Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie | Staatscourant 2010, 3442 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie | Staatscourant 2010, 3442 | Besluiten van algemene strekking |
Nederland, Curaçao, Sint Maarten,
Overwegende dat op grond van artikel 50, derde lid, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba de landen onderling een regeling treffen houdende regels voor de kwaliteitszorg en de evaluatie daarvan;
Gelet op artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en artikel 50, derde lid, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
Komen het volgende overeen:
De kwaliteitszorg omvat de systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van de taakuitvoering, de resultaten (output) en het beheer van het politiekorps.
1. De korpsbeheerder draagt zorg voor de regelmatige evaluatie van de kwaliteitszorg van het politiekorps.
2. De evaluatie bestaat uit het op systematische wijze en onderling vergelijkbare wijze uitvoeren van:
a. zelfevaluaties van korpsonderdelen;
b. korpsonderzoeken van de taakuitvoering, de resultaten en het beheer van het politiekorps;
c. kennisoverdracht en informatie-uitwisseling met andere korpsen.
3. Bij de evaluatie wordt in het bijzonder ingegaan op de taakgebieden, genoemd in artikel 7, tweede lid, onder a tot en met c, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de politietaken, bedoeld in artikel 20, derde lid, van deze rijkswet, en de diensten, bedoeld in artikel 26 van deze rijkswet.
4. De korpsbeheerder draagt ervoor zorg dat elke afdeling of elk organisatieonderdeel van het korps ten minste eenmaal per twee jaar een zelfevaluatie uitvoert.
5. De korpsbeheerder draagt ervoor zorg dat het politiekorps eenmaal per vier jaar door een externe auditcommissie een korpsonderzoek laat uitvoeren bestaande uit daarvoor gekwalificeerde politiedeskundigen, die niet in dienst zijn van het eigen politiekorps. De korpsbeheerder kan waarnemers uitnodigen uit andere landen binnen en buiten het Koninkrijk om deel te nemen aan het korpsonderzoek.
6. De auditcommissie is belast met het doen van voorstellen ter verbetering van de kwaliteitszorg.
7. Het rapport van de auditcommissie wordt met de daaraan ten grondslag liggende zelfevaluatie, samen met de visie van de korpschef op het rapport van de auditcommissie, door de auditcommissie en de korpschef aangeboden aan de korpsbeheerder.
8. De korpsbeheerder draagt ervoor zorg dat het korps ten minste eenmaal per twee jaar op basis van de zelfevaluaties en het rapport van de auditcommissies informatie uitwisselt over de taakuitvoering, de resultaten en het beheer van het politiekorps met de overige korpsen binnen het Caribisch deel van het Koninkrijk.
1. In het beleidsplan en jaarverslag van de korpsen wordt inzicht verschaft in het te voeren beleid ten aanzien van de kwaliteitszorg respectievelijk in de bevindingen die het resultaat zijn van het terzake gevoerde beleid. Daarbij wordt in het bijzonder ingegaan op taakgebieden, genoemd in artikel 7, tweede lid, onder a tot en met c, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de politietaken, bedoeld in artikel 20, derde lid, van deze rijkswet, en de diensten, bedoeld in artikel 26 van deze rijkswet.
2. Uit het beleidsplan blijkt welke korpsonderdelen op welk moment een zelfevaluatie zullen uitvoeren. In het jaarverslag wordt verslag gedaan over de zelfevaluaties die zijn uitgevoerd bij de korpsonderdelen.
3. Uit het beleidsplan blijkt wanneer het korpsonderzoek van het politiekorps zal worden uitgevoerd. In het jaarverslag wordt verslag gedaan over de uitvoering van het korpsonderzoek. Voorts wordt in het jaarverslag aangegeven of en zo ja welke maatregelen als gevolg van het korpsonderzoek zijn genomen of zullen worden genomen.
Deze regeling wordt binnen 30 dagen na ondertekening geplaatst in de Staatscourant en de Curaçaosche Courant.
Willemstad, 11 februari 2010
De Minister van Justitie
E.M.H. Hirsch Ballin.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
G. ter Horst.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
A.Th.B. Bijleveld-Schouten.
De gedeputeerde van Constitutionele Zaken
Z.A.M. Jesus-Leito.
De gedeputeerde van Constitutionele Zaken
W. Marlin.
De Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet politie) biedt met artikel 50 een basis voor een stelsel van kwaliteitszorg voor de politie van Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Kwaliteitszorg omvat de systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van de taakuitvoering, de resultaten en het beheer van de politie. In artikel 50, eerste lid, van de Rijkswet politie is reeds neergelegd dat de primaire verantwoordelijkheid van de korpsbeheerders voor de kwaliteitszorg centraal staat in het stelsel van integrale kwaliteitszorg. Zij besteden systematisch aandacht aan de kwaliteit van de taakuitvoering, de resultaten (output) en het beheer van hun politiekorpsen. Kernelementen van de kwaliteitszorg zijn de verbeteringsgerichtheid, het systematische en integrale karakter, het vergroten van het lerend vermogen van de organisatie, en de evaluatie van de kwaliteitszorg.
Artikel 50, derde lid, van de Rijkswet politie schrijft voor dat de landen onderling een regeling treffen voor de kwaliteitszorg en de evaluatie daarvan. Deze onderlinge regeling is daarvan de uitwerking. In deze regeling wordt in artikel 2 voorgeschreven op welke wijze de korpsbeheerder de kwaliteitszorg binnen zijn korps dient te evalueren. De korpsbeheerder van elk van de korpsen hanteren daarbij dezelfde systematiek. Daarbij wordt gebruik gemaakt van zo veel mogelijk gezamenlijk te ontwikkelen en vast te stellen handleidingen voor de korpsaudits en de visitaties. Doordat de korpsbeheerders zijn overeengekomen dezelfde systematiek en de in dat kader zo veel mogelijk gezamenlijk te ontwikkelen en vast te stellen handleidingen te hanteren, wordt de objectiviteit en vergelijkbaarheid van de evaluaties en de korpsonderzoeken bevorderd.
De kwaliteitsverbetering is onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering en vormt in beginsel geen extra werkbelasting. Wel kan de invoering van een gezamenlijk stelsel van kwaliteitszorg van de drie korpsen in de aanloopfase enige extra investering aan menskracht vergen. Die extra inspanning kan per korps verschillen, maar is op zichzelf bezien slechts een onderdeel van het verbetertraject van elk van de politiekorpsen.
In dit artikel wordt aangegeven wat onder kwaliteitszorg wordt verstaan.
De primaire verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder voor de kwaliteit van de taakuitvoering, de resultaten en het beheer van het politiekorps komt ook tot uitdrukking in de evaluatie van de kwaliteitszorg. De evaluatie van de kwaliteitszorg verloopt via de zelfevaluatie van korpsonderdelen, de uitwisseling van kennis en informatie en het korpsonderzoek dat in het dagelijks taalgebruik ook wordt aangeduid als korpsaudit.
Daarnaast kan ook de inspectie door de Raad voor de rechtshandhaving een belangrijke rol spelen. De Raad voor de rechtshandhaving is op basis van de Rijkswet Raad voor de rechtshandhaving belast met de algemene inspectie van onder andere de politie. De Raad voert de inspecties uit met betrekking tot de effectiviteit, de kwaliteit van de taakuitvoering en het beheer (artikel 3, tweede lid).
Het zwaartepunt in de evaluatie van de kwaliteitszorg ligt bij het korps zelf, te weten bij de zelfevaluatie van de korpsonderdelen en de korpsaudit. Deze elementen worden in dit artikel geregeld. De evaluatie van de kwaliteitszorg vindt plaats op een systematische en onderling vergelijkbare wijze. Onder systematisch wordt hier verstaan dat de evaluatie periodiek plaatsvindt alsmede dat daarbij eenzelfde methodiek wordt gehanteerd.
Bij de evaluatie wordt in het bijzonder ingegaan op samenwerking tussen de landen. Op basis van de Rijkswet politie krijgt de politiesamenwerking – naast onderling overleg, de in deze rijkswet voorgeschreven onderlinge regelingen, onderlinge bijstand en onderwijs – ook gestalte in de gemeenschappelijke voorziening politie. De gemeenschappelijke voorziening politie oefent als zodanig geen zelfstandige politietaak uit, maar is in de eerste plaats een organisatie die mensen, middelen en materieel beschikbaar stelt aan de korpsen van de landen ten behoeve van in artikel 7, tweede lid, onder a tot en met c, van de Rijkswet politie genoemde taakgebieden. De taakgebieden zijn ingebed in de korpsen onder leiding van de korpschef. Onverminderd de verantwoordelijkheid van de directeur van de gemeenschappelijke voorziening politie voor de kwaliteit voor het personeel van de gemeenschappelijk voorziening politie dat beschikbaar wordt gesteld, is de korpsbeheerder op grond van artikel 50 van de rijkswet verantwoordelijk voor zijn korps.
Omdat een goede samenwerking van de landen mede zorg draagt voor de kwaliteit van het korps, is in artikel 2, derde lid, bepaald dat bij de evaluatie ook wordt ingegaan op die terreinen waarbij de gemeenschappelijke voorziening politie ondersteuning biedt.
Bij de zelfevaluatie van korpsonderdelen staan het verbeteren en het verkrijgen van inzicht centraal. Onder korpsonderdelen wordt in dit verband verstaan de territoriale onderdelen (wijkteams of -eenheden) en de functionele onderdelen (bijv. opsporing en bedrijfsvoering). De wijze waarop een zelfevaluatie wordt uitgevoerd is in beginsel vrij, maar zal mede geschieden met behulp van een handleiding die aanknopingspunten biedt voor die zelfevaluatie. De korpsbeheerder is er verantwoordelijk voor dat elk korpsonderdeel ten minste eenmaal per twee jaar een zelfevaluatie verricht.
Eén maal per vier jaar wordt aan de hand van de zelfevaluaties een korpsaudit ofwel korpsonderzoek uitgevoerd. Het doel ervan is het door externen eenmaal in de vier jaar ter plekke en aan de hand van documentatie vormen van een oordeel over de kwaliteit van het beheer, de taakuitvoering en de resultaten, alsmede het doen van aanbevelingen daarover. Het rapport van de auditcommissie en de daaraan ten grondslag liggende documenten worden openbaar gemaakt.
De korpsaudit vindt primair plaats aan de hand van een door het korps zelf opgestelde beschrijving en zelfevaluaties van het korps. De korpsaudit geeft vervolgens een op feiten gebaseerd beeld van de staat van kwaliteit van een korps. Daarbij zijn per aandachtsgebied sterke punten en verbeterpunten benoemd. Om een goed en afgewogen oordeel te kunnen geven kan het auditteam zich in het korps oriënteren. Ook waarnemers van de andere korpsen binnen het Caribisch deel van het Koninkrijk, maar ook uit andere landen, kunnen op uitnodiging worden toegevoegd aan de auditcommissies. Het staat de korpsbeheerder derhalve vrij een korpschef van een ander korps, een hoofdofficier van een ander land binnen het Koninkrijk, dan wel een vertegenwoordiger van een korpsbeheerder van een ander korps binnen het Koninkrijk uit te nodigen.
De korpsaudit wordt in hoofdzaak uitgevoerd door gekwalificeerde auditors. Daarvoor wordt een politiespecifieke auditoropleiding ontwikkeld.
Daarnaast kunnen ook anderen worden uitgenodigd deel te nemen aan een auditcommissie. Daarbij kan niet alleen worden gedacht aan experts, maar ook aan belanghebbenden, vertegenwoordigers van vakbonden of vertegenwoordigers van andere organisaties die regelmatig samenwerken met de politiekorpsen. Verder is het denkbaar dat andere landen worden uitgenodigd eigen expertise te leveren.
Het ligt daarbij gelet op de eigen verantwoordelijkheden van de Raad voor de rechtshandhaving, niet voor de hand dat leden van deze raad deel uitmaken van de auditcommissies. Wel kunnen uiteraard de auditrapporten door de Raad voor de rechtshandhaving betrokken worden bij de uitvoering van de toezichts- en inspectietaak van de Raad.
Op basis van de zelfevaluaties van de korpsen kan kennisuitwisseling en kennisoverdracht over de kwaliteitszorg en de evaluatie daarvan plaatsvinden tussen de korpsen in het Caribisch gebied. Het doel daarvan is om aan de hand van onderlinge vergelijking en informatie-uitwisseling een verdere verbetering van het functioneren van de korpsen te bevorderen. Die informatie-uitwisseling kan op verschillende wijzen vorm en inhoud worden gegeven. De korpsen kunnen bijvoorbeeld visitatiecommissies instellen, maar ook kan door workshops en expertmeetings het beoogde doel worden bereikt. Ook kunnen de korpschefs de kennis en ervaringen in hun reguliere overleggen bespreken.
De doelstellingen en de wijze waarop in een korps systematisch aandacht aan de kwaliteit van de taakuitvoering, de resultaten en het beheer wordt geschonken, dienen te zijn gebaseerd op de beleidsplannen/jaarplannen van het korps. Wat daadwerkelijk is gerealiseerd van de beleidsvoornemens met betrekking tot het verbeteren van de kwaliteit van het desbetreffende politiekorps en de bevindingen van de korpsbeheerder daarover, is terug te vinden in het jaarverslag. Zo dient uit het jaarverslag te blijken welke korpsonderdelen een zelfevaluatie hebben uitgevoerd en wanneer de korpsaudit heeft plaatsgevonden, en wat de eventuele maatregelen zijn die op grond daarvan zijn of worden genomen. In de jaarplannen wordt aangegeven wanneer die vormen van evaluatie gaan plaatsvinden en wat met de uitkomsten van de evaluaties zal worden gedaan. Daarmee is de kwaliteitszorg van de korpsen en van de gemeenschappelijke voorziening politie ingebed in de reguliere beleids- en beheerscycli en blijft het primair gericht op het verbeteren van het politiewerk.
De Minister van Justitie
E.M.H. Hirsch Ballin.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
G. ter Horst.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
A.Th.B. Bijleveld-Schouten.
De gedeputeerde van Constitutionele Zaken
Z.A.M. Jesus-Leito.
De gedeputeerde van Constitutionele Zaken
W. Marlin.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010-3442.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.