Aanwijzing OM-afdoening

Categorie: Vervolging

Rechtskarakter: Aanwijzing in de zin van artikel 130, lid 4 Wet RO

Afzender: College van procureurs-generaal

Adressaat: Hoofden van de parketten

Registratienummer: 2010A001

Datum vaststelling: 15-02-2010

Datum inwerkingtreding: 01-04-2010

Geldigheidsduur: 31-03-2014

Publicatie in Stcrt.: PM

Vervallen:Aanwijzing OM-afdoening (2008A028)

Relevante beleidsregels OM: Aanwijzing executie (vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen van meerderjarigen, geldboetes,schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen, Europese geldelijke sancties en toepassingen voorwaardelijke invrijheidstelling (2008A013)

Aanwijzing Kader voor Strafvordering (2007A019) Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen voor misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (2010R003)

Aanwijzing gebruik sepotgronden (2009A016)

Wetsbepalingen: Wet OM-afdoening en Wet van 26 april 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet OM-afdoening en enige andere wetten in verband met het wegnemen van enkele technische onvolkomenheden

Jurisprudentie: –

Bijlage(n): 1. Zaakstromen: schema

2a. Contra-indicaties: schema

2b. Stroomschema contra-indicaties

3. Leidraad informatieverstrekking OM-afdoening

4. Leidraad Kennisneming van alle processtukken (33 Sv)

Samenvatting

In deze Aanwijzing wordt de achtergrond geschetst van de regeling die door de Wet OM-afdoening met ingang van 1 februari 2008 in het Wetboek van Strafvordering (Sv) is doorgevoerd1, waarna definities van de belangrijkste op basis van deze wet geïntroduceerde termen, worden gegeven. De Wet OM-afdoening regelt kort gezegd dat het Openbaar Ministerie (verder: OM) in plaats van het aanbieden van een transactie, een zaak zelf buitengerechtelijk kan bestraffen. Ook de (buitengewoon) opsporingsambtenaar kan bij feitgecodeerde overtredingen een zaak zelf buitengerechtelijk bestraffen. Een schematisch overzicht van de gefaseerde invoering is te vinden in Bijlage 1: Zaakstromen. Deze Aanwijzing is gezien de invoering per zaakstroom een groeidocument dat periodiek wordt aangepast. Deze versie geldt voor het uitvaardigen van strafbeschikkingen voor 1) overtredingen van artikel 8 Wegenverkeerswet 1994 (WVW1994), waarbij uitsluitend een geldboete en/of ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt opgelegd en 2) feitgecodeerde overtredingen (zie Bijlage 1).

Naast de strafbeschikking, uitgevaardigd door de officier van justitie op grond van artikel 257a Sv, kan de strafbeschikking op grond van artikel 257b Sv worden uitgevaardigd door de (buitengewoon) opsporingsambtenaar. De (buitengewoon) opsporingsambtenaar kan strafbeschikkingen uitvaardigen voor feitgecodeerde overtredingen, voor zover hij bevoegd is tot opsporing van die zaken.

De bestuurlijke strafbeschikking2, met als grondslag artikel 257b van het Wetboek van Strafvordering, wordt uitgevaardigd met betrekking tot een overlastfeit door buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van een gemeente die heeft gekozen voor de bestuurlijke strafbeschikking. Het OM gaat in geval de bestrafte verzet instelt in beginsel tot oproeping van de verdachte over. Er is in beginsel geen ruimte voor het OM om zaken op beleidsmatige gronden te seponeren door middel van intrekking van de bestuurlijke strafbeschikking. Het OM zal in de praktijk derhalve uitsluitend seponeren om juridisch-technische redenen. Na verzet bestaat wel de mogelijkheid dat de bestuurlijke strafbeschikking wordt gewijzigd.

Het uitvaardigen van een strafbeschikking is een daad van vervolging. Als een zaak voldoet aan de in deze Aanwijzing uitgewerkte beleidsmatige criteria voor het uitvaardigen van een strafbeschikking, kan deze niet meer worden afgedaan met het aanbieden van een transactie. Wanneer gewerkt gaat worden met het geven van (gedrags)aanwijzingen in een strafbeschikking, zal het voorwaardelijk sepot in beperkte mate mogelijk blijven voor feiten die met een strafbeschikking kunnen worden afgedaan.

Naast wettelijke criteria die het uitvaardigen van een strafbeschikking uitsluiten, bestaan eveneens beleidsmatige contra-indicaties voor het uitvaardigen van een strafbeschikking. Dit kunnen dwingende contra-indicaties zijn of facultatieve. In Bijlage 2a: contra-indicaties zijn de wettelijke criteria en belangrijkste contra-indicaties voor het uitvaardigen van strafbeschikkingen opgenomen. Ter verduidelijking zijn de bepalingen uit de Bijlagen 1 en 2a in Bijlage 2b in een stroomschema opgenomen.

Voor het opleggen van een ontzegging van de bevoegdheid een motorrijtuig te besturen verplicht de wet het OM de verdachte te horen. Het College van procureurs-generaal heeft besloten dat dit horen niet mag worden gemandateerd. Daarnaast moet het horen fysiek gebeuren op een OM-zitting. In de Memorie van Toelichting van de Wet OM-afdoening wordt de mogelijkheid gecreëerd ook telefonisch te horen, maar daarvan wordt nog geen gebruik gemaakt. De verdachte dient te worden gehoord over het feit en over zijn bereidheid aan de OBM te voldoen. Zonder deze bereidverklaring kan de OBM wettelijk gezien niet worden opgelegd. Op de OM-zitting is een administratief medewerker aanwezig die een schriftelijk verslag opstelt; tevens kunnen een tolk en een raadsman aanwezig zijn.

Degene jegens wie een strafbeschikking wordt uitgevaardigd, wordt in de beleidsregels van het OM ‘bestrafte’ genoemd. Hij3 kan tegen de strafbeschikking verzet doen, waarna de zaak in volle omvang door de rechter wordt beoordeeld, tenzij de officier van justitie de strafbeschikking intrekt of de strafbeschikking wijzigt waarna alsnog door de bestrafte aan de gewijzigde strafbeschikking wordt voldaan. Een bestrafte kan zijn verzet ook weer intrekken of afstand doen van verzet. Dit laatste kan hij doen door vrijwillige voldoening aan de strafbeschikking of schriftelijk, in aanwezigheid van een raadsman. De verzetstermijn bedraagt twee weken vanaf het moment dat de strafbeschikking hem in persoon is uitgereikt of zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan, waaruit voortvloeit dat de strafbeschikking hem bekend is. Naar aanleiding van het verzet kan de officier van justitie na een herbeoordeling de strafbeschikking intrekken of wijzigen of een oproeping voor de terechtzitting doen uitgaan. Het verzet schorst de executie van de strafbeschikking of schort de executie van de strafbeschikking op. Deze kan echter worden hervat als naar het oordeel van het OM vaststaat dat het verzet evident na het verstrijken van de termijn is gedaan.

Ter zitting zal de officier van justitie geen hogere boete eisen dan het bedrag van de strafbeschikking, tenzij de bestrafte geen inhoudelijke gronden aanvoert waarop zijn verzet is gebaseerd. Als de zaak terechtzitting is aangebracht na mislukte executie, wordt in principe een zwaardere straf geëist. Daarbij moet rekening worden gehouden met de reeds (gedeeltelijk) ten uitvoer gelegde straf.

De executie van de strafbeschikking vindt plaats op basis van artikel 257g Sv, minimaal veertien dagen na toezending of uitreiking in persoon van het afschrift van de strafbeschikking, tenzij afstand van verzet is gedaan. Bij strafbeschikkingen is geen betekening voorschreven.

Als geen volledig verhaal heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie de kantonrechter in het arrondissement waar de bestrafte woont, verzoeken te worden gemachtigd het dwangmiddel gijzeling toe te passen in zaken waarin een geldboete is opgelegd. Op het parket Leeuwarden is de Landelijk strafbeschikkingsofficier werkzaam, die onder meer door het CJIB voorbereide vorderingen machtiging gijzeling beoordeelt. Na mislukte executie kan de bestrafte alsnog worden gedagvaard.

Ieder ander dan de bestrafte en zijn raadsman kan op grond van artikel 257h Sv een afschrift van een stafbeschikking aanvragen bij het OM. De procedure voor dergelijke verstrekkingen is afgestemd met het beleid van de Raad voor de rechtspraak met betrekking tot het verstrekken van afschriften en vonnissen. De wijze van verstrekking is beschreven in Bijlage 3: Leidraad informatieverstrekking OM-afdoening.

De bestrafte zelf kan op basis van artikel 33 Sv inzake krijgen in alle processtukken.

Een strafbeschikking bevat een schuldvaststelling. Dit houdt in dat geen strafbeschikking wordt uitgevaardigd als niet vastgesteld kan worden dat de verdachte het feit heeft begaan. Daarnaast betekent dit dat de bestrafte die in de strafbeschikking berust, achteraf niet kan beweren dat zijn schuld niet is vastgesteld.

De wet bepaalt dat indien een zaak na uitvaardigen van een strafbeschikking alsnog voor de rechter wordt gebracht, deze de zaak alsnog integraal beoordeelt. Tegen het vonnis van de rechter staan de gewone rechtsmiddelen open.

Achtergrond

De ‘Wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten’ (verder: de Wet OM-afdoening)4 maakt het mogelijk dat het OM misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en alle overtredingen door het uitvaardigen van een strafbeschikking zelf bestraft. Voorwaardelijke sancties worden bij de strafbeschikking door deze wet niet mogelijk gemaakt.

Naast het OM kunnen ook (buitengewoon) opsporingsambtenaren en lichamen of personen met een publieke taak belast of het bestuur van de Belastingdienst of de inspecteur van de Belastingdienst strafbeschikkingen uitvaardigen. De kern van de wet is dat de juridische grondslag van de buitengerechtelijke afdoening wordt aangepast. De strafbeschikking strekt niet ter voorkoming van vervolging, zoals bij de transactie het geval is, maar het is een afdoeningsvorm waarin de zaak wordt vervolgd en bestraft. Daarmee komt de strafbeschikking, wat haar karakter betreft, meer overeen met een rechterlijke veroordeling. De strafbeschikking levert zonder tussenkomst van de rechter een executoriale titel op. Het procesinitiatief komt bij de bestrafte te liggen: als hij het niet eens is met de uitgevaardigde strafbeschikking kan hij verzet doen, waarna de zaak alsnog in volle omvang door de rechter zal worden beoordeeld.

Omdat de Wet OM-afdoening per zaakstroom wordt ingevoerd, kan niet direct voor alle misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en alle overtredingen een strafbeschikking worden uitgevaardigd. Ook zullen niet vanaf de ingangsdatum alle sancties kunnen worden opgelegd. Binnen de huidige zaakstromen die met een strafbeschikking (zullen) worden afgedaan, is gestart met de geldboete en/of de OBM voor overtredingen van artikel 8 WVW1994 en met de kale geldboete voor het plegen van overlastfeiten in de vier grote gemeenten: Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag.

Deze Aanwijzing is opgesteld als een groeidocument en wordt periodiek aangepast op basis van de gefaseerde inwerkingtreding van de wet. Deze versie geldt voor het uitvaardigen van strafbeschikkingen voor bovengenoemde feiten en afdoeningsmodaliteiten: overtredingen van artikel 8 Wegenverkeerswet (WVW 1994), waarbij uitsluitend een kale geldboete en/of een OBM wordt/worden opgelegd (zie Bijlage 1) alsmede voor het uitvaardigen van strafbeschikkingen door opsporingsambtenaren of de officier van justitie voor overtredingen van feitgecodeerde overtredingen, zoals genoemd in artikel 3.3 onder b van het Besluit OM-afdoening.

Definities

Strafbeschikking:

de beschikking waarin straffen, maatregelen en (gedrags)aanwijzingen opgelegd en gegeven kunnen worden aan plegers van misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en aan degenen die een overtreding hebben begaan.5

OM-strafbeschikking:

de door de officier van justitie op grond van artikel 257a Sv uitgevaardigde strafbeschikking.

Politiestrafbeschikking:

de door de opsporingsambtenaar op grond van artikel 257b Sv uitgevaardigde strafbeschikking.

Bestuurlijke strafbeschikking6:

een door een buitengewoon opsporingsambtenaar (in dienst van een gemeente die heeft gekozen voor de bestuurlijke strafbeschikking en dit heeft gemeld bij het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen) op grond van artikel 257b Sv uitgevaardigde strafbeschikking met betrekking tot een overlastfeit.

Bestrafte:

degene jegens wie een strafbeschikking is uitgevaardigd.

Verzet:

het rechtsmiddel ex art. 257e Sv dat de bestrafte kan instellen als hij het niet eens is met de uitgevaardigde strafbeschikking.

Gijzeling:

het dwangmiddel ex art. 578b Sv waartoe de officier van justitie op verzoek door de kantonrechter tot toepassing kan worden gemachtigd om bestraften tot betaling te dwingen.

Feitgecodeerde overtredingen:

de zaken genoemd in artikel 3.3 van het Besluit OM-afdoening.

Overlastfeit:

een strafbaar feit dat overlast in de openbare ruimte betreft en dat staat vermeld in de Bijlage bij de Vergoedingsregeling gemeenten voor handhaving parkeren en overlast 2010.

Invoering

De Wet OM-afdoening wordt per zaakstroom ingevoerd. Voorlopig zal daarom de transactie nog naast de strafbeschikking blijven bestaan. Als een zaak voldoet aan de in deze Aanwijzing opgenomen beleidsmatige criteria voor het uitvaardigen van een strafbeschikking, mag echter geen transactie worden aangeboden. (In Bijlage 2b bij deze Aanwijzing zijn de belangrijkste criteria in een stroomschema opgenomen).

In Bijlage 1 bij deze Aanwijzing is een schema opgenomen waarin de invoering is uitgewerkt. In dit schema is opgenomen vanaf welk moment waar specifieke feiten met een strafbeschikking kunnen worden afgedaan. Hieronder volgen enkele algemene opmerkingen met betrekking tot dit schema.

Artikel 8 WVW94

Sinds 1 februari 2008 worden strafbeschikkingen uitgevaardigd voor overtredingen van artikel 8 WVW 1994 waarvoor in de strafbeschikking alleen geldboetes en/of (vanaf februari 2009) een OBM worden opgelegd. Een deel van deze zaken wordt direct door het CJIB afgedaan, een ander deel komt via het CJIB binnen bij de Centrale Verwerkingseenheid Openbaar Ministerie (CVOM). Wanneer in een zaak een OBM geïndiceerd is, plant de CVOM een OM-zitting bij het parket van het arrondissement waar de overtreding is gepleegd en bereidt deze voor. Daarna stuurt de CVOM de zaak naar dit parket door voor de uitvoering van de OM-zitting door een plaatselijke officier van justitie en administratief medewerker. De CVOM verwerkt het verzet tegen de strafbeschikking. Als een zaak voldoet aan de beleidsmatige criteria zoals aangegeven in deze Aanwijzing, dient in beginsel een strafbeschikking te worden uitgevaardigd.

Feitgecodeerde overtredingen

Begin 2009 zijn Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht gestart met de strafbeschikking voor overlastfeiten op grond van artikel 257a Sv. Vanaf 1 januari 2010 is de strafbeschikking voor overlastfeiten op grond van artikel 257a Sv beschikbaar voor de gemeenten in de arrondissementen Zwolle/Lelystad en Almelo. Per 1 april 2010 zal de politiestrafbeschikking voor feitgecodeerde overtredingen, waar tevens voornoemde overlastfeiten onder vallen, met als basis artikel 257b van het Wetboek van Strafvordering gefaseerd, dat wil zeggen per arrondissement7, worden ingevoerd. Deze uitrol zal als volgt plaatsvinden:

1 april 2010

Almelo

Utrecht

Zwolle/Lelystad

1 juni 2010

Dordrecht

Rotterdam

1 september 2010

Alkmaar

Amsterdam

Assen

Groningen

Haarlem

Leeuwarden

1 oktober 2010

Breda

Den Haag

Middelburg

1 november 2010

Arnhem

Zutphen

1 december 2010

Den Bosch

Maastricht

Roermond

Voor opsporingsambtenaren van het KLPD en de KMAR geldt dat zij in de arrondissementen waar strafbeschikkingen op grond van artikel 257b Sv worden uitgevaardigd zij voor de aangewezen feiten ook strafbeschikkingen zullen uitvaardigen en geen gebruik meer maken van de transactiebevoegdheid.

De stapsgewijze invoering kan leiden tot verschillende afdoeningsmodaliteiten. In de Memorie van Toelichting is hierop reeds geanticipeerd:

‘De gefaseerde overgang impliceert dat de bepalingen inzake de transactie nog enige tijd naast de regeling van de strafbeschikking zullen blijven bestaan. Gedurende de periode waarin de transactie en de strafbeschikking naast elkaar bestaan, zal de toepassing van beide modaliteiten door richtlijnen nader worden ingevuld. Niet uit te sluiten valt dat gedurende die periode in sommige gevallen eenzelfde gedraging langs beide wegen kan worden afgedaan. In die gevallen is de keuze aan het OM. De gemelde richtlijnen strekken er niet toe, belangen van de verdachte te beschermen, doch faciliteren de overgang van het ene naar het andere systeem; een overgang die noodzakelijkerwijs enige ongelijkheid in behandeling met zich mee brengt. Een verweer met de strekking dat een transactie had moeten worden aangeboden, en dat niet een strafbeschikking had moeten worden uitgevaardigd, heeft dan ook geen kans van slagen.’8

Strafbeschikkingen

1. OM-strafbeschikking (OM-SB) (257a Sv)

Op grond van artikel 257a Sv kan de officier van justitie, indien hij vaststelt dat een overtreding is begaan dan wel een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaar, een strafbeschikking uitvaardigen.

De officier van justitie kan onder meer opleggen: een geldboete tot het wettelijk toegestane maximum, een taakstraf van maximaal 180 uur, een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (verder: OBM) voor ten hoogste zes maanden, een schadevergoedingsmaatregel voor het slachtoffer, de maatregel onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen en diverse aanwijzingen, waaronder gedragsaanwijzingen.

2.1 Politiestrafbeschikking (PSB) (257b Sv)

Niet alleen de officier van justitie is bevoegd strafbeschikkingen uit te vaardigen. Strafbeschikkingen kunnen ook worden uitgevaardigd door (buitengewoon) opsporingsambtenaren. Op grond van artikel 3.2 van het Besluit OM-afdoening is voor feitgecodeerde overtredingen de strafbeschikkingsbevoegdheid toegekend aan:

  • de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, aanhef en onder b, van de wet, alsmede aan de ambtenaren die een basisopleiding volgen aan de Politieacademie, uitsluitend gedurende hun praktijkstage bij een politiekorps;

  • de militairen van de Koninklijke marechaussee, bedoeld in artikel 141, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering, voor de gevallen waarin deze militairen zijn belast met de uitvoering van politietaken, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van de Politiewet 1993;

  • de buitengewoon opsporingsambtenaren, voor zover deze ambtenaren bevoegd zijn tot de opsporing van die zaken.

De strafbeschikking die wordt uitgevaardigd door (buitengewoon) opsporingsambtenaren vervangt de politietransactie (art. 74c Sr). In gevallen waarin sprake is van feitgecodeerde overtredingen kunnen (buitengewoon) opsporingsambtenaren voor zover zij bevoegd zijn tot opsporing van die zaken strafbeschikkingen uitvaardigen waarin een geldboete wordt opgelegd.

De overtredingen waarvoor (buitengewoon) opsporingsambtenaren een strafbeschikking mogen uitvaardigen en de daarvoor vastgestelde boetebedragen, zijn vastgelegd in het Besluit OM-afdoening en in de Richtlijn voor strafvordering, tarieven en feitomschrijvingen voor misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

De strafbeschikking in handen van (buitengewoon) opsporingsambtenaren wordt door middel van een aankondiging van strafbeschikking bekend gemaakt. Het CJIB verzendt de strafbeschikking naar de bestrafte. Formeel wordt de strafbeschikking dus door de (buitengewoon) opsporingsambtenaar uitgevaardigd.

Buitengewoon opsporingsambtenaren

Om de strafbeschikking te kunnen doen uitvaardigen moet een bestuursorgaan buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s) in dienst hebben die bevoegd zijn tot opsporing van strafbare feiten en het opstellen van het proces-verbaal waarvoor de strafbeschikking wordt uitgevaardigd. Voorts dient de BOA en/of het bestuursorgaan het administratieve proces op orde te hebben.

Toezicht op buitengewoon opsporingsambtenaren

Het OM is op grond van het Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BBO) toezichthouder op de BOA. Naast het OM is de politie direct toezichthouder. De BOA behoort te zijn toegerust voor het opmaken van een goed proces-verbaal en het aanbieden van een aankondiging van strafbeschikking. Als bij het OM twijfel bestaat over de kwaliteit van de BOA als opsporingsambtenaar, bijvoorbeeld omdat een (klein) deel van de processen-verbaal (ernstige) tekortkomingen vertoont of omdat er klachten over het optreden van de BOA bij het OM zijn binnengekomen, wordt het bestuursorgaan verzocht passende maatregelen te treffen. Blijven dergelijke maatregelen achterwege of leiden de genomen maatregelen niet tot het gewenste resultaat, dan kan het OM bij de dienst JUSTIS van het Ministerie van Justitie een verzoek indienen tot schorsing of intrekking van de opsporingsbevoegdheid van de betreffende BOA.

Als het gebrek aan kwaliteit bij een bestuursorgaan niet is beperkt tot een enkele BOA, maar een deel van het handhavingsapparaat van het bestuursorgaan op het gebied van BOA’s betreft, wordt de op basis van deze aanwijzing verleende bevoegdheid een aankondiging van strafbeschikking aan te bieden na overleg met het bestuursorgaan tijdelijk geschorst of ingetrokken, totdat blijkt dat de kwaliteit van de opsporing(-sambtenaren) aantoonbaar is verbeterd. Het lokale parket, dat verantwoordelijk is voor het maken van de verwervingsafspraken en de terugkoppeling met betrekking tot kwaliteit, neemt hiertoe de nodige stappen.

Opmaken proces-verbaal

Het proces-verbaal moet worden opgemaakt naar aanleiding van een concrete verdenking van en schuldvaststelling aan een strafbaar feit. Het proces-verbaal heeft de vorm van een zogenaamd verkort proces-verbaal/mini-proces-verbaal. Op basis hiervan wordt – via het CJIB – een strafbeschikking uitgevaardigd. Er moet te allen tijde rekening worden gehouden met het feit dat wanneer de verdachte de strafbeschikking niet betaalt en hiertegen verzet doet, een uitgebreid proces-verbaal moet worden opgemaakt; de gegevens in het verkort proces-verbaal zijn vaak onvoldoende voor de inhoudelijke behandeling van het verzet door de rechter. Daarom moeten de volledige gegevens over het strafbare feit, die mogelijk nodig zijn voor het maken van een uitgebreid proces-verbaal, worden vastgelegd. Indien een uitgebreid proces-verbaal wordt opgemaakt, dient de opsporingsambtenaar bij dit proces-verbaal de overtreden regelgeving (zoals het overtreden artikel uit de Algemene Plaatselijke Verordening), zoals geldend op de pleegdatum, te voegen.

Dit uitgebreide proces-verbaal dient via het CJIB ter verdere vervolging te worden ingezonden aan de CVOM.

Het OM houdt toezicht op de kwaliteit van de aangeleverde strafbeschikkingen en processen-verbaal door de inzendende instanties. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de strafbeschikkingen en de processen-verbaal ligt bij opsporingsambtenaren en de inzendende instanties, die ervoor moeten zorgen dat de strafbeschikkingen en processen-verbaal de kwaliteitstoets doorstaan. Het feit dat het proces-verbaal door buitengewoon opsporingsambtenaren wordt opgemaakt, bij voorkeur door buitengewoon opsporingsambtenaren die hiertoe speciaal zijn opgeleid,zal voldoende garantie bieden voor de inhoudelijke kwaliteit ervan.

Afspraken tussen de inzendende instanties en het OM over de benodigde kwaliteit kunnen gaan over aan welke eisen het proces-verbaal, naast de wettelijke eisen, moet voldoen en hoe de inzendende instantie de kwaliteit waarborgt.

Hoewel het OM bij het uitvaardigen van een strafbeschikking door een (buitengewoon) opsporingsambtenaar zich geen inhoudelijk oordeel kan vormen omtrent de schuld van de te bestraffen persoon, stelt het OM aan die uitvaardiging de eis dat de (buitengewoon) opsporingsambtenaar eerst tot uitvaardiging overgaat nadat vast is gesteld dat aan alle eisen van strafvordering is voldaan. In die zin mag een op grond van artikel 257b Sv uitgevaardigde strafbeschikking in ieder geval niet afwijken van een onder artikel 257a Sv uitgevaardigde strafbeschikking.

Bewaartermijn

De gegevens worden vanaf de pleegdatum door de gemeente en andere inzendende instanties bewaard gedurende een periode groot de vervolgingsverjaringstermijn (bij overtredingen drie jaar) en een jaar daarna of tot een jaar na het afloopbericht van het CJIB, zodat het mogelijk is een uitgebreid proces-verbaal op te maken.

Inzendtermijn proces-verbaal

Het opgemaakte proces-verbaal9 dient door de politie en opsporingsinstanties zo spoedig mogelijk na pleegdatum aan het CJIB te worden gestuurd, zodat het uiterlijk binnen 60 dagen na pleegdatum is geregistreerd bij het CJIB in het geautomatiseerde systeem voor de verwerking van strafbeschikkingen. Via de Commissie Feiten en Tarieven kunnen afwijkingen van deze termijn worden afgesproken op grond van afwijkende regionale afspraken met het lokale arrondissementsparket. In de gevallen dat het CJIB het proces-verbaal voor de buitengewoon opsporingsambtenaar invoert, geldt een aanlevertermijn van veertig dagen aan de Invoerunit van het CJIB. De Invoerunit heeft zo voldoende tijd om eventuele aanpassingen en wijzigingen te coördineren.

Intrekken en wijzigen van strafbeschikkingen uitgevaardigd door opsporingsambtenaren

Het Wetboek van Strafvordering geeft de (buitengewoon) opsporingsambtenaar die een strafbeschikking heeft uitgevaardigd niet de bevoegdheid deze strafbeschikking in te trekken dan wel te wijzigen. Uit de Memorie van Toelichting en artikel 257e, achtste lid, Sv blijkt dat de bevoegdheid strafbeschikkingen in te trekken en te wijzigen enkel toekomt aan de officier van justitie. Indien de (buitengewoon) opsporingsambtenaar van oordeel is dat een strafbeschikking ingetrokken dan wel gewijzigd moet worden, wordt daartoe een intrekkings- of wijzigingsverzoek aan het CJIB gedaan. De onbezoldigd ambtenaren van het OM bij het CJIB beoordelen deze verzoeken met inachtneming van het daartoe verstrekte mandaat.

Intrekkings- en wijzigingsverzoeken worden met inachtneming van de afspraken daarover elektronisch dan wel met behulp van de juiste formulieren ingediend binnen de daarvoor afgesproken termijnen. Het intrekkings-/wijzigingsverzoek moet zijn ondertekend door daartoe geautoriseerde personen.

Indien de zaak dient te worden ingetrokken, bepaalt de onbezoldigd ambtenaar van het OM bij het CJIB de van toepassing zijnde sepotcode, waarbij de inhoud van het verzoek als leidraad geldt. Afhankelijk van de sepotcode ontvangt de bestrafte eventueel het al voldane bedrag retour en indien van toepassing wordt het sepot verwerkt in de documentatie van verdachte.

Indien de strafbeschikking dient te worden gewijzigd, vindt dat plaats in opdracht van de genoemde onbezoldigd ambtenaar van het OM.

Indien het intrekkingsverzoek is geaccordeerd, informeert het CJIB de verdachte/bestrafte over het seponeren van de zaak.

Directe betaling

In geval krachtens artikel 257b Sv een strafbeschikking door een buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van een gemeente zal worden uitgevaardigd, kan directe betaling van de geldboete, zoals bedoeld in artikel 3a van het Besluit tenuitvoerlegging geldboetevonnissen, mogelijk worden gemaakt op het moment dat bestaande praktische problemen bij de verwerking van de directe betaling zijn ondervangen.

2.2 Bestuurlijke strafbeschikking (BSB)

Naast de PSB wordt op grond van artikel 257b Sv nog een andere strafbeschikking uitgevaardigd: de Bestuurlijke Strafbeschikking. De BSB wordt uitgevaardigd door buitengewoon opsporingsambtenaren die in dienst zijn van gemeenten die hebben gekozen voor de BSB. De BSB kan enkel worden uitgevaardigd voor overlastfeiten. Naast het hierboven in paragraaf 2.1. gestelde, geldt met betrekking tot de BSB nog het volgende.

Melden keuze voor BSB door bestuur bij lokaal OM

Alvorens buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van een gemeente gebruik kunnen gaan maken van de bevoegdheid om BSB’s uit te vaardigen, dient het bestuur (op politiek-bestuurlijk niveau) te kiezen voor de BSB en deze beslissing schriftelijk te melden bij het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen. Pas na melding bij het lokale parket wordt de gemeente als gemeente aangemerkt waarop het navolgende restrictieve beleid met betrekking tot het intrekken (seponeren) van BSB’s door het OM van toepassing is.

Plaatselijk geldende verordeningen en feitenlijst

De feitteksten zoals die zijn opgenomen in de feitenlijst die als bijlage is gevoegd bij het Besluit OM-afdoening zijn gebaseerd op de teksten uit de model-APV. Deze teksten van de feitomschrijving zoals deze zijn opgenomen in de feitenlijst zijn leidend in de vaststelling welke feiten in aanmerking komen voor een afdoening door middel van de BSB.

In geval van een relevante wijziging van de model-APV zullen deze wijzigingen daar waar nodig (en mogelijk) worden doorgevoerd in de genoemde feitenlijst. De gemeenten dragen zelf de verantwoordelijkheid om hun APV zodanig in te richten dat de feiten waarvoor een BSB kan worden aangeboden ook als zodanig in de APV zijn opgenomen.

Jaarplan en driehoeksoverleg

Zoals hierna vermeld seponeert de CVOM, zaken waarbij de verdachte verzet aantekent, in principe alleen om juridisch-technische redenen. Om tijdig in te kunnen spelen op de aard en het aantal te verwachten verzetszaken is het van belang voor zowel de CVOM als het lokale OM te weten welke prioriteiten het bestuur in de handhaving stelt (op welke overlastfeiten wordt met name gehandhaafd), hoeveel BOA’s worden ingezet en – bij benadering – hoeveel processen-verbaal het verwacht in een jaar aan te leveren bij het CJIB. Ook is het van belang dat de door het bestuur gestelde prioriteiten in de handhaving worden afgestemd met de prioriteiten die politie en het lokale OM hanteren en dat de taakverdeling tussen BOA’s en politie duidelijk is. Om deze redenen verdient het aanbeveling dat het bestuur een jaarplan opstelt dat in het driehoeksoverleg wordt besproken. Ten behoeve van de toezichthoudende taak van het lokale OM geeft het bestuur in het jaarplan ook aan op welke wijze aandacht wordt geschonken aan de kwaliteit van de BOA’s, door middel van bijvoorbeeld opleidingen en trainingen.

Samenwerking BOA’s en politie

Een BOA heeft een beperkte opsporingsbevoegdheid. In bepaalde situaties is het daarom van belang dat BOA’s en politie gezamenlijk optrekken of onderling praktische afspraken maken over informatie-uitwisseling of elkaars bereikbaarheid. Voorbeelden hiervan zijn handhavingacties waarbij het de verwachting is dat de BOA’s ondersteuning nodig hebben van de politie (bijv. omdat verwacht wordt dat er overtredingen of misdrijven worden geconstateerd waarvoor een BOA niet bevoegd is) of de inzet van de BOA’s in de nachtelijke uren of het weekend, waarin de kans op escalerende situaties groter is.

Bestuur en politie dragen er zorg voor dat beide partijen op dit punt samenwerken en afspraken maken.

Aantasting integriteit BOA

Bij situaties waarin sprake is van aantasting van de persoonlijk integriteit van een BOA, door bijvoorbeeld het beletten/belemmeren van ambtshandelingen, plegen van wederspannigheid of andere strafbare feiten (mishandeling, belediging, bedreiging etc.), voert het regionale politiekorps een opsporingsonderzoek uit en stelt – zo mogelijk – een proces-verbaal op, dat naar het betreffende arrondissementsparket van het lokale OM wordt gezonden. Het arrondissementsparket gaat in beginsel tot vervolging over.

Intrekken (seponeren) van BSB’s door het OM

Als de BOA met het oog op het uitvaardigen van een BSB een proces-verbaal inzendt naar het CJIB, en vervolgens blijkt dat de bestrafte verzet instelt tegen de door het CJIB verzonden BSB, wordt de zaak overgedragen aan de CVOM, die belast is met de afhandeling van feitgecodeerde zaken.

De CVOM gaat in die gevallen in beginsel tot oproeping over. Dat wil zeggen dat de CVOM de zaak voor de rechter brengt, zodat deze het verzet inhoudelijk kan toetsen en uitspraak kan doen.

Er is in beginsel geen ruimte voor de CVOM om zaken op beleidsmatige gronden te seponeren door middel van intrekking van de BSB.

De CVOM zal in de praktijk uitsluitend seponeren om juridisch-technische redenen. Op basis van de herbeoordeling kan de strafbeschikking ook worden gewijzigd.

3. Contra-indicaties voor het uitvaardigen van een strafbeschikking

De wet benoemt wettelijke uitsluitingsgronden voor het uitvaardigen van een strafbeschikking, zoals voor misdrijven met een maximale strafbedreiging boven zes jaar gevangenisstraf. Voor het uitvaardigen van een strafbeschikking kunnen daarnaast contra-indicaties bestaan. Deze kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën:

  • dwingende contra-indicaties: gevallen waarin het uitvaardigen van een strafbeschikking niet is toegestaan;

  • facultatieve contra-indicaties: ‘geen strafbeschikking, tenzij...’: voor bijvoorbeeld feiten die beleidsmatig gezien in principe niet in aanmerking komen voor afdoening met een strafbeschikking, maar waarvoor dit wel mogelijk is als het een zeer lichte variant betreft;

  • facultatieve indicaties: ‘strafbeschikking, tenzij...’: dit betreft feiten die in principe met een strafbeschikking worden afgedaan, maar waarvoor dit in specifieke gevallen niet gewenst is.

  • Een overzicht van wettelijke uitsluitingsgronden en de contra-indicaties (niet limitatief) die gelden, zijn te vinden in Bijlage 2a. Hieronder worden de beleidskeuzes omtrent enkele van deze contra-indicaties toegelicht:

    • * Wettelijk uitgesloten situaties:

      • misdrijven met een maximale strafbedreiging boven zes jaar gevangenisstraf:

        Art. 257a lid 1 Sv bepaalt dat strafbeschikkingen slechts mogen worden uitgevaardigd voor misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en voor alle overtredingen.

    • * Contra-indicaties10,11:

      • feiten die geen overtreding van art. 8 WVW 1994 zijn;

      • feiten die geen feitgecodeerde overtreding betreffen;

      • art. 8 WVW 1994-zaak gecombineerd met een ander feit;

      • een andere sanctie dan een geldboete en/of OBM;

      • beslag;

      • minderjarigen;

      • militairen;

      • feitgecodeerde misdrijven;

      • feitgecodeerde overtredingen gepleegd in een arrondissement waarin de politiestrafbeschikking nog niet van toepassing is

      • illegale vreemdelingen:

        Conform het vreemdelingenbeleid van het Openbaar Ministerie, waarin is bepaald dat illegalen in principe worden gedagvaard. Als dat niet mogelijk is, kunnen zij een geldstransactie of strafbeschikking inhoudende een geldboete opgelegd krijgen, waarna zij na betaling direct moeten worden uitgezet.

      • asielzoekers:

        Slechts als zij zich kunnen legitimeren en een (GBA)-adres hebben waarnaar de strafbeschikking kan worden uitgestuurd, kan een strafbeschikking worden uitgevaardigd.

      • mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats (zvwp-ers):

        Slechts als zij een adres hebben waarnaar de strafbeschikking kan worden uitgestuurd, kan een strafbeschikking worden uitgevaardigd.

      • politiek of publicitair gevoelige zaken:

        In principe is het uitvaardigen van een strafbeschikking in dergelijke zaken niet mogelijk. Slechts bij hoge uitzondering kan hierop een uitzondering worden gemaakt (bijvoorbeeld een publiek persoon die onder invloed een auto heeft bestuurd).

4. OM-zitting

Wanneer bij de beoordeling blijkt dat het opleggen van een OBM van maximaal zes maanden geïndiceerd is, wordt de zaak voorbereid door de CVOM, en vervolgens doorgestuurd naar het betreffende parket. Voor het opleggen van een OBM verplicht art. 257c Sv het OM de verdachte te horen en moet de verdachte zich bereid hebben verklaard de straf te voldoen. Het horen in het kader van de OBM moet op basis van de beslissing van het College van procureurs-generaal door een officier van justitie plaatsvinden op een OM-zitting, gebaseerd op de huidige werkwijze omtrent het zogenaamde officiersmodel.12 De verdachte wordt gehoord over het feit zelf en over zijn bereidheid aan de strafbeschikking te voldoen. Bij aanvang van de OM-zitting wordt zijn identiteit gecontroleerd en wordt hem de cautie gegeven. In de oproeping voor de OM-zitting wordt hij gewezen op de mogelijkheid toevoeging van een raadsman te verzoeken. Daarnaast zal voor niet-Nederlands sprekenden een tolk worden opgeroepen. Op de OM-zitting moet een administratief medewerker aanwezig zijn voor het schrijven van het schriftelijk verslag. In dit verslag worden de door de verdachte aangevoerde uitdrukkelijk onderbouwde standpunten en verweren opgenomen en de beslissing van de officier van justitie indien hij deze standpunten en verweren niet toepast of aanneemt. Het verslag, dat door de verdachte en de officier van justitie wordt ondertekend, heeft niet de status van proces-verbaal en wordt niet aan de bestrafte uitgereikt, maar opgenomen in het dossier.

De strafbeschikking wordt aan het einde van de OM-zitting direct aan de bestrafte uitgereikt. De kennisgeving mededeling OBM – indien van toepassing – wordt direct aan de bestrafte uitgereikt als deze heeft verklaard bereid te zijn aan de straf te voldoen.

5. Mandatering

Op basis van art. 126 van de Wet op de rechterlijke organisatie (verder: RO) en de artikelen 2 en 3 van het Besluit reorganisatie Openbaar Ministerie en instelling Landelijk Parket kan de bevoegdheid van de officier van justitie (enkelvoudig) of advocaat-generaal worden gemandateerd aan een andere bij het parket of dienstonderdeel werkzame ambtenaar. Voor het uitvaardigen van een strafbeschikking kan een parketsecretaris worden gemandateerd. In eenvoudige zaken kan een administratief juridisch medewerker (AJM’er) worden gemandateerd, op voorwaarde dat hij daarbij een goede en geborgde begeleiding van een parketsecretaris en/of officier van justitie krijgt. Een strafbeschikking inhoudende een OBM kan slechts door een officier van justitie worden uitgevaardigd en de bevoegdheid kan niet worden gemandateerd aan een parketsecretaris of AJM-er.

6. Verzet

De bestrafte kan tegen de strafbeschikking verzet doen. De verzetstermijn bedraagt twee weken vanaf het moment dat de strafbeschikking aan hem in persoon is uitgereikt of zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de strafbeschikking hem bekend is. Dit laatste kan bij toegezonden strafbeschikkingen bijvoorbeeld het geval zijn als de bestrafte de CVOM belt met een vraag over de inhoud van de strafbeschikking en daarbij aangeeft op welke dag hij met de strafbeschikking bekend raakte. (Zie verder onder Executie: 1. Betekeningvoorschriften).

Art. 257e lid 1 Sv bepaalt dat voor strafbeschikkingen inhoudende een boete van maximaal 340 euro voor overtredingen die maximaal vier maanden voor toezending zijn gepleegd, de zogenoemde GBA-fictie geldt. Dit houdt in dat de strafbeschikking altijd uiterlijk zes weken na dagtekening onherroepelijk wordt, ongeacht de gronden van het verzet die de bestrafte na die zes weken opgeeft.

Bij het verzet moet de bestrafte zijn naam opgeven en dient hij een kopie dan wel een nauwkeurige aanduiding van de strafbeschikking over te leggen. Bij het verzet kunnen schriftelijk bezwaren tegen de strafbeschikking worden opgegeven. Het verzet wordt bij voorkeur schriftelijk gedaan bij het bij de strafbeschikking opgegeven postadres. Het verzet kan ook mondeling worden gedaan bij ieder parket, waarna voor dit parket een doorzendplicht naar de CVOM bestaat.

Herbeoordeling

Naar aanleiding van het verzet vindt een herbeoordeling van de zaak plaats. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • als de strafbeschikking door een opsporingsambtenaar is uitgevaardigd, vindt de herbeoordeling plaats door een AJM-er (of een parketsecretaris of een officier van justitie);

  • als de strafbeschikking door een AJM’er is uitgevaardigd, geschiedt de herbeoordeling door een parketsecretaris (of een officier van justitie);

  • als de strafbeschikking door een parketsecretaris is uitgevaardigd, wordt deze herbeoordeeld door een officier van justitie;

  • als de strafbeschikking door een officier van justitie is uitgevaardigd, vindt de herbeoordeling plaats door een andere officier van justitie.

Op basis van de herbeoordeling kan de strafbeschikking worden ingetrokken of gewijzigd of kan besloten worden de bestrafte op te roepen voor de terechtzitting:

  • bij intrekking is altijd sprake van sepot en wordt een sepotbrief verstuurd;

  • bij wijziging moet de zaak aan de rechter worden voorgelegd, tenzij de bestrafte aan de gewijzigde strafbeschikking voldoet, waarmee hij afstand van verzet doet of zijn verzet intrekt;

  • bij oproeping voor de terechtzitting treedt de normale rechterlijke procedure in werking.

Het verzet schorst de executie of schort de executie van de strafbeschikking op, tenzij naar het oordeel van het OM vaststaat dat het verzet evident na het verstrijken van de termijn is gedaan. In dat geval mag de executie van de strafbeschikking worden hervat. De zaak moet echter altijd ter terechtzitting worden aangebracht, tenzij de bestrafte zijn verzet alsnog intrekt.

7. Terechtzitting na verzet of mislukte executie

De wet bepaalt dat indien een zaak na uitvaardigen van een strafbeschikking alsnog voor de rechter wordt gebracht, deze de zaak alsnog integraal beoordeelt. De (procedure van totstandkoming van de) strafbeschikking wordt wel aan het dossier toegevoegd. De rechter dient vooraf de ontvankelijkheid van het verzet te beoordelen.

Hieronder wordt toegelicht hoe de officier dient te handelen in de twee gevallen waarin een zaak na het uitvaardigen van een strafbeschikking alsnog voor de rechter dient te worden gebracht: na verzet en na mislukte executie.

7.1 Eis ter terechtzitting in zaken waarin de bestrafte verzet heeft ingesteld tegen een strafbeschikking

In het geval een bestrafte na het doen van verzet wordt opgeroepen voor een terechtzitting, wordt de zaak verder behandeld als een gewone strafzaak. Aangezien de vervolging is ingeleid door de strafbeschikking, zullen alle op de strafbeschikking toepasselijke stukken worden gevoegd in het strafdossier voor de rechter. In principe zal ter terechtzitting het uitgangspunt voor de strafeis van de officier van justitie de bij strafbeschikking opgelegde straf zijn.

In de zaken waarin sprake is van vervolging terzake van een feitgecodeerde overtreding, vordert de officier van justitie in beginsel enkel een onvoorwaardelijke straf op te leggen, door het ontbreken van een recidivecontrole voorafgaand aan het uitvaardigen van strafbeschikkingen voor feitgecodeerde overtredingen.

Anders dan bij een transactie, dat een aanbod is ter voorkoming van strafvervolging, is door het uitvaardigen van de strafbeschikking de vervolging aangevangen. De bestrafte kan verzet doen, omdat hij het niet eens is met de feitelijke beoordeling van de zaak en/of met de hem opgelegde straf. Het doen van verzet is echter niet geheel vrijblijvend. Als er redenen zijn om aan te nemen dat verzet uitsluitend is gedaan ter uitstel van de executie of om de procesgang te vertragen, kan in beginsel een hogere straf worden gevorderd. Een dergelijke situatie kan voorkomen wanneer de bestrafte in het verzetschrift geen gronden heeft aangegeven en eveneens verstek laat gaan ter terechtzitting, dan wel verschijnt maar geen inhoudelijk verweer voert. In deze gevallen kan een tot maximaal 20% hogere straf worden gevorderd. De bestrafte wordt hierop gewezen in de toelichting bij de strafbeschikking. Overigens zal steeds, behalve wanneer het verzet niet-ontvankelijk wordt geacht, de vernietiging van de strafbeschikking gevorderd moeten worden. De rechter vernietigt op basis van art. 257f lid 4 Sv de strafbeschikking als hij de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie uitspreekt, danwel de verdachte vrijspreekt, ontslaat van alle rechtsvervolging of veroordeelt. De vernietiging moet worden geëist en door de rechter worden uitgesproken en in het vonnis opgenomen.

7.2 Eis ter terechtzitting in zaken waarin de executie van de bij strafbeschikking opgelegde straf (gedeeltelijk) is mislukt

Wanneer de executie van de strafbeschikking geheel of gedeeltelijk mislukt, bijvoorbeeld omdat de opgelegde geldboete niet of niet volledig is betaald of kan worden verhaald, kan de officier van justitie besluiten de bestrafte te dagvaarden. Alle relevante documenten betreffende het uitvaardigen van de strafbeschikking en de executie van de opgelegde straf maken deel uit van het strafdossier. In deze gevallen zal bij het formuleren van de strafeis rekening gehouden moeten worden met de geheel of gedeeltelijk ten uitvoer gelegde straf (art. 354a lid 2 Sv). Zo is het mogelijk dat reeds een deel van de geldboete is betaald of kan het dwangmiddel gijzeling zijn toegepast (ten hoogste zeven dagen per strafbaar feit; art. 578b Sv). Anders dan in de zaken waarin de bestrafte verzet heeft gedaan tegen de strafbeschikking, geldt in deze categorie zaken de destijds aan de bestrafte opgelegde straf niet meer als uitgangspunt. In het executietraject is namelijk gebleken dat de tenuitvoerlegging van de bij strafbeschikking opgelegde straf niet mogelijk is. Er zal dan een andere, zwaardere strafmodaliteit worden geëist. In het geval van een zaak die in BOS/Polaris is opgenomen, blijft het aanvankelijk aantal sanctiepunten ongewijzigd. Er moet echter een omrekening plaatsvinden naar een hogere of zwaardere strafmodaliteit, waarbij vervolgens rekening gehouden moet worden met de (deels) ten uitvoer gelegde straf of maatregel. Ook moet in mindering worden gebracht het aantal dagen dat de bestrafte gegijzeld is geweest in de betreffende strafzaak (art. 27 lid 1 Sr). Concreet: als de in de strafbeschikking opgelegde boete niet wordt betaald of verhaald, moet de officier van justitie geen geldboete maar een taakstraf of vrijheidsstraf vorderen. Ook in deze gevallen moet de officier vernietiging van de strafbeschikking vorderen. De rechter vernietigt op basis van art. 354a Sv de strafbeschikking als hij de verdachte vrijspreekt, ontslaat van alle rechtsvervolging of veroordeelt. Als de rechter de niet-ontvankelijkheid van het OM uitspreekt, kan de rechter de strafbeschikking vernietigen.

Executie

1. Betekeningvoorschriften

Bij de strafbeschikking is betekening niet voorgeschreven. Het OM kan het CJIB desgewenst wel opdracht geven een strafbeschikking te betekenen. Wanneer de bestrafte gedetineerd is, wordt de strafbeschikking niet per gewone post opgestuurd, maar aan hem betekend op het detentieadres.

2. Tenuitvoerlegging

De tenuitvoerlegging van de strafbeschikking geschiedt op basis van art. 257g Sv minimaal veertien dagen na uitreiking in persoon of toezending van het afschrift van de strafbeschikking, tenzij afstand van verzet is gedaan door vrijwillige voldoening, of schriftelijk in bijzijn van een raadsman.

Als geen volledig verhaal van een strafbeschikking inhoudende een geldboete heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie de kantonrechter uit het arrondissement waar de bestrafte zijn (GBA-)adres heeft, verzoeken te worden gemachtigd het dwangmiddel gijzeling toe te passen. Dit middel mag niet worden ingezet bij bestraften van wie bekend is dat zij niet kunnen betalen.

Een aantal beslissingen kan door middel van mandaat volgens door het OM opgestelde kaders door bij het CJIB werkzame onbezoldigde ambtenaren van het OM worden afgedaan.

Op het parket Leeuwarden is de Landelijke strafbeschikkingsofficier werkzaam, die onder meer als taken heeft:

  • het beoordelen van de door het CJIB voorbereide vordering machtiging gijzeling;

  • toezicht houden op de onbezoldigde ambtenaren van het Openbaar Ministerie bij het CJIB;

  • periodiek overleg met de medewerkers van het CJIB die de gijzeling voorbereiden.

Voor een uitgebreide uiteenzetting van het executietraject wordt verwezen naar de Aanwijzing executie (vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen van meerderjarigen, geldboetes, schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen, Europese geldelijke sancties en toepassingen voorwaardelijke invrijheidsstelling en de Aanwijzing Keten advies, toezicht en naleving van voorwaardelijke sancties.13

Indien een gedragsaanwijzing wordt opgelegd, waarbij de reclassering toezicht zal houden op de naleving van deze aanwijzing, is het streven erop gericht dat met de tenuitvoerlegging hiervan spoedig wordt gestart: uiterlijk een maand na het verstrijken van de termijn van verzet of het moment waarop afstand wordt gedaan van de bevoegdheid om verzet te doen vindt het eerste contact van de reclassering met de bestrafte plaats.

Informatieverstrekking

Openbaarheid

Op basis van art. 257h lid 2 Sv kan ieder ander dan de verdachte en zijn raadsman de officier van justitie verzoeken een afschrift van een strafbeschikking te verstrekken. De officier van justitie dient dit verzoek te beoordelen en op basis daarvan het afschrift te verstrekken, geanonimiseerd te verstrekken of niet te verstrekken. Tegen deze twee laatste beslissingen kan de verzoeker een klaagschrift indienen, dat de officier ter kennis van de rechtbank brengt. Uitgangspunt is dat de officier een geanonimiseerd afschrift verstrekt. Een strafbeschikking kan niet gelijk worden gesteld aan een rechterlijk vonnis, maar wordt op sommige punten wel gelijkgesteld aan een rechterlijke veroordeling. Om die reden is op basis van de door de Raad voor de Rechtspraak opgestelde procedure met betrekking tot het verstrekken van afschriften van vonnissen een leidraad voor deze procedure geschreven. Deze Leidraad informatieverstrekking OM-afdoening is te vinden in Bijlage 3 bij deze Aanwijzing.

Kennisneming van alle processtukken

Door de Wet OM-afdoening is art. 33 Sv dusdanig aangepast dat op basis van dit artikel ook de bestrafte recht heeft op inzage van alle processtukken. Op grond van de opgestelde procedure met betrekking tot kennisneming van alle processtukken is een leidraad voor deze procedure geschreven. Deze Leidraad is te vinden in Bijlage 4 bij deze Aanwijzing.

Overige

1. Schuldvaststelling

Een strafbeschikking berust op een schuldvaststelling. Dit betekent dat geen strafbeschikking wordt uitgevaardigd als niet vastgesteld kan worden dat de verdachte het feit heeft begaan. Daarnaast betekent dit dat de bestrafte die in de strafbeschikking berust, achteraf niet kan beweren dat zijn schuld niet is vastgesteld. In de toelichting bij de strafbeschikking is dan ook opgenomen dat de strafbeschikking op een schuldvaststelling berust en dat de bestrafte die het daar niet mee eens is, verzet zal moeten doen.

2. Ressortsparketten

Nadat een bestrafte verzet heeft ingesteld, treedt de reguliere rechterlijke procedure in werking. Als de rechter in eerste aanleg vonnis wijst, kan de bestrafte in hoger beroep gaan bij het gerechtshof. De stukken met betrekking tot de strafbeschikking blijven onderdeel uitmaken van het dossier. Ook het OM kan tegen het vonnis in eerste aanleg in beroep gaan.

De bestrafte kan ook in hoger beroep gaan wanneer de rechter in eerste aanleg zijn verzet niet-ontvankelijk verklaart. Als het hof het verzet alsnog als ontvankelijk beschouwt, zal de zaak ter zitting van de rechtbank moeten worden behandeld.

Het OM kan eveneens in beroep gaan tegen de ontvankelijkheidsverklaring van het verzet door de rechter in eerste aanleg. Als het hof het verzet in hoger beroep alsnog niet-ontvankelijk verklaart, herleeft de strafbeschikking.

Als in een uitzonderlijk geval een bestrafte in persoon verzet komt instellen bij het ressortsparket, heeft ook dit parket een verplichting tot doorzending aan de CVOM.

Op grond van artikel 12 Sv kan een rechtstreeks belanghebbende schriftelijk beklag doen bij het gerechtshof14 indien een strafbaar feit wordt vervolgd door het uitvaardigen van een strafbeschikking. Als het gerechtshof de klacht gegrond verklaart, kan het bepalen dat de vervolging wordt voortgezet anders dan door het uitvaardigen van een strafbeschikking.

Strafvordering

Zie tevens de Aanwijzing Kader voor Strafvordering (Polaris-richtlijnen) en de Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen voor misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften .

Overgangsrecht

Deze Aanwijzing geldt voor feiten gepleegd op en na 1 april 2010.

Op het moment waarop de politiestrafbeschikking voor feitgecodeerde overtredingen in een arrondissement wordt ingevoerd, maken de (buitengewoon) opsporingsambtenaren in dat arrondissement voor de zaken waarvoor zij een strafbeschikking kunnen uitvaardigen geen gebruik meer van de hun in artikel 2 van het Transactiebesluit 1994 verleende transactiebevoegdheid.

Op het moment waarop de politiestrafbeschikking wordt ingevoerd in een arrondissement waarin de gemeenten Beverwijk, Castricum, Heemskerk, Veere, Velzen en Vlissingen zijn gelegen, maken de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van deze gemeenten gebruik van hun strafbeschikkingsbevoegdheid en worden hun processen-verbaal in beginsel niet meer door de colleges van burgemeester en wethouders van deze gemeenten gebruikt voor de hun in artikel in artikel 2, onder b, van het Transactiebesluit milieudelicten verleende transactiebevoegdheid voor de milieufeiten in de bijlage bij het Transactiebesluit milieudelicten.

Gemeenten die kiezen voor de bestuurlijke boete op grond van artikel 154b van de Gemeentewet kunnen geen gebruik maken van de strafbeschikking. Dat is in lijn met de artikelen 6 en 7 van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte en artikel 3.2.5 van het Besluit OM-afdoening.

BIJLAGE 1 ZAAKSTROOMSGEWIJZE INWERKINGTREDING WET OM-AFDOENING

Datum

Zaakstromen

Dwingende contra-indicaties

Sancties

Executie

Opmerkingen

01-02-2008

Feitgecodeerde 8 lid 2 WVW 1994-zaken, namens het OM uitgevaardigd door het CJIB. (Bestuurders motorrijtuigen (categorie 1):

GA 300A t/m D, GA 301A t/m D

Bestuurders vrachtauto's en bussen (categorie 2):

GA 300A t/m C, GA 301A t/m C,

Bromfietsers, snorfietsers, bestuurders gehan-dicaptenvoertuig met motor (categorie 3):

GA 302A, en B, GA 303 A en B

Fietsers en bestuurders gehandicaptenvoertuig zonder motor (categorie 4):

GA 304A en C

Beginnend bestuurders categorie 1:

GA 305A en B, GA 306A en B, GA 311A en B, GA 312A en B

Beginnend bestuurders categorie 3:

GA 307A t/m C, GA 308A t/m C, GA 309A t/m C, GA 310A t/m C, GA 313A t/m C, GA 314A t/m C

zie hieronder voor uitleg codes)

Geldt voor feiten in arrondissementen Amsterdam en Den Bosch.

Minderjarigen

Militairen

Beslag

Recidive

Kale geldboete ex art. 257a lid 2 sub b Sv 1

CJIB

Alle overige kale

8 WVW 1994-zaken worden getransigeerd of gedagvaard. Alle overige misdrijven met een maximale strafbedreiging van zes jaar en alle overtredingen worden getransigeerd of gedagvaard.

      

01-01-2009

Feitgecodeerde overtredingen genoemd in de bijlage bij de richtlijn voor strafvordering bestuurlijke strafbeschikking overlastfeiten. Geldt voor feiten in de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht

Minderjarigen

Militairen

Beslag

Kale geldboete ex art. 257a lid 2 sub b

CJIB

Alle overige feitgecodeerde overtredingen worden getransigeerd of gedagvaard.

      

01-02-2009

Alle kale 8 WVW 1994-zaken. Geldt voor feiten in arrondissementen waar de strafbeschikking van toepassing is.

Minderjarigen

Militairen

Beslag

Kale geldboete ex art. 257a lid 2 sub b en OBM ex 257a lid 2 sub d Sv

CJIB

OM voor OBM

Alle overige kale2

8 WVW 1994-zaken worden getransigeerd of gedagvaard. Alle overige misdrijven met een maximale strafbedreiging van zes jaar en alle overige overtredingen worden getransigeerd of gedagvaard.

      

01-01-2010

Feitgecodeerde overtredingen genoemd in de bijlage bij de richtlijn voor strafvordering bestuurlijke strafbeschikking overlastfeiten.

Geldt voor feiten in de gemeenten in de arrondissementen Almelo en Zwolle/Lelystad die hun keuze voor de bestuurlijke strafbeschikking bij het CJIB hebben bekend gemaakt en in verband met uit te vaardigen strafbeschikkingen zaken aanleveren volgens het proces zoals neergelegd in het handboek CJIB.

Minderjarigen

Militairen

Beslag

Kale geldboete ex art. 257a lid 2 sub b

CJIB

Alle overige feitgecodeerde overtredingen worden getransigeerd of gedagvaard.

      

01-04-2010

Feitgecodeerde overtredingen. Geldt voor feiten in arrondissementen waar de strafbeschikking ex artikel 257b Sv van toepassing is.

Minderjarigen

Militairen

Beslag

Misdrijven

Kale geldboete ex art. 257b lid 1 Sv

CJIB

Alle overige feitgecodeerde overtredingen worden getransigeerd of gedagvaard.

XNoot
1

Er wordt gesproken over ‘kale’ geldboeten om aan te geven dat in deze fase alleen geldboetes kunnen worden opgelegd. Indien een geldboete in combinatie met een andere modaliteit is geïndiceerd, dan kan de zaak in deze fase niet met een strafbeschikking worden afgedaan.

XNoot
2

Er wordt gesproken over ‘kale’ zaken om aan te geven dat in deze fase zaken die in combinatie met een ander artikel worden afgedaan niet voor een strafbeschikking in aanmerking komen. De combinatie van beide zaakstromen is wel mogelijk.

BIJLAGE 2A CONTRA-INDICATIES (NIET-LIMITATIEF)

Wettelijk uitgesloten

   

Opmerkingen:

Misdrijven meer dan 6 jaar

  

Art. 257a lid 1 Sv.

 

Contra-indicaties

Dwingend

(geen strafbe-schikking (SB))

Facultatief

(SB, tenzij)

Facultatief

(geen SB, tenzij)

Opmerkingen:

Geen overtreding van art. 8 WVW 1994

Of:

Geen feitgecodeerde overtreding

X

   

Combinatie van art. 8 WVW 1994 of een feitgecodeerde overtreding met een ander feit

X

   
     

Beslag

X

   

Minderjarige

X

   

Militair

X

   

Feitgecodeerd Misdrijf

X

   

Gepleegd in arrondissement waarin de strafbeschikking nog niet van toepassing is

X

   

Illegale vreemdelingen

  

X

Conform vreemdelingen-beleid OM. Tenzij = als kale geldboete en vreemdeling daarna direct uit laten zetten.

Asielzoekers

 

X

 

Tenzij = geen legitimatie of (GBA-)adres

ZVW-ers (verdachten zonder [post]adres)

 

X

 

Tenzij = geen (GBA-)adres

Politiek- of publicitair gevoelige zaken

X

  

Zie Aanwijzing hoge (= boven € 50.000) en bijzondere (= gevoelige) transacties

BIJLAGE 2B1

stcrt-2010-2930-001.pngstcrt-2010-2930-002.png

BIJLAGE 3 LEIDRAAD INFORMATIEVERSTREKKING OM-AFDOENING

Inleiding

Op basis van art. 257h lid 2 Sv kan ieder ander dan de bestrafte en zijn raadsman (een derde) de officier van justitie verzoeken een afschrift van een strafbeschikking te verstrekken. In deze Leidraad informatieverstrekking OM-afdoening wordt de procedure omtrent het al dan niet verstrekken van strafbeschikkingen verder uitgewerkt.

Samenvatting

Het algemene uitgangspunt is dat bij een verzoek van een derde altijd geanonimiseerd wordt verstrekt. De officier van justitie houdt bij zijn beoordeling rekening met:

  • het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bestrafte of van de derden die in de strafbeschikking worden genoemd;

  • de geheimhouding van financiële gegevens en het bewaren van bedrijfs- en beroepsgeheimen.

Als deze belangen zwaarder blijken te wegen dan het belang van de verzoeker en het met openbaarmaking van strafbeschikkingen gemoeide belang, wordt niet verstrekt. Een derde kan tegen het geanonimiseerd verstrekken van het afschrift of een weigering tot verstrekking van het afschrift van een klaagschrift indienen bij de officier van justitie.

Toepassing

De bepalingen in deze Leidraad zijn niet van toepassing op de bestrafte en zijn raadsman.

1) Algemene bepalingen

In deze Leidraad wordt verstaan onder:

a. strafbeschikking:

de beschikking waarin straffen, maatregelen en (gedrags)aanwijzingen opgelegd en gegeven kunnen worden aan plegers van misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en aan degenen die een overtreding hebben begaan.1

b. derden:

ieder ander dan de bestrafte of zijn raadsman.

c. bestrafte:

degene jegens wie een strafbeschikking is uitgevaardigd.

d. anonimiseren:

het verwijderen van gegevens die, afzonderlijk of in onderlinge samenhang, de identiteit kunnen onthullen van niet-beroepsmatig bij een zaak betrokken personen.

2) Passieve openbaarmaking

  • 1. Verzoeken van derden om afschriften van strafbeschikkingen moeten worden ingediend bij de officier van justitie die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd of, in het geval dat de strafbeschikking is uitgevaardigd door een (buitengewoon) opsporingsambtenaar, aan de officier van justitie in het arrondissement waar het feit is begaan.

  • 2. Op een verzoek om een afschrift beslist de officier van justitie bij wie het verzoek is ingediend. Daarbij wordt het belang van de verzoeker en het met openbaarmaking van strafbeschikkingen gemoeide belang afgewogen tegen:

    • het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bestrafte of van de derden die in de strafbeschikking worden genoemd;

    • de geheimhouding van financiële gegevens en het bewaren van bedrijfs- en beroepsgeheimen.

  • 3. Indien de in het tweede lid bedoelde belangenafweging daartoe aanleiding geeft, wordt het verzoek geweigerd. Weigering geschiedt door middel van een brief aan de verzoeker. Als de officier besluit tot inwilliging van het verzoek, wordt op basis van art. 365 Sv een geanonimiseerd afschrift verstrekt.

  • 4. In uitzonderlijke gevallen kan de officier van justitie besluiten een niet-geanonimiseerd afschrift te verstrekken. Dit kan onder meer geschieden in gevallen waarbij het afschrift van de strafbeschikking moet dienen als bewijsmiddel in een civiele procedure. Bij twijfel dient de officier contact op te nemen met de privacymedewerker van het parket of de Helpdesk Privacy van het Parket-Generaal.

  • 5. Als deze Leidraad weigering van de verstrekking dan wel geanonimiseerde verstrekking van de strafbeschikking voorschrijft, terwijl het verzoek strekt tot niet-geanonimiseerde verstrekking, wendt de officier van justitie zich tot de privacymedewerker van het parket om te onderzoeken of op basis van de Aanwijzing verstrekking van strafvorderlijke gegevens voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden (Aanwijzing wet justitiële en strafvorderlijke gegevens) of de Wet openbaarheid van bestuur aan verzoeker mededelingen kunnen worden gedaan.

3) Klachtprocedure

  • 1. Als binnen veertien dagen geen afschrift dan wel een geanonimiseerd afschrift wordt verstrekt, kan de verzoeker een klaagschrift indienen bij de officier van justitie. Die brengt het klaagstuk en de processtukken onverwijld ter kennis van de rechtbank. De procesdeelnemers zijn, in afwijking van artikel 23, vierde lid Sv, niet bevoegd van de inhoud van de processtukken kennis te nemen dan voor zover de rechtbank zulks toestaat.

BIJLAGE 4 LEIDRAAD KENNISNEMING VAN ALLE PROCESSTUKKEN (33 SV)

Inleiding

Op basis van art. 33 Sv kan de bestrafte een verzoek doen tot kennisneming van alle processtukken. De kennisneming van alle processtukken in het oorspronkelijk of in afschrift mag de verdachte niet worden onthouden zodra een strafbeschikking is uitgevaardigd.

Samenvatting

Indien een bestrafte kennis wil nemen van een of meer processtukken die ten grondslag liggen of hebben gelegen aan de vervolging door middel van een strafbeschikking, moet het verzoek worden gericht

  • aan de officier van justitie die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd of

  • aan de officier van justitie die de zaak overgedragen heeft gekregen of

  • aan het CJIB of

  • aan de opsporingsinstantie waar de (buitengewoon) opsporingsambtenaar die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd werkzaam is.

Indien het verzoek wordt gedaan aan een functionaris/ instantie waar het procesdossier (dat veelal enkel zal bestaan uit de combibon/het mini-proces-verbaal en de strafbeschikking) zich niet bevindt, zal deze functionaris/instantie aan het verzoek voldoen, voor zover hij/het eigenaar is van de verzochte gegevens. Voor het overige zal de verzoeker of de door hem daartoe gemachtigde worden verwezen naar de daarvoor geëigende instantie.

Toepassing

De bepalingen in deze Leidraad zijn van toepassing op de bestrafte en zijn raadsman.

1) Algemene bepalingen

In deze Leidraad wordt verstaan onder:

a. strafbeschikking:

de beschikking waarin straffen, maatregelen en (gedrags)aanwijzingen opgelegd en gegeven kunnen worden aan plegers van misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en aan degenen die een overtreding hebben begaan.

b. bestrafte:

degene jegens wie een strafbeschikking is uitgevaardigd.

c. parketzaak:

een door het parket of de CVOM aan het CJIB aangeleverde zaak of een zaak die aan het parket of de CVOM is overgedragen door het CJIB.

2) Uitgangspunten

  • a. verzoeken om kennisneming van (alle) processtukken moeten worden ingediend bij de officier van justitie die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd of de zaak overgedragen heeft gekregen, het CJIB of bij de opsporingsinstantie waar de (buitengewoon) opsporingsambtenaar die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd werkzaam is.

  • b. aan het doen van een verzoek om kennisneming van processtukken is geen wettelijke termijn verbonden.

  • c. in geval er sprake is van een parketzaak en een verzoek om kennisneming van alle stukken wordt gedaan aan het CJIB of de opsporingsinstantie, wordt de bestrafte of de persoon die door hem daartoe is gemachtigd verwezen naar het onderdeel van het OM (het lokale parket of de CVOM) waar de zaak in behandeling is. Bij dit OM-onderdeel bevindt zich het gehele dossier.

  • d. in geval er geen sprake is van een parketzaak en een verzoek om kennisneming wordt gedaan bij het OM, het CJIB of de opsporingsinstantie waar de (buitengewoon) opsporingsambtenaar die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd werkzaam is, wordt de verzocht informatie verschaft voor zover de instantie eigenaar is van deze gegevens. Voor het overige wordt de verzoeker of de persoon die door hem daartoe is gemachtigd verwezen naar de daarvoor geëigende instantie.

  • e. inzake het opvragen en verstrekken van stukken wordt aantekening gemaakt , waarbij niet hoeft te worden vermeld dat het een verzoek ex art. 33 Sv betreft;

  • f. in het kader van een verzoek ex art. 33 Sv mogen geen kosten in rekening worden gebracht;

  • g. voor inzage in de processtukken maakt het parket zelf afspraken met de griffie van de rechtbank wanneer en op welke wijze inzake in de stukken plaatsvindt.


XNoot
1

Wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten, (Stb. 2006, 330) en Wet van 26 april 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet OM-afdoening en enige andere wetten in verband met het wegnemen van enkele technische onvolkomenheden (Stb. 2007, 160).

XNoot
2

Zie de voetnoot bij de definitie van ‘bestuurlijke strafbeschikking’ in de paragraaf ‘definities’.

XNoot
3

Waar in deze Aanwijzing hij/hem staat, kan ook zij/haar worden gelezen.

XNoot
4

(Stb. 2006, 330). Zie ook de Wet van 26 april 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet OM-afdoening en enige andere wetten in verband met het wegnemen van enkele technische onvolkomenheden (Stb. 2007, 160).

XNoot
5

De strafbeschikking kan worden uitgevaardigd door een officier van justitie of een bij mandaat op basis van art. 126 RO aangewezen andere bij een parket werkzame ambtenaren, opsporingsambtenaar, bestuursorgaan of buitengewoon opsporingsambtenaar (als zij hiertoe bij AMVB de bevoegdheid hebben verkregen) of het bestuur van de Belastingdienst. Er worden nog geen taakstraffen, maatregelen en (gedrags)aanwijzingen opgelegd of gegeven.

XNoot
6

In de parlementaire geschiedenis wordt het begrip ‘bestuurlijke strafbeschikking’ gebruikt voor de strafbeschikking die op grond van artikel 257ba Sv door daartoe aangewezen lichamen of personen, met een publieke taak belast, wordt uitgevaardigd. Door de gefaseerde uitrol en ontwikkeling van de benodigde automatisering, is de bestuurlijke strafbeschikking in de eerste fase op grond van artikel 257a Sv door de officier van justitie uitgevaardigd voor overlastfeiten gepleegd in de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht. Per 1 april 2010 wordt de grondslag voor de bestuurlijke strafbeschikking gefaseerd gewijzigd in artikel 257b Sv (in de gemeente Utrecht wijzigt de grondslag per 1 april 2010, in de gemeenten in de arrondissementen Almelo en Zwolle/Lelystad die hun keuze voor de bestuurlijke strafbeschikking bij het CJIB hebben bekend gemaakt en in verband met uit te vaardigen strafbeschikkingen zaken aanleveren volgens het proces zoals neergelegd in het handboek CJIB wijzigt de grondslag per 1 april 2010, in de gemeente Rotterdam wijzigt de grondslag per 1 juni 2010, in de gemeente Amsterdam wijzigt de grondslag per 1 september 2010 en in de gemeente Den Haag wijzigt de grondslag per 1 oktober 2010). Zodra het CJIB de bestuurlijke strafbeschikking ex artikel 257ba Sv kan verwerken, zal in gang worden gezet dat de juridische grondslag voor de strafbeschikking voor overlastfeiten definitief overgaat van artikel 257b Sv naar artikel 257ba Sv.

XNoot
7

Voor een overzicht van de gemeenten die behoren tot de arrondissementen: zie de politiealmanak of de Wet op de rechterlijke indeling (via ADW of Basiswettenbestand).

XNoot
8

TK 2004–2005, 29849 nr. 3, p. 88.

XNoot
9

Met de term ‘proces-verbaal’ wordt hier gedoeld op het document dat of de digitale gegevens die leiden tot het uitvaardigen van een strafbeschikking door het CJIB

XNoot
10

Naast de contra-indicaties in deze Aanwijzing wordt de strafbeschikkingsbevoegdheid van (buitengewoon) opsporingsambtenaren nog verder begrensd in bijvoorbeeld de Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen voor misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de Instructie maatregel beginnende bestuurder. Ook kan de hoofdofficier van justitie, op grond van artikel 3.5 van het Besluit OM-afdoening, bepalen ‘dat naar zijn oordeel het belang van een goede rechtsbedeling vordert dat in bepaalde gebieden of op bepaalde openbare wegen binnen het arrondissement of in bepaalde zaken door de bevoegde ambtenaren geen gebruik wordt gemaakt van de strafbeschikkingsbevoegdheid’.

XNoot
11

Door de gefaseerde invoer van de strafbeschikking zal het aantal feiten waarvoor een strafbeschikking kan worden uitgevaardigd gefaseerd worden uitgebreid en zijn enkele contra-indicaties, zoals beslag, minderjarigen en militairen, tijdelijk van aard.

XNoot
12

Bij veel parketten ook TOM-zittingen genoemd: Taakstraf OM-zittingen. De memorie van toelichting van de Wet OM-afdoening maakt het mogelijk het horen in het kader van de strafbeschikking eveneens telefonisch te kunnen doen, maar van die mogelijkheid wordt nog geen gebruik gemaakt. Telefonisch horen is uitgesloten bij het opleggen van een OBM.

XNoot
13

In laatstgenoemde aanwijzing zijn regels opgenomen voor de formulering van bijzondere voorwaarden en gedragsaanwijzingen. Deze regels zijn van toepassing op de OM-afdoening. De kern is dat de gedragsaanwijzingen worden gespecificeerd door degene die ze oplegt. Dit biedt houvast voor zowel de toezichthouder als de onder toezicht gestelde.

XNoot
14

De klacht moet worden ingediend bij het gerechtshof binnen het rechtsgebied waar de strafbeschikking is uitgevaardigd. Is de strafbeschikking uitgevaardigd door een officier van justitie van het landelijk of het functioneel parket, dan is het gerechtshof te ’s-Gravenhage bevoegd

XNoot
1

De in het schema opgenomen contra-indicaties zijn niet limitatief

XNoot
1

De strafbeschikking kan worden uitgevaardigd door een officier van justitie of een bij mandaat op basis van art. 126 RO aangewezen andere bij een parket werkzame ambtenaren, een opsporingsambtenaar, bestuursorgaan of buitengewoon opsporingsambtenaar (als zij hiertoe bij AMVB de bevoegdheid hebben verkregen) of het bestuur van de Belastingdienst. Op dit moment heeft slechts het OM hiertoe de bevoegdheid. Wel kan een BOA van de G4 aan het OM zaken aanleveren ter afdoening met een strafbeschikking. Ook worden nog geen maatregelen en (gedrags)aanwijzingen opgelegd of gegeven.

Naar boven