaling aan hem, een verzoek tot faillietverklaring van hem of een verzoek om ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing te verklaren.

Artikel 8. Reikwijdte garantie
  • 1. De financier kan een beroep doen op de garantie indien zij op een gegarandeerde lening verlies lijdt:

    • a. bij gehele of gedeeltelijke vervreemding van de lening;

    • b. door gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de lening door de financier;

    • c. door het onvermogen van de ondernemer om de lening af te lossen;

    • d. als gevolg van een faillietverklaring, een surséance van betaling of een van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de ondernemer waaraan de lening is verstrekt;

    • e. bij een in kracht van gewijsde gegane homologatie van een akkoord na de faillietverklaring, na de verlening van surséance van betaling of na het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de ondernemer waaraan de lening is verstrekt;

    • f. indien de ondernemer een rechtspersoon is, bij ontbinding van de rechtspersoon.

  • 2. De minister kan het beroep afwijzen of een korting toepassen op het gevraagde bedrag indien in de voorafgaande periode van twaalf maanden meer middelen aan de onderneming zijn onttrokken ten behoeve van derden dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering, dan wel een verplichting tot een zodanige onttrekking is aangegaan, mits de financier hieraan op enigerlei wijze medewerking heeft verleend.

  • 3. Bij verlies ingevolge vervreemding van een lening geldt de garantie alleen indien de vervreemding:

    • a. na instemming van de Staat plaatsvindt;

    • b. gebeurt tegen een prijs die past in het voeren van een actief en winstgericht beleid;

    • c. voor zover de financier daarbij de lening geheel of voor een deel overdraagt aan één van zijn aandeelhouders, hoofdelijk aansprakelijke vennoten, bestuurders, beheerders of andere betrokkenen, gebeurt tegen een prijs die is gebaseerd op een taxatie van twee onafhankelijke deskundigen, dan wel gepaard gaat met vervreemding van ten minste een derde deel van de lening aan onafhankelijke derden.

  • 4. Bij verlies ingevolge gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een lening geldt de garantie alleen indien de kwijtschelding noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming waarvoor de lening is verstrekt en indien rekening is gehouden en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de eventuele achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

  • 5. Als onvermogen van de ondernemer om de lening af te lossen, bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt aangemerkt de situatie waarin

    • a. de ondernemer niet in staat is te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen;

    • b. aannemelijk is dat de ondernemer in de eerstvolgende jaren niet in staat zal zijn te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen; en

    • c. aannemelijk is dat rekening is gehouden en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de eventuele achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

  • 6. Verlies als gevolg van faillietverklaring, een verlening van surséance van betaling of een van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder d, wordt aanwezig geacht

    • a. voor zover aannemelijk is dat de financier bij het einde van het faillissement, van de surséance onderscheidenlijk van de toepassing van de schuldsaneringsregeling een verlies als bedoeld in het achtste lid zal leiden;

    • b. mits aannemelijk is dat rekening is gehouden met het belang van de Staat als garantsteller.

  • 7. De minister kan het beroep afwijzen of een korting toepassen op het gevraagde bedrag indien de financier tekort is geschoten bij de naleving van verplichtingen op grond van deze overeenkomst of indien de financier niet kan aantonen die maatregelen te hebben genomen die een redelijk handelend en redelijk bekwaam beheerder zou hebben genomen in het kader van een actief en winstgericht beleid.

  • 8. Het verlies wordt berekend op basis van de waarde van de lening of, indien het verlies slechts op een deel van de lening is geleden, het hiermee overeenkomende deel van die waarde, in een voorkomend geval verminderd met:

    • a. in geval van vervreemding: de prijs waarvoor die vervreemding heeft plaatsgevonden;

    • b. in geval van ontbinding: de liquidatie-uitkering; of

    • c. in geval van homologatie van een akkoord als bedoeld in het eerste lid, onder e, de in het kader van het akkoord voor de lening verrichte uitkering.

  • 9. Indien de financier meermalen gegarandeerde leningen aan een ondernemer heeft verstrekt en slechts op een deel daarvan verlies lijdt, wordt het verlies geacht te zijn geleden op de lening dat de financier het eerst heeft verstrekt.

  • 10. Indien de financier aan een ondernemer leningen heeft verstrekt die slechts ten dele onder de garantstelling zijn gebracht en slechts op een deel daarvan verlies lijdt, wordt het verlies, onverminderd het zesde lid, naar rato toegerekend aan de leningen die onder de garantstelling zijn gebracht.

Artikel 9. Inroepen van garantie en toetsing
  • 1. De financier verzoekt de Staat binnen zes maanden nadat zich de in artikel 8, eerste lid, bedoelde situatie heeft voorgedaan om betaling op grond van de garantie met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van een kopie van de vervreemdingsovereenkomst, de inschrijving in het register van de ontbinding van de rechtspersoon of van de in artikel 8, eerste lid, onder c, bedoelde akkoorden en van andere bescheiden als genoemd in het model.

  • 2. Indien naar het oordeel van de Staat sprake is van een verlies als bedoeld in artikel 8, maakt de financier aanspraak op betaling van 50% van het geleden verlies, tenzij de financier in gebreke is gebleven bij de naleving van deze overeenkomst.. De Staat bericht hierover de financier binnen dertien weken na ontvangst van het betalingsverzoek onder vermelding van het te betalen bedrag.

Artikel 10. Betalingen

Alle betalingen in verband met deze overeenkomst door de financier geschieden door overmaking van de betreffende bedragen naar rekeningnummer PM PMxxxxx bij de ---bank, ten name van SenterNovem, onder vermelding van het PM PM---nummer.

Artikel 11. Overdracht van garantie
  • 1. Overdracht van de rechten en verplichtingen uit hoofde van de garantie op de lening is uitsluitend mogelijk na goedkeuring door de minister.

  • 2. Toestemming door de minister voor de overdracht vindt uitsluitend plaats indien de overdracht plaatsvindt met het oogmerk de lening beleenbaar te maken.

  • 3. De minister kan voorwaarden verbinden aan de goedkeuring.

  • 4. Verlies ontstaan als gevolg van overdracht, bedoeld in het eerste lid, kan niet gerekend worden tot verlies als bedoeld in artikel 8.

Artikel 12. Terugvordering en navordering
  • 1. Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra blijkt dat de financier zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat de Staat op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft.

  • 2. Indien vanwege een verlies als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel c of d, een uitkering op grond van de garantie heeft plaatsgevonden, is de financier verplicht 50% van de aflossingen die na de uitkering worden verricht, uit te betalen aan de Staat.

Artikel 13. Opzegging
  • 1. De Staat is gerechtigd deze overeenkomst schriftelijk op te zeggen indien

    • a. de financier tekort schiet bij de nakoming van één van zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst;

    • b. ten aanzien van de financier een verzoek bij de rechtbank is ingediend tot verlening van surseance van betaling, een verzoek tot faillietverklaring of een verzoek tot van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of een buitengerechtelijk akkoord aan crediteuren wordt aangeboden;

    • c. de financier, in geval deze rechtspersoonlijkheid heeft, is ontbonden;

    • d. de bepalingen in paragraaf 3 van hoofdstuk 3 in de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen niet langer verenigbaar zijn met de regels van de Europese Gemeenschappen ten aanzien van staatssteun.

  • 2. Een opzegging op grond van het eerste lid, onder a, geschiedt uitsluitend nadat de Staat de financier op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot opzegging en nadat deze in de gelegenheid is gesteld om een tekortschieten dat hersteld kan worden te herstellen binnen een redelijke termijn.

  • 3. Een opzegging in verband met de in het eerste lid, onder d, bedoelde omstandigheid heeft geen gevolgen voor de verplichtingen ten aanzien van verstrekkingen van leningen die voor het tijdstip van de opzegging onder de garantstelling zijn gebracht.

  • 4. Een opzegging heeft geen gevolgen voor de verplichtingen ten aanzien van verstrekkingen van leningen die voor het tijdstip van de opzegging onder de garantstelling zijn gebracht, indien overdracht verplichtingen, bedoeld in artikel 11, van toepassing is.

Artikel 14. Geschillen
  • 1. Ieder geschil ten aanzien van deze overeenkomst zal bij uitsluiting worden voorgelegd aan de daartoe bevoegde rechter in het arrondissement Den Haag.

  • 2. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.

Artikel 15. Adressering schriftelijke stukken

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

1 gemelde partij worden gericht aan

Ministerie van Economische Zaken,

SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

2 gemelde partij worden gericht aan

.....

Artikel 16. Inwerkingtreding

Deze overeenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de partijen.

........., ten deze vertegenwoordigd door

  • 1. ...

  • 2. ...

Deze overeenkomst is getekend op ..... te Den Haag

BIJLAGE IV

tot wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2010.

Bijlage 3.12

Aanvraagformulier garantstellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 3.13, sub g, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen, paragraaf 3B. Garantstelling gericht op bankgaranties

1. Gegevens financier:

Naam financier:

 

Postadres:

 

Postcode:

 

Plaats:

 

Bezoekadres:

 

Postcode:

 

Plaats:

 

Postbanknummer:

 

Bankrekeningnummer:

 

Naam bank:

 

Te:

 

Contactpersoon:

 
 

□ Dhr.

□ Mw.

Titel(s):

 

Initialen:

Functie:

 

Telefoon:

 

Telefax:

 

E-mail:

 
2. Ondergetekende doet hiermee een aanvraag om garantstelling op grond van hoofdstuk 3 §3B, Garantstelling gericht op bankgaranties, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen
3. Invullen van vragenset

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee afzonderlijke competentiegebieden:

  • (v) financiering van niet -projectontwikkelingsactiviteiten

  • (vi) financiering van projectontwikkelingsactiviteiten

Voor toelating tot de GO GO van hoofdstuk 3, paragraaf 3, Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (SGO) moet de financier eerst aantonen over de benodigde deskundigheid te beschikken. Hiertoe zijn in het formulier twee vragensets opgenomen.

Vragenset 1 (financiering niet-projectontwikkelingsactiviteiten)

Deze vragenset moet ingevuld worden als de financier onder de aangevraagde garantstellingsovereenkomst niet- projectontwikkelingsactiviteiten wil financieren, maar in het kader van de GO of Groeifaciliteit (hoofdstuk 3, paragraaf 2 van de SGO) nog geen toelating heeft voor financiering daarvan.

Vragenset 2 (financiering projectontwikkelingsactiviteiten)

Deze vragenset moet ingevuld worden als de financier onder de aangevraagde garantstellingsovereenkomst projectontwikkelingsactiviteiten wil financieren, maar in het kader van de GO of Groeifaciliteit nog geen toelating heeft voor financiering daarvan.

Aankruisen wat van toepassing is:

  • o Vragenset 1 moet ingevuld worden

  • o Vragenset 2 moet ingevuld worden

  • o Geen van beiden hoeft ingevuld te worden

4. Provisieverrekening

Per kwartaal wordt bij de financier de periodieke garantieprovisie in rekening gebracht, uitgaande van de waarde van de bankgaranties op de eerste dag van het kwartaal.

Echter, de financier heeft de mogelijkheid om de provisie per kwartaal te verrekenen op basis van een controleerbare opgave van de garantiestanden op dagbasis. Wenst de financier gebruik te maken van de verrekening op dagbasis?

  • o Ja

  • o Nee

Ondergetekende verklaart dat hij/zij bekend is met de voorwaarden en procedures van het Kaderbesluit EZ-subsidies en de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen.

Aldus naar waarheid ingevuld,

Naam:

 

Functie:

 

Plaats:

 

Datum:

 

Handtekening: .............................................................

Indienen: ondertekenen door tekenbevoegde en per post (niet per fax) verzenden naar:

Agentschap NL

Garantie Ondernemingsfinanciering

Postbus 93144

2509 AC DEN HAAG

Bijlage bij aanvraagformulier garantstellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 3.13, tweede lid, sub g, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen, Hoofdstuk 3, paragraaf 3B. Garantstelling gericht op bankgaranties

Vragenset 1 (ten behoeve van financiering van niet- projectontwikkelingsactiviteiten)

Ten behoeve van de behandeling van uw aanvraag wordt u verzocht een aantal vragen te beantwoorden. U kunt bij de beantwoording gebruik maken van reeds bestaande stukken.

De verstrekte informatie is van belang om vast te kunnen stellen of een aanvraag al dan niet voldoet aan de regeling en een beeld te vormen over het functioneren, de deskundigheid, de betrouwbaarheid en de financiële positie van de financier. De middels het aanvraagformulier verstrekte informatie kan worden voorgelegd aan de adviescommissie. Zonodig zullen bij u aanvullende gegevens worden opgevraagd.

Gegevens benodigd voor aanvraag garantstellingsovereenkomst (ten behoeve van niet-projectontwikkelingsactiviteiten)

  • Beoogd financieringsbeleid en beschikbare expertise.

    Geef aan hoeveel per jaar en in welke doelgroepen men wil bankgaranties wil verstrekken, welke soort ondernemingen: wat is de levensfase en eventuele focus (type ondernemingen, levensfase, geografische indeling, etc.)? Hoe verhoudt dit zich tot de beschikbare deskundigheid en ervaring binnen de organisatie van de financier?

  • Wat zijn de criteria voor het selecteren van ondernemingen waaraan bankgaranties worden verstrekt?

  • Beschrijf de marketingstrategie en hoe ondernemers worden benaderd.

  • Is er sprake van een combinatie/samenwerking met andere partijen en of financiers, zo ja welke? Beschrijf de aard van de samenwerking.

  • Wordt er een onafhankelijke investeringstoets door de financier uitgevoerd? Hoe verloopt het toetsingsproces (risico-inschatting, doorlichting van vennootschappen)?

  • Hoe ziet het besluitvormingsproces over de verstrekking van de bankgarantie er uit? Beschrijf de fiatteringprocedure.

  • Hoe ziet het beheer gedurende de looptijd van de bankgarantie er uit?

  • Hoe ziet het bijzonder beheer eruit?

  • Wat is het track record van uw instelling met betrekking tot de verstrekking van bankgaranties zoals eerder beschreven, mede in termen van volumes, marges, verliezen & voorzieningen. Hoe lang is uw instelling op dit terrein al actief?

  • Geef aan welke gedragslijn wordt gehanteerd om belangenverstrengeling te voorkomen.

Vragenset 2 (ten behoeve van projectontwikkelingsactiviteiten)

Ten behoeve van de behandeling van uw aanvraag wordt u verzocht een aantal vragen te beantwoorden. U kunt bij de beantwoording gebruik maken van reeds bestaande stukken. De verstrekte informatie is van belang om vast te kunnen stellen of een aanvraag al dan niet voldoet aan de regeling en een beeld te vormen over het functioneren, de deskundigheid, de betrouwbaarheid en de financiële positie van de financier. De door middel van het aanvraagformulier verstrekte informatie kan worden voorgelegd aan de adviescommissie. Zonodig zullen bij u aanvullende gegevens worden opgevraagd.

Gegevens benodigd voor aanvraag garantstellingsovereenkomst (ten behoeve van projectontwikkelingsactiviteiten)

  • Beoogd financieringsbeleid en beschikbare expertise op het terrein van de projectontwikkeling.

    Geef aan hoeveel per jaar men wil financieren met de bankgaranties. Hoe verhoudt dit zich tot de beschikbare deskundigheid en ervaring binnen de organisatie van de financier?

  • Wat zijn de criteria voor het selecteren van ondernemingen waaraan bankgaranties zullen worden verstrekt?

  • Beschrijf de marketingstrategie en hoe ondernemers worden benaderd.

  • Is er sprake van een combinatie/samenwerking met andere partijen en of financiers, zo ja welke? Beschrijf de aard van de samenwerking.

  • Wordt er een onafhankelijke investeringstoets door de financier uitgevoerd? Hoe verloopt het toetsingsproces (risico-inschatting, doorlichting van vennootschappen)?

  • Hoe ziet het besluitvormingsproces over de verstrekking van de bankgarantie er uit? Beschrijf de fiatteringprocedure.

  • Hoe ziet het beheer gedurende de looptijd van de bankgarantie er uit?

  • Hoe ziet het bijzonder beheer eruit?

  • Wat is het track record van uw instelling met betrekking tot de verstrekking van bankgaranties zoals eerder beschreven, mede in termen van volumes, marges, verliezen & voorzieningen? Hoe lang is uw instelling in de financiering van projectontwikkeling actief?

  • Geef aan welke gedragslijn wordt gehanteerd om belangenverstrengeling te voorkomen.

BIJLAGE V

tot wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en van de Regeling openstelling en subsidieplafonds 2010

Bijlage 3.13

Model garantstellingsovereenkomst Garantstelling gericht op bankgaranties, bedoeld in artikel 3.12aa van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen

Overeenkomst tussen:

  • 1. De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat,

    vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken;

  • 2. ...., hierna te noemen de financier;

Partijen zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a. minister:

de Minister van Economische Zaken;

b. bank:

een kredietinstelling die voldoet aan de omschrijving van bank als vermeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die bevoegd is in een lidstaat van de Europese Unie het bedrijf van bank uit te oefenen;

c. financier:

een bank;

d. groep:

een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

  • 1°. een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

    • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

    • volledig aansprakelijk vennoot is van, of

    • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

  • 2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

e. ondernemer:

een natuurlijke persoon, een rechtspersoon of een vennootschap, die een onderneming in stand houdt, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld;.

f. onderneming:

iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent, in Nederland is gevestigd en daar een substantieel deel van haar activiteiten uitvoert.

g. bankgarantie:

de verplichting van een financier aan een begunstigde ten laste van een ondernemer, ten behoeve van eigen activiteiten van die ondernemer, waarbij de financier aan de begunstigde garandeert een bedrag te betalen indien de begunstigde daarop aanspraak maakt, uitgezonderd kredietgaranties;

h. bankgarantiefaciliteit:

het bedrag waarvoor een financier aan een begunstigde ten laste van een ondernemer bankgaranties kan afgeven die onder de garantstelling van de staat kunnen vallen.

i. waarde van een bankgarantie:

de hoogte van het bedrag dat maximaal nog kan worden geclaimd onder een afgegeven bankgarantie.

Artikel 2. Garantstelling
  • 1. De Staat stelt zich tegenover de financier garant voor 50 procent van de waarde van door de financier afgegeven bankgarantie, voor welke garantstelling de financier een periodieke provisie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, is verschuldigd.

  • 2. De financier is voor het verstrekken van een bankgarantiefaciliteit een eenmalige provisie van 0,25 procent van 50 procent van de bankgarantiefaciliteit verschuldigd.

  • 3. Voor zover de opbrengsten uit de provisie, bedoeld in het tweede lid, die de financier bij de onderneming in rekening brengt voor het verstrekken van de bankgarantiefaciliteit hoger zijn dan 0,5 procent van de bankgarantiefaciliteit, is de financier het meerdere voor 50 procent aan de Staat verschuldigd.

  • 4. Voor zover de opbrengsten uit een eventuele bereidstellingsprovisie die een financier bij een onderneming in rekening brengt over het onbenutte deel van een bankgarantiefaciliteit hoger zijn dan 25 procent van een door een financier aan een onderneming in rekening gebrachte provisie op bankgaranties, is de financier het meerdere voor 50 procent aan de Staat verschuldigd.

  • 5. Het tarief van de provisie, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de garantstelling op een afgegeven bankgarantie berekend over de waarde van de afgegeven bankgaranties op de eerste dag van het kwartaal en is gelijk aan de door een financier aan een onderneming in rekening gebrachte provisie over het door de staat gegarandeerde deel van de afgegeven bankgaranties met aftrek van 0,15 procent op jaarbasis als vergoeding voor de financier voor het beheer van de bankgarantiefaciliteit en met een minimum van 0,5 procent op jaarbasis.

  • 6. Een garantstelling wordt verleend voor de duur van een bankgarantie met een minimum van zes maanden en een maximum van acht jaar na het afsluiten van de bankgarantiefaciliteit waar een bankgarantie onder valt.

  • 7. In afwijking van het zesde lid kan, indien een bankgarantie geen vaste looptijd heeft en het inroepen daarvan afhankelijk is van het zich voordoen van een bepaalde gebeurtenis, een financier een bankgarantie onder de garantstelling brengen onder de voorwaarde dat de gebeurtenis bij het aangaan van de bankgarantie zich naar verwachting niet meer dan 7 jaar na het afsluiten van de bankgarantiefaciliteit voordoet en dat de begunstigde een provincie, gemeente, openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen of een dienst, instelling of bedrijf van de rijksoverheid is.

  • 8. De garantstelling heeft alleen betrekking op een bankgarantie:

    • a. die wordt afgegeven overeenkomstig de in artikel 4 genoemde voorwaarden;

    • b. die onder de garantstelling is gebracht overeenkomstig de procedure van artikel 6;

    • c. waaraan een overeenkomst van een bankgarantiefaciliteit, die overeenkomstig de procedure van artikel 5 is goedgekeurd door de Staat, ten grondslag ligt.

  • 9. Indien de financier bij het afgeven van een bankgarantie een gedeelte daarvan niet onder de garantstelling van de Staat brengt, is deze overeenkomst slechts van toepassing op het gedeelte van de bankgarantie dat onder de garantstelling is gebracht, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald;

  • 10. De garantstelling heeft alleen betrekking op een bankgarantie die uiterlijk op 31 december 2012 wordt afgegeven.

Artikel 3. Randvoorwaarden bankgarantiefaciliteit

Een bankgarantiefaciliteit kan op grond van deze overeenkomst worden goedgekeurd indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bankgarantiefaciliteit heeft niet als doel de afwenteling van bestaande risico’s op de Staat

  • b. de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming van de ondernemer zijn bevredigend;

  • c. in de periode van twaalf maanden voorafgaand aan het verstrekken van een bankgarantiefaciliteit zijn niet meer middelen ten behoeve van derden aan de onderneming onttrokken dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering en evenmin is een verplichting tot een zodanige onttrekking aangegaan;

  • d. de verstrekking van een bankgarantiefaciliteit dient niet ter vervanging van aan een ondernemer verschaft krediet of bankgarantiefaciliteit door dezelfde financier of door een financier die deel uitmaakt van de groep van dezelfde financier, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • (i) de garantieverlening is primair in het belang van de te financieren ondernemer;

    • (ii) de garantieverlening leidt ertoe dat het belang van de financier bij continuering van de onderneming substantieel wordt vergroot;

  • e. een bankgarantiefaciliteit bedraagt niet minder dan € 1.500.000;

  • f. een garantstelling heeft uitsluitend betrekking op een bankgarantie waarbij de aan de ondernemer of, indien de ondernemer deel uitmaakt van een groep, aan de groep verstrekte bankgarantiefaciliteit tezamen met

    • een of meer bankgarantiefaciliteiten of

    • het nog niet afgeloste deel van een of meer leningen als bedoeld in 3.12b van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen die door een financier met toepassing van dit hoofdstuk aan de ondernemer onderscheidenlijk de groep is of zijn verstrekt of gelijktijdig wordt of worden verstrekt niet meer bedraagt dan € 150.000.000.

  • g. de bankgarantiefaciliteit draagt zelfstandig bij aan het realiseren van een actief en winstgericht beleid van de financier;

  • h. de ondernemer verplicht zich aan een door de minister als toezichthouder in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen persoon of aan een door de minister aangewezen deskundige derde, voor zover deze dit redelijkerwijs noodzakelijk acht voor de vervulling van zijn taak:

    • 1°. inlichtingen te verstrekken en inzage in zakelijke gegevens en bescheiden te verstrekken en de gelegenheid te bieden daarvan kopieën te maken;

    • 2°. toegang te verlenen tot plaatsen niet zijnde woningen;

    • 3°. anderszins binnen de door hem gestelde termijn alle door hem gewenste medewerking te verlenen.

  • i. bij of in verband met het verstrekken van de bankgarantiefaciliteit verstrekt de financier geen andere goederen of dienst dan geld en garantiestelling;

  • j. de bankgarantiefaciliteit dient niet ter vervanging van een bestaand krediet of bestaande bankgarantiefaciliteit die is opgezegd om de reden dat een ondernemer niet meer aan de financiële ratio’s uit de leningovereenkomst kan voldoen, behoudens indien een bestaand krediet of een bestaande bankgarantiefaciliteit wordt overgenomen door een andere financier die geen deel uitmaakt van de groep van de bestaande financier;

  • k. de bankgarantiefaciliteit dient niet ter vervanging van een bestaand krediet of bestaande bankgarantiefaciliteit, indien dit uitsluitend ten doel heeft betere voorwaarden te verkrijgen.

Artikel 4. Randvoorwaarden bankgarantie

Een bankgarantie kan onder de garantstelling van de Staat worden gebracht indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de nog onbenutte ruimte binnen een niet goedgekeurde verstrekte bankgarantiefaciliteit, die geldend is ten tijde van het verstrekken van een door de Staat goedgekeurde bankgarantiefaciliteit bij dezelfde financier, bedraagt ten hoogste 10% van die faciliteit met een maximum van € 2.000.000;

  • b. de garantstelling heeft uitsluitend betrekking op een bankgarantie waarbij de aan de door een financier ten laste van een ondernemer afgegeven bankgarantie niet minder bedraagt dan € 250.000;

  • c. bij of in verband met het afgeven van een bankgarantie verstrekt de financier geen andere goederen of dienst dan geld en garantiestelling;

  • d. de bankgarantie draagt zelfstandig bij aan het realiseren van een actief en winstgericht beleid van de financier.

Artikel 5. Aanmelding en toetsing bankgarantiefaciliteit
  • 1. De financier stelt de Staat in kennis van een voorgenomen verstrekking van een bankgarantiefaciliteit met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van een kopie van de ontwerp-bankgarantiefaciliteitovereenkomst en van andere bescheiden, genoemd in het model.

  • 2. Indien de verstrekking van de bankgarantiefaciliteit naar het oordeel van de Staat voldoet aan de daarvoor in artikel 3 bedoelde voorwaarden, geldt de goedkeuring op grond van deze overeenkomst voor die bankgarantiefaciliteit. De Staat bericht hierover de financier binnen drie weken na ontvangst van de aanmelding onder vermelding van de omvang, duur en provisie van de garantstelling.

  • 3. De minister kan, in afwijking van het voorstel van de financier, een hoger tarief van de provisies vaststellen indien de door de financier voorgestelde provisies, als bedoeld in artikel 2, leden 2 tot en met 5, naar het oordeel van de minister te laag zijn in relatie tot het risico van de Staat.

  • 4. De goedkeuring wordt afgegeven onder de opschortende voorwaarde dat een dienovereenkomstige, door partijen gesloten overeenkomst aan de Staat wordt overgelegd en dat wordt voldaan aan de in artikel 3 bedoelde voorwaarden. De Staat bericht hierover de financier binnen 35 dagen na ontvangst van de gesloten overeenkomst onder vermelding van de omvang en duur van de garantie.

Artikel 6. Aanmelding en toetsing bankgarantie
  • 1. De financier stelt de Staat in kennis van een voorgenomen afgifte van een bankgarantie met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van een kopie van de ontwerpbankgarantie en van andere bescheiden als genoemd in het model.

  • 2. Indien het afgeven van een bankgarantie naar het oordeel van de Staat voldoet aan de daarvoor in artikel 4 bedoelde voorwaarden, geldt de garantstelling op grond van deze overeenkomst voor die bankgarantie. De Staat bericht hierover de financier binnen drie werkdagen na ontvangst van de aanmelding onder vermelding van de omvang, duur en provisie van de garantstelling.

Artikel 7. Beheersverplichtingen ten aanzien van een bankgarantiefaciliteit
  • 1. De financier draagt er voor zorg dat een actief en winstgericht beleid wordt gevoerd voor het afgeven en beheren van bankgaranties, waarbij rekening wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller.

  • 2. De financier draagt er voor zorg dat degenen die met het afgeven of beheren van bankgaranties zijn belast beschikken over de nodige deskundigheid.

  • 3. De financier staat er voor in dat degenen die zijn belast met het afgeven of beheren van bankgaranties en met de bepaling van en het toezicht op het beleid ter zake betrouwbaar zijn.

  • 4. De financier draagt zorg voor een integere bedrijfsvoering en neemt in dat verband de noodzakelijke maatregelen om onder meer strafbare handelingen, verstrengeling van tegenstrijdige belangen en afhankelijkheid van de financier van bepaalde vennoten, aandeelhouders of andere betrokkenen te voorkomen.

  • 5. De Staat kan op verzoek van de financier besluiten om de afdracht van de provisies, bedoeld in artikel 2, tweede tot en met vierde lid, op te schorten in geval dat aannemelijk is dat rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de verplichtingen van bestaande bankgaranties.

  • 6. De financier verleent slechts gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit de bankgarantiefaciliteitovereenkomst uit hoofde waarvan de gegarandeerde bankgarantie is afgegeven, na voorafgaande toestemming van de Staat.

  • 7. De financier brengt slechts wijzigingen aan in een bankgarantiefaciliteitovereenkomst na voorafgaande toestemming van de Staat. De Staat kan toestemming geven indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming waarvoor de bankgarantiefaciliteit is verstrekt en indien rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de afwikkeling van bestaande bankgaranties.

Artikel 8. Beheersverplichtingen ten aanzien van een bankgarantie
  • 1. De financier verleent slechts gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit een bankgarantie, uit hoofde waarvan een garantstelling is verstrekt, na voorafgaande toestemming van de Staat.

  • 2. De financier brengt slechts wijzigingen aan in een bankgarantie na voorafgaande toestemming van de Staat. De Staat kan toestemming geven indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming waarvoor een bankgarantie is afgegeven en indien rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de afwikkeling van bestaande bankgaranties.

  • 3. De Staat kan op verzoek van de financier besluiten om de afdracht van de provisie, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, op te schorten in geval dat aannemelijk is dat rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de verplichtingen van bestaande bankgaranties.

Artikel 9. Omzetting van een garantstelling op een bankgarantie naar een garantstelling op een lening
  • 1. Een garantstelling op een bankgarantie kan in een garantstelling op een lening, als bedoeld in artikel 3.12b van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen, worden gewijzigd indien:

    • a. de financier onder de bankgarantie aan de begunstigde heeft betaald en de ondernemer niet in staat is om de daardoor ontstane vordering van de financier op de ondernemer binnen een termijn van vier weken te voldoen;

    • b. de financier het noodzakelijk acht om de garantstelling van de Staat te handhaven bij de financiering van de vordering die is ontstaan op de ondernemer door betaling aan de begunstigde onder de bankgarantie;

    • c. de financier een overeenkomst als bedoeld in artikel 3.12g van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen heeft gesloten.

  • 2. Indien een financier een wijziging wil realiseren als bedoeld in het eerste lid, dient de financier een verzoek daartoe in bij de minister.

  • 3. De minister beslist op een verzoek om wijziging binnen 3 weken.

  • 4. De garantstelling op de lening die ontstaat door de wijziging van de garantstelling op een bankgarantie heeft een looptijd van maximaal 4 jaar.

  • 5. De minister geeft goedkeuring aan een verzoek als bedoeld in het tweede lid, indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming ten laste waarvan de bankgarantie is afgegeven en indien rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de afwikkeling van bestaande bankgaranties.

  • 6. Indien naar het oordeel van de financier voldaan is aan de voorwaarden van het eerste lid en de minister desalniettemin geen goedkeuring tot omzetting in een lening geeft, kan de financier een beroep doen op een garantstelling door de staat.

Artikel 10. Financiële verplichtingen
  • 1. De provisie, bedoeld in artikel 2, tweede lid, verschuldigd voor het verstrekken van een bankgarantiefaciliteit, die overeenkomstig de procedure van artikel 5 goedkeuring van de Staat heeft verkregen, wordt bij de financier in rekening gebracht na ontvangst van de gesloten bankgarantiefaciliteitovereenkomst. De eventuele provisie, bedoeld in artikel 2, vierde lid, wordt achteraf per kwartaal met de financier vereffend.

  • 2. Per kwartaal wordt een vierde deel van de provisies, bedoeld in de artikel 2, vijfde lid, bij de financier in rekening gebracht, uitgaande van de waarde van de bankgaranties op de eerste dag van het kwartaal.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan een financier eenmalig en vooraf aangeven de provisie per kwartaal achteraf te willen verrekenen op basis van een controleerbare opgave van de provisieberekening op dagbasis

  • 4. De in het eerste en tweede lid bedoelde provisies zijn verschuldigd voor de duur van de garantstelling of zoveel korter als zich één van de in artikel 12, eerste lid, genoemde omstandigheden voordoet.

  • 5. De minister kan een hoger tarief van de provisie vaststellen indien de door de financier vastgestelde provisies, als bedoeld in artikel 2, leden 2 tot en met 5, naar het oordeel van de minister te laag zijn in relatie tot het risico van de Staat.

Artikel 11. Administratieve- en informatieverstrekkingsverplichtingen
  • 1. De financier draagt er voor zorg dat een administratie wordt gevoerd die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze gegevens kunnen worden afgelezen over de afgiften en het beheer van gegarandeerde bankgaranties en van kapitaal dat zij aan dezelfde ondernemer heeft verstrekt.

  • 2. De financier informeert de Staat binnen acht weken nadat de desbetreffende gebeurtenis heeft plaatsgevonden schriftelijk over wezenlijke wijzigingen in het financieringsbeleid of de organisatie van de financier en over wijzigingen ten aanzien van gegarandeerde bankgaranties, waaronder

    • a. het retourneren van een gegarandeerde bankgarantie voor de einddatum;

    • b. het bereiken van de einddatum van een gegarandeerde bankgarantie;

    • c. het ontvangen (en honoreren) van een claim onder een gegarandeerde bankgarantie;

    • d. de materiële verslechtering van de kredietwaardigheid van de ondernemer.

  • 3. De financier verstrekt de Staat jaarlijks zijn jaarverslag.

  • 4. Desgevraagd verstrekt de financier de Staat gegevens en bescheiden over de afgiften en het beheer van gegarandeerde bankgaranties en van kapitaal dat zij aan dezelfde ondernemer heeft verstrekt, en de jaarrekeningen van de ondernemingen waaraan kapitaal is verstrekt, vergezeld van desbetreffende accountantsverklaringen als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een mededeling waarom deze ontbreekt, en van de bijbehorende toelichtingen voor het bestuur van de onderneming.

  • 5. De financier doet onverwijld mededeling aan de Staat van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surséance van betaling aan hem, een verzoek tot faillietverklaring van hem of een verzoek om ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing te verklaren.

Artikel 12. Reikwijdte garantstelling
  • 1. De financier kan een beroep doen op de garantstelling indien zij op een vordering uit hoofde van een gegarandeerde bankgarantie verlies lijdt:

    • a. door gehele of gedeeltelijke kwijtschelding door de financier van de vordering die de financier op de ondernemer heeft uit hoofde van een claim onder de bankgarantie;

    • b. door het onvermogen van de ondernemer om de vordering die de financier op de ondernemer heeft uit hoofde van een claim onder de bankgarantie terug te betalen.

    • c. als gevolg van een faillietverklaring, een surséance van betaling of een van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de ondernemer waarvoor de bankgarantie is afgegeven;

    • d. bij een in kracht van gewijsde gegane homologatie van een akkoord na de faillietverklaring, na de verlening van surséance van betaling of na het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de ondernemer waarvoor de bankgarantie is afgegeven;

    • e. indien de ondernemer een rechtspersoon is, bij ontbinding van de rechtspersoon.

  • 2. De minister kan het beroep afwijzen of een korting toepassen op het gevraagde bedrag indien in de voorafgaande periode van twaalf maanden meer middelen aan de onderneming zijn onttrokken ten behoeve van derden dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering, dan wel een verplichting tot een zodanige onttrekking is aangegaan, mits de financier hieraan op enigerlei wijze medewerking heeft verleend.

  • 3. Bij verlies ingevolge gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een vordering die de financier op de ondernemer heeft uit hoofde van een claim onder de bankgarantie geldt de garantie alleen indien de kwijtschelding noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming waarvoor de bankgarantie is afgegeven en indien rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de terugbetaling van bestaande vorderingen die de financier op de ondernemer heeft uit hoofde van een claim onder de bankgarantie, met inachtneming van de eventuele zekerheden die voor de gegarandeerde bankgarantie gelden.

  • 4. Als onvermogen van de ondernemer om de vordering die de financier op de ondernemer heeft uit hoofde van een claim onder de bankgarantie terug te betalen, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt aangemerkt de situatie waarin

    • a. de ondernemer niet in staat is te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen;

    • b. aannemelijk is dat de ondernemer in de eerstvolgende jaren niet in staat zal zijn te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen; en

    • c. aannemelijk is dat rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de terugbetaling van bestaande vorderingen die de financier op de ondernemer heeft uit hoofde van een claim onder de bankgarantie terug te betalen, met inachtneming van de eventuele zekerheden die voor de gegarandeerde bankgarantie gelden.

  • 5. Verlies als gevolg van faillietverklaring, een verlening van surséance van betaling of een van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, wordt aanwezig geacht

    • a. voor zover aannemelijk is dat de financier bij het einde van het faillissement, van de surséance onderscheidenlijk van de toepassing van de schuldsaneringsregeling een verlies als bedoeld in het zevende zal leiden;

    • b. mits aannemelijk is dat rekening is gehouden met het belang van de Staat als garantsteller.

  • 6. De minister kan het beroep afwijzen of een korting toepassen op het gevraagde bedrag indien de financier tekort is geschoten bij de naleving van verplichtingen op grond van deze overeenkomst of indien de financier niet kan aantonen die maatregelen te hebben genomen die een redelijk handelend en redelijk bekwaam beheerder zou hebben genomen in het kader van een actief en winstgericht beleid.

  • 7. Het verlies wordt berekend op basis van de waarde van de bankgarantie of, indien het verlies slechts op een deel van de bankgarantie is geleden, het hiermee overeenkomende deel van die waarde, in een voorkomend geval verminderd met:

    • a. in geval van ontbinding: de liquidatie-uitkering; of

    • b. in geval van homologatie van een akkoord als bedoeld in het eerste lid, onder d, de in het kader van het akkoord voor de bankgarantie verrichte uitkering.

Artikel 13. Inroepen van garantstelling en toetsing
  • 1. De financier verzoekt de Staat binnen zes maanden nadat zich de in artikel 12, eerste lid, bedoelde situatie heeft voorgedaan om betaling op grond van de garantie met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van de inschrijving in het register van de ontbinding van de rechtspersoon of van de in artikel 12, eerste lid, onder d, bedoelde akkoorden en van andere bescheiden als genoemd in de model garantstellingsovereenkomst 3.13 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen.

  • 2. Indien naar het oordeel van de Staat sprake is van een verlies als bedoeld in artikel 12, maakt de financier aanspraak op betaling van 50 % van het geleden verlies, tenzij de financier in gebreke is gebleven bij de naleving van deze overeenkomst. De Staat bericht hierover de financier binnen dertien weken na ontvangst van het betalingsverzoek onder vermelding van het te betalen bedrag.

Artikel 14. Betalingen

Alle betalingen in verband met deze overeenkomst door de financier geschieden door overmaking van de betreffende bedragen naar rekeningnummer PM PMxxxxx bij de ---bank, ten name van Agentschap NL, onder vermelding van het PM PM---nummer.

Artikel 15. Terugvordering en navordering
  • 1. Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra blijkt dat de financier zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat de Staat op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft.

  • 2. Indien vanwege een verlies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, een uitkering op grond van de gegarandeerde bankgarantie heeft plaatsgevonden, is de financier verplicht 50 procent van de terugbetalingen die na de uitkering worden verricht, uit te betalen aan de Staat.

Artikel 16. Opzegging
  • 1. De Staat is gerechtigd deze overeenkomst schriftelijk op te zeggen indien

    • a. de financier tekort schiet bij de nakoming van één van zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst;

    • b. ten aanzien van de financier een verzoek bij de rechtbank is ingediend tot verlening van surseance van betaling, een verzoek tot faillietverklaring of een verzoek tot van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of een buitengerechtelijk akkoord aan crediteuren wordt aangeboden;

    • c. de financier, in geval deze rechtspersoonlijkheid heeft, is ontbonden;

    • d. de bepalingen in paragraaf 3B van hoofdstuk 3 in de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen niet langer verenigbaar zijn met de regels van de Europese Gemeenschappen ten aanzien van staatssteun.

  • 2. Een opzegging op grond van het eerste lid, onder a, geschiedt uitsluitend nadat de Staat de financier op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot opzegging en nadat deze in de gelegenheid is gesteld om een tekortschieten dat hersteld kan worden te herstellen binnen een redelijke termijn.

  • 3. Een opzegging in verband met de in het eerste lid, onder d, bedoelde omstandigheid heeft geen gevolgen voor de verplichtingen ten aanzien van het afgeven van bankgaranties die voor het tijdstip van de opzegging onder de garantstelling zijn gebracht.

Artikel 17. Geschillen
  • 1. Ieder geschil ten aanzien van deze overeenkomst zal bij uitsluiting worden voorgelegd aan de daartoe bevoegde rechter in het arrondissement Den Haag.

  • 2. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.

Artikel 18. Adressering schriftelijke stukken

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

1 gemelde partij worden gericht aan

Ministerie van Economische Zaken,

Agentschap NL, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

2 gemelde partij worden gericht aan

.....

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze overeenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de partijen.

........., ten deze vertegenwoordigd door

  • 1. ...

  • 2. ...

Deze overeenkomst is getekend op ..... te Den Haag

BIJLAGE VI

tot wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2010.

Bijlage 3.14 horende bij artikel 5, eerste lid, van de Model garantstellingsovereenkomsten, behorende bij hoofdstuk 3 §3B. Garantstelling gericht op bankgaranties

Formulier aanvraag GO-Bankgarantiefaciliteit

Dit formulier bevat een aantal vragen die u kunt beantwoorden op dit formulier in combinatie met door u toe te voegen bijlagen. Hierbij kunt u gebruik maken van en verwijzen naar al bestaande stukken.

1. Gegevens financier

Naam financier:

Referentienummer van de financier:

 

Postadres:

 

Postcode:

 

Plaats:

 

Bezoekadres:

 

Postcode:

 

Plaats:

 

Contactpersoon:

 
 

□ Dhr

□ Mw

Titel(s):

 

Initialen:

Functie:

 

Telefoon:

 

Telefax:

 

E-mail:

 
2. Gegevens onderneming:
  • Naam Onderneming:

  • De overeenkomst obligofaciliteit bankgaranties met de financier wordt ondertekend door (namen):

  • Rechtsvorm onderneming:

  • Plaats (statutaire) vestiging:

  • Bezoekadres onderneming:

  • Postcode en plaatsnaam:

  • Ingeschreven bij KvK onder nr.

  • Datum 1e inschrijving KvK:

  • Branche (Sbi-code) van onderneming:

  • Aantal fte’s voor financiering:

  • Totaal verwachte fte’s één, twee en drie jaar na investering:

  • Waarvan verwachte fte’s één, twee en drie jaar na investering in Nederland:

3 De bank verklaart hierbij dat aan het gestelde in artikel 3 van de garantstellingsovereenkomst voldaan is op de volgende punten:
  • voor zover hij dat heeft kunnen vaststellen, de te financieren ondernemer voldoet aan de bepaling van artikel 3.12w, hoofdstuk 3, § 3B van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en diens onderneming bevredigende rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven heeft;

  • voor zover hij dat heeft kunnen vaststellen, in de voorafgaande periode van twaalf maanden niet meer middelen ten behoeve van derden aan de onderneming zijn onttrokken dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering en dat evenmin een verplichting tot een zodanige onttrekking is aangegaan;

  • de verstrekking van een bankgarantiefaciliteit dient niet ter vervanging van aan een ondernemer verschaft krediet of bankgarantiefaciliteit door dezelfde financier of door een financier die deel uitmaakt van de groep van dezelfde financier, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • (i) de garantieverlening is primair in het belang van de te financieren ondernemer;

    • (ii) de garantieverlening leidt ertoe dat het belang van de financier bij continuering van de onderneming substantieel wordt vergroot;

  • de waarde van de bankgarantiefaciliteit bedraagt niet minder dan € 1.500.000;

  • de aan de ondernemer of, indien de ondernemer deel uitmaakt van een groep, aan de groep verstrekte bankgarantiefaciliteit tezamen met

    • een of meer bankgarantiefaciliteiten of

    • het nog niet afgeloste deel van een of meer leningen als bedoeld in 3.12b van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen

    die door een financier met toepassing van dit hoofdstuk aan de ondernemer onderscheidenlijk de groep is of zijn verstrekt of gelijktijdig wordt of worden verstrekt niet meer bedraagt dan € 150.000.000;

  • bij of in verband met het verstrekken van de bankgarantiefaciliteit verstrekt de financier geen andere goederen dan geld en garantstelling;

  • de verstrekking van de bankgarantiefaciliteit draagt zelfstandig bij aan het realiseren van een actief en winstgericht beleid van de financier;

  • de ondernemer verplicht zich aan door de minister als toezichthouder in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen personen voor zover deze dit redelijkerwijs noodzakelijk achten voor de vervulling van hun taak:

    • 1°. inlichtingen te verstrekken en inzage in zakelijke gegevens en bescheiden te verstrekken en de gelegenheid te bieden daarvan kopieën te maken;

    • 2°. toegang te verlenen tot plaatsen niet zijnde woningen;

    • anderszins binnen de door hen gestelde termijn alle door hen gewenste medewerking te verlenen;

  • de bankgarantiefaciliteit dient niet ter vervanging van een bestaand krediet of bestaande bankgarantiefaciliteit die is opgezegd om de reden dat een ondernemer niet meer aan de financiële ratio’s uit de leningovereenkomst kan voldoen, behoudens indien een bestaande krediet of een bankgarantiefaciliteit wordt overgenomen door een andere financier die geen deel uitmaakt van de groep van de bestaande financier;

  • de bankgarantiefaciliteit dient niet ter vervanging van een bestaand krediet of bestaande bankgarantiefaciliteit, uitsluitend ten einde betere voorwaarden te verkrijgen;

  • de bankgarantiefaciliteit heeft niet als doel de afwenteling van bestaande risico’s op de Staat.

4. Deze melding en garantieaanvraag hebben betrekking op:

de 1e/2e/3e/... verstrekking aan de onderneming op grond van de Garantstellingsovereenkomst(en) in het kader van hoofdstuk 3 §3B.

Garantstelling gericht op bankgaranties

5. GO-bankgarantiefaciliteit:
  • *) Omvang GO-bankgarantiefaciliteit in EURO:

    • Looptijd van de GO-bankgarantiefaciliteit1: kwartalen

  • *) De te stellen zekerheden t.b.v. overeenkomst obligofaciliteit bankgaranties zijn:

Omschrijving (hierbij ook aangeven of er wel/geen sprake is van voorbelasting)

6. Garantieprovisie cf voorstel van de financier2:
  • a. Afsluitprovisie GO bankgarantiefaciliteit

    (i) Vaste provisie bij verstrekking GO-bankgarantiefaciliteit

    Vaste provisie

    :

     

    25 basispunten

    (ii) Aanvullende afdracht afsluitprovisie GO-bankgarantiefaciliteit3

    Afsluitprovisie

    :

    +/+

    basispunten

    Aftrek

    :

    -/-

    50 basispunten

    Afdracht aan de staat

      

    basispunten

  • b. Bereidstellingsprovisie GO bankgarantiefaciliteit

    Afdracht bereidstellingsprovisie4

    Bereidstellingsprovisie

    :

    +/+

    basispunten

    25% provisie bankgarantie

    :

    -/-

    basispunten

    Af te dragen bereidstellingsprovisie

      

    basispunten

    rekenvoorbeeld:

    • bereidstellingsprovisie bedraagt 40 basispunten

    • de bank brengt de debiteur 120 basispunten in rekening op af te geven bankgaranties

    • 30 basispunten (kwart van 120 basispunten) komen volledig aan de bank toe

    • het surplus ad 10 basispunten wordt afgedragen aan de Staat

  • c. Provisie GO-bankgaranties

    Provisie op bankgarantie

    :

    +/+

    basispunten

    Vergoeding beheerskosten

    :

    -/-

    15 basispunten

    Afdracht garantieprovisie

      

    basispunten

    Minimum garantieprovisie

      

    50 basispunten

Ondertekening

Aldus naar waarheid ingevuld,

Naam:

.........................

  

Functie:

.........................

  

Plaats:

.........................

  

Datum:

.........................

Handtekening:

.........................

Binnen 35 dagen na afsluiting van de overeenkomst dient de financier een kopie van de ondertekende overeenkomst voor de GO-bankgarantiefaciliteit aan Agentschap NL toe te zenden.

Bankgarantiefaciliteit: De provisie die is verschuldigd voor het verstrekken van een bankgarantiefaciliteit wordt bij de financier in rekening gebracht na ontvangst van de gesloten overeenkomst bankgarantiefaciliteit. Overige provisies uit hoofde van het beschikbaar stellen van de bankgarantiefaciliteit worden per kwartaal met de financier vereffend.

Bankgarantie: Per kwartaal wordt een vierde deel van de periodieke provisies bij de financier in rekening gebracht, uitgaande van de waarde van de bankgaranties op de eerste dag van het kwartaal.

Bijlagen
  • 1) Kopieën van alle intern gebruikte relevante bescheiden zoals die aan het beslissende orgaan binnen de financier worden overlegd ten behoeve van het nemen van een beslissing over de kredietverlening (Krediet adviesformulier, Advies analist, etc.) onder andere omvattende:

    • Omschrijving van huidige- en toekomstige activiteiten en marktpositionering van de onderneming waaraan lening wordt verstrekt.

    • Juridische structuur (in schema), aandeelhouders en management

    • Onderbouwing kapitaalbehoefte en financiering

    • Cash flow analyse voor en na investeringen/ratio analyse en toelichting waaruit blijkt dat aan toekomstige financieringslasten kan worden voldaan

    • Risicoanalyse

  • 2) Besluit goedkeuring tot het verstrekken van de obligofaciliteit bankgaranties en eventuele toelichting.

  • 3) De jaarrekening van de onderneming van de laatste twee jaren voorafgaand aan de financiering. De laatste officiële tussentijdse balans en verlies- en winstrekening voor investering. De balans en verlies- en winstrekening en meerjaren prognoses na invoering van de nieuwe investering/financiering bij de onderneming.

Dit formulier moet met bijlagen per post worden verzonden naar:

Agentschap NL

Garantie Ondernemingsfinanciering

Postbus 93144

2509 AC DEN HAAG.

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Algemeen

Met deze wijzigingsregeling wordt enerzijds een klein aantal wijzigingen in paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (hierna: SGO) doorgevoerd in verband met de toelating van projectontwikkelingsactiviteiten, en anderzijds wordt een nieuwe paragraaf 3B. Garantstelling gericht op bankgaranties aan hoofdstuk 3 toegevoegd.

Om met dat laatste te beginnen, voor bedrijven in de bouw en kapitaalgoederenindustrie vormen bankgaranties een integraal onderdeel van hun financiering. Banken tellen deze bankgaranties mee in het bepalen van het maximale risico dat ze op een bedrijf willen lopen. Deze bankgaranties zijn bestemd voor (potentiële) afnemers van deze bedrijven om hen te verzekeren dat de betreffende bouw- of kapitaalgoederenbedrijven in staat zijn om offertes gestand te doen of werken conform de specificaties uit te voeren.

Het ontbreken van ruimte in de lopende bankgarantiefaciliteiten betekent voor bedrijven in de bouw en de kapitaalgoederenindustrie dat ze niet in aanmerking kunnen komen voor nieuwe opdrachten. Om dit knelpunt weg te nemen is besloten ook een garantstelling op bankgaranties mogelijk te maken onder hoofdstuk 3 van de SGO.

Daarvoor dienen banken eerst een bankgarantiefaciliteit voor een bepaald bedrijf onder de garantstellingsregeling te brengen waarbij die bankgarantiefaciliteit door Agentschap NL op dezelfde wijze wordt beoordeeld als een lening onder hoofdstuk 3, paragraaf 3 van de SGO. Onder een goedgekeurde faciliteit kunnen vervolgens bankgaranties worden getrokken.

Er is in de nieuwe paragraaf 3B zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande systematiek van hoofdstuk 3 van de SGO. Dit was gezien de specifieke kenmerken van bankgaranties niet altijd mogelijk. De belangrijkste verschillen zijn:

  • onder een bankgarantiefaciliteit kunnen banken individuele bankgaranties aanmelden, tot het maximum van de faciliteit;

  • indien een bank verlies lijdt op een individuele bankgarantie, met name als gevolg van faillissement van het bedrijf ten laste waarvan een bankgarantie is verleend, kan de bank een beroep doen op garantstelling door de Staat. Indien het bedrijf niet in faillissement verkeert, maar niet in staat is het geclaimde bedrag aan de bank terug te betalen, heeft de bank ook de mogelijkheid om het betreffende bedrag om te zetten naar een lening onder garantstelling van de Staat conform paragraaf 3 van hoofdstuk 3 van de SGO;

  • gezien de veel lagere premies voor bankgaranties in vergelijking met leningen is de vergoeding voor beheerskosten die banken in mindering kunnen brengen op de aan de Staat af te dragen premie, vastgesteld op 0,15%. Tegelijkertijd dient voor iedere bankgarantiefaciliteit een vaste afsluitprovisie van 0,25% aan de Staat te worden afgedragen, ongeacht de hoogte van door de bank bij het bedrijf in rekening gebrachte afsluitprovisie. Daarnaast komen de inkomsten van de bank uit eenmalige afsluitprovisies die hoger zijn dan 0,5% van de bankgarantiefaciliteit voor 50% ten gunste van de Staat;

  • een eventuele in rekening gebrachte bereidstellingsprovisie die hoger is dan 25 % van een in rekening gebrachte provisie op bankgaranties is eveneens voor 50 % aan de Staat verschuldigd.

De andere wijzigingen in de SGO betreffen, zoals hierboven aangekondigd, de uitsluiting van speculatieve beleggingen in onroerend goed. Doel van deze bepalingen (zie bijvoorbeeld de onderdelen A en B van de wijzigingsregeling) is te voorkomen dat een garantstelling wordt aangewend om speculatierisico’s af te dekken en te bewerkstelligen dat activiteiten, zoals bouwprojecten, die wel bijdragen aan economische groei als gevolg van significante waardetoevoeging door eigen productieve activiteiten onder de SGO vallen. Bij waardetoevoeging door eigen productieve activiteiten gaat het in relatie tot projectontwikkeling om ontwikkelactiviteiten zoals onderzoek en ontwerp, de bouw, marketing, promotie en ondersteunende activiteiten.

Of er sprake is van een ondernemer met activiteiten op het gebied van beleggingen in onroerend goed, wordt bepaald door te bezien of de activiteiten in overwegende mate gericht zijn op het behalen van resultaten als gevolg van waardeontwikkelingen op de markt voor onroerend goed. Indien dat niet het geval is, is er geen sprake van een ondernemer in onroerendgoedbeleggingen. Deze omschrijving heeft als gevolg dat handelaren en beleggers niet in aanmerking komen voor garantstellingen onder de SGO. Daarnaast zijn woningbouwcorporaties expliciet uitgesloten aangezien voor deze instellingen andere subsidieregelingen gelden.

Onroerend goed omvat een breed scala aan activiteiten. Aan de ene kant van het spectrum zijn er ondernemingen die onroerend goed kopen en dat na verloop van tijd zonder substantiële waardetoevoeging door middel van eigen productieve activiteiten verkopen. Hierbij is sprake van speculatie. In het Van Dale woordenboek is dit omschreven als ‘handelen in de verwachting winst te maken door stijging of daling van prijzen’. Deze activiteit is uiteraard uitgesloten van de regeling. Aan de andere kant van het spectrum staan ondernemingen die ten behoeve van een specifieke opdracht voor een gebouw of een complex van gebouwen (woningen of commercieel vastgoed) de benodigde grond kopen, het gebouw/complex van gebouwen laten ontwerpen en (ver)bouwen en vervolgens verhuren of verkopen aan de gebruiker(s) of een belegger. Deze ondernemingen zijn wel toegelaten tot de SGO. Tussen deze beide polen zit een breed scala aan projectontwikkelaars. Belangrijke aspecten bij de beoordeling zijn het doel van de onderneming, de organisatie (is deze ingericht op het ontwikkelen van onroerend goed of primair op beleggen) en het trackrecord.

Daarnaast kan van geval tot geval beoordeeld worden of het resultaat al dan niet afkomstig is van waardetoevoeging door eigen productieve activiteiten of van autonome waardestijging.

Kortweg, bij speculatie op autonome waardestijging komt men niet in aanmerking voor garantstelling, bij waardetoevoeging door eigen productieve activiteiten wel.

Indien de onderneming waarvoor een garantstelling op financiering wordt gevraagd, niet financieel afgeschermd is van de groep waartoe deze behoort, zal bij de beoordeling het karakter van de groep in de beschouwing worden betrokken.

De risico’s die de Staat loopt zullen bij projectontwikkeling op een zelfde wijze worden beoordeeld als bij andersoortige proposities onder de SGO: met name ten aanzien van het continuïteits- en rentabiliteitsperspectief. Daarbij komen in het geval van projectontwikkeling specifieke factoren aan de orde als:

  • mate van verhuur of afname van het onroerend goed dan wel garantie dat het onroerend goed wordt verhuurd of afgenomen;

  • is er zicht op een draagkrachtige belegger die het te verhuren vastgoed gaat kopen?

  • mate van zekerheid in de bouwkosten in relatie tot de kwaliteit van de bouwondernemer, onzekerheid in offertes, uitlooprisico en mogelijke knelpunten in het bouwproces;

  • is er beschikking over grond met de benodigde vergunningen?

Financiering en daarmee de eventueel daarop te verlenen garantstelling, is in geval van projectontwikkeling doorgaans gericht op ondernemingen, die specifiek zijn opgericht om een bepaald project te realiseren. Echter ook de groep waartoe de betreffende onderneming behoort, dient in de beschouwing te worden betrokken. Dit om te kunnen vaststellen of de groep als totaal onder het maximum van € 150 miljoen gegarandeerde financiering blijft. Maar ook moet beoordeeld worden of risico’s vanuit de groep niet doorwerken naar de betreffende onderneming en omgekeerd: in hoeverre risico’s in de onderneming afgedekt kunnen worden door de groep. Indien de projectonderneming onvoldoende zekerheid kan bieden met betrekking tot (het terugbetalen van) een lening of bankgarantiefaciliteit, zal bij de garantstellingsverlening als eis worden gesteld dat moederbedrijven de gewenste zekerheden stellen.

2. Staatsteun

De hoofdlijnen van paragraaf 3. Tijdelijke garantie ondernemingsfinanciering van hoofdstuk 3 van de SGO zijn aan de Europese Commissie voorgelegd. Deze heeft geconstateerd dat op basis van de door de Nederlandse overheid voorgelegde informatie de regeling geen staatssteun bevat. Aangezien de aanpassingen inzake bankgaranties en projectontwikkeling op dezelfde leest zijn geschoeid als paragraaf 3 van hoofdstuk 3 van de SGO, is er geen sprake van staatssteun.

3. Administratieve lasten

De Garantie Ondernemingsfinanciering is een onderdeel van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en valt daarmee onder het kaderbesluit EZ-subsidies. Er wordt met deze regeling een aantal wijzigingen doorgevoerd in de SGO, in nauw overleg en afgestemd met de betrokken banken. Deze wijzigingen betreffen de toevoeging van een paragraaf 3B. Garantstelling gericht op bankgaranties aan hoofdstuk 3 SGO. Daarnaast wordt projectontwikkeling, voor zover niet speculatief, toegelaten tot de bestaande paragrafen 2 en 3 en tot de nieuwe paragraaf 3B van hoofdstuk 3 van de SGO. De bestaande voorwaarden van paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3 zijn daardoor niet gewijzigd. De wijzigingen hebben geen effect op het aantal bedrijven dat van de SGO gebruik maakt, aangezien het totale budget niet wijzigt. Om deze redenen veranderen de administratieve lasten door deze aanpassingen niet.

Bankgaranties vergen een aanvullende aanpassing van paragraaf 3 van hoofdstuk 3 van de SGO. Om de uitvoeringskosten bij banken te beperken is in overleg met de banken gekozen voor een opzet waarbij banken een bankgarantiefaciliteit kunnen verstrekken. Bij de aanvraag daarvan moet grofweg dezelfde informatie worden verschaft als bij het aanvragen van een lening onder paragraaf 3 van hoofdstuk 3 van de SGO. Binnen de bankgarantiefaciliteit kunnen banken een aantal grotere of een groter aantal kleinere en kortdurende individuele garanties brengen, via een simpele aanvraagprocedure. Voor deze opzet is gekozen om te voorkomen dat bij iedere individuele bankgarantie een aanvraagprocedure moet worden gevolgd: dat zou tot onnodig hoge administratieve lasten leiden. De extra administratieve lasten die met de bankgaranties gemoeid zijn betreffen de aanvragen van garantstellingen op individuele bankgaranties, ingeschat op € 2180.

De totale administratieve lasten stijgen hiermee van € 12.000 naar € 14.180 totaal. Het percentage blijft hiermee ten opzichte van de huidige regeling gelijk aan 0,0%.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Onderdelen A en B

Met deze onderdelen worden de sectorenbepaling van paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3 van de SGO aangepast zodat ook bouw en projectontwikkeling eronder kunnen vallen.

Onderdeel D

Met dit onderdeel wordt de nieuwe paragraaf 3B. Garantstelling gericht op bankgaranties in hoofdstuk 3 van de SGO ingevoegd.

Artikel 3.12u

Eerste lid, eerste gedachtestreepje: de verplichting van een financier tegenover een begunstigde is al dan niet voorwaardelijk. In alle gevallen dient duidelijk te zijn wanneer de verplichting ontstaat.

Artikel 3.12V

De systematiek bij het verlenen van bankgaranties is als volgt. Banken kunnen een bankgarantiefaciliteit met een ondernemer afsluiten. Indien deze faciliteit aan de bepalingen van paragraaf 3B voldoet, kan de Staat een dergelijke bankgarantiefaciliteit goedkeuren. Tot het bedrag van deze faciliteit kunnen vervolgens individuele bankgaranties aangemeld worden bij Agentschap NL. Dit kan tot en met 31 december 2012. Deze garanties zullen slechts marginaal, te weten binnen 3 werkdagen, worden getoetst. De looptijd van de bankgaranties wordt uiterlijk op 8 jaar na verstrekking van de bankgarantiefaciliteit gesteld.

Doorgaans lopen bankgaranties slechts voor een korte periode. Het is toegestaan om, nadat het maximum van een bankgarantiefaciliteit is ingevuld met bankgaranties, nieuwe bankgaranties onder die faciliteit te brengen, voor zover bestaande bankgaranties zijn komen te vervallen. Zoals in het tweede lid van dit artikel staat, dient de bankgarantie een minimale duur van 6 maanden te hebben. Dit wil niet zeggen dat de bankgarantie niet eerder kan terugkomen. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen in de situatie dat een bankgarantie wordt gesteld voor een periode van 6 maanden in het kader van een inschrijving op de ontwikkeling van een project. Wanneer een inschrijving na bijvoorbeeld 3 maanden niet wordt gehonoreerd voor een specifieke onderneming komt de bankgarantie eerder terug.

Conceptueel kunnen zich in het geval van GO-Bankgaranties de volgende situaties voordoen:

  • 1. de gestelde bankgarantie loopt op de einddatum af zonder dat de begunstigde heeft geclaimd;

  • 2. onder de gestelde bankgarantie wordt geclaimd, maar de financier besluit om deze claim te honoreren en geen beroep op de staatsgarantstelling te doen;

  • 3. onder de gestelde bankgarantie dreigt te worden geclaimd, maar deze claim kan worden afgewend indien de bankgarantie wordt verlengd. De financier dient hiertoe een verzoek bij de Staat in en legt daarbij bewijs over dat anders een claim onvermijdelijk zou zijn. Doorgaans zal Agentschap NL hier toestemming voor verlenen;

  • 4. onder de gestelde bankgarantie wordt geclaimd en de financier acht het niet verantwoord om de noodzakelijke contante financiering te verstrekken zonder staatsgarantstelling. De bankgarantie kan worden omgezet in een garantie op een lening. Omdat in dit soort gevallen sprake is van tijdelijke uitzonderingssituaties en bovendien de maximale duur van de overheidsgarantstelling beperkt dient te worden, is de maximale duur van de lening vastgesteld op 4 jaar. Tevens wordt dan een premie op de lening vastgesteld die in overeenstemming is met het risico op de lening en dus doorgaans aanmerkelijk hoger ligt dan de premie op de bankgarantie.

  • 5. onder de gestelde bankgarantie wordt geclaimd en de financier acht de financiële positie zodanig dat de kredietfaciliteiten worden opgezegd. Dit is de gebruikelijke gang van zaken bij claims onder garanties. Na uitwinning van zekerheden wordt een eventueel tekort onder de staatsgarantstelling geclaimd.

Alleen in het laatste geval doet de financier een beroep op de garantstelling van de overheid. In het derde en vierde voorbeeld kan de financier nog in een later stadium een beroep doen op de garantstelling.

Artikel 3.12W

Met deze bepaling wordt aangegeven welke sectoren buiten de reikwijdte van de nieuwe paragraaf 3B vallen. Van belang is dat bouw en projectontwikkeling onder de reikwijdte vallen. Zie voor meer toelichting het algemene deel.

Artikel 3.12Y
Eerste lid

Het is mogelijk dat een bankgarantie gedeeltelijk terugkomt. Indien een bankgarantie daardoor lager wordt dan € 250.000, blijft de staatsgarantstelling van toepassing.

Tweede lid

In dit artikel wordt aangegeven dat goedgekeurde bankgarantiefaciliteiten samen met (nog niet afgeloste delen van) leningen die onder de Garantie Ondernemingsfinanciering vallen gezamenlijk niet meer dan € 150 miljoen mogen bedragen.

Artikel 3.12ab

Het subsidieplafond voor de garantstellingen op bankgaranties is opgenomen in de Subsidieregeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2010. Het plafond geldt zowel voor de garantstellingen op bankgaranties als voor de Tijdelijke garantie ondernemingsfinanciering. Artikel 27 van het Kaderbesluit EZ-subisidies is van toepassing. Dit brengt met zich mee dat indien op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag wordt ontvangen, of het een aanvraag is op grond van de paragraaf Garantstelling gericht op bankgaranties of de Tijdelijke garantie ondernemingsfinanciering, de minister de onderlinge rangschikking vaststelt door middel van loting.

Artikel 3.12 ad
Eerste en tweede lid

De financier ontvangt doorgaans voor het beschikbaar stellen van een bankgarantiefaciliteit een eenmalige afsluitprovisie. Over het door de Staat gegarandeerde deel van bankgarantiefaciliteit is de financier in ieder geval bij het goedkeuren van de bankgarantiefaciliteit een bedrag van 0,25% over 50% van de bankgarantiefaciliteit aan de Staat verschuldigd. Indien de afsluitprovisie die de financier uit hoofde van de bankgarantiefaciliteit van de ondernemer ontvangt meer bedraagt dan 0,25%, komt de volgende 0,25% ten goede aan de financier. Al het meerdere, dus boven de 0,5%, over het deel waarover de mogelijkheid tot staatsgarantstelling bestaat, komt ten goede aan de Staat.

Derde lid

Naast de afsluitprovisie kan een financier mogelijk ook een bereidstellingsprovisie in rekening brengen. Indien de opbrengsten uit die bereidstellingsprovisie hoger zijn dan 25 procent van de in rekening gebrachte provisie op bankgaranties, dient de financier het meerdere voor 50% aan de staat af te dragen.

Vierde lid

In het vierde lid is bepaald welk percentage van de periodieke provisie voor de financier is om de gebruikelijke administratieve kosten voor de behandeling van bankgaranties te dekken. De behandelkosten voor afgifte of wijziging van een bankgarantie komen volledig toe aan de financier.

Onderdelen E en F

Projectontwikkeling is een zeer gespecialiseerde economische activiteit die ook voor de financier zeer specifieke deskundigheid vereist. Daarom is het voor de Staat van groot belang dat financieringen die betrekking hebben op projectontwikkeling die onder de garantstelling worden gebracht slechts geschieden door gespecialiseerde financiers. Bij de niet-gespecialiseerde financiers is onvoldoende deskundigheid en ervaring aanwezig om verantwoord risico’s te kunnen inschatten. Dat kan leiden tot schade die onvoldoende door de premies wordt gedekt. Daarom is in de nieuwe aanvraagformulieren voor paragrafen 2 en 3 de vraag opgenomen of projectontwikkeling zal worden ondersteund en zo ja, welke deskundigheid aanwezig is. Aangezien in de huidige overeenkomsten voor paragraaf 2 van hoofdstuk 3 van de SGO een sectorenbepaling is opgenomen, dienen financiers die aan bouw en projectontwikkeling wensen te doen, daarvoor een nieuwe overeenkomst te ondertekenen. Daarvoor is het nieuwe model, inclusief een aantal kleinere wijzigingen, opgenomen.

Artikel II

Het subsidieplafond voor de nieuwe paragraaf 3B valt samen met het plafond van hoofdstuk 3, paragraaf 3 SGO. Dit wordt bewerkstelligd door de aanpassing van punt 1.4 in de tabel van de Regeling openstelling en subsidieplafonds 2010.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.


XNoot
1

Uiterlijk tot ultimo 2012 kunnen nieuwe bankgaranties onder garantie van de GO bankgarantiefaciliteit gebracht worden.

XNoot
2

Provisies worden gerekend over het 50% deel waarop staatsgarantie van toepassing zal zijn.

XNoot
3

Alleen van toepassing indien afsluitprovisie hoger is dan 50 basispunten.

XNoot
4

Alleen van toepassing indien het tarief van de bereidstellingsprovisie hoger is dan een kwart van de garantieprovisie die de bank in rekening brengt voor af te geven bankgaranties.

Naar boven