Regeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 februari 2010, nr. 2010-0000081696, houdende regels voor de verstrekking van subsidie aan de Oorlogsgravenstichting (Regeling Subsidiëring Oorlogsgravenstichting 2011)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de minister:

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. de stichting:

de Oorlogsgravenstichting.

Artikel 2

  • 1. De minister verstrekt subsidie aan de stichting.

  • 2. De subsidie wordt per boekjaar verstrekt. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. De subsidie bedraagt ten hoogste het bedrag dat uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt (de maximum subsidie). Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 3

Subsidie wordt slechts verstrekt voor uitgaven die direct samenhangen met de volgende activiteiten:

  • a. het aanleggen en in stand houden van de in de statuten van de stichting bedoelde graven en erevelden;

  • b. bezoeken van nabestaanden aan graven en erevelden die zich buiten Nederland bevinden;

  • c. het verstrekken van informatie en geven van voorlichting;

  • d. het doen van necrologisch onderzoek;

  • e. het verzorgen van bloemleggingen op Nederlandse oorlogsgraven en bij de door de stichting in stand gehouden gedenkstenen van Nederlandse oorlogsslachtoffers.

Artikel 4

  • 1. De aanvraag van de subsidie voor een boekjaar wordt uiterlijk 1 oktober van het voorafgaande boekjaar ingediend.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van een begroting waarin een toelichting op de activiteiten is opgenomen.

Artikel 5

  • 1. De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

  • 2. De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

  • 3. Tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt, bevat de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar.

Artikel 6

De minister geeft twee maanden na ontvangst van de in artikel 4, tweede lid, genoemde schriftelijke stukken, de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 7

  • 1. De minister kan op de subsidie een voorschot verlenen.

  • 2. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van het voorschot.

  • 3. Het voorschot wordt in twee termijnen uitbetaald, en wel op 1 februari en op 1 juni.

Artikel 8

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend binnen zes maanden na afloop van het boekjaar.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

Artikel 9

  • 1. Het financieel verslag omvat de balans en de exploitatierekening met de toelichting.

  • 2. Het financieel verslag geeft volgens de normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent:

    • a. het vermogen en het exploitatiesaldo, en

    • b. voor zover de aard van het financiële verslag dat toelaat, de solvabiliteit en de liquiditeit van de stichting.

  • 3. De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief en passief posten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.

  • 4. De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo van het boekjaar weer.

  • 5. Het financieel verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en bevat een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar.

Artikel 10

  • 1. De stichting geeft opdracht tot onderzoek van het financieel verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2, van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. De accountant onderzoekt of het financieel verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financieel verslag verenigbaar is.

  • 3. De accountant onderzoekt tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 4. De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid van het financieel verslag.

  • 5. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het vierde lid bedoelde verklaring.

Artikel 11

  • 1. De minister stelt de subsidie vast binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 2. De minister kan bij de vaststelling van de subsidie het bedrag van de subsidie verminderen of in het geheel geen subsidie toekennen indien de stichting niet heeft voldaan aan de voorschriften in verband met de subsidie.

Artikel 12

De Regeling Subsidiëring Oorlogsgravenstichting 1997 wordt ingetrokken.

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 14

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling subsidiëring Oorlogsgravenstichting 2011.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

TOELICHTING

Algemeen

De Regeling subsidiëring Oorlogsgravenstichting 2011 vervangt de regeling van het ministerie van Binnenlandse Zaken van 24 juni 1997/Nr. BW97/U566. De nieuwe regeling vloeit voort uit de in 2008 en 2009 gehouden evaluatie. Bij die evaluatie is gebleken dat het noodzakelijk is de subsidie aan de Oorlogsgravenstichting (OGS) te continueren. De taken van de OGS worden gezien als een publieke taak die ook in de komende jaren uitgevoerd dient te worden.

De systematiek van de regeling heeft goed gewerkt. De hoogte van het maximumbudget voor de OGS, zoals dat uit de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) blijkt, dekt niet alle kosten die de OGS maakt voor de in de subsidieregeling opgenomen taken. De Stichting heeft naast de inkomsten uit de subsidie ook andere inkomsten uit vermogen, giften en legaten die van een dusdanige omvang zijn dat de OGS in totaliteit over voldoende middelen beschikt om alle taken uit te voeren.

In de evaluatie is gekeken naar verschillende aspecten van de subsidierelatie tussen het ministerie van BZK en de OGS. Het gaat daarbij om de vorming van een bestemmingsreserve met het oog op financiële verzelfstandiging, de hoogte van de jaarlijkse subsidie, de pensioenregeling van het lokale personeel in Indonesië, de periodieke evaluatie en het eigen vermogen. De evaluatie heeft geleid tot enkele wijzigingen in de subsidieregeling.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De subsidie wordt per boekjaar verstrekt en is maximaal het bedrag dat in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt gehanteerd (de maximum subsidie) en vastgesteld door het parlement. Dat bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsbijstelling volgens de normen van de Nederlandse rijksbegroting.

Artikel 3

In artikel 3 wordt een limitatieve opsomming gegeven van de activiteiten waarvoor de subsidie kan worden aangewend. Met betrekking tot de activiteiten is aansluiting gezocht bij de statuten van de stichting. De subsidie wordt verstrekt voor uitgaven die direct samenhangen met de genoemde activiteiten. Eventuele inkomsten die de stichting genereert met betrekking tot die activiteiten, dan wel uit eigen vermogen, worden door het Ministerie betrokken bij de beoordeling van de hoogte van de jaarlijkse subsidie.

Artikelen 4, 5 en 6

Op de verstrekking van de subsidie aan de OGS zijn de algemene bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Artikel 4 heeft betrekking op de aanvraag van de subsidie. De subsidie wordt per boekjaar verstrekt. De stichting dient voor 1 oktober voorafgaand aan het boekjaar de subsidie aan te vragen. De aanvraag gaat vergezeld van een begroting waarin een toelichting op de voorgenomen activiteiten is opgenomen.. Hieruit moet blijken op welke wijze de hoogte van de gevraagde subsidie is bepaald. Aan de begroting worden overeenkomstig de Awb eisen gesteld. Artikel 5 is identiek aan artikel 4:63 Awb. Op grond van artikel 6 heeft de minister twee maanden de tijd om een besluit te nemen op de subsidieaanvraag. De beschikking tot subsidieverlening zal tevens het bedrag van het voorschot vermelden.

Artikel 7

De minister kan een voorschot verlenen. Het voorschot zal in twee termijnen worden uitbetaald. Het voornemen is in de beschikking tot subsidieverlening te bepalen dat 80% van het voorschot uitbetaald zal worden op 1 februari en de resterende 20% op 1 juni van het boekjaar.

Artikel 8

De aanvraag tot vaststelling van de subsidie dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar te worden ingediend. Onder aanvraag dient te worden verstaan de aanvraag met inbegrip van de schriftelijke stukken die daarbij behoren te zijn gevoegd.

Artikel 9

Aan het financieel verslag worden zodanige eisen gesteld dat een goed inzicht verkregen kan worden in de financiële situatie van de stichting.

Artikel 10

Artikel 10 is ontleend aan artikel 4:78 van de Awb en betreft het onderzoek door de accountant van de stichting. De accountant wordt geacht te onderzoeken of de stichting aan de voorwaarden, zoals in de regeling omschreven, heeft voldaan. De accountant van de stichting controleert derhalve of aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid van het financiële verslag.

Artikel 11

De minister stelt binnen vier maanden nadat hij de aanvraag tot vaststelling en de daarbij behorende schriftelijke stukken heeft ontvangen, de subsidie vast. Indien de stichting de wettelijke voorschriften in verband met de subsidie niet heeft nageleefd, kan de minister de subsidie lager vaststellen of zelfs in het geheel geen subsidie toekennen.

Artikel 13

De regeling treedt in werking op 1 januari 2011.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

Naar boven