Grafimedia 2010/2012

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

HET MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 februari 2010 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Grafimedia

UAW Nr. 10981

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van de Raad voor Overleg in de Grafimedia Branche namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij(en) te ener zijde: het Koninklijk verbond van Grafische Ondernemingen, de Vereniging Zeefdruk en Sign Ondernemingen en de Vereniging De Nederlandse Dagbladpers;

Partij(en) te anderer zijde: FNV Kiem, CNV Dienstenbond en De Unie.

Naar aanleiding van dit verzoek is een schriftelijk dispensatieverzoek ingediend door de werkgeversvereniging Verenigde Signbedrijven Nederland (VSBN) mede namens de Landelijke Belangen Vereniging (LBV). Dit dispensatieverzoek is afgewezen in de vorm van een afzonderlijke beschikking conform de Algemene wet bestuursrecht.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV is bepaald:

DEEL A. MANTELBEPALINGEN

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

1.1. Werkingssfeer

1.1.1. Werkingssfeer
  • a. Deze CAO is van toepassing op het grafimedia-bedrijf.

  • b. Tot het grafimedia-bedrijf behoren de ondernemingen of delen van ondernemingen die zich toeleggen op een of meer van de volgende activiteiten:

    • het vervaardigen, bewerken en/of beheren van data met het doel deze data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, te verveelvoudigen, tot eindproducten te verwerken en te verspreiden of openbaar te maken middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm, dan wel deze hiervoor geschikt te maken.

    • het vermenigvuldigen, tot eindproduct verwerken en verspreiden of openbaar maken van data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm.

    Onder ondernemingen worden mede verstaan inrichtingen en onderdelen van inrichtingen, staande onder beheer van een of meer natuurlijke of rechtspersonen, waarin een of meer der grafimedia-bedrijven worden uitgeoefend, uitgezonderd inrichtingen, die onder beheer staan van publiekrechtelijke lichamen.

1.1.2. Grafimedia-bedrijf

Tot het grafimedia-bedrijf behoren in ieder geval:

  • ondernemingen die zich toeleggen op hoogdruk, diepdruk, vlakdruk, ongeacht het te bedrukken materiaal (het Grafisch bedrijf);

    (zie artikelen 1.1.3. t/m 1.1.5.)

  • het (grafisch) Voorbereidings- c.q. Prepressbedrijf;

    (zie artikel 1.1.6.)

  • het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf;

    (zie artikel 1.1.7.)

  • het Zeefdrukbedrijf;

    (zie artikel 1.1.8.)

  • het Signbedrijf;

    (zie artikel 1.1.9.)

  • het Dagbladbedrijf;

    (zie artikel 1.1.10.)

  • het Reprografisch bedrijf;

    (zie artikel 1.1.11.)

  • het Digitaal printbedrijf;

    (zie artikel 1.1.12.)

  • overigen.

    (zie artikel 1.1.13.).

1.1.3. Hoogdrukbedrijf

Tot het Hoogdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de hoogdruktechniek toepassen, zowel rotatief als in vellen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.

Hiertoe behoren in ieder geval Boekdrukkerijen, Flexodrukkerijen en Foliedrukkerijen.

1.1.4. Diepdrukbedrijf

Tot het Diepdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de diepdruktechniek toepassen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.

Hiertoe behoren in ieder geval Rasterdiepdrukkerijen en tampondrukkerijen.

1.1.5. Vlakdrukbedrijf
  • a. Tot het Vlakdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de vlakdruktechniek, al dan niet met behulp van vocht, toepassen, zowel rotatief als in vellen, de voorbereiding ten behoeve van deze drukprocessen en de op deze drukprocessen volgende nabewerking en deze eventueel aanvullen met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd (zie ook artikel 1.1.2.). Hiertoe behoren in ieder geval Offsetdrukkerijen, Steendrukkerijen, Blikdrukkerijen, Glasdrukkerijen en ondernemingen waar drukwerk wordt vervaardigd (deels) via fotodruk, dan wel plaatdruk. Voor wat betreft het onderdeel printtechnieken die digitaal worden aangestuurd is deze bepaling niet van toepassing op bedrijven die digitaal printen en die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en om die reden de CAO voor het Reprografisch bedrijf toepassen.

  • b. Niet tot het Vlakdrukbedrijf worden geacht te behoren vlakdrukafdelingen die onderdeel uitmaken van een onderneming in de metaalindustrie.

1.1.6. (Grafisch) Voorbereidings- c.q. Prepressbedrijf
  • a. Tot het (grafisch) Voorbereidings- c.q. Prepressbedrijf worden gerekend die ondernemingen, die geheel of in overwegende mate voorbereidende werkzaamheden verrichten ten behoeve van drukprocessen in de bedrijven, genoemd in de artikelen 1.1.3. tot en met 1.1.5. en in de artikelen 1.1.8. en 1.1.9.

    Het betreft ondernemingen waar beelddragers en/of drukvormen (voorbeelden van beelddragers en drukvormen zijn: zetmateriaal, stypen, galvano’s, staalstempels, stempels uit rubber of vervangend materiaal, geheel of gedeeltelijk kleurgecorrigeerde deelnegatieven en –positieven en beelddragers voor zeefdruk) worden vervaardigd voor het hoog-, diep-, vlak- en zeefdrukproces, alsmede digitale bestanden, voorzien van grafische parameters ter aansturing van deze of andere vermenigvuldigingsprocessen.

    Daartoe worden teksten en/of afbeeldingen bewerkt langs mechanische, optische, elektronische of digitale weg tot eindproducten. De werkzaamheden zijn eventueel aangevuld met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

    De levering van deze eindproducten vindt plaats op (fotografisch) papier en/of film (analoog), of digitaal middels andersoortige dragers als magnetische en optische opslagmiddelen, dan wel rechtstreeks onder meer via kabel- of satellietverbindingen.

  • b. Tot het (grafisch) Voorbereidings- c.q. Prepressbedrijf worden tevens gerekend afdelingen van uitgeverijen met fotozet- en/of beeldvervaardigingsapparatuur.

1.1.7. (Grafisch) Nabewerkingsbedrijf
  • a. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren ondernemingen die geheel of in overwegende mate grafische producten bewerken tot eindproduct alsmede de daarbij behorende diensten in de productielijn verlenen.

    Hiertoe worden onder meer gerekend:

    • het Boekbindbedrijf;

      Tot het Boekbindbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, waarin de (hand-)boekbinderij, brocheerderij, linieerderij, kantoorboekenfabricage, stalenboekenfabricage (tot het stalenboekbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen, die zijn ingericht voor de vervaardiging van stalenboeken, waaronder ook te verstaan zowel zogenoemde stalenwaaiers en stalenhangers en alle andere collecties van stalen van papier en karton, textiel en kunststof en andere materialen en stoffen in de vorm van vellen, bladen, platen of folies e.d., als alle onderdelen voor dergelijke collecties zoals bijvoorbeeld stalen, staalkaarten, zogenoemde banden, hangers, koffers, ruggen en klemmen en waar gebruik wordt gemaakt van een of meer van de volgende technieken: drukken (in offset, zeefdruk, foliedruk etc.), snijden en/of knippen in alle verschillende vormen (waaronder derhalve ook te verstaan boren, stansen, rondhoeken, perforeren etc.), verzamelen en/of vergaren, vouwen, binden en/of hechten (waaronder derhalve ook te verstaan nieten, lijmen, brocheren, naaien, lassen etc.) of persvergulderij wordt uitgeoefend.

    • het Papierwarenbedrijf;

      Tot het Papierwarenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke zijn ingericht voor de verwerking van papier ter vervaardiging van:

      • schriften, notitieboekjes, cahiers in papieren omslag met of zonder linnen rug, alle soorten blocnotes, alsmede voor de vervaardiging van mappen en soortgelijke artikelen;

      • labels, briefkaarten en soortgelijke producten.

    • het Enveloppenbedrijf;

      Tot het Enveloppenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke speciaal zijn ingericht voor de vervaardiging van enveloppen in de meest brede zin.

      Hiertoe wordt ook gerekend het samenstellen en gereed maken van dozen post, mappen en dergelijke.

  • b. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren mede de onderdelen van ondernemingen, waarin werkzaamheden plaatsvinden, die als regel verricht worden in de ondernemingen, bedoeld in sub a. van dit artikel, waaronder mede worden verstaan de werkzaamheden ter vervaardiging van: ordners (met inachtneming van het bepaalde sub c. in dit artikel), banden, boekomslagen, agenda's, notitieblocs, onderleggers, portefeuilles, mappen en soortgelijke artikelen uit leder, kunststof of andere stoffen.

    Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren mede bedrijven die de onder de leden a. en b. genoemde bewerkingen combineren met een van de printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd (zie ook artikel 1.1.12).

  • c. Niet tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin de volgende werkzaamheden plaatsvinden:

    • het vervaardigen van ordners, die bestaan uit één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, behoudens wanneer dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak artikelen vervaardigt als overigens genoemd sub a. en b. in dit artikel;

    • het vervaardigen van ordners, die bestaan uit meer dan één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, indien dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak kartonnageproducten vervaardigt;

    • het verpakken en expediëren van niet opgemaakt papier in de papiergroothandel en in de papierfabrieken;

    • het vervaardigen van papieren zakken en (flexibele) verpakkingen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.1.13. c.

1.1.8. Zeefdrukbedrijf
  • a. Tot het Zeefdrukbedrijf behoren ondernemingen die de zeefdruktechniek, eventueel gecombineerd met activiteiten zoals tampondrukken, digitaal plotten, digitaal graveren en printtechnieken die digitaal worden aangestuurd, toepassen, ongeacht het te bedrukken substraat.

    Onder zeefdruktechniek kan ook flockprinten en dergelijke worden begrepen. Onder digitaal plotten kan ook snijplotten, snijflocken, snijplastisol en dergelijke worden begrepen.

  • b. Niet hiertoe worden geacht te behoren:

    • onderdelen van ondernemingen, die geacht worden te behoren tot het grafisch bedrijf;

    • onderdelen van ondernemingen, die niet als hoofdactiviteit het zeefdrukprocédé ten behoeve van derden toepassen en waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een bedrijfstak-CAO anders dan de grafimedia CAO of onder die van een eigen bedrijfs-CAO.

1.1.9. Signbedrijf
  • a. Tot het Signbedrijf worden gerekend ondernemingen die in bedrijfsmatige zin en ten behoeve van derden signtechnieken toepassen. Signtechnieken zijn productietechnieken die voornamelijk worden toegepast om elektronische of stoffelijke producten te maken, samen te stellen en/of aan te brengen die een met het oog waarneembare boodschap overbrengen. Deze al dan niet gecombineerde toepasbare technieken kunnen zijn:

    • computertechniek met behulp van grafische pixel of vector gebaseerde software

    • CAD/CAM gebaseerde software

    • elektrotechniek

    • zeefdruktechniek

    • printtechnieken die digitaal worden aangestuurd

    • sublimatietechnieken

    • transfertechnieken

    • snijden

    • frezen

    • graveren

    • verven

    • spuiten

    • schilderen

    • monteren

    • metaal-, kunststof-, hout-, glas-, steen-, keramiek- en/of textielbewerking.

  • b. Niet hiertoe geacht worden te behoren:

    ondernemingen of onderdelen van ondernemingen waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een andere door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geregistreerde of algemeen verbindend verklaarde CAO.

1.1.10. Dagbladbedrijf

Tot het Dagbladbedrijf behoren ondernemingen, die zich toeleggen op het samenstellen en/of produceren en/of expediëren van dagbladen, alsmede de rechtstreeks hiermee verband houdende activiteiten.(zie ook artikel 1.1.12).

1.1.11. Reprografisch Bedrijf
  • a. Tot het reprografisch bedrijf worden gerekend die ondernemingen of delen van ondernemingen – natuurlijke en rechtspersonen – die diensten verrichten op het gebied van de reprografie.

    Onder reprografie wordt verstaan het maken van afdrukken of kopieën van originelen. Voorbeelden van reprografische technieken zijn lichtdrukken (diazotypie), (foto)kopiëren ('elektrofotografie'), scannen en (digitaal)printen1, (digitaal)printen1, scannen en vectoriseren, plotten, reproductiefotografie, microfilmen, afwerking van reprografische producten (binden van rapporten e.d., lamineren etc.) en faxen.

    Onder origineel wordt verstaan al datgene dat door middel van reprografische technieken kan worden gereproduceerd. Voorbeelden zijn tekeningen, documenten, rapporten en foto's e.d. op papieren en vergelijkbare andere dragers en in de vorm van digitale informatie op diskettes e.d.

    Onder afdruk of kopie wordt verstaan elke reprografisch vervaardigde reproductie. Voorbeelden zijn lichtdrukken, zogenoemde (foto)kopieën, prints en plots, fotografisch vervaardigde reproducties, microfilms, al of niet verkleind of vergroot, in zwart-wit of kleur, al of niet gemuteerd, op papier of andere informatiedragers.

  • b. Niet tot het reprografisch bedrijf worden gerekend:

    • ondernemingen of delen van ondernemingen die behoren tot het grafisch reproductiebedrijf;

    • ondernemingen of delen van ondernemingen die uitsluitend faciliteiten aanbieden op het gebied van reprografie.

  • c. Deze overeenkomst is niet van toepassing op werkgevers en werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de CAO's voor de Informatie-, Communicatie- en Kantoortechnologiebranche, dan wel via een algemeen verbindendverklaring onder de werkingssfeer van de CAO's voor de ICK-branche vallen.

  • d. Deze overeenkomst is, vanwege het bestaan van de CAO voor de Fotofinishing Bedrijven in Nederland, niet van toepassing op werkgevers die lid zijn van de Werkgeversvereniging Fotofinishing Bedrijven en hun werknemers.

  • e. Deze overeenkomst is niet van toepassing op leden van de Vereniging Repro Nederland die om die reden de CAO voor het Reprografisch Bedrijf toepassen.

1.1.12. Digitaal printbedrijf
  • a. Digitaal printbedrijf;

    Tot het digitaal printbedrijf worden gerekend die ondernemingen die in bedrijfsmatige zin en ten behoeve van derden één van de printtechnieken die digitaal worden aangestuurd toepassen, zoals gedefinieerd in lid b. van dit artikel, en deze voornamelijk toepassen op papier als substraat (daaronder niet begrepen transferpapier en fotografisch papier).

    Deze bepaling is niet van toepassing op bedrijven die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en om die reden de CAO voor het Reprografisch bedrijf toepassen.

  • b. Definitie printtechnieken die digitaal worden aangestuurd;

    Vermenigvuldigingsprocessen waarbij data in elektronische vorm, veelal bestaande uit tekst en afbeeldingen, met behulp van een aan de specifieke printtechniek aangepaste elektronische wijze van bewerken van die data, door middel van inkt en/of toner zichtbaar op of in een substraat of medium gemaakt wordt.

Deze printtechnieken kunnen zijn:

  • elektrofotografisch printen

  • elektrostatisch printen

  • magnetografisch printen

  • thermografisch printen

  • inkjet printen (drop on demand, continuous en spray/airbrush)

  • thermal transfer printen

  • laser fotografisch printen

1.1.13. Overigen
  • a. typebureaus en computerservicebureaus of onderdelen daarvan, die diensten verlenen aan de grafimedia-ondernemingen en wel als volgt:

    • indien zij overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: geheel;

    • indien zij niet overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: uitsluitend voor die afdelingen waarin hoofdzakelijk zetselvervaardiging plaatsvindt als duidelijk herkenbare activiteit;

  • b. ondernemingen, waarin etiketten worden vervaardigd, daaronder mede begrepen zelfklevende etiketten.

  • c. ondernemingen, waarin het kartonnage- of flexibele verpakkingsbedrijf wordt uitgeoefend voor wat betreft de (vaktechnische) productiemedewerkers in de afdelingen voorbereiding en drukkerij.

1.2. Definities en begripsbepalingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

1.2.1. Werkgever

Werkgever is:

  • a. de natuurlijke of rechtspersoon met één of meer werknemers in dienst, die activiteiten verricht die worden gerekend tot het grafimedia-bedrijf, zoals omschreven in paragraaf 1.1. van deze CAO.

  • b. de natuurlijke of rechtspersoon die deel uitmaakt van in een groep verbonden ondernemingen waartoe ook grafimedia-bedrijven behoren zoals omschreven in paragraaf 1.1. van deze CAO en die één of meer werknemers in dienst heeft, wier gewone taak het is bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer van deze tot de groep behorende grafimedia-bedrijven.

1.2.2. Werknemer

Werknemer is:

  • a. de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de in artikel 1.2.1. sub a genoemde werkgever;

  • b. de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de in artikel 1.2.1. sub b genoemde werkgever en wiens gewone taak het is bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer tot in een groep verbonden ondernemingen die behoren tot het grafimedia-bedrijf, zoals omschreven in paragraaf 1.1. van deze CAO.

Niet als werknemer in de zin van deze CAO worden aangemerkt:

  • a. leden Groep Management en bedrijfsleiders, die voldoen aan de tussen contractspartijen vastgestelde normen m.b.t. de bevoegdheden en arbeidsvoorwaarden. Deze normen zijn op te vragen bij de ROGB.

  • b. leden van een managementteam, voor zover zij een salaris genieten, dat uitgaat boven het aanvangssalaris in salarisgroep K vermeerderd met het aantal standaardverhogingen overeenkomstig het voor hen geldende aantal functiejaren;

  • c. buitendienstmedewerkers gericht op commercie en acquisitie, zoals vertegenwoordigers en accountmanagers;

  • d. werknemers behorende tot de categorieën, die worden uitgezonderd bij Sectorbepalingen.

1.2.3. Leerling

Een leerling is de nog niet relevant geschoolde werknemer, die deelneemt aan een opleiding, gericht op de vereiste kwalificatie voor de volwaardige uitoefening van de beoogde of op termijn uit te oefenen functie.

HOOFDSTUK 11: BEDRIJFSTAKFONDSEN

11.2. Stichting Algemeen Sociaal Fonds (De statuen en reglementen van dit fonds worden geacht onverbrekelijk deel uit te maken van deze CAO)

Werkgevers en werknemers zijn gehouden de verplichtingen na te komen, neergelegd in de statuten en reglementen van de Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven (ASF).

11.3. Spaarloonfonds (De statuten en reglementen van dit fonds worden geacht onverbrekelijk deel uit te maken van deze CAO)

Werkgevers en werknemers zijn gehouden tot naleving van de statuten en reglementen van het Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven (SGB).

11.4. Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers (De statuten en reglementen van dit fonds worden geacht onverbrekelijk deel uit te maken van deze CAO)

Werkgevers en werknemers zijn gehouden tot naleving van de statuten en reglementen van het Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven (FWG).

Zie voor nadere afspraken m.b.t. Vervroegde uittreding tevens hoofdstuk 12.

11.7. Reparatie ANW-hiaat

Indien het bestuur van de GBF dit verlangt, is de werkgever gehouden zijn administratieve medewerking te verlenen, wanneer werknemers een aanvullende verzekering in verband met de reparatie van het ANW-hiaat bij de GBF willen onderbrengen.

STATUTEN STICHTING ALGEMEEN SOCIAAL FONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

Artikel 1 Naam, zetel

  • 1. De naam der stichting is 'Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven'.

    Zij wordt in deze statuten aangeduid als 'het fonds'.

  • 2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Amsterdam.

Artikel 2 Doel, middelen

  • 1. Het fonds heeft ten doel het behartigen van de sociale belangen van werknemers in de grafische bedrijven en hun gezinnen.

  • 2. Het fonds tracht zijn doel te bereiken door het uitvoeren van regelingen tot verstrekking van uitkeringen en het verlenen van hulp in geldelijke of enigerlei andere vorm. Het gaat hierbij om de regelingen die zijn vastgelegd in:

    • a. het Reglement voor de gezondheidszorg en het Reglement voor het Garantiefonds;

  • 3. De middelen van het fonds worden gevormd door:

    • a. de opbrengst van de door de werkgevers resp. de werknemers te betalen premies resp. bijdragen zoals nader vastgelegd in artikel 2 resp. artikel 3 van het Algemeen Reglement;

    • b. de opbrengst van de belegde middelen van het fonds;

    • c. alle andere baten welke het fonds mochten toevallen.

Artikel 3 Werkingssfeer

  • 1. De werkingssfeer strekt zich uit tot de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen, waarin de grafische bedrijven worden uitgeoefend.

  • 2. Tot de grafische bedrijven behoren het grafimedia-bedrijf .

  • 3. Tot het grafimedia-bedrijf behoren de ondernemingen, die zich toeleggen op een of meer van de volgende activiteiten:

    • het vervaardigen, bewerken en/of beheren van data met het doel deze data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, te verveelvoudigen, tot eindproduct te verwerken en te verspreiden of openbaar te maken middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm, dan wel deze hiervoor geschikt te maken;

    • het vermenigvuldigen, tot eindproduct verwerken en verspreiden of openbaar maken van data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm.

  • 4. Tot het grafimedia-bedrijf behoren in ieder geval:

    • het Grafisch bedrijf;

    • het (grafisch) Voorbereidings- c.q. Prepressbedrijf;

    • het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf;

    • het Zeefdrukbedrijf;

    • het Signbedrijf;

    • het Reprografisch bedrijf;

    • het Digitaal printbedrijf;

    • overige grafimedia-bedrijven.

Artikel 4 Grafisch bedrijf

  • 1. Tot het grafisch bedrijf behoren ondernemingen die zich toeleggen op hoogdruk, diepdruk, vlakdruk, ongeacht het te bedrukken materiaal.

  • 2. Tot het Hoogdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de hoogdruktechniek toepassen, zowel rotatief als in vellen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.

    Hiertoe behoren in ieder geval Boekdrukkerijen, Flexodrukkerijen en Foliedrukkerijen.

  • 3. Tot het Diepdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de diepdruktechniek toepassen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.

    Hiertoe behoren in ieder geval Rasterdiepdrukkerijen en Tampondrukkerijen.

  • 4. Tot het Vlakdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de vlakdruktechniek, al dan niet met behulp van vocht, toepassen, zowel rotatief als in vellen, de voorbereiding ten behoeve van deze drukprocessen en de op deze drukprocessen volgende nabewerking en deze eventueel aanvullen met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

    Hiertoe behoren in ieder geval Offsetdrukkerijen, Steendrukkerijen, Blikdrukkerijen, Glasdrukkerijen en ondernemingen waar drukwerk wordt vervaardigd, (deels) via fotodruk, dan wel plaatdruk. Voor wat betreft het onderdeel printtechnieken die digitaal worden aangestuurd is deze bepaling niet van toepassing op bedrijven die digitaal printen en die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en om die reden de cao voor het Reprografisch bedrijf toepassen.

  • 5. Niet tot het Vlakdrukbedrijf worden geacht te behoren vlakdrukafdelingen die onderdeel uitmaken van een onderneming in de metaalindustrie.

Artikel 5 (Grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf

  • 1. Tot het (grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf worden gerekend die ondernemingen, die geheel of in overwegende mate voorbereidende werkzaamheden verrichten ten behoeve van drukprocessen in de bedrijven, genoemd in de artikelen 4, 7 en 7a.

    Het betreft ondernemingen waar beelddragers en/of drukvormen worden vervaardigd voor het hoog-, diep-, vlak en zeefdrukproces, alsmede digitale bestanden, voorzien van grafische parameters ter aansturing van deze of andere vermenigvuldigingsprocessen.

    Daartoe worden teksten en/of afbeeldingen bewerkt langs mechanische, optische, elektronische of digitale weg tot eindproducten.

    De werkzaamheden zijn eventueel aangevuld met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

    De levering van deze eindproducten vindt plaats op (fotografisch) papier en/of film (analoog), of digitaal middels andersoortige dragers als magnetische en optische opslagmiddelen, dan wel rechtstreeks onder meer via kabel- of satellietverbindingen.

  • 2. Tot het (Grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf worden tevens gerekend afdelingen van uitgeverijen met (fotozet-) en/of beeldvervaardigingsapparatuur.

Artikel 6 (Grafisch) Nabewerkingsbedrijf

  • 1. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren ondernemingen die geheel of in overwegende mate grafische producten bewerken tot eindproduct alsmede de daarbij behorende diensten in de productielijn verlenen.

    • het Boekbindbedrijf;

      Tot het Boekbindbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, waarin de (hand-)boekbinderij, brocheerderij, linieerderij, kantoorboekenfabricage, stalenboekenfabricage of persvergulderij wordt uitgeoefend.

    • het Papierwarenbedrijf;

      Tot het Papierwarenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke zijn ingericht voor de verwerking van papier ter vervaardiging van:

      • schriften, notitieboekjes, cahiers in papieren omslag met of zonder linnen rug, alle soorten blocnotes, alsmede voor de vervaardiging van mappen en soortgelijke artikelen;

      • labels, briefkaarten en soortgelijke producten.

    • het Enveloppenbedrijf;

      Tot het Enveloppenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke speciaal zijn ingericht voor de vervaardiging van enveloppen in de meest brede zin.

      Hiertoe wordt ook gerekend het samenstellen en gereed maken van dozen post, mappen en dergelijke.

  • 2. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren mede de onderdelen van ondernemingen, waarin werkzaamheden plaats vinden, die als regel verricht worden in de ondernemingen, bedoeld in lid 1 van dit artikel, waaronder mede worden verstaan de werkzaamheden ter vervaardiging van: ordners (met inachtneming van het bepaalde in lid 4 in dit artikel), banden, boekomslagen, agenda's, notitieblocs, onderleggers, portefeuilles, mappen en soortgelijke artikelen uit leder, kunststof of andere stoffen.

  • 3. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren mede bedrijven die de onder de leden 1 en 2 genoemde bewerkingen combineren met een van de printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

  • 4. Niet tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin de volgende werkzaamheden plaatsvinden:

    • het vervaardigen van ordners, die bestaan uit één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, behoudens wanneer dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak artikelen vervaardigt als overigens genoemd in de leden 1 en 2 in dit artikel;

    • het vervaardigen van ordners, die bestaan uit meer dan één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, indien dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak kartonnageproducten vervaardigt;

    • het verpakken en expediëren van niet opgemaakt papier in de papiergroothandel en in de papierfabrieken;

    • het vervaardigen van papieren zakken en (flexibele) verpakkingen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7e, sub c.

Artikel 7 Zeefdrukbedrijf

  • 1. Tot het Zeefdrukbedrijf behoren ondernemingen die de zeefdruktechniek, eventueel gecombineerd met activiteiten zoals tampondrukken, digitaal plotten, digitaal graveren en printtechnieken die digitaal worden aangestuurd, toepassen, ongeacht het te bedrukken substraat.

    Onder zeefdruktechniek kan ook flockprinten en dergelijke worden begrepen. Onder digitaal plotten kan ook snijplotten, snijflocken, snijplastisol en dergelijke worden begrepen.

  • 2. Niet hiertoe worden geacht te behoren:

    • onderdelen van ondernemingen, die geacht worden te behoren tot het grafisch bedrijf;

    • onderdelen van ondernemingen, die niet als hoofdactiviteit het zeefdrukprocédé ten behoeve van derden toepassen en waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een bedrijfstak-cao anders dan de grafimedia-cao of onder die van een eigen bedrijfs-cao.

Artikel 7a Signbedrijf

  • 1. Tot het Signbedrijf worden gerekend ondernemingen die in bedrijfsmatige zin en ten behoeve van derden signtechnieken toepassen. Signtechnieken zijn productietechnieken die voornamelijk worden toegepast om elektronische of stoffelijke producten te maken, samen te stellen en/of aan te brengen die een met het oog waarneembare boodschap overbrengen. Deze al dan niet gecombineerde toepasbare technieken kunnen zijn:

    • computertechniek met behulp van grafische pixel of vector gebaseerde software;

    • CAD/CAM gebaseerde software;

    • elektrotechniek;

    • zeefdruktechniek;

    • printtechnieken die digitaal worden aangestuurd;

    • sublimatietechnieken;

    • transfertechnieken;

    • snijden;

    • frezen;

    • graveren;

    • verven;

    • spuiten;

    • schilderen;

    • monteren;

    • metaal-, kunststof-, hout-, glas-, steen-, keramiek- en/of textielbewerking.

  • 2. Niet hiertoe geacht worden te behoren: ondernemingen of onderdelen van ondernemingen waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een andere door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geregistreerde of algemeen verbindend verklaarde cao.

Artikel 7c Reprografisch bedrijf

  • 1. Tot het reprografisch bedrijf worden gerekend die ondernemingen of delen van ondernemingen – natuurlijke en rechtspersonen – die diensten verrichten op het gebied van de reprografie.

    Onder reprografie wordt verstaan het maken van afdrukken of kopieën van originelen.

    Voorbeelden van reprografische technieken zijn lichtdrukken (diazotypie), (foto)kopiëren ('elektrofotografie'), scannen en (digitaal) printen, (digitaal) printen, scannen en vectoriseren, plotten, reproductiefotografie, microfilmen, afwerking van reprografische producten (binden van rapporten e.d., lamineren etc.) en faxen.

    Onder origineel wordt verstaan al datgene dat door middel van reprografische technieken kan worden gereproduceerd. Voorbeelden zijn tekeningen, documenten, rapporten en foto's e.d. op papieren en vergelijkbare andere dragers en in de vorm van digitale informatie op diskettes e.d.

    Onder afdruk of kopie wordt verstaan elke reprografisch vervaardigde reproductie. Voorbeelden zijn lichtdrukken, zogenoemde (foto)kopieën, prints en plots, fotografisch vervaardigde reproducties, microfilms, al of niet verkleind of vergroot, in zwart-wit of kleur, al of niet gemuteerd, op papier of andere informatiedragers.

  • 2. Niet tot het reprografisch bedrijf worden gerekend:

    • ondernemingen of delen van ondernemingen die behoren tot het grafisch reproductiebedrijf;

    • ondernemingen of delen van ondernemingen die uitsluitend faciliteiten aanbieden op het gebied van de reprografie.

  • 3. Tevens worden niet tot het reprografisch bedrijf gerekend:

    • werkgevers en werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de cao's voor de Informatie-, Communicatie- en Kantoortechnologiebranche, dan wel via een algemeen verbindendverklaring onder de werkingssfeer van de cao's voor de ICK-branche vallen;

    • werkgevers die, vanwege het bestaan van de cao voor de Foto-finishing Bedrijven in Nederland lid zijn van de Werkgeversvereniging Foto-finishing Bedrijven en hun werknemers.

Artikel 7d Digitaal printbedrijf

  • 1. Tot het digitaal printbedrijf worden gerekend die ondernemingen die in bedrijfsmatige zin en ten behoeve van derden één van de printtechnieken die digitaal worden aangestuurd toepassen, zoals gedefinieerd in lid 2 van dit artikel, en deze voornamelijk toepassen op papier als substraat (daaronder niet begrepen transferpapier en fotografisch papier).

    Deze bepaling is niet van toepassing op bedrijven die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en om die reden de CAO voor het Reprografisch bedrijf toepassen.

  • 2. Definitie printtechnieken die digitaal worden aangestuurd:

    vermenigvuldigingsprocessen waarbij data in elektronische vorm, veelal bestaande uit tekst en afbeeldingen, met behulp van een aan de specifieke printtechniek aangepaste elektronische wijze van bewerken van die data, door middel van inkt en/of toner zichtbaar op of in een substraat of medium gemaakt wordt.

    Deze printtechnieken kunnen zijn:

    • elektrofotografisch printen

    • elektrostatisch printen

    • magnetografisch printen

    • thermografisch printen

    • inkjet printen (drop on demand, continuous en spray/airbrush)

    • thermal transfer printen

    • laser fotografisch printen.

Artikel 7e Overige grafimedia-bedrijven

Tot de overige grafimedia-bedrijven behoren de volgende ondernemingen:

  • a. typebureaus en computer-servicebureaus of onderdelen daarvan, die diensten verlenen aan de grafimedia-ondernemingen en wel als volgt:

    • indien zij overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: geheel;

    • indien zij niet overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toeleve­ring aan grafimedia-ondernemingen: uitsluitend voor die afdelingen waarin hoofdzakelijk zetselvervaardiging plaats vindt als duidelijk herkenbare activiteit;

  • b. ondernemingen, waarin etiketten worden vervaardigd, daaronder mede begrepen zelfklevende etiketten;

  • c. ondernemingen, waarin het kartonnage- of flexibele verpakkingsbedrijf wordt uitgeoefend voor wat betreft de (vaktechnische) productie­medewerkers in de afdelingen voorbereiding en drukkerij.

Artikel 8 Inrichtingen

Onder ondernemingen worden mede verstaan inrichtingen en onderdelen van inrichtingen, staande onder beheer van een of meer natuurlijke of rechtspersonen, waarin een of meer grafische bedrijven worden uitgeoefend, uitgezonderd inrichtingen, die onder beheer staan van publiekrechtelijke lichamen.

Artikel 9 Werkgever

  • 1. Werkgever is:

    • a. de natuurlijke of rechtspersoon met één of meer werknemers in dienst, die activiteiten verricht die worden gerekend tot grafische bedrij­ven;

    • b. de natuurlijke of rechtspersoon die deel uitmaakt van in een groep verbonden ondernemingen waartoe ook grafische bedrijven behoren en die één of meer werknemers in dienst heeft, wier gewone taak het is bedrijfs­matige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer van deze tot de groep behorende grafische bedrijven

    en die tevens uit hoofde van:

    • a. een of meer van de in de grafische bedrijfstak geldende cao's,

    de statuten en reglementen moet naleven.

  • 2. Voor de toepassing van artikel 3 van het op artikel 18 van de statuten van de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven berustende Reglement Vervroegd Uittreden Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven, wordt de Stichting Fonds Werktijd­vermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven als werkgever beschouwd.

Artikel 10 Werknemer

  • 1. Werknemer is:

    • a. de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de in artikel 9, lid 1, sub a genoemde werkgever;

    • b. de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de in artikel 9, lid 1, sub b genoemde werkgever en wiens gewone taak het is bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer tot in een groep verbonden ondernemingen die behoren tot grafische bedrijven

    en die uit hoofde van:

    • a. een in de grafische bedrijfstak geldende cao,

    • b. de statuten en reglementen moet naleven.

  • 2. Degene, die in dienst van één werkgever afwisselend ten behoeve van een grafisch en niet-grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, wordt als werknemer beschouwd wanneer hij als regel gedurende ten minste 17 uren per week ten behoeve van een grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, tenzij het bestuur in bijzondere gevallen anders beslist.

  • 3. Als werknemers worden niet beschouwd:

    • I voor zover het betreft het grafimedia-bedrijf, genoemd in de artikelen 4, 5, 6, 7d en 7e:

      • a. directeuren, adjunct-directeuren of onder-directeuren;

      • b. leden Groep Management en bedrijfsleiders;

      • c. leden van het management-team;

      • d. buitendienstmedewerkers gericht op commercie en acquisitie, zoals vertegenwoordigers en accountmanagers;

      • e. volontairs (ieder wiens loon uitsluitend bestaat uit onderricht);

      • f. zij, die in het kader van een school- of vakopleiding een stage volgen om vakbekwaamheid te verwerven;

      • g. scholieren en studenten, die een opleiding of studie in dagonderwijs volgen en die gedurende de periode van de reguliere vakantie van het betreffende dagonderwijs, tijdelijk werkzaam zijn;

      • h. werknemers, werkzaam in huisdrukkerijen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een niet-grafisch hoofdbedrijf, waarin geen ander drukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf of één of meer niet grafische nevenbedrijven daarvan, voor zover dit hoofd- of nevenbedrijf zijn werkzaamheden niet uitoefent in het uitgevers­bedrijf;

    • II. voor zover het betreft het Zeefdrukbedrijf:

      • a. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • b. werknemers werkzaam in zeefdrukinrichtingen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een andersoortig niet-grafisch bedrijf, waarin geen ander zeefdrukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf (de zgn. ‘huis’- zeefdrukinrichtingen);

    • III. voor zover het betreft het Signbedrijf:

      • a. werknemers vallend onder de categorieën 1a t/m c en e t/m g;

      • b. werknemers, werkzaam in Sign-inrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIb zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

    • V. voor zover het betreft het reprografisch bedrijf:

      • a. werknemers, werkzaam in een administratieve functie;

      • b. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • c. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIb zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;.

    • VI. voor zover het betreft het reprografisch bedrijf, waarbij de werkgever niet lid is van de Vereniging Repro Nederland:

      • a. werknemers, vallend onder de categorieën 1a tot en met g;

      • b. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIb zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

  • 5. In afwijking van hetgeen in lid 3 van dit artikel is bepaald, worden degenen die werkzaam zijn in:

    • het Signbedrijf uitsluitend voor de uitvoering van het Reglement voor de Gezondheidszorg als werknemer beschouwd.

Artikel 11 Voortduren van de hoedanigheid van werknemer

  • 1. De werknemer, die ophoudt als zodanig werkzaam te zijn, behoudt de hoedanigheid van werknemer:

    • a. op dagen, waarover hij anders dan in een geval als hierna onder b bedoeld, zonder te werken loon van zijn werkgever ontvangt of daarop rechtens aanspraak heeft;

    • b. bij arbeidsongeschiktheid voor zover en zolang hij:

      • een uitkering krachtens de ZW ontvangt;

      • dan wel een volledige uitkering krachtens de WAO ontvangt;

      • dan wel een gedeeltelijke uitkering krachtens de WAO ontvangt in combinatie met een gedeeltelijke uitkering krachtens de WW (waar­onder wordt begrepen zowel de loongerelateerde uitkering als de vervolguitkering).

        Op betrokkene rust de plicht aan te tonen dat hij aan de voorwaarden voldoet.

    • c. bij werkloosheid voor zover en zolang hij:

      • een volledige uitkering krachtens de WW ontvangt;

      • dan wel een gedeeltelijke uitkering krachtens de WW ontvangt in combinatie met een gedeeltelijke uitkering krachtens de WAO;

      waarbij onder een WW-uitkering begrepen wordt zowel de loon­gerelateerde uitkering als de vervolguitkering.

      Op betrokkene rust de plicht aan te tonen dat hij aan de voorwaarden voldoet.

    • d. voor zover en voor zolang op hem van toepassing zijn de artikelen 5 en 7 van het Reglement voor het Garantiefonds en hem uit dien hoofde loon en/of uitkering wordt verstrekt;

    • e. voor zover en voor zolang op hem van toepassing zijn de artikelen 5 en 8 van het Reglement voor het Garantiefonds en hem uit dien hoofde een uitkering wordt verstrekt;

    • f. bij pensionering mits hij gedurende 10 jaar voor pensionering onafge­broken deelnemer aan het fonds is geweest, dan wel voor 1 juli 1991 een uitkering als bedoeld in de leden b en/of c ontving;

    • g. voor de toepassing van het Reglement voor de Gezondheidszorg: voor zover en zolang hij een uitkering ontvangt krachtens het Reglement Vervroegd Uittreden Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid van de statuten;

    • h. voor zover en zolang hij verlof opneemt krachtens de levensloopregeling.

  • 2. Indien betrokkene in voorkomende gevallen volgens het bestuur onvoldoende aantoont dat hij aan de voorwaarden voldoet, dan is geen sprake van voortduring van het werknemerschap, tenzij het bestuur anders beslist.

Artikel 13 Verplichtingen van werkgevers en werknemers

  • 1. De werkgevers en hun werknemers zijn gehouden de verplichtingen die uit de statuten en reglementen te hunnen aanzien voortvloeien, na te leven.

  • 2. De werkgevers zijn gehouden met alle hun ten dienste staande middelen te bevorderen, dat hun werknemers de te hunnen aanzien in de statuten en reglementen van het fonds gestelde bepalingen nakomen.

  • 3. De werkgevers staan jegens het fond sin voor de betaling van de door de werknemers verschuldigde bijdrage, een en ander volgens bij reglement te stellen regelen.

Artikel 14 Bestuur

  • 1. Het bestuur bestaat uit ten hoogste 14 leden van wie:

    • a. zeven worden aangewezen door de werkgeversorganisatie: het Koninklijk Verbond van Grafische Onder­nemingen;

    • b. zeven worden aangewezen door de werknemersorganisaties, te weten:

      zes door FNV Kunsten Informatie en Media;

      één door de Dienstenbond CNV, hierna te noemen CNV Media.

  • 2. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt:

    • a. door bedanken;

    • b. door overlijden;

    • c. door een besluit van de organisatie, welke het betrokken bestuurslid benoemde.

  • 3. Indien in het bestuur een vacature ontstaat wordt daarin zo spoedig mogelijk voorzien door de organisatie door welke het lid, wiens zetel is opengevallen, was benoemd. Het bestuur blijft wettig samengesteld en behoudt al zijn bevoegdheden zolang ten minste één werkgevers- en één werknemerslid daarvan rechtsgeldig deel uitmaken.

  • 4. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van het fonds.

  • 5. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering vergoeding van de ter uitoefening van hun functie gemaakte reis- en verblijfkosten, volgens daarvoor door het bestuur te stellen regelen.

  • 6. Het bestuur kan besluiten de leden van het bestuur voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering een vacatiegeld toe te kennen.

Artikel 15 Voorzitters en secretarissen

  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter van werkgeverszijde en een voorzitter van werknemerszijde.

  • 2. De beide voorzitters treden telkens voor de duur van een kalenderjaar afwisselend als fungerend voorzitter op. De fungerend voorzitter heeft de leiding van de bestuursvergaderingen. Bij ontstentenis van de fungerend voorzitter treedt de andere voorzitter als zodanig op. Bij ontstentenis van beide voorzitters wijst de vergadering haar voorzitter uit haar midden aan.

  • 3. Het bestuur benoemt uit zijn midden een secretaris van werkgeverszijde en een secretaris van werknemerszijde.

  • 4. Het in artikel 14, leden 4 tot en met 6 en artikel 16, bepaalde is op overeenkomstige wijze van toepassing.

Artikel 15a Vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte.

  • 2. Het fonds wordt in en buiten rechte bovendien vertegenwoordigd door een bestuurslid van werkgeverszijde en een bestuurslid van werknemerszijde gezamenlijk, ook voor de toegestane rechtshandelingen als bedoeld in artikel 17, lid 1, sub b van de statuten. Bij ontstentenis van een of meer hunner zullen in hun plaats een of meer door het bestuur uit zijn midden aan te wijzen plaatsvervangers optreden.

Artikel 16 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste eenmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen. In het laatste geval is de voorzitter verplicht een bestuurs­vergadering uit te schrijven binnen veertien dagen, nadat een des­betreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen.

  • 2. Ter bestuursvergadering brengen de gezamenlijke aanwezige werkgevers­bestuursleden evenveel stemmen uit als de gezamenlijke aanwezige werk­nemersbestuursleden. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is. Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 3. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen wanneer ten minste de helft der bestuursleden ter vergadering aanwezig is. In geval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand opnieuw in vergadering bijeen geroepen. In die vergaderingen kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen.

    In spoedeisende gevallen, zulks ter beoordeling van het dagelijks bestuur, kan het bestuur langs de weg van schriftelijke besluitvorming een besluit nemen. Hiertoe zal het dagelijks bestuur schriftelijk aan de bestuursleden een voorstel doen. De bestuursleden hebben veertien dagen nadien de mogelijkheid om te kennen te geven dat een of meer van hen zich niet met het voorstel kan verenigen. Indien een of meer van de bestuursleden zich niet met het voorstel kan verenigen, wordt het voorstel op een bestuursvergadering behandeld.

  • 4. Het bestuur beslist bij gewone meerderheid van stemmen, voor zover in de statuten niet anders is bepaald.

Artikel 17 Taak van het bestuur

  • 1.

    • a. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en reglementen, is belast met het beheer van het vermogen en stelt jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermogen van het fonds en van de ontwikkeling daarvan gedurende het boekjaar. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.

    • b. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, tot het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

    • c. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op van te verwachten inkomsten en uitgaven van het daaropvolgende jaar voor wat betreft het Reglement voor de gezondheidszorg en het Reglement voor het Garantiefonds, reglementen waarvoor algemeen verbindend verklaring beoogd wordt.

      De begroting moet zijn ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoeleinden en activiteiten. Deze begroting is voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers beschikbaar; het bestuur kan besluiten voor die beschikbaarstelling een kostenvergoeding in rekening te brengen.

    • d. Het bestuur kan bepaalde bevoegdheden aan het dagelijks bestuur dele­geren en aan de directie.

      Het bestuur delegeert aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid om reglementen vast te stellen, te wijzigen en in te trekken, alsmede de bevoegdheid om de statuten te wijzigen; daarbij dient het bestuur in de gelegenheid te worden gesteld om binnen 14 dagen na verzending van de stukken betreffende de reglementsvaststelling, -wijziging, -intrekking dan wel betreffende de statutenwijziging aan te geven of het bespreking van het voorstel in een vergadering van het bestuur op prijs stelt. Indien één van de leden van het dagelijks bestuur zich met het voorstel niet kan verenigen, resp. indien één der bestuursleden daartoe de wens te kennen geeft, zal een bestuurs­vergadering worden uitgeschreven. Voor wat betreft de statutenwijziging is alsdan een gekwalificeerde meerderheid als genoemd in de statuten vereist.

  • 2. Het bestuur beslist over de uitlegging van statuten en reglementen en beslist in alle gevallen waarin deze niet voorzien.

Artikel 17a Fondsen

  • 1. Het bestuur kan voor bepaalde omschreven doeleinden afzonderlijke fondsen in het leven roepen waarvan het vermogen en de inkomsten en uitgaven gescheiden worden gehouden van de overige middelen der stichting, onverminderd de aansprakelijkheid van het totale vermogen der stichting voor de betaling van haar schulden overeenkomstig de wet.

  • 2. Het bestuur stelt voor elk der door hem ingestelde fondsen een afzon­derlijk reglement vast, houdende bepalingen omtrent het verkrijgen van inkomsten door het fonds, de besteding dier inkomsten en het beheer van het fonds, een en ander voor zover zulks niet reeds in het Algemeen reglement van het fonds geregeld is.

Artikel 17b Rekeningen

  • 1. Het bestuur kan voor bepaalde omschreven werkzaamheden die de stichting voor derden verricht afzonderlijke rekeningen in het leven roepen, waar­van de inkomsten en uitgaven gescheiden worden gehouden van de overige middelen van de stichting.

    De stichting is jegens die derde niet verder aansprakelijk dan het bedrag dat het saldo van de betreffende rekening aangeeft.

  • 2. Het bestuur stelt voor elke door hem ingestelde rekening een afzonderlijk reglement vast, houdende bepalingen omtrent het verkrijgen van inkomsten ten behoeve van die rekening, de besteding en het beheer van die inkom­sten, een en ander voor zover zulks niet reeds in het Algemeen reglement van het fonds geregeld is, en voorts omtrent onderwerpen die naar het oordeel van het bestuur in aanmerking komen.

Artikel 17c Beheer vermogen

  • 1. Voor zover gelden van het fonds voor belegging beschikbaar zijn, worden deze door het bestuur op solide wijze belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administratie van het fonds. De titels betreffende geldleningen op schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administratie. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

  • 3. Het bestuur zal de kosten van beheer en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 18 Directie

  • 1. Het bestuur laat zich bij de vervulling van zijn taak terzijde staan door een directie, bestaande uit de algemeen directeur en de overige directeuren.

  • 2. De taak en de bevoegdheden van de directieleden worden in door het bestuur vast te stellen instructies geregeld. Bij die instructies kunnen het bestuur en het dagelijks bestuur bepaalde hen toekomende bevoegdheden aan de directieleden delegeren.

Artikel 19 Externe accountant en jaarverslag

  • 1. De door het bestuur aangewezen externe registeraccountant brengt jaarlijks een rapport uit over zijn bevindingen en over de balans en de rekening van baten en lasten.

  • 2. Het verslag is overeenkomstig de statutaire bestedingsdoeleinden resp. activiteiten gespecificeerd en gecontroleerd door de accountant; uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoeleinden zijn gedaan.

  • 3. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd ten kantore van het fonds op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag toegezonden aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers, tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 20 Boekjaar

Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.

Artikel 21 Reglementen

  • 1. Het bestuur stelt reglementen vast, welke bepalingen bevatten ten aanzien van de door het fonds te verlenen uitkeringen en te verstrekken hulp.

  • 2. Bij reglement kan het bestuur bevoegdheden overdragen aan derden genoemd in dat reglement; het bestuur blijft echter verantwoordelijk.

  • 3. Alle onderwerpen van algemene aard, die regeling behoeven, kunnen worden geregeld in een Algemeen reglement, dat door het bestuur wordt vastgesteld.

  • 4. Het bestuur is bevoegd tot het wijzigen en intrekken van de reglementen.

  • 5. Voor het uitbrengen van hun stem over wijziging of intrekking van reglementen behoeven de bestuursleden de machtiging van de organisatie door wie zij zijn benoemd.

  • 6. Een reglement en de wijzigingen daarin zullen niet eerder in werking treden alvorens zij, door het bestuur ondertekend, ter inzage zijn neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 22 Statutenwijziging

  • 1. Tot wijziging der statuten kan door het bestuur worden besloten in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering.

  • 2. Tot wijziging van enig artikel der statuten kan slechts worden besloten door een meerderheid van ten minste zes/zevende van de stemmen der ter vergadering aanwezige bestuursleden.

  • 3. Voor het uitbrengen van hun stem over een voorstel tot statutenwijziging behoeven de leden van het bestuur de machtiging van de organisatie door wie zij zijn benoemd.

  • 4. Elke wijziging der statuten moet bij notariële akte worden vastgelegd.

  • 5. Wijzigingen in de statuten treden niet in werking alvorens een volledig exemplaar van die wijzigingen, ondertekend door het bestuur, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

  • 6. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het in artikel 289 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register.

Artikel 23 Ontbinding en vereffening

  • 1. Het fonds wordt ontbonden:

    • 1. bij besluit van het bestuur in een daartoe bijzonderlijk uitgeschreven vergadering, genomen:

      • a. met een meerderheid van ten minste zes/zevende der ter vergadering uitgebrachte stemmen, hetzij

      • b. met gewone meerderheid van uitgebrachte geldige stemmen, indien op voorstel van ten minste twee bestuursleden door het bestuur wordt beslist, dat zodanige onvoorziene omstandigheden zijn ingetreden, dat van de werkgeversorganisatie enerzijds of van de werknemers­organisaties anderzijds in redelijkheid niet kan worden verlangd de verplichtingen hunner leden tegenover het fonds langer te doen voortduren;

    • 2. door insolventie nadat het fonds in staat van faillissement is ver­klaard, of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel;

    • 3. door de rechter in de gevallen in de wet bepaald.

  • 2. Voor het medewerken aan een besluit, bedoeld in het vorige lid onder punt 1, behoeven de leden van het bestuur machtiging van de organisatie door welke zij zijn benoemd.

  • 3. Bij het nemen van een besluit tot ontbinding benoemt het bestuur ten minste twee personen die met de vereffening worden belast en beslist over de bestemming van het bij liquidatie aanwezige vermogen.

    Bij deze beslissing zal de bestemming van het vermogen van een door het fonds uitgevoerde regeling in het verlengde van het doel van die regeling dienen te liggen, voor zover daarover in een specifiek fondsreglement niets is bepaald.

  • 4. De vereffenaars treden gedurende de vereffening in de rechten en verplichtingen van het bestuur, dat niet met de vereffening kan worden belast, met dien verstande, dat na het in werking treden van het besluit tot ontbinding geen wijzigingen meer in de statuten en reglementen van het fonds kunnen worden aangebracht en geen premies meer verschuldigd zijn over daarna gelegen perioden.

  • 5. Na het in werking treden van het besluit tot ontbinding wordt in stukken en aankondigingen die van het fonds uitgaan, aan de naam toegevoegd ‘in liquidatie’.

  • 6. De vereffenaars brengen zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen zes maanden na het tijdstip waarop de vereffeningswerkzaamheden het defini­tief afleggen van rekening en verantwoording mogelijk maken, schriftelijk verslag uit van de vereffening aan het bestuur, onder overlegging van een rekening van ontvangsten en uitgaven over de periode gelegen tussen het einde van het boekjaar waarover zij laatstelijk ingevolge artikel 17 de jaarrekening hebben vastgesteld, en het einde der vereffenings­werkzaamheden.

  • 7. Nadat het bestuur het verslag betreffende de vereffening heeft goed­gekeurd en aan de vereffenaars ter zake décharge heeft verleend, benoemt het bestuur een bewaarder, onder wie de boeken en bescheiden van het fonds gedurende tien jaren blijven berusten.

STICHTING ALGEMEEN SOCIAAL FONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

ALGEMEEN REGLEMENT

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. het fonds:

de Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven;

b. het bestuur:

het bestuur van het fonds;

c. de werknemer:

de werknemer in de zin van de statuten van het fonds;

d. de werkgever:

de werkgever in de zin van de statuten van het fonds;

f. Garantiefonds:

het fonds dat in het leven is geroepen ter waarborging van de uitbetaling van uitkeringen aan werknemers in geval van reorganisatie, liquidatie, overdracht van zeggenschap of verhuizing. In bijzondere gevallen zullen middelen uit het Garantie­fonds ter beschikking kunnen worden gesteld om saneringsoperaties te stimuleren ten einde faillissementen te voorkomen. Dit alles overeenkomstig de regelen, vervat in een daartoe door het bestuur vastgesteld – en zo nodig te wijzigen – reglement;

p. werkgeversorganisatie:

organisatie van werkgevers in het grafisch bedrijf;

q. werknemersorganisatie:

organisatie van werknemers in het grafisch bedrijf;

r. boekjaar:

kalenderjaar.

Artikel 2 Premie

  • 1. Werkgevers zijn verplicht aan het fonds jaarlijks een of meer door het bestuur vast te stellen premies te betalen, die worden uitgedrukt in een percentage van het loon van hun werknemers dat voor hen is vastgesteld, en wel voor de volgende rekening en/of fondsen:

    • I. voor zover het betreft het Grafisch bedrijf, het (grafisch) Voorbereidings- cq. Prepress bedrijf, het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf en overige grafimedia-bedrijven; Garantiefonds;

    • II. voor zover het betreft het Zeefdrukbedrijf:

      • Garantiefonds;

    • IV. voor zover het betreft het Reprografisch bedrijf:

      • Garantiefonds;

  • 2. De door de werkgever verschuldigde premie wordt door het fonds, bij wijze van voorschot en in mindering op het over een boekjaar verschuldigde totaal der premies, aan de werkgever in rekening gebracht, in zodanige termijnen, op zodanige tijdstippen en tot zodanige bedragen als het bestuur nodig oordeelt. Daarenboven kan het bestuur, indien het dit nodig oordeelt ter zekerheidstelling van premie-afdracht, een extra voorschot van ten hoogste 1 jaar premie in rekening brengen.

  • 3. De kosten die gemaakt worden ten behoeve van de vaststelling en inning van de premies en de daaruit voortvloeiende administratiekosten, komen ten laste van de opbrengst van de premies.

  • 4. In aanvulling op het bepaalde in lid 1 wordt vermeld dat het bestuur de volgende premiepercentages heeft vastgesteld: voor de Gezondheidszorg 0% en voor het Garantiefonds 0,40%.

Artikel 3 Bijdrage

  • 1. Op het loon van de werknemer wordt ingehouden een bijdrage ter hoogte van 0,35% van het loon ten behoeve van de in lid 3 genoemde bestedingen.

    De werkgever draagt deze bijdrage aan het fonds af.

  • 2. De bijdrage wordt door de werkgever bij elke loonbetaling ingehouden en wordt door het fonds, bij wijze van voorschot en in mindering op het over een boekjaar verschuldigde totaal der bijdragen, aan de werkgever in rekening gebracht, in zodanige termijnen, op zodanige tijdstippen en tot zodanige bedragen als het bestuur nodig oordeelt.

    Daarenboven kan het bestuur, indien het dit nodig oordeelt ter zekerheid­stelling van de afdracht van de bijdragen, een extra voorschot van ten hoogste 1 jaar in rekening brengen.

  • 3. Besteding van bijdragen en middelen van het fonds geschiedt ten behoeve van:

    • a. het verstrekken van uitkeringen en het direct of indirect verlenen van hulp in geldelijke of enigerlei andere vorm aan werknemers in de grafische bedrijven en hun gezinnen;

    • b. het vergoeden van kosten zoals genoemd in het Reglement voor de Gezondheidszorg;

    • c. een jaarlijks door het bestuur vast te stellen dotatie aan het Garantiefonds zoals bedoeld in artikel 1 onder f. van dit reglement;

    • d. vergoeding van de kosten met betrekking tot de voorbereiding op pensionering zoals bepaald in het Reglement voorbereiding op pensionering;

    • e. overige, door het bestuur te bepalen dotaties aan andere bedrijfstakfondsen en projecten welke het sociale karakter van het ASF onderschrijven.

  • 4. De kosten die worden gemaakt ten behoeve van de vaststelling en inning der bijdragen, van de administratie en het beheer der middelen, alsmede de kosten voortvloeiende uit het doen van uitkeringen, de controle en het verstrekken van hulp, komen ten laste van de opbrengst der in lid 1 bedoelde bijdragen.

Artikel 4 Heffingsgrondslag; loon

  • 1. Grondslag voor de berekening van verschuldigde premies is het loon in de zin van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen.

    Grondslag voor de berekening van de in te houden bijdragen is het brutoloon verminderd met het werknemersdeel in de pensioenpremie en het werknemersdeel in de Vut-premie, alsmede met de reglementaire bijdrage van de werknemer in de premie van de collectieve grafische bedrijfstakregeling reparatie WAO-hiaat.

    Grondslag voor de berekening van de door de werkgever af te dragen bijdragen is het loon in de zin van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen.

  • 2. Onder loon wordt tevens verstaan:

    • de uitkeringen als bedoeld in artikel 3, eerste lid en zesde lid onder a en c van het Reglement Vervroegd Uittreden Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven van het Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven;

    • de loondervingsuitkeringen alsmede de eventuele aanvullingen op het loon en/of de loondervingsuitkeringen die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking tijdens het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid al dan niet via derden ontvangt.

  • 3. Niet in geld genoten loon wordt berekend naar het bedrag der geldswaarde, waarbij onderricht niet wordt meegerekend.

  • 4. Het bestuur stelt de geldswaarde van huisvesting en van kost vast.

  • 5. In afwijking van het in lid 1 bepaalde wordt onder loon niet verstaan de uitkering die de werknemer ontvangt uit hoofde van de WAO/WW, alsmede het loon dat wordt gegeven in aanvulling op een uitkering ingevolge de WAO/WW.

Artikel 5 Vaststelling loon voor berekening premies

  • 1. De verschuldigde jaarpremie als bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 2 wordt berekend met inachtneming van de door de werkgever daartoe te verstrekken loongegevens.

  • 2. Laat de werkgever na die loongegevens, of andere gegevens als bedoeld in artikel 10, lid 1, voor het door het bestuur daartoe vastgestelde tijdstip te verstrekken of zijn die gegevens kennelijk onjuist, dan stelt het bestuur het loon naar beste weten vast.

  • 3. Het bestuur kan een besluit tot vaststelling van het loon te allen tijde herzien, zolang niet meer dan vijf kalenderjaren zijn verstreken sedert het einde van het boekjaar waarin de premie verschuldigd is geworden.

Artikel 7 Maximumloon voor premie en bijdragen

Voor de berekening van de premies en de bijdragen komt het loon dat bij dezelfde werkgever voor dezelfde werknemer meer heeft bedragen dan het bedrag dat verkregen wordt door vermenigvuldiging van het bedrag als bedoeld in artikel 9, eerste lid van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen met het aantal dagen waarop de werknemer bij de werkgever heeft gewerkt, voor dat meerdere niet in aanmerking.

Artikel 8 Afdracht premie en bijdragen

  • 1. De werkgever is aansprakelijk voor de betaling van de hem in rekening gebrachte premies en bijdragen.

  • 2. De werkgever is verplicht de verschuldigde premies en bijdragen binnen 7 dagen na dagtekening van de nota te voldoen. Bij niet betaling binnen deze termijn is de werkgever door het enkele verloop van die termijn in gebreke. Betaling van de nota kan, ter keuze van de werkgever, geschieden via automatische incasso of via een andere wijze.

Artikel 9 Te late betaling

  • 1. De werkgever die nalaat enig ingevolge het voorgaande artikel door hem te betalen bedrag op het daarvoor door het bestuur vastgestelde tijdstip te voldoen zal een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • 2. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde schadevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op eerste vordering van het fonds alle kosten te betalen, die naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW. Indien de werkgever 2 maanden na de dagtekening van de nota die nota nog niet heeft voldaan, wordt onder de kosten in ieder geval begrepen een extra opslag van 1% van het (totale) bedrag van de nota, met een minimum van € 50,– en een maximum van € 1.500,–.

  • 3. Eveneens is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op eerste vordering te betalen alle kosten welke naar het oordeel van het bestuur tot verhaal van de op grond van artikel 5 van het Reglement voor het Garantiefonds gedane betalingen zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW. Het in het eerste en tweede lid gestelde is van dienovereenkomstige toepassing.

Artikel 10 Opgaven en inlichtingen

  • 1. Werkgevers en werknemers zijn verplicht om aan het fonds of diens gemachtigde(n) alle inlichtingen of opgaven te verstrekken, welke het fonds voor de uitvoering van de statuten en reglementen nodig acht.

  • 2. Desgevraagd zullen zij aan het fonds of diens gemachtigde inzage geven in die boeken en bescheiden waarvan het bestuur dit noodzakelijk acht.

  • 3. Voor alle activiteiten die verband houden met de hiervoor genoemde leden dient de werkgever of degene aan wie de werkgever zijn administratie geheel of gedeeltelijk heeft uitbesteed dan wel degene die anderszins door de werkgever is ingeschakeld, resp. de werknemer kosteloos zijn volledige medewerking te verlenen.

Artikel 11 Vrijstelling

  • 1. Vrijstelling van de verplichtingen ingevolge de statuten en reglementen kan op verzoek van een werkgever door het bestuur geheel of gedeeltelijk worden verleend indien ten behoeve van alle bij hem in dienst zijnde werknemers zodanige voorzieningen zijn getroffen dat:

    • a. de aanspraken, welke daaraan door de betrokken werknemers kunnen worden ontleend, als geheel genomen ten minste gelijkwaardig zijn aan de in de reglementen van het fonds getroffen regelingen;

    • b. de rechten van de betrokken werknemers behoorlijk zijn gewaarborgd.

  • 2. Het bestuur kan aan de vrijstelling voorwaarden verbinden.

  • 3. De vrijstelling wordt ingetrokken indien niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden bij of krachtens de beide voorgaande leden gesteld.

Artikel 12 Gemoedsbezwaren

  • 1. De werkgever of de werknemer, die overwegende gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekering, en daarvan een verklaring overlegt volgens een door het bestuur vast te stellen model, waaruit blijkt dat hij nog zichzelf noch iemand anders, noch zijn eigendommen in enigerlei vorm tegen enig onzeker voorval heeft verzekerd, kan op zijn verzoek door het bestuur worden ontheven van de op hem rustende verplichting tot inhouding en afdracht aan het fonds resp. tot afdracht aan de werkgever van de werk­nemersbijdrage als bedoeld in artikel 3.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ontheffing wordt ingetrokken:

    • a. op verzoek van degene aan wie zij is verleend;

    • b. wanneer de gemoedsbezwaren naar het oordeel van het bestuur niet langer kunnen worden geacht te bestaan.

  • 3. De werknemer, in dienst van een werkgever, aan wie een ontheffing als in het eerste lid bedoeld is verleend, is gehouden in plaats van de werk­gever zelf de werknemersbijdrage aan het fonds te betalen, tenzij de werknemer ingevolge het eerste lid is ontheven van de verplichting tot het afdragen van die bijdrage aan de werkgever.

Artikel 13 Terugvordering en verjaring

  • 1. De als gevolg van het verstrekken van onjuiste gegevens geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen kunnen worden teruggevorderd.

    Behalve de geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen, kunnen in geval van nalatigheid worden teruggevorderd: een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, en/of alle kosten, welke naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

  • 2. Het terugvorderingsrecht van het fonds als bedoeld in het voorgaande lid, verjaart door verloop van vijf jaren na afloop van het kalenderjaar waarin geheel of ten dele ten onrechte betalingen zijn gedaan.

Artikel 14 Slotbepaling

Dit reglement kan worden aangehaald als ‘Algemeen reglement’.

STICHTING ALGEMEEN SOCIAAL FONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit reglement verstaat onder:

a. werknemer:
  • 1. de mannelijke of vrouwelijke werknemer in de zin der statuten van het fonds;

  • 2. degene ten aanzien van wie de statuten van het fonds bepalen dat de hoedanigheid van werknemer voortduurt;

b. gezinsleden:
  • 1. de echtgeno(o)t(e) van een werknemer;

  • 2. een ongehuwd persoon die met een ongehuwde werk­nemer een geregistreerd partnerschap is aangegaan als bedoeld in titel 5A van Boek 1 van het Burger­lijk Wetboek;

  • 3. een ongehuwde levenspartner die in een met een huwelijk vergelijkbare relatie met een ongehuwde werknemer duurzaam samenwoont op een gemeenschap­pelijk adres, mits er geen bloedverwantschap tussen hen bestaat en:

    • die samenwoning ten minste een jaar duurt en ten genoege van het bestuur aannemelijk wordt gemaakt of

    • die samenwoning bij notariële akte is vast­gelegd;

  • 4. de in familierechtelijke betrekking staande en aangehuwde kinderen en pleegkinderen van een werknemer resp. de onder 2 en 3 bedoelde ongehuwde (geregistreerde) levenspartner resp. een mede­verzekerde voor wie:

    • a. in het gezin van de werknemer resp. een mede­verzekerde kinderbijslag wordt ontvangen;

    • b. de kinderbijslag wordt betaald aan een inrichting, waarin het kind van de werknemer resp. een medeverzekerde wordt verpleegd;

c. medeverzekerde:
  • 1. de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde (geregistreerde) levenspartner van een overleden werknemer, mits deze werknemer gedurende 10 jaar direct voorafgaande aan zijn overlijden onafgebroken onder de werkingssfeer van het fonds werkzaam is geweest;

  • 2. de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde (geregis­treerde) levenspartner van een werknemer die een uitkering ontving krachtens het Reglement Vervroegd Uittreden Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven als bedoeld in artikel 9, lid 2 van de statuten;

  • 3. de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde (geregis­treerde) levenspartner van een gepensioneerde werknemer, mits deze werknemer gedurende 10 jaren direct voorafgaande aan zijn pensionering onaf­gebroken onder de werkingssfeer van het fonds werk­zaam is geweest.

De medeverzekerde heeft uitsluitend en alleen voor de toepassing van dit reglement dezelfde rechten en verplichtingen als de werknemer, met dien verstande dat:

  • de hoedanigheid van medeverzekerde eindigt op het moment van hertrouwen resp. aangaan van een geregis­­treerd partnerschap resp. samenwoning van de medeverzekerde;

  • de medeverzekerde tot geen premiebetaling is gehouden.

d. fonds:

de Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven;

e. bestuur:

het bestuur als bedoeld in artikel 14 van de statuten van het fonds;

f. directie:

de directie als bedoeld in artikel 18 van de statuten van het fonds.

Artikel 2 Verpleging in een ziekenhuis, sanatorium, herstellingsoord, kindertehuis en andere inrichtingen

  • 1. De werknemers hebben voor zich en hun gezinsleden recht op verpleging voor rekening van het fonds in Nederlandse ziekenhuizen, sanatoria, herstellingsoorden, kindertehuizen, psychiatrische inrichtingen, tehuizen voor zwakzinnigen, spastisch, geestelijk of lichamelijk gehandicapten, revalidatie-inrichtingen of andere daarmee door het bestuur gelijkgestelde inrichtingen in Nederland, indien en voor zover verpleging in die inrichting naar het oordeel van een door de directie aangewezen geneeskundige tot behoud of herstel van de gezondheid van de betrokkene noodzakelijk is.

  • 2. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde hebben de werknemers voor zich en hun gezinsleden recht op verpleging voor rekening van het fonds in een in het buitenland gevestigde inrichting voor het onder­gaan van een open-hartoperatie, onder de voorwaarde genoemd in het eerste lid en overigens met inachtneming van het hierna bepaalde.

  • 3. Het bestuur kan in bijzondere gevallen een tegemoetkoming verlenen in de verpleegkosten ter zake van opname in een buitenlandse inrichting om andere redenen dan genoemd in het tweede lid.

  • 4. De verpleegkosten komen, onverminderd het in het eerste en tweede lid bepaalde, slechts voor rekening van het fonds, indien de verpleging plaatsvindt in een door de directie aangewezen inrichting en indien de door de directie aangewezen geneeskundige in de gelegenheid is gesteld zich van te voren van de noodzakelijkheid van de verpleging te overtuigen.

    Bij het aanwijzen van de inrichting zal de directie zoveel mogelijk rekening houden met de verlangens van de werknemer, met dien verstande dat het fonds nimmer een hoger bedrag aan verpleegkosten voor zijn rekening zal nemen dan overeenkomt met de naar het oordeel van de directie normale verpleegkosten.

  • 6. Indien de verpleegkosten niet door de ziektekostenverzekeraar worden vergoed en geheel of gedeeltelijk voor eigen rekening van de werknemer komen, worden de voor eigen rekening komende verpleegkosten vergoed gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 12 maanden.

Artikel 3 Vergoeding van reis- en logieskosten

  • 1. De werknemers hebben, indien zij of hun gezinsleden buiten hun woonplaats verpleegd of langdurig medisch behandeld worden in een inrichting in Nederland bovendien recht op vergoeding van reiskosten:

    • a. welke door de gezinsleden van de werknemer resp. door de werknemer zijn gemaakt voor het bezoeken van de zieke,

    • b. welke de zieke heeft gemaakt die een weekeinde of feestdagen heeft doorgebracht in het gezin waartoe hij of zij behoort. In dat geval worden ook de reiskosten van een begeleider vergoed.

  • 2. Reiskosten uit hoofde van dit artikel worden vergoed tot het bedrag dat gevormd wordt door een door het bestuur vast te stellen bedrag per kilometer te vermenigvuldigen met het aantal kilometers tussen de woonplaats van degene ten behoeve waarvan vergoeding voor reiskosten wordt verstrekt en de plaats van de verpleging.

  • 3. Reiskosten van lokaal vervoer binnen de woonplaats van de werknemer worden niet, kosten van vervoer binnen de woonplaats per ambulance of taxi worden, mits deze wijze van vervoer medisch noodzakelijk is, wel vergoed.

  • 4. De vergoeding van de reiskosten als bedoeld in het eerste lid zal slechts worden verleend als de verpleging buiten de woonplaats ten minste een week heeft geduurd en wordt toegekend vanaf het moment van de opneming ter verpleging voor maximaal 3 bezoeken per week.

    De vergoeding van de reiskosten als bedoeld in het eerste lid zal ten hoogste gelijk zijn aan het bedrag dat overeenkomstig de in lid 2 vermelde wijze, vice versa, wordt berekend. Zij omvat niet de kosten van het lokaal vervoer binnen de woonplaats van de werknemer.

  • 5. De werknemers hebben gedurende de verplegingsduur in een buitenlandse inrichting, als bedoeld in het tweede lid van artikel 2, bovendien recht op een tegemoetkoming in de logieskosten van de begeleider tot ten hoogste 80% van de kosten van noodzakelijk logies, mits de begeleiding naar het oordeel van een door de directie aangewezen geneeskundige medisch noodzakelijk is.

Artikel 4 Dieet

  • 1. De werknemers hebben voor zich en hun gezinsleden recht op tegemoet­koming in de kosten van dieet indien het gebruik daarvan:

    • a. na een door het bestuur vastgestelde procedure gevolgd te hebben, blijkens een door de directie aangewezen geneeskundige, medisch noodzakelijk wordt geacht tot behoud of herstel van de gezondheid van betrokkene, en

    • b. buitengewone kosten met zich meebrengt.

  • 2. Om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen, dient een dieet voor meer dan het laagste bedrag dat volgens de dieetkostentabel van de buitengewone lastenregeling van de inkomstenbelasting aftrekbaar is, kostenverhogend te zijn.

    De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 275,– per jaar; geen tegemoetkoming wordt verstrekt indien het bedrag van de tegemoetkoming minder dan € 95,– zou bedragen.

Artikel 6A Prothesen, hulpmiddelen en behandelingen

  • 1. De werknemers hebben voor zich of hun gezinsleden recht op een tege­moet­koming in de kosten van prothesen, hulpmiddelen en behandelingen, echter alleen indien een door de directie aan te wijzen geneeskundige die prothese, hulpmiddel of behandeling medisch noodzakelijk heeft bevonden.

  • 2. Het bestuur bepaalt welke prothesen, hulpmiddelen en behandelingen als zodanig kunnen worden aangemerkt.

  • 3. De tegemoetkoming voor een prothese, hulpmiddel of behandeling bedraagt ten hoogste 80% van de voor eigen rekening komende kosten, tot een maximum van € 910,–.

Artikel 7 Vergoeding van kosten in verband met gezinsuitbreiding

  • 1. De werknemer heeft bij zwangerschap van zijn echtgenote of van de vrouw met wie hij een geregistreerd partnerschap is aangegaan of van de vrouw met wie hij duurzaam samenwoont in de zin van artikel 1, onder b, sub 3 recht op een uitkering ten bedrage van € 115,–.

  • 2. Bij zwangerschap van een vrouwelijke werknemer heeft deze eveneens recht op vergoeding.

  • 3. De aanvraag om de vergoeding kan eerst worden gedaan nadat de bevalling heeft plaats gevonden.

    Ingeval de zwangerschap echter voordien eindigt, dient er een verkla­ring van een geneeskundige of verloskundige te worden overgelegd, waaruit blijkt dat de zwangerschap ten minste 26 weken gevorderd was.

  • 4. Het recht op vergoeding vervalt wanneer de aanvraag niet binnen zes maanden na de datum van de bevalling door de directie is ontvangen.

  • 5. Ter zake van de geboorte van een tweeling wordt een vergoeding van € 230,– en ter zake van de geboorte van een drieling wordt een vergoeding van € 345,– uitgekeerd.

Artikel 8 Alternatieve geneeswijzen

  • 1. De werknemers hebben voor zich of hun gezinsleden recht op een tegemoetkoming in de kosten van alternatieve geneeswijzen die betrekking hebben op acupunctuur, natuurgeneeswijze, homeopathie, antroposofie, chiropractie of manuele geneeskunde.

  • 2. De tegemoetkoming bedraagt in totaliteit voor alternatieve geneeswijzen maximaal € 275,– per jaar.

  • 3. Om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen dient:

    • de zorgverzekeraar van de werknemer een vergoeding voor de betref­fende alternatieve geneeswijze te verstrekken, of

    • de werknemer of zijn gezinslid door zijn geneeskundige doorverwezen te zijn naar een door het bestuur als zodanig erkende alternatieve genezer, indien de zorgverzekeraar geen vergoeding verstrekt.

Artikel 9 Terminale thuiszorg

  • 1. De werknemers hebben voor zich of hun gezinsleden recht op een tege­moetkoming in de verpleegkosten van terminale thuiszorg.

  • 2. Om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen dient de werknemer een door het bestuur vastgestelde procedure gevolgd te hebben waarbij de aanvraag door een door de directie aangewezen geneeskundige dient te worden onderschreven.

  • 3. Het bedrag van de tegemoetkoming bedraagt maximaal € 140,– per dag en wordt uitgekeerd volgens daartoe door het bestuur te stellen regelen.

Artikel 10 Bijzondere aanschaffingen en bijzondere behandelingen

  • 1. Aan werknemers wordt, gehoord een door de directie daartoe aangewezen geneeskundige, een tegemoetkoming toegekend in de kosten van bijzon­dere aanschaffingen of bijzondere behandelingen t.b.v. henzelf of t.b.v. hun gezinsleden, met inachtneming van het hierna bepaalde.

  • 2. Het bestuur bepaalt welke aanschaffingen en welke behandelingen als bijzonder kunnen worden aangemerkt.

  • 3. Een tegemoetkoming in de kosten van bijzondere aanschaffingen of van bijzondere behandelingen wordt verstrekt tot ten hoogste 80% van de voor eigen rekening van de werknemer komende kosten, tot een maximum van € 2.300,–, en wordt slechts eenmaal verleend, tenzij het bestuur anders beslist op grond van een advies van een door de directie aangewezen geneeskundige. In dat geval is het overigens in de vorige leden van dit artikel bepaalde van overeenkomstige toepassing.

    Geen tegemoetkoming wordt verstrekt, indien het bedrag van de tege­moetkoming minder dan € 115,– zou bedragen.

Artikel 12 Geneeskundig onderzoek

Degene te wiens behoeve aanspraak op een vergoeding of tegemoetkoming op grond van dit reglement wordt gemaakt, is verplicht zich op de door het fonds vastgestelde tijd en plaats te onderwerpen aan een onderzoek door een vanwege het fonds aangewezen geneeskundige.

Artikel 13 Aanvraag en behandeling der vergoeding

De werknemer dient bij het fonds een aanvraag in voor een tegemoetkoming in de voor eigen rekening komende kosten van een voorziening of behandeling.

Bij de indiening wordt gebruik gemaakt van door het fonds verstrekte aanvraagformulieren. De werknemer dient daarbij nota’s of andere bescheiden mee te zenden waaruit blijkt dat kosten zijn gemaakt.

De directie beslist op de aanvragen krachtens dit reglement.

Ingeval van afwijzing van het verzoek volgt een gemotiveerde afwijzingsbeslissing.

Artikel 14 Beëindiging der vergoeding

De directie is bevoegd een op grond van dit reglement toegekende vergoeding of tegemoetkoming te beëindigen, wanneer degene te wiens behoeve zij wordt verstrekt zich naar het oordeel van de directie tijdens de verpleging in een inrichting onbehoorlijk gedraagt of handelingen pleegt, waardoor het herstel ernstig wordt belemmerd.

Artikel 15 Weigering der vergoeding

De directie kan het verlenen van een vergoeding of tegemoetkoming op grond van dit reglement onthouden aan werknemers of hun gezinsleden, die onjuiste of onware inlichtingen verstrekken of onregelmatigheden plegen met bewijzen, welke moeten dienen om de noodzakelijkheid van het verlenen van vergoeding of tegemoetkoming aan te tonen. Deze onthouding kan zich uit­strekken tot later door dezelfde werknemer ingediende aanvragen om tege­moet­koming of vergoeding krachtens dit reglement.

Artikel 16 Wijziging van een inmiddels toegekende vergoeding of tegemoetkoming

Het bestuur is overigens te allen tijde bevoegd en gerechtigd om een inmiddels toegekend verzoek om vergoeding of tegemoetkoming, bij een wijziging van de gezondheidszorgregeling, aan te passen of zelfs in te trekken.

Artikel 17 Geen aanspraak op vergoeding

Op in dit reglement geregelde vergoedingen en tegemoetkomingen kan geen aanspraak worden gemaakt:

  • a. in gevallen, waarin het ziektegeval, ter zake waarvan overigens een vergoeding of tegemoetkoming zou kunnen worden toegekend, reeds is aangevangen voor de dag waarop degene die haar aanvraagt werknemer is geworden;

  • b. indien de aanvraag daartoe niet is ingediend binnen een termijn van 12 maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt, waarvoor ingevolge dit reglement vergoeding of tegemoetkoming kan worden verstrekt;

  • c. indien de werknemer en/of gezinsleden op wie de aanvraag betrekking heeft, buiten Nederland wonen of verblijf houden;

  • d. voor zover de kosten als in dit reglement bedoeld op enigerlei wijze door een ander fonds, een andere instelling, dan wel krachtens de wet worden vergoed of kunnen worden vergoed;

  • e. dan na overlegging van nota’s of andere bescheiden waaruit ten genoege van het bestuur blijkt dat de kosten zijn gemaakt;

  • f. indien en voor zolang de werkgever de bijdrage niet aan het fonds heeft afgedragen.

  • g. geen tegemoetkoming wordt verstrekt indien het bedrag van de tegemoetkoming minder dan € 25,– zou bedragen, tenzij anders aangegeven.

Een en ander tenzij het bestuur in bijzondere gevallen anders beslist.

Artikel 18 Beroep

De werknemers kunnen tegen de beslissing van de directie in beroep komen bij het bestuur.

STICHTING ALGEMEEN SOCIAAL FONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VOOR HET GARANTIEFONDS

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit reglement verstaat onder:

a. het fonds:

de Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven;

b. het (dagelijks) bestuur:

het (dagelijks) bestuur van het fonds;

c. de cao:

de Grafimedia cao;

d. de werknemer:

de werknemer in de zin der statuten van het fonds;

e. de werkgever:

de werkgever in de zin van artikel 9 der statuten van het fonds die niet van de verplichting tot aansluiting is vrijgesteld;

Artikel 2 Doel

Het Garantiefonds strekt ertoe om betalingen te verstrekken aan werknemers van wie onmiddellijk of op langere termijn te verwachten is dat de arbeidsplaats komt te vervallen als gevolg van reorganisatie, liquidatie, faillissement, overdracht van zeggenschap of verhuizing.

Onder liquidatie wordt mede verstaan de liquidatie van een afdeling van een onderneming. Onder reorganisatie wordt hier verstaan iedere wijziging in de organisatie- en/of productiestructuur van een onderneming.

Artikel 3 Bestedingsdoeleinden

Nadat de administratie van het fonds de door de werkgever verstrekte gegevens heeft getoetst en deze akkoord heeft bevonden, worden uit het Garantiefonds onder verantwoordelijkheid van het bestuur:

  • a. aan werknemers de in artikel 12, lid 1 bedoelde betalingen verstrekt;

  • b. aan werkgevers de in artikel 12, lid 2 bedoelde betalingen verstrekt na ontvangst van een daartoe door de Raad voor Overleg in de Grafimedia Branche ROGB dan wel een nader door de Raad voor Overleg aan te geven instantie afgegeven betalingsopdracht.

Artikel 4 Middelen

De middelen van het Garantiefonds worden gevormd door:

  • a. het deel van de opbrengst der werkgeverspremies in de zin van artikel 2 van het Algemeen reglement dat bestemd is te worden geboekt ten gunste van het Garantiefonds en een storting uit de door de werknemers opgebrachte bijdragen als bedoeld in artikel 3 van het Algemeen reglement, overeenkomstig de jaarlijkse besluiten van het bestuur van het fonds;

  • b. de op de werkgever verhaalde betalingen door het fonds;

  • c. de rente van de belegde middelen van het Garantiefonds;

  • d. alle andere baten die aan het Garantiefonds mochten toevallen.

Artikel 5 Eenmalige uitkering bij ontslag in geval van reoganisatie of liquidatie

  • 1. In geval van een ontslag, dat is gebaseerd op een door het CWI afgegeven ontslagvergunning(en) en dat rechtstreeks een gevolg is van een plan tot reorganisatie of liquidatie is de werkgever verplicht de werknemer een uitkering te verlenen.

    Daarbij is de werkgever gehouden terstond het Garantiefonds/ASF te informeren voor welke werknemer(s) ontslag zal volgen onder overlegging van de betreffende ontslagvergunning(en) ten gevolge van reorganisatie en individuele gegevens van de desbetreffende werknemer(s).

    Het Garantiefonds/ASF toetst de gegevens aan de voorwaarden van deze regeling. Wordt hieraan voldaan, dan verstrekt zij de uitkering.

  • 2. De uitkering als in dit artikel bedoeld, wordt aan de werknemer uitgekeerd door het Garantiefonds/ASF tot de hoogte als is bepaald in de navolgende artikelen

    Deze uitkeringen en de daaraan verbonden administratiekosten worden door het Garantiefonds/ASF op de werkgever verhaald, tenzij de werkgever op grond van artikel 11 is gedispenseerd op basis van een besluit van het dagelijks bestuur ASF/Garantiefonds.

Artikel 6 Regeling eenmalige uitkering in geval van reorganisatie of liquidatie

De werknemer ontvangt 15% van het laatst verdiende brutoloon in de vorm van een eenmalige uitkering berekend over een periode die gelijk staat aan:

  • 60% van de periode waarop recht bestaat, of zou hebben bestaan, op een WW-uitkering voor werknemers die op de datum van het ontslag nog geen 40 jaar zijn en nog geen 10 jaar in dienst zijn;

  • 80% van de WW-periode waarop recht bestaat, of zou hebben bestaan, op een WW-uitkering voor werknemers die 40 jaar of ouder zijn maar nog geen 50 jaar en nog geen 10 jaar in dienst;

  • de gehele WW-periode waarop recht bestaat, of zou hebben bestaan, op een WW-uitkering voor werknemers die op de datum van ontslag ten minste 10 jaar in dienst zijn of 50 jaar zijn of ouder; er geldt een minimum aanvullingstermijn van 6 maanden.

Voor de bepaling van het brutoloon wordt uitgegaan van het vast overeengekomen loon, de vakantietoeslag, de vaste (ploegen) toeslagen en de jaarlijks vaste gratificatie.

Artikel 7 Regeling werknemers van 60 jaar en ouder in geval van reorganisatie of liquidatie

  • 1. Ten aanzien van werknemers van 60 jaar en ouder, die worden ontslagen wegens reorganisatie of liquidatie, is artikel 6 van deze regeling niet van toepassing.

    Aan hen verstrekt de werkgever een eenmalige uitkering, berekend als het verschil tussen de hoogte van de wettelijke werkloosheidsuitkeringen en 85% van het laatstverdiende brutoloon over de periode tot de leeftijd van 65 jaar, met dien verstande dat voor de bepaling van de uitkeringshoogte na de loongerelateerde periode van de Werkloosheidswet minimaal wordt uitgegaan van het voor de werknemer geldende minimumloon zijnde 100% in geval de werknemer kostwinnaar is en 70% in de overige gevallen.

    Voor de bepaling van het brutoloon wordt uitgegaan van het vast overeengekomen loon, de vakantietoeslag, de vaste (ploegen-)toeslagen, de winstdelingsuitkering en de jaarlijks vaste gratificatie.

    De werkgever is in deze gevallen bovendien verplicht de werknemersbijdrage ASF, het spaarloon alsmede de pensioenpremie af te dragen, waarbij rekening wordt gehouden met eventueel elders nog te verwerven pensioenrechten. De verplichting tot afdracht van de pensioenpremie vervalt bij beëindiging van de bijdrageregeling uit het Fonds Voorheffing Pensioenen (FVP).

  • 2. De werknemer, die onder toepassing van dit artikel wordt ontslagen is verplicht, na daarover in kennis te zijn gesteld door het Garantiefonds/ASF, een aanvraag tot uitkering krachtens de Wet fonds Voorheffing Pensioenverzekering (FVP) te doen. Bij niet nakoming van deze verplichting zal de betrokken werknemer naar evenredigheid worden gekort in zijn pensioenopbouw, ter grootte van de FVP-bijdrage die de betrokkene had kunnen ontvangen.

Artikel 8 Aanvullingsregeling in geval van faillissement

Indien de werknemer werkloos wordt als gevolg van faillissement en een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt, dan heeft hij recht op een aanvulling van 15% van het laatst verdiende brutoloon gedurende maximaal een periode die gelijk staat aan de periode genoemd in artikel 6. De aanspraak wordt hem verleend door de werkgever. In deze situatie betaalt het Garantiefonds en treedt daarmee in de desbetreffende rechten van de werknemer jegens de werkgever.

Voor de bepaling van het brutoloon wordt uitgegaan van het vast overeengekomen loon, de vakantietoeslag, de vaste (ploegen) toeslagen en de jaarlijks vaste gratificatie.

Artikel 9 Regeling werknemers van 60 jaar en ouder in geval van faillissement

Ten aanzien van de werknemers van 60 jaar en ouder die worden ontslagen wegens faillissement en een werkloosheidsuitkering ontvangen, is artikel 8 van deze regeling niet van toepassing.

Zij hebben recht op een aanvulling op WW en IO(A)W tot 85% van het laatstverdiende bruto loon, met dien verstande dat voor de bepaling van de aanvulling na de loongerelateerde periode van de Werkloosheidswet minimaal wordt uitgegaan van een uitkering van het voor de werknemer geldende minimumloon zijnde 100% in geval de werknemer kostwinnaar is en 70% in de overige gevallen.

Voor de bepaling van het brutoloon wordt uitgegaan van het vast overeengekomen loon, de vakantietoeslag, de vaste (ploegen) toeslagen, de winstdelingsuitkering en de jaarlijks vaste gratificatie.

Het garantiefonds draagt in deze gevallen bovendien de werknemersbijdrage ASF, het spaarloon alsmede de pensioenpremie af, waarbij rekening wordt gehouden met eventueel elders nog te verwerven pensioenrechten. De afdracht van de pensioenpremie vervalt bij beëindiging van de bijdrageregeling uit het Fonds Voorheffing Pensioenen (FVP).

De aanspraken worden verleend door de werkgever. In deze situatie betaalt het Garantiefonds en treedt daarmee in de desbetreffende rechten van de werknemers jegens de werkgever.

Artikel 10 Geen aanvulling

Voor de in de artikelen 5 t/m 9 bedoelde (aanvullende) uitkering komt niet in aanmerking:

  • de werknemer van wie de dienstbetrekking wordt beëindigd na twee jaar aaneengesloten arbeidsongeschiktheid;

  • de werknemer die een redelijk aanbod tot ander gelijksoortig en gelijkwaardig werk weigert;

  • de werknemer, die zelf heeft opgezegd, tenzij hem een ontslagvergunning zou zijn verleend op grond van het feit, dat volgens een plan tot reorganisatie voor ontslag hij in aanmerking zou zijn gekomen en hij dan nog in dienst van de werkgever zou zijn geweest;

  • de werknemer van wie aangetoond kan worden, dat niet een plan tot reorganisatie doch andere oorzaken redenen zijn tot ontslag;

  • de werknemer, die de 65-jarige leeftijd heeft bereikt.

Artikel 11 Dispensatie werkgever

Bij liquidatie als gevolg van ziekte, ouderdom of overlijden van de werkgever zal van de betaling van de uitkering als bedoeld in artikel 5 geheel of gedeeltelijk dispensatie worden gegeven, indien het dagelijks bestuur van het ASF/Garantiefonds, gelet op de omstandigheden en na ingewonnen accountantsadvies, dat redelijk acht.

Artikel 12 Betalingen

  • 1. Uit het Garantiefonds worden door het bestuur aan werknemers de volgende betalingen gedaan:

    • a. de uitkeringen zoals omschreven in de artikelen 5 t/m 9;

    • b. voorzieningen in bijzondere hardheidsgevallen, welke voorzieningen per geval door het dagelijks bestuur zullen worden vastgesteld;

    • c. bijdragen – in geval van ontslag als omschreven in artikel 5, lid 1 – in verhuis- en inrichtingskosten voor de werknemer, die een werkkring aanvaardt in een andere gemeente en als gevolg daarvan moet verhuizen. Uitgezonderd hiervan is de situatie van verhuizing van het eigen bedrijf waarbij de mogelijkheid werd geboden om mee te gaan.

      De hier bedoelde bijdrage bedraagt € 2.950 voor werknemers met een eigen huishouding resp. € 1.815 voor overige werknemers (onder aftrek van eventuele premies van de overheid en bijdragen van de werkgever en ter beoordeling van het dagelijks bestuur);

    • d. in gevallen van faillissement bovendien: achterstallig salaris, salaris over de vakantieperiode waarop de werknemer recht heeft, vakantietoeslag, salaris over de opzegtermijn en de aanvulling als bedoeld in artikel 5 voor zover de cao deze rechten aan de werknemer toekent;

    Deze betalingen geschieden zolang en in zoverre de wet hierin niet voorziet.

  • 2. Betalingen ten laste van het Garantiefonds in het kader van saneringsoperaties worden door het bestuur gedaan na daartoe van de Raad voor Overleg in de Grafimedia Branche ROGB dan wel een nader door de Raad voor Overleg aan te geven instantie opdracht te hebben ontvangen. Door het bestuur in overleg met de Raad voor Overleg vast te stellen procedureregels worden daarbij in acht genomen.

Artikel 13 Verhaal

  • 1. Alle betalingen aan werknemers uit hoofde van artikel 12, lid 1, met uitzondering van de betalingen vermeld onder b en c, worden door het Garantiefonds verhaald op de desbetreffende werkgevers.

  • 2. Verhaal van de aanvulling als bedoeld in artikel 5 blijft achterwege in geval het dagelijks bestuur aan de werkgever dispensatie heeft verleend op grond van artikel 11.

Artikel 14 Uitbetaling v.z.v. middelen aanwezig

Betalingen als bedoeld in artikel 12 worden slechts gedaan voor zover de in het Garantiefonds aanwezige middelen na aftrek van alle andere op dat fonds rustende verplichtingen voor de uitbetaling daarvan toereikend zijn.

Artikel 15 Aftrek van inkomsten op uitbetalingen

De werknemer aan wie uitbetalingen worden gedaan waarvan de hoogte afhankelijk is van inkomsten welke hij naast de uitkering geniet, kan worden verplicht aan het fonds opgave van die inkomsten te doen op de wijze en binnen de termijn door het bestuur bepaald. Bij gebreke van het doen van een aan hem gevraagde opgave is het bestuur bevoegd de uitbetalingen onmiddellijk na het verstrijken van de daarvoor gestelde datum in te trekken.

Artikel 16 Beheer

Het bestuur is verantwoordelijk voor het beheer der middelen en voor de administratieve gegevensverwerking.

Artikel 17 Kosten van administratie en beheer

Het doorbelasten van kosten, die worden gemaakt ten behoeve van de administratie en het beheer van het Garantiefonds, geschiedt als volgt:

  • kosten in verband met uitkeringen ingevolge reorganisatie, fusie en liquidatie worden bij de werkgever, op wie de betreffende uitkering wordt verhaald, in rekening gebracht;

  • kosten in de overige gevallen, waaronder die in verband met faillissement, komen ten laste van het Garantiefonds.

Artikel 18 Reglementswijziging

Wijziging van het reglement geschiedt door het bestuur, zulks ingevolge een verzoek van de Raad voor Overleg in de Grafimedia Branche ROGB.

Artikel 20 Beoordeling door dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur oordeelt op verzoek van de werkgever dan wel werknemer in de volgende gevallen:

    • hardheidsgevallen

    • bijdrage in verhuis- en inrichtingskosten en

    • redelijkheid van dispensatie van terugbetaling.

  • 2. Het verzoek dient schriftelijk en gemotiveerd, binnen vier weken nadat het fonds heeft aangegeven welke bescheiden worden verlangd, bij het fonds te worden ingediend. Deze termijn kan eenmalig door het dagelijks bestuur worden verlengd.

  • 3. De aanspraken en vorderingsrechten van de werkgever dan wel werknemer vervallen indien de verlangde bescheiden niet, niet tijdig of niet volledig zijn ingediend.

  • 4. Het dagelijks bestuur behandelt de aan haar voorgelegde gevallen in eerste en tevens hoogste aanleg.

    Het dagelijks bestuur geeft binnen twee maanden nadat alle vereiste bescheiden zijn ingediend een schriftelijke en gemotiveerde beslissing. In voorkomende gevallen kan het besluiten om de termijn met een maand te verlengen.

  • 5. Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen, waarbij ter zitting tenminste één afgevaardigde van werkgeverszijde en één afgevaardigde van werknemerszijde aanwezig dienen te zijn.

Artikel 21 Slotbepaling

Dit reglement kan worden aangehaald als ‘Reglement voor het Garantiefonds’.

STICHTING FONDS WERKTIJDVERMINDERING OUDERE WERKNEMERS IN DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

STATUTEN

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De naam der stichting is ‘Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven’.

    Zij wordt in de statuten aangeduid als ‘het fonds’.

  • 2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Amsterdam.

Artikel 2 Doel en middelen

  • 1. Het fonds heeft tot doel: aan degenen die als werknemer in de zin van deze statuten kunnen worden aangemerkt en die op grond van de – bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomsten, geldende in de onder de werkingssfeer van het fonds vallende bedrijfstakken – getroffen regelingen inzake vervroegde uittreding vervroegd uit het arbeidsproces treden volgens daartoe bij reglement te stellen regelen, een uitkering te verzekeren.

  • 2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door van de werkgevers en werknemers als bedoeld in de statuten premies te heffen, te innen en te beleggen, opdat er vanuit deze beleggingen voldoende middelen zijn om de uitkeringen als bedoeld in lid 1 te verstrekken.

  • 3. De middelen van het fonds worden gevormd door:

    • a. de opbrengst van de door de werkgevers en werknemers te betalen premies, waaraan de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst ten grondslag ligt, en overeenkomstig de bij reglement nader te stellen regels;

    • b. de opbrengst van de belegde middelen van het fonds;

    • c. alle andere baten die het fonds mochten toevallen.

Artikel 3 Werkingssfeer

  • 1. De werkingssfeer strekt zich uit tot de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen, waarin de grafische bedrijven worden uitgeoefend.

  • 2. Tot de grafische bedrijven behoren het grafimedia-bedrijf.

  • 3. Tot het grafimedia-bedrijf behoren de ondernemingen, die zich toeleggen op een of meer van de volgende activiteiten:

    • het vervaardigen, bewerken en/of beheren van data met het doel deze data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, te verveelvoudigen, tot eindproduct te verwerken en te verspreiden of openbaar te maken middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm, dan wel deze hiervoor geschikt te maken;

    • het vermenigvuldigen, tot eindproduct verwerken en verspreiden of openbaar maken van data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm.

  • 4. Tot het grafimedia-bedrijf behoren in ieder geval:

    • het Grafisch bedrijf;

    • het (grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf;

    • het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf;

    • het Zeefdrukbedrijf;

    • het Dagbladbedrijf;

    • het Reprografisch bedrijf;

    • het Digitaal printbedrijf;

    • overige grafimedia-bedrijven.

Artikel 4 Grafisch bedrijf

  • 1. Tot het grafisch bedrijf behoren ondernemingen die zich toeleggen op hoogdruk, diepdruk, vlakdruk, ongeacht het te bedrukken materiaal.

  • 2. Tot het Hoogdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de hoogdruktechniek toepassen, zowel rotatief als in vellen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.

    Hiertoe behoren in ieder geval Boekdrukkerijen, Flexodrukkerijen en Foliedrukkerijen.

  • 3. Tot het Diepdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de diepdruktechniek toepassen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.

  • 4. Tot het Vlakdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de vlakdruktechniek, al dan niet met behulp van vocht, toepassen, zowel rotatief als in vellen, de voorbereiding ten behoeve van deze drukprocessen en de op deze drukprocessen volgende nabewerking en deze eventueel aanvullen met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

    Hiertoe behoren in ieder geval Offsetdrukkerijen, Steendrukkerijen, Blikdrukkerijen, Glasdrukkerijen en ondernemingen waar drukwerk wordt vervaardigd, (deels) via fotodruk, dan wel plaatdruk. Voor wat betreft het onderdeel printtechnieken die digitaal worden aangestuurd is deze bepaling niet van toepassing op bedrijven die digitaal printen en die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en om die reden de cao voor het Reprografisch bedrijf toepassen.

  • 5. Niet tot het Vlakdrukbedrijf worden geacht te behoren vlakdrukafdelingen die onderdeel uitmaken van een onderneming in de metaalindustrie.

Artikel 5 (Grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf

  • 1. Tot het (grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf worden gerekend die ondernemingen, die geheel of in overwegende mate voorbereidende werkzaamheden verrichten ten behoeve van drukprocessen in de bedrijven, genoemd in de artikelen 4 en 7.

    Het betreft ondernemingen waar beelddragers en/of drukvormen worden vervaardigd voor het hoog-, diep-, vlak- en zeefdrukproces, alsmede digitale bestanden, voorzien van grafische parameters ter aansturing van deze of andere vermenigvuldigingsprocessen.

    Daartoe worden teksten en/of afbeeldingen bewerkt langs mechanische, optische, elektronische of digitale weg tot eindproducten.

    De werkzaamheden zijn eventueel aangevuld met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

    De levering van deze eindproducten vindt plaats op (fotografisch) papier en/of film (analoog), of digitaal middels andersoortige dragers als magnetische en optische opslagmiddelen, dan wel rechtstreeks onder meer via kabel- of satellietverbindingen.

  • 2. Tot het (Grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf worden tevens gerekend afdelingen van uitgeverijen met (fotozet-) en/of beeldvervaardigingsapparatuur.

Artikel 6 (Grafisch) Nabewerkingsbedrijf

  • 1. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren ondernemingen die geheel of in overwegende mate grafische producten bewerken tot eindproduct alsmede de daarbij behorende diensten in de productielijn verlenen.

    Hiertoe worden onder meer gerekend:

    • het Boekbindbedrijf;

      Tot het Boekbindbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, waarin de (hand-)boekbinderij, brocheerderij, linieerderij, kantoorboekenfabricage, stalenboekenfabricage of persvergulderij wordt uitgeoefend.

    • het Papierwarenbedrijf;

      Tot het Papierwarenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke zijn ingericht voor de verwerking van papier ter vervaardiging van:

      • Schriften, notitieboekjes, cahiers in papieren omslag met of zonder linnen rug, alle soorten blocnotes, alsmede voor de vervaardiging van mappen en soortgelijke artikelen;

      • labels, briefkaarten en soortgelijke producten.

    • het Enveloppenbedrijf;

      Tot het Enveloppenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke speciaal zijn ingericht voor de vervaardiging van enveloppen in de meest brede zin.

      Hiertoe wordt ook gerekend het samenstellen en gereed maken van dozen post, mappen en dergelijke.

  • 2. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren mede de onderdelen van ondernemingen, waarin werkzaamheden plaats vinden, die als regel verricht worden in de ondernemingen, bedoeld in lid 1 van dit artikel, waaronder mede worden verstaan de werkzaamheden ter vervaardiging van: ordners (met inachtneming van het bepaalde in lid 4 in dit artikel), banden, boekomslagen, agenda’s, notitieblocs, onderleggers, portefeuilles, mappen en soortgelijke artikelen uit leder, kunststof of andere stoffen.

  • 3. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren mede bedrijven die de onder de leden 1 en 2 genoemde bewerkingen combineren met een van de printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

  • 4. Niet tot het (grafische) Nabewerkingsbedrijf worden geacht te behorend ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin de volgende werkzaamheden plaatsvinden:

    • het vervaardigen van ordners, die bestaan uit één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, behoudens wanneer dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak artikelen vervaardigt als overigens genoemd in de leden 1 en 2 in dit artikel;

    • het vervaardigen van ordners, die bestaan uit meer dan één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, indien dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak kartonnageproducten vervaardigt;

    • het verpakken en expediëren van niet opgemaakt papier in de papiergroothandel en in de papierfabrieken;

    • het vervaardigen van papieren zakken en (flexibele) verpakkingen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9b, sub c.

Artikel 7 Zeefdrukbedrijf

  • 1. Tot het Zeefdrukbedrijf behoren ondernemingen die de zeefdruktechniek, eventueel gecombineerd met activiteiten zoals tampondrukken, digitaal plotten, digitaal graveren en printtechnieken die digitaal worden aangestuurd, toepassen, ongeacht het te bedrukken substraat.

    Onder zeefdruktechniek kan ook flockprinten en dergelijke worden begrepen. Onder digitaal plotten kan ook snijplotten, snijflocken, snijplastisol en dergelijke worden begrepen.

  • 2. Niet hiertoe worden geacht te behoren:

    • onderdelen van ondernemingen, die geacht worden te behoren tot het grafisch bedrijf;

    • onderdelen van ondernemingen, die niet als hoofdactiviteit het zeefdrukprocédé ten behoeve van derden toepassen en waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een bedrijfstak-cao anders dan de grafimedia cao of onder die van een eigen bedrijfs-cao.

Artikel 8 Dagbladbedrijf

Tot het dagbladbedrijf behoren ondernemingen, die zich toeleggen op het samenstellen en/of produceren en/of expediëren van dagbladen, alsmede de rechtstreeks hiermee verband houdende activiteiten.

Artikel 9 Reprografisch bedrijf

  • 1. Tot het reprografisch bedrijf worden gerekend die ondernemingen of delen van ondernemingen – natuurlijke en rechtspersonen – die diensten verrichten op het gebied van de reprografie.

    Onder reprografie wordt verstaan het maken van afdrukken of kopieën van originelen.

    Voorbeelden van reprografische technieken zijn lichtdrukken (diazotypie), (foto)kopiëren (‘elektrofotografie’), scannen en (digitaal) printen, (digitaal) printen, scannen en vectoriseren, plotten, reproductiefotografie, microfilmen, afwerking van reprografische producten (binden van rapporten e.d., lamineren etc.) en faxen.

    Onder origineel wordt verstaan al datgene dat door middel van reprografische technieken kan worden gereproduceerd. Voorbeelden zijn tekeningen, documenten, rapporten en foto’s e.d. op papieren en vergelijkbare andere dragers en in de vorm van digitale informatie op diskettes e.d.

    Onder afdruk of kopie wordt verstaan elke reprografisch vervaardigde reproductie. Voorbeelden zijn lichtdrukken, zogenoemde (foto)kopieën, prints en plots, fotografisch vervaardigde reproducties, microfilms, al of niet verkleind of vergroot, in zwart-wit of kleur, al of niet gemuteerd, op papier of andere informatiedragers.

  • 2. Niet tot het reprografisch bedrijf worden gerekend:

    • ondernemingen of delen van ondernemingen die behoren tot het grafisch reproductiebedrijf;

    • ondernemingen of delen van ondernemingen die uitsluitend faciliteiten aanbieden op het gebied van de reprografie.

  • 3. Tevens worden niet tot het reprografisch bedrijf gerekend:

    • werkgevers en werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de cao’s voor de Informatie-, Communicatie- en Kantoortechnologiebranche, dan wel via een algemeen verbindendverklaring onder de werkingssfeer van de cao’s voor de ICK-branche vallen;

    • werkgevers die, vanwege het bestaan van de cao voor de Foto-finishing Bedrijven in Nederland lid zijn van de Werkgeversvereniging Foto-finishing Bedrijven en hun werknemers.

Artikel 9a Digitaal printbedrijf

  • 1. Tot het digitaal printbedrijf worden gerekend die ondernemingen die in bedrijfsmatige zin en ten behoeve van derden één van de printtechnieken die digitaal worden aangestuurd toepassen, zoals gedefinieerd in lid 2 van dit artikel, en deze voornamelijk toepassen op papier als substraat (daaronder niet begrepen transferpapier en fotografisch papier).

    Deze bepaling is niet van toepassing op bedrijven die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en om die reden de CAO voor het Reprografisch bedrijf toepassen.

  • 2. Definitie printtechnieken die digitaal worden aangestuurd:

    vermenigvuldigingsprocessen waarbij data in elektronische vorm, veelal bestaande uit tekst en afbeeldingen, met behulp van een aan de specifieke printtechniek aangepaste elektronische wijze van bewerken van die data, door middel van inkt en/of toner zichtbaar op of in een substraat of medium gemaakt wordt.

    Deze printtechnieken kunnen zijn:

    • elektrofotografisch printen

    • elektrostatisch printen

    • magnetografisch printen

    • thermografisch printen

    • inkjet printen (drop on demand, continuous en spray/airbrush)

    • thermal transfer printen

    • laser fotografisch printen

Artikel 9b Overige grafimedia-bedrijven

Tot de overige grafimedia-bedrijven behoren de volgende ondernemingen:

  • a. typebureaus en computerservicebureaus of onderdelen daarvan, die diensten verlenen aan de grafimedia-ondernemingen en wel als volgt:

    • indien zij overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: geheel;

    • indien zij niet overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: uitsluitend voor die afdelingen waarin hoofdzakelijk zetselvervaardiging plaats vindt als duidelijk herkenbare activiteit;

  • b. ondernemingen, waarin etiketten worden vervaardigd, daaronder mede begrepen zelfklevende etiketten;

  • c. ondernemingen, waarin het kartonnage- of flexibele verpakkingsbedrijf wordt uitgeoefend voor wat betreft de (vaktechnische) productiemedewerkers in de afdelingen voorbereiding en drukkerij.

Artikel 10 Inrichtingen

Onder ondernemingen worden mede verstaan inrichtingen en onderdelen van inrichtingen, staande onder beheer van een of meer natuurlijke of rechtspersonen, waarin een of meer grafische bedrijven worden uitgeoefend, uitgezonderd inrichtingen, die onder beheer staan van publiekrechtelijke lichamen.

Artikel 11 Werkgever

Werkgever is:

  • a. de natuurlijke of rechtspersoon met één of meer werknemers in dienst, die activiteiten verricht die worden gerekend tot grafische bedrij­ven;

  • b. de natuurlijke of rechtspersoon die deel uitmaakt van in een groep verbonden ondernemingen waartoe ook grafische bedrijven behoren en die één of meer werknemers in dienst heeft, wier gewone taak het is bedrijfs­matige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer van deze tot de groep behorende grafische bedrijven

    en die tevens uit hoofde van:

  • a. een of meer van de in de grafische bedrijfstak geldende cao’s,

de statuten en reglementen moet naleven.

Artikel 12 Werknemer

  • 1. Werknemer is:

    • a. de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de in artikel 11, sub a genoemde werkgever;

    • b. de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de in artikel 11, sub b genoemde werkgever en wiens gewone taak het is bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer tot in een groep verbonden ondernemingen die behoren tot grafische bedrijven,

    en die uit hoofde van:

    • a. een in de grafische bedrijfstak geldende cao,

    de statuten en reglementen moet naleven.

  • 2. Degene, die in dienst van één werkgever afwisselend ten behoeve van een grafisch en niet-grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, wordt als werknemer beschouwd wanneer hij als regel gedurende ten minste 17 uren per week ten behoeve van een grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, tenzij het bestuur in bijzondere gevallen anders beslist.

  • 3. Als werknemers worden niet beschouwd:

    • I. voor zover het betreft het grafimedia-bedrijf, genoemd in de artikelen 4, 5, 6, 9a en 9b:

      • a. directeuren, adjunct-directeuren of onder-directeuren;

      • b. leden Groep Management en bedrijfsleiders;

      • c. leden van het management-team;

      • d. buitendienstmedewerkers gericht op commercie en acquisitie, zoals vertegenwoordigers en accountmanagers;

      • e. volontairs (ieder wiens loon uitsluitend bestaat uit onderricht);

      • f. zij, die in het kader van een school- of vakopleiding een stage volgen om vakbekwaamheid te verwerven;

      • g. scholieren en studenten, die een opleiding of studie in dagonderwijs volgen en die gedurende de periode van de reguliere vakantie van het betreffende dagonderwijs, tijdelijk werkzaam zijn;

      • h. werknemers, werkzaam in huisdrukkerijen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een niet grafisch hoofdbedrijf, waarin geen ander drukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf of één of meer niet grafische nevenbedrijven daarvan, voor zover dit hoofd of nevenbedrijf zijn werkzaamheden niet uitoefent in het uitgeversbedrijf;

    • II. voor zover het betreft het Zeefdrukbedrijf:

      • a. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • b. werknemers werkzaam in zeefdrukinrichtingen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een andersoortig niet-grafisch bedrijf, waarin geen ander zeefdrukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf (de zgn. ‘huis’- zeefdrukinrichtingen);

    • III. voor zover het betreft het Dagbladbedrijf:

      • 1. met betrekking tot werknemers in technische, administratieve en leidinggevende functies, gericht op de samenstelling en/of productie en/of het verzend gereedmaken en/of de expeditie van dagbladen, daaronder mede begrepen correctoren en chauffeurs:

        • a. werknemers vallend onder de werkingssfeer als genoemd onder 2;

        • b. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • 2. met betrekking tot werknemers, werkzaam bij ondernemingen die zijn aangesloten bij de Vereniging Nederlandse Dagbladpers (NDP), en die als hoofdtaak administratieve arbeid verrichten (daaronder begrepen werkzaamheden van correctoren, van personeel voor de marketing en van verkoop binnendienst, van computerpersoneel in de administratief-organisatorische sector en van personeel in de buitendienst, die inspectie-, acquisitie-, colportage- en/of incassowerkzaamheden verrichten):

        • a. werknemers vallend onder de werkingssfeer als genoemd onder 1;

        • b. functionarissen, behorende tot de directiestaf, alsmede andere hogere functionarissen;

        • c. degenen, die werkzaam zijn in een buiten het dagbladbedrijf vallende afdeling (zoals boekhandel, tijdschriftenafdeling);

        • d. degenen, die werkzaam zijn als directeur-hoofdredacteur;

        • e. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

    • IV. voor zover het betreft het reprografisch bedrijf:

      • a. werknemers, werkzaam in een administratieve functie;

      • b. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • c. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIb zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn.;

    • V. voor zover het betreft het reprografisch bedrijf, waarbij de werkgever niet lid is van de Vereniging Repro Nederland:

      • a. werknemers, vallend onder de categorieën 1a tot en met g;

      • b. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIb zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

Artikel 13 Bestuur

  • 1. Het bestuur bestaat uit ten hoogste 14 leden van wie:

    • a. zeven worden aangewezen door de werkgeversorganisatie: het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen;

    • b. zeven worden aangewezen door de werknemersorganisaties, te weten:

      zes door FNV Kunsten Informatie en Media;

      één door de Dienstenbond CNV, hierna te noemen CNV Media.

  • 2. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt:

    • a. door bedanken;

    • b. door overlijden;

    • c. door een besluit van de organisatie, welke het betrokken bestuurslid benoemde.

  • 3. Indien in het bestuur een vacature ontstaat wordt daarin zo spoedig mogelijk voorzien door de organisatie door welke het lid, wiens zetel is opengevallen, was benoemd. Het bestuur blijft wettig samengesteld en behoudt al zijn bevoegdheden zolang ten minste één werkgevers- en één werknemerslid daarvan rechtsgeldig deel uitmaken.

  • 4. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van het fonds.

  • 5. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering vergoeding van de ter uitoefening van hun functie gemaakte reis- en verblijfkosten, volgens daarvoor door het bestuur te stellen regelen.

  • 6. Het bestuur kan besluiten de leden van het bestuur voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering een vacatiegeld toe te kennen.

Artikel 14 Voorzitters en secretarissen

  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter van werkgeverszijde en een voorzitter van werknemerszijde. De voorzitters treden om beurten, telkens voor de duur van een kalenderjaar, als voorzitter en als plaatsvervangend voorzitter op.

  • 2. Het bestuur benoemt uit zijn midden een secretaris van werkgeverszijde en een secretaris van werknemerszijde. Voor de duur van het kalenderjaar, dat de voorzitter van werkgeverszijde, respectievelijk van werknemerszijde optreedt als voorzitter, treedt de secretaris van werknemerzijde, respectievelijk van werkgeverszijde op als secretaris en de secretaris van werkgeverszijde respectievelijk van werknemerszijde als plaatsvervangend secretaris.

  • 3. De fungerend voorzitter heeft de leiding van de bestuursvergaderingen. Bij ontstentenis van de fungerend voorzitter treedt de andere voorzitter als zodanig op. Bij ontstentenis van beide voorzitters wijst de vergadering de voorzitter uit haar midden aan.

  • 4. Het in artikel 13, leden 4 tot en met 6 en artikel 15 bepaalde is op overeenkomstige wijze van toepassing.

Artikel 14a Vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte.

  • 2. Het fonds wordt in en buiten rechte bovendien vertegenwoordigd door een bestuurslid van werkgeverszijde en een bestuurslid van werknemerszijde gezamenlijk, ook voor de toegestane rechtshandelingen als bedoeld in artikel 16, lid 1, sub b van de statuten. Bij ontstentenis van een of meer hunner zullen in hun plaats een of meer door het bestuur uit zijn midden aan te wijzen plaatsvervangers optreden.

Artikel 15 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste eenmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen. In het laatste geval is de voorzitter verplicht een bestuursvergadering uit te schrijven binnen veertien dagen, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen.

  • 2. Ter bestuursvergadering brengen de gezamenlijke aanwezige werkgeversbestuursleden evenveel stemmen uit als de gezamenlijke aanwezige werknemersbestuursleden. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zo veel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is. Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 3. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen wanneer ten minste de helft der bestuursleden ter vergadering aanwezig is. In geval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand opnieuw ter vergadering bijeen geroepen.

    In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste vergadering wegens het niet aanwezig zijn van het vereiste aantal bestuursleden geen besluit kon worden genomen.

    In spoedeisende gevallen, zulks ter beoordeling van het dagelijks bestuur, kan het bestuur langs de weg van schriftelijke besluitvorming een besluit nemen. Hiertoe zal het dagelijks bestuur schriftelijk aan de bestuursleden een voorstel doen. De bestuursleden hebben veertien dagen nadien de mogelijkheid om te kennen te geven dat een of meer van hen zich niet met het voorstel kan verenigen. Indien een of meer van de bestuursleden zich niet met het voorstel kan verenigen, wordt het voorstel op een bestuursvergadering behandeld.

  • 4. Het bestuur beslist bij gewone meerderheid der uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in de statuten anders is bepaald.

  • 5. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd.

  • 6. Bij staking van stemmen over zaken wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

  • 7. Bij staking van stemmen over personen vindt vrije herstemming plaats. Is er ook dan geen volstrekte meerderheid, dan heeft herstemming plaats tussen de twee personen die de meeste stemmen op zich verenigden. Zo nodig wordt bij tussenstemming uitgemaakt tussen welke personen herstemming zal plaatsvinden. Indien bij de tweede herstemming de stemmen staken, beslist het lot.

Artikel 16 Taak van het bestuur

  • 1.

    • a. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en reglementen, is belast met het beheer van het vermogen en stelt jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermogen van het fonds en van de ontwikkeling daarvan gedurende het boekjaar. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.

    • b. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, tot het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

    • c. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op van te verwachten inkomsten en uitgaven van het daaropvolgende jaar.

    De begroting moet zijn ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoeleinden en activiteiten. Deze begroting is voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers beschikbaar; het bestuur kan besluiten voor die beschikbaarstelling een kostenvergoeding in rekening te brengen.

  • 2. Het bestuur kan bepaalde hem toekomende bevoegdheden delegeren aan het dagelijks bestuur en aan de directie.

    Het bestuur delegeert aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid om reglementen vast te stellen, te wijzigen en in te trekken, alsmede de bevoegdheid om de statuten te wijzigen; daarbij dient het bestuur in de gelegenheid te worden gesteld om binnen 14 dagen na verzending van de stukken betreffende de reglementsvaststelling, -wijziging, -intrekking dan wel betreffende de statutenwijziging aan te geven of het bespreking van het voorstel in een vergadering van het bestuur op prijs stelt. Indien één van de leden van het dagelijks bestuur zich met het voorstel niet kan verenigen, resp. indien één der bestuursleden daartoe de wens te kennen geeft, zal een bestuurs­vergadering worden uitgeschreven. Voor wat betreft de statutenwijziging is alsdan een gekwalificeerde meerderheid als genoemd in de statuten vereist.

Artikel 16a Beheer vermogen

  • 1. Voor zover gelden van het fonds voor belegging beschikbaar zijn, worden deze door het bestuur op solide wijze belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administratie van het fonds.

    De titels betreffende geldleningen op schuldbekentenis worden bewaard in een kluis van de administratie.

    Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

  • 3. Het bestuur zal de kosten van beheer en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 17 Instelling kassen

Het bestuur is bevoegd binnen het fonds afzonderlijke kassen in te stellen:

  • a. voor de financiering van de uitkeringen wegens vervroegd uittreden uit het arbeidsproces door oudere werknemers;

  • b. voor de afzonderlijke bedrijfstakken;

een en ander met dien verstande dat voor de afzonderlijke kassen verschillende premiepercentages kunnen gelden.

Artikel 18 Reglementen

  • 1. Het bestuur stelt reglementen vast ter regeling van:

    • a. de voorwaarden waaronder aan vervroegd uit het arbeidsproces getreden werknemers een uitkering ter zake van de regeling ‘vervroegd uittreden door oudere werknemers’, als bedoeld in artikel 2, eerste lid kan worden toegekend;

    • b. de wijze van berekening der sub a bedoelde uitkering;

    • c. de ter uitvoering van de sub a bedoelde regeling vast te stellen, te heffen en door de werkgever, en de werknemer te betalen premie;

    • d. de rechten en verplichtingen van werkgever en werknemer, voor zover al niet begrepen onder dan wel voortvloeiend uit het sub a t/m c bepaalde;

    • e. andere onderwerpen die daarvoor naar het oordeel van het bestuur in aanmerking komen.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot wijziging en intrekking van reglementen.

  • 3. Voor het uitbrengen van hun stem over vaststelling, wijziging of intrekking van reglementen behoeven de leden van het bestuur de machtiging van de organisatie door wie zij benoemd zijn.

  • 4. De reglementen en de wijzigingen daarin zullen niet in werking treden alvorens zij, door het bestuur ondertekend, ter inzage zijn neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 19 Directie

  • 1. Het bestuur laat zich bij de vervulling van zijn taak terzijde staan door een directie, bestaande uit de algemeen directeur en de overige directeuren.

  • 2. De taak en de bevoegdheden van de directieleden worden in door het bestuur vast te stellen instructies geregeld. Bij die instructies kunnen het bestuur en het dagelijks bestuur bepaalde hen toekomende bevoegdheden aan de directieleden delegeren.

Artikel 20 Externe accountant en jaarverslag

  • 1. De door het bestuur aangewezen externe registeraccountant brengt jaarlijks een rapport uit over zijn bevindingen en over de balans en de rekening van baten en lasten.

  • 2. Het verslag is overeenkomstig de statutaire bestedingsdoeleinden resp. activiteiten gespecificeerd en gecontroleerd door de accountant; uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedings­doeleinden zijn gedaan.

  • 3. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd ten kantore van het fonds op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag toegezonden aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers, tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 21 Boekjaar

Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar. Het eerste boekjaar betreft de periode vanaf de datum van oprichting tot en met 31 december 1975.

Artikel 23 Statutenwijziging

  • 1. Tot wijziging der statuten kan door het bestuur worden besloten in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering.

  • 2. Tot wijziging van enig artikel der statuten kan slechts worden besloten door een meerderheid van ten minste zes/zevende van de stemmen der ter vergadering aanwezige bestuursleden.

  • 3. Voor het uitbrengen van hun stem over een voorstel tot statutenwijziging behoeven de leden van het bestuur de machtiging van de organisatie door wie zij benoemd zijn.

  • 4. Elke wijziging der statuten moet bij notariële akte worden vastgelegd.

  • 5. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het in artikel 289 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register.

  • 6. Wijzigingen in de statuten treden niet in werking voordat een volledig exemplaar van die wijzigingen, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 24 Ontbinding en vereffening

  • 1. Het fonds wordt ontbonden

    • 1. bij besluit van het bestuur in een daartoe bijzonderlijk uitgeschreven vergadering genomen met een meerderheid van ten minste zes/zevende der ter vergadering uitgebrachte stemmen, hetzij met gewone meerderheid van uitgebrachte geldige stemmen, indien het bestuur beslist dat de vervroegde uittredingsregelingen in verband met van overheidswege getroffen wettelijke voorzieningen dienen te vervallen;

    • 2. door insolventie, nadat het in staat van faillissement is verklaard, of door de opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel;

    • 3. door de rechter in de gevallen in de wet bepaald.

  • 2. Voor het medewerken aan een besluit, bedoeld in het vorige lid onder punt 1, behoeven de leden van het bestuur machtiging van de organisatie door welke zij zijn benoemd.

  • 3. Bij het nemen van een besluit tot ontbinding benoemt het bestuur een of meer personen die met de vereffening worden belast.

  • 4. Na het besluit tot ontbinding, wordt in stukken en aankondigingen die van het fonds uitgaan, aan de naam toegevoegd: ‘in liquidatie’.

  • 5. Gedurende de vereffening treden de vereffenaars in de bevoegdheden en verplichtingen van het bestuur. Na het in werking treden van het besluit tot ontbinding zijn door werkgevers en werknemers geen premies meer verschuldigd over daarna gelegen perioden, en kunnen geen wijzigingen meer in de statuten en het reglement van het fonds worden aangebracht.

  • 6. Het bestuur beslist over de bestemming van het bij liquidatie aanwezige vermogen. Aan een eventueel batig liquiditeitssaldo wordt een bestemming gegeven die zoveel mogelijk in overeenstemming is met het doel van het fonds.

  • 7. De vereffenaars brengen zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen zes maanden na het tijdstip waarop de vereffeningswerkzaamheden het definitief afleggen van rekening en verantwoording mogelijk maken, schriftelijk verslag uit van de vereffening aan het bestuur onder overlegging van een rekening van ontvangsten en uitgaven over de periode gelegen tussen het einde van het boekjaar waarover zij laatstelijk ingevolge artikel 16 de jaarrekening hebben vastgesteld en het einde der vereffeningswerkzaamheden.

  • 8. Nadat het bestuur het verslag betreffende de vereffening heeft goedgekeurd en aan de vereffenaars ter zake décharge heeft verleend, benoemt het bestuur een bewaarder, onder wie de boeken en bescheiden van het fonds gedurende tien jaren blijven berusten.

STICHTING FONDS WERKTIJDVERMINDERING OUDERE WERKNEMERS IN DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VERVROEGD UITTREDEN OUDERE WERKNEMERS IN DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

HOOFDSTUK I DEFINITIES

Artikel l Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

boekjaar:

kalenderjaar;

deelnemer:

degene die vervroegd uit het arbeidsproces is getreden op grond van de regeling inzake vervroegde uittreding als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de statuten;

ASF:

Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven;

UWV:

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen;

PGB:

Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven;

ZW, Arbeidsongeschiktheidswetgeving:

Ziektewet, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering respectievelijk Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

WW:

Werkloosheidswet;

ZW-dagloon:

het dagloon dat voor de verzekerden uit de Sector grafische bedrijven wordt berekend met toepassing van artikel 15 van de ZW en de daarop steunende algemene dagloonregelen en met inachtneming van het ‘Bijzonder Dagloonbesluit Ziektewet’ ten behoeve van de Sector grafische bedrijven van het UWV, en zoals dat voor de deelnemer zou zijn vastgesteld bij voortduren van het dienstverband;

uittredingsperiode:

de tijd gedurende welke de deelnemer aanspraak kan maken op uitkeringen;

werkgever:

de werkgever in de zin van de statuten;

werknemer:

de werknemer in de zin van de statuten, met uitzondering van de werknemer die als journalist werkzaam is, respectievelijk redactie-stenograaf of corrector hoofdzakelijk belast met journalistieke arbeid, in een dagbladonderneming of onderdeel van een onderneming;

fictieve backservice:

0,2% pensioenaanspraken (ouderdomspensioen en 70% nabestaandenpensioen) per grafisch dienstjaar vanaf het 22e jaar rekening houdend met een franchise van € 12.565 en een maximum loon van € 43.420.

HOOFDSTUK IIA TOT EN MET GEBOORTEJAAR 1945

Artikel 2 Deelneming
  • 1. Werknemers tot en met geboortejaar 1945 hebben, met inachtneming van de gefaseerde uittredingsleeftijd, zoals opgenomen in tabel I, recht op vervroegd uittreden, indien zij na het bereiken van hun 50e verjaardag 10 jaar onafgebroken werkzaam zijn geweest als werknemer (zgn. 10-jaarscriterium).

    Het bestuur kan nadere regels stellen omtrent de voorwaarden voor deelneming, waaronder die ten aanzien van:

    • de beoordeling van het 10-jaarscriterium;

    • de beoordeling van perioden, waarbij een loondoorbetalings­verplichting door de werkgever tijdens het eerste en tweede jaar van arbeidsongeschiktheid dan wel een uitkering krachtens de ZW, WAO of in totaal 26 weken WW (dan wel een eventuele verlenging van die termijn),

    niet als onderbreking van de werkzaamheden worden aangemerkt.

  • 2. Een werknemer op wie, als gevolg van een eerste verbindendverklaring van de statutaire werkingssfeer, een cao dient te worden toegepast, wordt voor de toepassing van de termijncriteria geacht in de verzekerden­administratie te zijn opgenomen geweest gedurende de periodes, gelegen voor het tijdstip van de inwerkingtreding van die eerste algemene verbindendverklaring, waarin hij werkzaamheden verrichtte die gerekend worden tot de werkingssfeer.

  • 3. Deelneming is niet mogelijk voor werknemers, die aanspraak hebben op een loondoorbetaling tijdens het eerste en tweede jaar van arbeidsongeschiktheid dan wel op een volledige uitkering krachtens de Arbeidsongeschiktheidswetgeving;

  • 4. De vervroegde uittreding kan ingaan op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin is voldaan aan de voorwaarden om vervroegd uit te treden.

Artikel 3 Uitkeringen
  • 1. De deelnemer heeft gedurende de uittredingsperiode recht op een maan­delijkse bruto-uitkering ten laste van het fonds. De hoogte daarvan wordt bij aanvang eenmalig vastgesteld en is gebaseerd op een percentage van het nettoloon.

  • 2. Ter bepaling van het nettoloon wordt uitgegaan van het werkelijke ZW-dagloon, zoals dat tijdens het direct aan de vervroegde uittreding voorafgaande dienstverband zou zijn vastgesteld, vermeerderd met de vakantietoeslag (overeenkomstig de op hen van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of loonregeling), eventuele jaarlijkse vaste gratificaties en de spaarloonbijdrage zoals vermeld in lid 6 en verminderd met alle wettelijke en daarmee gelijk te stellen inhoudingen. Onder gratificatie wordt verstaan: een toeslag ter medeberekening van de vaste jaarlijkse, en in een week-, maand- of periodeloon dan wel in een vast percentage daarvan uitgedrukte gratificaties en/of uitkeringen, voor zover de deelnemers in het jaar direct voorafgaande aan de vervroegde uittreding daarop aanspraak hadden krachtens een schriftelijk vastgelegd(e)

    • (individuele) arbeidsovereenkomst, of

    • reglement.

  • 3. Ter vaststelling van de maandelijkse bruto-uitkering wordt het aldus in het vorige lid bepaalde nettoloon verhoogd met de tijdens de vervroegde uittreding wettelijk verschuldigde premies en belastingen.

  • 4. Het percentage van het nettoloon, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald volgens de aflopende schaal, zoals opgenomen in Tabel I.

  • 5. De maandelijkse bruto Vutuitkering wordt, indien het bestuur besluit dat de financiële middelen van het fonds daartoe toereikend zijn, aangepast aan de loonsverhogingen, voor zover deze zijn overeengekomen in de collectieve arbeidsovereenkomst, zoals die op de betreffende werknemer voorafgaande aan diens vervroegd uittreden van toepassing was.

  • 6. Deelnemers hebben bovendien recht op een netto spaarloontoeslag ter grootte van 1,05% van het loon genoemd in artikel 2, lid 6, sub 2, van het Spaarloonreglement van het SGB, mits de deelnemer in de leeftijdscategorie tot en met geboortejaar 1945 valt en direct voorafgaande aan zijn vervroegde uittreding werknemer was in de zin van de statuten van het SGB.

  • 7. Voor de deelnemer zal het loon waarnaar de uitkering wordt berekend niet meer bedragen dan het anderhalf maal het maximum uitkeringsloon als bedoeld in de Wet Financiering Sociale Verzekeringen, zoals dat per 1 januari van het desbetreffende jaar is vastgesteld. Heeft een deelnemer bovendien recht op een toeslag als bedoeld in lid 2, dan kan desondanks de som van het uitkeringsloon, als in de eerste zin bedoeld, en deze toeslag(en) niet meer bedragen dan anderhalf maal het genoemde maximumloon krachtens de Wet Financiering Sociale Verzekeringen.

  • 8. De uitkering wordt in maandelijkse termijnen betaald, voor het eerst over de maand waarin de vervroegde uittreding plaatsvond.

  • 9. Bij de eerste betaling en bij iedere wijziging van de uitkering verstrekt het fonds aan de deelnemer een specificatie van het betaalde bedrag.

  • 10. Het bestuur is bevoegd bij de berekening van het in het tweede lid bedoelde loon, het loon dat is verschuldigd of wordt genoten ter zake van opvoering van het aantal gewerkte uren anders dan vanwege een medisch vastgestelde toegenomen mate van arbeidsgeschiktheid, dan wel bepaalde loonbestanddelen buiten beschouwing te laten indien,

    naar het oordeel van het bestuur, de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

    Het bestuur is bovendien bevoegd, met betrekking tot de toeslagen als bedoeld in de leden 2 en 6, gedeelten van de vakantietoeslag en van gratificaties en/of uitkeringen buiten beschouwing te laten, indien, naar het oordeel van het bestuur, de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 11. Uitsluitend ter uitvoering van het op 1 januari 1982 in werking getreden agreement – aangegaan tussen het fonds en een aantal stichtingen en onder­nemingen die vervroegde uittreding regelen in verwante bedrijfs­sectoren met het oogmerk de nadelige gevolgen bij vervroegde uittreding ten gevolge van verandering van werkzaamheden of werkkring, zoveel mogelijk tegen te gaan – wordt wanneer toepassing van het agreement leidt tot vervroegde uittreding, de uitkering in afwijking van het in de vorige leden van dit artikel bepaalde, berekend overeenkomstig de daarvoor in het agreement gestelde regelen.

HOOFDSTUK IIB GEBOORTEJAAR 1946 TOT EN MET 1949

Artikel 4 Deelneming
  • 1. Werknemers uit de geboortejaren 1946 tot en met 1949 hebben, met inachtneming van de gefaseerde uittredingsleeftijd zoals opgenomen in tabel I, recht op vervroegd uittreden, indien zij direct voorafgaande aan het bereiken van de betreffende uittredingsleeftijd 10 jaar onafgebroken werkzaam zijn geweest als werknemer (zgn. 10-jaarscriterium) en/of wanneer vanaf de 22-jarige leeftijd sprake is van 40 grafische dienstjaren (zgn. 40-dienstjarencriterium).

    Het bestuur kan nadere regels stellen omtrent de voorwaarden voor deelneming, waaronder die ten aanzien van:

    • de beoordeling van het 10-jaarscriterium;

    • de beoordeling van het 40-dienstjarencriterium;

    • de beoordeling van perioden, waarbij een loondoorbetalingverplichting door de werkgever tijdens het eerste en tweede jaar van arbeidsongeschiktheid dan wel een uitkering krachtens de ZW, Arbeidsongeschiktheidswetgeving of in totaal 26 weken WW (dan wel een eventuele verlenging van die termijn),

    waarbij een onderbreking in de deelneming niet als onderbreking van de werkzaamheden wordt aangemerkt.

  • 2. Een werknemer op wie, als gevolg van een eerste verbindendverklaring van de statutaire werkingssfeer, een cao dient te worden toegepast, wordt voor de toepassing van de termijncriteria geacht in de verzekerdenadministratie te zijn opgenomen geweest gedurende de periodes, gelegen voor het tijdstip van de inwerkingtreding van die eerste algemene verbindendverklaring, waarin hij werkzaamheden verrichtte die gerekend worden tot de werkingssfeer.

  • 3. Deelneming is niet mogelijk voor werknemers, die aanspraak hebben op een loondoorbetaling tijdens het eerste en tweede jaar van arbeidsongeschiktheid dan wel op een volledige uitkering krachtens de Arbeidsongeschiktheidwetgeving.

  • 4. De vervroegde uittreding kan ingaan op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin is voldaan aan de voorwaarden om vervroegd uit te treden.

Artikel 5 Uitkeringen
  • 1. De deelnemer heeft gedurende de uittredingsperiode recht op een maandelijkse bruto-uitkering ten laste van het fonds. De hoogte daarvan wordt bij aanvang eenmalig vastgesteld en is gebaseerd op een percentage van het laatste brutoloon voorafgaand aan de uittreding. Dit percentage wordt verlaagd met de actuarieel herrekende tegenwaarde van de fictieve backservice.

  • 2. Ter bepaling van het brutoloon wordt uitgegaan van het vaste brutoloon, zoals dat tijdens het direct aan de vervroegde uittreding voorafgaande dienstverband zou zijn vastgesteld, vermeerderd met de vakantietoeslag (overeenkomstig de op hen van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of loonregeling) en eventuele jaarlijkse vaste gratificaties. Onder gratificatie wordt verstaan: een toeslag ter medeberekening van de vaste jaarlijkse, en in een week-, maand- of periodeloon dan wel in een vast percentage daarvan uitgedrukte gratificaties en/of uitkeringen, voor zover de deelnemers in het jaar direct voorafgaande aan de vervroegde uittreding daarop aanspraak hadden krachtens een schriftelijk vastgelegd(e)

    • (individuele) arbeidsovereenkomst, of

    • reglement.

  • 3. Het percentage van het brutoloon, zoals bedoeld in het eerste lid wordt bepaald volgens de aflopende schaal, zoals opgenomen in Tabel I.

  • 4. De maandelijkse bruto Vutuitkering wordt, indien het bestuur besluit dat de financiële middelen van het fonds daartoe toereikend zijn, aangepast aan de loonsverhogingen, voor zover deze zijn overeengekomen in de collectieve arbeidsovereenkomst, zoals die op de betreffende werknemer voorafgaande aan diens vervroegd uittreden van toepassing was.

  • 5. Voor de deelnemer zal het loon waarnaar de uitkering wordt berekend niet meer bedragen dan het maximumloon als bedoeld in de Wet Financiering Sociale Verzekeringen, zoals dat per 1 januari van het desbetreffende jaar is vastgesteld. Heeft een deelnemer bovendien recht op een toeslag als bedoeld in lid 2, dan kan desondanks de som van het uitkeringsloon, als in de eerste zin bedoeld, en deze toeslag(en) niet meer bedragen dan het genoemde maximumloon krachtens de Wet Financiering Sociale Verzekeringen.

  • 6. De uitkering wordt in maandelijkse termijnen betaald, voor het eerst over de maand waarin de vervroegde uittreding plaatsvond.

  • 7. Bij de eerste betaling en bij iedere wijziging van de uitkering verstrekt het fonds aan de deelnemer een specificatie van het betaalde bedrag.

  • 8. Het bestuur is bevoegd bij de berekening van het in het tweede lid bedoelde loon, het loon dat is verschuldigd of wordt genoten ter zake van opvoering van het aantal gewerkte uren anders dan vanwege een medisch vastgestelde toegenomen mate van arbeidsgeschiktheid, dan wel bepaalde loonbestanddelen buiten beschouwing te laten indien, naar het oordeel van het bestuur, de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

    Het bestuur is bovendien bevoegd, met betrekking tot de toeslagen als bedoeld in lid 2, gedeelten van de vakantietoeslag en van gratificaties en/of uitkeringen buiten beschouwing te laten, indien, naar het oordeel van het bestuur, de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 9. Uitsluitend ter uitvoering van het op 1 januari 1982 in werking getreden agreement – aangegaan tussen het fonds en een aantal stichtingen en ondernemingen die vervroegde uittreding regelen in verwante bedrijfssectoren met het oogmerk de nadelige gevolgen bij vervroegde uittreding ten gevolge van verandering van werkzaamheden of werkkring, zoveel mogelijk tegen te gaan – wordt wanneer toepassing van het agreement leidt tot vervroegde uittreding, de uitkering in afwijking van het in de vorige leden van dit artikel bepaalde, berekend overeenkomstig de daarvoor in het agreement gestelde regelen.

HOOFDSTUK IV EERDER/LATER VERVROEGD UITTREDEN

Artikel 6 Eerder/later met Vut (60 jaar en ouder)
  • 1. Werknemers hebben de mogelijkheid eerder vervroegd uit te treden dan de leeftijd waarop zij normaliter vervroegd zouden kunnen uittreden, doch niet eerder dan op 60-jarige leeftijd.

    Indien zij van die mogelijkheid gebruik maken, wordt hun uitkering als volgt aangepast:

    het aantal oorspronkelijke uitkeringsmaanden wordt gedeeld door het totaal aantal uitkeringsmaanden en vervolgens vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage, dat zou zijn toegepast bij het reguliere uittre­dings­moment. Vervolgens wordt hierop 0,1% per eerder uitgetreden maand in mindering gebracht.

    De uiteindelijke uitkeringshoogte in procenten zal, op een door het bestuur te bepalen wijze, worden afgerond.

  • 2. Indien een werknemer, binnen de mogelijkheden genoemd in het vorige lid eerder vervroegd uittreedt, worden voor zover van toepassing de opbouw van pensioenaanspraken en de verschuldigde pensioenpremie gedurende de gehele vervroegde uittredingsperiode hierop afgestemd volgens door het bestuur te bepalen regels.

    Eveneens wordt de hoogte van de spaarloontoeslag bepaald bij door het bestuur vast te stellen regels.

  • 3. Werknemers van 60 jaar en ouder hebben de mogelijkheid op een later moment vervroegd uit te treden dan de leeftijd waarop zij normaliter vervroegd zouden kunnen uittreden.

    Indien zij van die mogelijkheid gebruik maken, wordt hun uitkering als volgt aangepast:

    het aantal oorspronkelijke uitkeringsmaanden wordt gedeeld door het totaal aantal uitkeringsmaanden en vervolgens vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage, dat zou zijn toegepast bij het reguliere uittredingsmoment.

    De uiteindelijke uitkeringshoogte in procenten zal, op een door het bestuur te bepalen wijze, worden afgerond.

    Uitstel is slechts mogelijk indien en voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan 100% van het netto- respectievelijk brutoloon en wordt uiterlijk op 64 jaar geacht te zijn ingegaan;

  • 4. Het uitkeringspercentage voor de werknemer die in verband met het later dan op zijn 60-jarige leeftijd voldoen aan het 10-jaarscriterium en/of 40-dienstjarencriterium uittreedt op het moment dat hij wel voldoet aan dat criterium, wordt niet verhoogd op de wijze als aangegeven in lid 3, maar wordt vastgesteld op dat percentage dat geldt voor degene die op datzelfde moment door het bereiken van de Vut-gerechtigde leeftijd normaliter vervroegd uittreedt of vervroegd zou kunnen uittreden.

  • 5. Het uitkeringspercentage voor de werknemer die in verband met zijn arbeidsongeschiktheid zijn moment van vervroegde uittreding moet uit­stellen tot het moment dat hij weer arbeidsgeschikt is, wordt niet verhoogd op de wijze als aangegeven in lid 3, maar wordt vastgesteld op de wijze als ware hij op zijn beoogde datum van vervroegde uittreding niet arbeidsongeschikt geweest en derhalve op dat moment vervroegd uitgetreden.

HOOFDSTUK V DEELTIJD-VUT

Artikel 8 Deeltijd-Vut
  • 1. De werknemer die recht heeft op vervroegd uittreden kan, voor zover de werkgever daarmee schriftelijk instemt, van dit recht gedeeltelijk gebruik maken zoals dit krachtens de betreffende collectieve arbeids­overeenkomst voor hem mogelijk is.

  • 2. Een werknemer kan gedeeltelijk vervroegd uittreden volgens door het bestuur vastgestelde percentages.

    Een wijziging van een gekozen uittredingspercentage kan slechts een verhoging van het uittredingspercentage inhouden. Een dergelijke wijziging kan slechts per de eerste van een kalendermaand ingaan.

    De werknemer die volledig gebruik maakt van zijn recht op vervroegd uittreden komt niet meer in aanmerking voor gedeeltelijk vervroegd uittreden.

  • 3. De werknemer die gedeeltelijk vervroegd uittreedt ontvangt van het fonds een aan het uittredingspercentage aangepaste bruto-uitkering, gebaseerd op het loon als bedoeld in artikel 3, lid 2 respectievelijk artikel 5, lid 2, een en ander volgens door het bestuur nader te stellen regels.

    Bij verhoging(en) van het uittredingspercentage wordt de hoogte van het uitkeringspercentage vastgesteld volgens eveneens door het bestuur nader te stellen regels.

  • 4. De termijn waarbinnen en de wijze waarop aanvragen voor uitkeringen moeten worden ingediend, als genoemd in artikel 13, zijn van over­eenkomstige toepassing op aanvragen voor gedeeltelijk vervroegd uittreden alsmede op elke wijziging van het uittredingspercentage.

  • 5. De bepalingen in de statuten en in dit reglement zijn voor zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing.

  • 6. Het bestuur kan echter afwijkende bepalingen en nadere regels vast­stellen.

HOOFDSTUK VI ALGEMENE BEPALINGEN M.B.T. UITKERINGEN

Artikel 9 Inhoudingen/afdrachten
  • 1. Voor rekening van de deelnemer komen de op de uitkering, op de vakantietoeslag en op de toeslag voor gratificaties en/of uitkeringen in te houden:

    • a. verschuldigde loonheffing;

    • b. verschuldigde ASF-bijdrage aan het ASF voor deelnemers geboren vanaf 1946.

  • 2. Voor rekening van het fonds komt de afdracht van:

    • a. de pensioenpremie voor deelnemers geboren voor 1946 indien en voor zoveel verschuldigd aan het PGB, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 11;

    • b. de door het fonds verschuldigde zorgverzekeringspremie aan de belastingdienst.

Artikel 10 Kortingen op uitkeringen
  • 1. Op de uitkeringen worden in mindering gebracht:

    • a. indien met toestemming van het bestuur in de uittredingsperiode werkzaamheden worden verricht: de voor die werkzaamheden ontvangen beloning resp. vergoeding;

    • b. uitkeringen krachtens de ZW , de Arbeidsongeschiktheidswetgeving, resp. de WW waarop de deelnemer tijdens zijn uittredingsperiode aanspraak heeft resp. verkrijgt, en andere loondervingsuitkeringen, alsmede de eventuele aanvullingen op het loon en/of de loondervingsuitkeringen die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking al dan niet via derden ontvangt.

  • 3. Verrekening als in het eerste lid bedoeld onder b vindt plaats ook wanneer de deelnemer verzuimt dan wel heeft verzuimd, zijn aanspraken geldend te maken.

  • 4. Voor alle deelnemers uit de geboortejaren 1946 tot en met 1949 wordt de uitkering verlaagd met de actuarieel herrekende tegenwaarde van de fictieve backservice.

  • 5. In afwijking van het in de vorige leden bepaalde kan het bestuur op grond van bijzondere omstandigheden beslissen, dat vorenbedoelde korting niet of niet volledig wordt toegepast.

Artikel 11 Voortzetting opbouw pensioen
  • 1. De pensioenopbouw wordt, indien er sprake is van deelname aan PGB, bij het als gevolg van de vervroegde uittreding eindigen van het dienstverband voor de deelnemers geboren voor 1946, voor 40% van de toekomstige opbouw per 31-12-2005 respectievelijk per de uittredingsdatum ineens ingekocht.

    Hierbij wordt het bepaalde in artikel 6, lid 2 in acht genomen; dit geldt eveneens indien sprake is van situaties zoals omschreven in het volgende lid.

  • 2. Indien:

    • a. ten behoeve van een werknemer door diens werkgever met het PGB een overeenkomst tot vrijwillige verzekering was aangegaan op voorwaarden die afwijken van die welke voor de verplichte verzekering gelden, of

    • b. ten behoeve van een werknemer door diens werkgever een bijzondere pensioenvoorziening was getroffen en deswege vrijstelling was verleend van de verplichting deel te nemen in het PGB, of

    • c. ten behoeve van een werknemer door diens werkgever een pensioenvoorziening was getroffen die is ondergebracht bij een ondernemingspensioenfonds, een ander bedrijfspensioenfonds dan het PGB of bij een andere verzekeraar,

    vergoedt het fonds aan de werkgever de premie die voor bedoelde pensioenverzekeringen aan de verzekeraar verschuldigd is voor deelnemers geboren voor 1946 tot een vergoeding van 40% van de verschuldigde premie met een maximum van 40% van de premie die in het kalenderjaar bij verplichte deelname aan het PGB verschuldigd zou zijn geweest, met ingang van 1 januari 2006, ook voor lopende uitkeringen, echter niet dan na overlegging van een verklaring van de verzekeraar waarin betaling van de verschuldigde premie wordt bevestigd.

Artikel 12 Overlijdensuitkering
  • 1. Indien een deelnemer voor het bereiken van zijn 65e jaar overlijdt, wordt de uitkering voor zover niet reeds uitbetaald, vanaf de dag na overlijden tot en met één maand na de dag van het overlijden uitbetaald – voor zover mogelijk in een bedrag ineens :

    • a. aan de langstlevende van de echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;

    • b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon aan de minderjarige kinderen van de overledene die tot hem in een familierechtelijke betrekking stonden;

    • c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels voorzag in de kosten van het bestaan en met wie hij in gezinsverband leefde.

    Voor de toepassing van het eerste lid, sub a worden mede als echtgenoot aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan als bedoeld in titel 5A van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek dan wel duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren tenzij het betreft bloedverwanten in eerste of tweede graad. Van een gezamenlijke huishouding als hier bedoeld, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid wordt de uitkering met ingang van de dag na het overlijden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 respectievelijk artikel 5, verhoogd tot het ZW-dagloon dat voor het overlijden zou hebben gegolden bij voortduren van het dienstverband.

  • 3. Indien er geen rechthebbenden zijn als bedoeld in het eerste lid wordt de uitkering als bedoeld in het eerste lid, voor zover niet reeds uitbetaald na het overlijden van degene aan wie de uitkering is toe­gekend, tot en met de laatste dag der maand, waarin het overlijden plaatsvond, uitbetaald aan de persoon of de personen, die daarvoor naar het oordeel van het bestuur in aanmerking komt resp. komen, mits deze daartoe binnen zes maanden na het overlijden een verzoek bij het bestuur heeft resp. hebben ingediend.

  • 4. Het in het eerste lid bepaalde mist toepassing indien de in het eerste lid bedoelde deelnemer ten tijde van het overlijden uitkering ingevolge de ZW of Arbeidsongeschiktheidswetgeving genoot.

Artikel 13 Aanvraag uitkeringen
  • 1. De deelnemer, die aanspraak maakt op een uitkering resp. toeslagen, is verplicht ten minste twee maanden voor de datum waarop hij vervroegd zal uittreden, bij het fonds een aanvraag in te dienen. Het fonds zal dan tijdig aan de deelnemer het aanvraagformulier ter beschikking stellen.

  • 2. De gevolgen van het te laat aanvragen van de uitkering worden bij bestuursbesluit geregeld.

  • 3. Tenzij het bestuur anders beslist vervallen niet opgevraagde termijnen aan het fonds.

Artikel 14 Einde uitkeringen

De in dit reglement genoemde uitkeringen eindigen:

  • a. per de eerste van de maand waarin de deelnemer 65 jaar wordt;

  • b. op de dag volgende op die waarop de deelnemer zonder de 65-jarige leef­tijd te hebben bereikt, is overleden;

  • c. per de datum met ingang waarvan het bestuur met toepassing van het tweede lid van artikel 23 besluit de uitkering te beëindigen.

HOOFDSTUK VII GRONDSLAGEN

Artikel 15 Heffingsgrondslag, loon
  • l. Grondslag voor de berekening van de door de werkgever af te dragen premie is het loon in de zin van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen. Grondslag voor de berekening van de in te houden werknemerspremie is het brutoloon van de werknemer.

  • 2. In afwijking van het in lid l bepaalde wordt onder loon niet verstaan de uitkering die de werknemer ontvangt uit hoofde van de Arbeidsongeschiktheidswetgeving/WW, alsmede het loon dat wordt gegeven in aanvulling op een uitkering ingevolge de Arbeidsongeschiktheidswetgeving/WW.

  • 3. Onder loon wordt mede verstaan de loondervingsuitkering alsmede de eventuele aanvulling op het loon en/of de loondervingsuitkering die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking tijdens het eerste en tweede jaar van arbeidsongeschiktheid al dan niet via derden ontvangt.

Artikel 16 Vaststelling premieloon
  • 1. De verschuldigde jaarpremie als bedoeld in artikel 18 wordt berekend met inachtneming van de door de werkgever daartoe te verstrekken loon­gegevens.

  • 2. Laat de werkgever na die loongegevens, of andere gegevens als bedoeld in artikel 21, lid 1, voor het door het bestuur daartoe vastgestelde tijdstip te verstrekken of zijn die gegevens kennelijk onjuist, dan stelt het bestuur het loon naar beste weten vast.

  • 3. Het bestuur kan een besluit tot vaststelling van het loon te allen tijde herzien, zolang niet meer dan vijf kalenderjaren zijn verstreken sedert het einde van het boekjaar waarin de premie verschuldigd is geworden.

Artikel 17 Maximum premieloon

Voor de berekening van de premies komt het loon dat bij dezelfde werkgever voor dezelfde werknemer meer heeft bedragen dan het bedrag dat verkregen wordt door vermenigvuldiging van anderhalf maal het bedrag als bedoeld in de Wet Financiering Sociale Verzekeringen met het aantal dagen waarop de werknemer loon heeft genoten, voor dat meerdere niet in aanmerking.

HOOFDSTUK VIII PREMIE

Artikel 18 Premie

Werkgevers en werknemers zijn verplicht tot betaling van een premie aan het fonds. Werkgevers zijn een premie verschuldigd van 5,00% van het loon. Hiervan wordt, als werknemersdeel in de premie, door de werkgever ingehouden op het loon 2,50%.

Artikel 19 Afdracht van de premie
  • 1. De door de werkgever en werknemer verschuldigde premie wordt door het fonds, bij wijze van voorschot en in mindering op het over een boekjaar verschuldigde totaal van de premies aan de werkgever in rekening gebracht, in zodanige termijnen, op zodanige tijdstippen en tot zodanige bedragen als het bestuur nodig oordeelt; indien tijdens een boekjaar het premiepercentage gewijzigd wordt, kan het bestuur besluiten dat een voorschotpremie en het na afloop van het boekjaar vast te stellen totaal van de premies tegen een gemiddeld premiepercentage, door het bestuur vast te stellen, in rekening wordt gebracht.

    Daarenboven kan het bestuur besluiten, indien het dit nodig oordeelt, ter zekerheidstelling van premie-afdracht, een extra voorschot ter grootte van de premie over ten hoogste 1 jaar in rekening te brengen.

  • 2. De werkgever is verplicht de verschuldigde premie binnen 7 dagen na dagtekening van de nota te voldoen. Bij niet betaling binnen deze termijn is de werkgever door het enkele verloop van die termijn in gebreke. Betaling van de nota kan, ter keuze van de werkgever, geschieden via automatische incasso of via een andere wijze.

Artikel 20 Te late betaling
  • 1. De werkgever die nalaat enig ingevolge het voorgaande artikel door hem te betalen bedrag op het daarvoor door het bestuur vastgestelde tijdstip te voldoen, zal een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • 2. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde schadevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op eerste vordering van het fonds alle kosten te betalen, welke naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de ver­schuldigde BTW. Indien de werkgever 2 maanden na de dagtekening van de nota die nota nog niet heeft voldaan, wordt onder de kosten in ieder geval begrepen een extra opslag van 1% van het (totale) bedrag van de nota, met een minimum van € 50,– en een maximum van € 1.500,–.

HOOFDSTUK IX VERPLICHTINGEN

Artikel 21 Opgaven en inlichtingen
  • 1. Werkgevers en werknemers zijn verplicht om aan het fonds of diens gemachtigde(n) alle inlichtingen of opgaven te verstrekken, welke het bestuur voor de uitvoering van de statuten en het reglement nodig acht.

  • 2. Desgevraagd zullen zij aan het fonds of diens gemachtigde inzage geven in die boeken en bescheiden waarvan het bestuur dit noodzakelijk acht.

  • 3. Voor alle activiteiten die verband houden met de hiervoor genoemde leden dient de werkgever of degene aan wie de werkgever zijn administratie geheel of gedeeltelijk heeft uitbesteed dan wel degene die anderszins door de werkgever is ingeschakeld, resp. de werknemer kosteloos zijn volledige medewerking te verlenen.

Artikel 22 Verplichtingen werknemer

Onverminderd de verplichtingen die voor hem uit het elders in dit reglement bepaalde voortvloeien, is de werknemer verplicht, met inachtneming van eventueel nader door het bestuur te stellen regels, aan te tonen dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vervroegde uittreding, waaronder het voor hem geldende criterium van 10 jaar respectievelijk het 40-dienstjarencriterium. Het bestuur heeft te allen tijde het recht nader onderzoek in te stellen.

Artikel 23 Verplichtingen deelnemer
  • 1. Onverminderd de verplichtingen die voor hem uit het elders in dit reglement bepaalde voortvloeien, is de deelnemer verplicht zich gedurende de uittredingsperiode te onthouden van het verrichten van werkzaamheden waarvoor normaliter loon of een vergoeding wordt uitbetaald, tenzij het bestuur voor het verrichten van die werk­zaamheden toestemming heeft verleend;

  • 2. Bij niet-nakoming van de in het eerste lid dan wel elders in dit reglement genoemde verplichtingen kan het bestuur besluiten de uitkeringen te beëindigen dan wel te herzien en gedurende vijf jaren na afloop van het kalenderjaar waarin uitkering is verleend, ten onrechte genoten uitkeringen terug te vorderen. Het bestuur kan een eenmaal beëindigde uitkering heropenen al dan niet onder door het bestuur te stellen voorwaarden.

Artikel 24 Verplichtingen werkgever
  • 1. Onverminderd de verplichtingen die voor hem uit het elders in dit reglement bepaalde voortvloeien, is de werkgever verplicht een hem in het kader van de uitvoering van dit reglement toegezonden loonspeci­ficatieformulier, waarvan de door de werkgever in te vullen gegevens dienen voor het berekenen van de uitkering te ondertekenen, te doen ondertekenen door de werknemer en het daarna ten spoedigste aan het fonds te retourneren.

  • 2. De als gevolg van het verstrekken van onjuiste gegevens geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen kunnen worden teruggevorderd. Behalve de geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen, kunnen in geval van nalatigheid worden teruggevorderd: een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wet­boek, en/of alle kosten, welke naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

  • 3. Voor het terugbetalen van de door de werknemer ten onrechte genoten uitkeringen als bedoeld in het tweede lid zijn de werkgever en de werk­nemer hoofdelijk aansprakelijk.

  • 4. Het terugvorderingsrecht van het fonds als bedoeld in het tweede lid, verjaart door verloop van vijf jaren na afloop van het kalenderjaar waarin geheel of ten dele ten onrechte betalingen zijn gedaan.

HOOFDSTUK X OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 26 Overgangsbepaling

Op werknemers die vóór 1 januari 2006 vanaf hun 60e jaar vervroegd zouden kunnen uittreden op basis van de vervroegde uittredings­regeling zoals die voor die datum gold, doch het moment waarop zij vervroegd uittreden uitstellen tot na die datum, zijn de bepalingen omtrent de hoogte van de uitkering en de uittredingsleeftijd, behoudens de bepalingen omtrent de pensioenopbouw tijdens vut, zoals die golden vóór 1 januari 2006, onverkort gedurende de looptijd van hun Vut-uitkering van toepassing.

BIJLAGE I WERKNEMERS GEBOREN VANAF 1 JANUARI 1941 TOT 1 JANUARI 1950

geboortejaar

uittredingsleeftijd

uitkeringshoogte

 

10-jaarscriterium

40 grafische jaren

netto maximaal vanaf 22e jaar

bruto maximaal

1941

60 jaar en 10 maanden

 

90%

 

1942

61 jaar

 

87%

 

1943

61 jaar en 2 maanden

 

84%

 

1944

61 jaar en 4 maanden

 

81%

 

1945

61 jaar en 6 maanden

 

78%

 

1946

62 jaar

62 jaar

 

70%

1947

62 jaar en 4 maanden

62 jaar en 2 maanden

 

70%

1948

62 jaar en 8 maanden

62 jaar en 4 maanden

 

70 %

1949

63 jaar

62 jaar en 6 maanden

 

70%

STICHTING SPAARLOONFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

STATUTEN

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De naam der stichting is: ‘Stichting Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven’.

    Zij wordt in deze statuten aangeduid als ‘het fonds’.

  • 2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Amsterdam.

Artikel 2 Doel, middelen

  • 1. Het fonds heeft ten doel de bevordering van het duurzaam bezit resp. het bevorderen van verlof door middel van sparen van de werknemers in de grafische bedrijven.

  • 2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door het aanbieden van spaarmogelijkheden aan de werknemers als in lid 1 bedoeld. Deze spaarmogelijkheden worden nader in een of meer reglementen vastgelegd.

  • 3. De middelen van het fonds worden gevormd door:

    • de opbrengst van het door de werkgever te betalen spaarloon;

    • de opbrengst van de belegde middelen van het fonds;

    • alle andere baten die het fonds mochten toevallen.

Artikel 3 Werkingssfeer

  • 1. De werkingssfeer strekt zich uit tot de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen, waarin de grafische bedrijven worden uitgeoefend.

  • 2. Tot de grafische bedrijven behoren het grafimedia-bedrijf.

  • 3. Tot het grafimedia-bedrijf behoren de ondernemingen, die zich toeleggen op een of meer van de volgende activiteiten:

    • het vervaardigen, bewerken en/of beheren van data met het doel deze data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, te verveelvoudigen, tot eindproduct te verwerken en te verspreiden of openbaar te maken middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm, dan wel deze hiervoor geschikt te maken;

    • het vermenigvuldigen, tot eindproduct verwerken en verspreiden of openbaar maken van data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm

  • 4. Tot het grafimedia-bedrijf behoren in ieder geval:

    • het Grafisch bedrijf;

    • het (grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf;

    • het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf;

    • het Zeefdrukbedrijf;

    • het Signbedrijf;

    • het Dagbladbedrijf;

    • het Reprografisch bedrijf;

    • het Digitaal printbedrijf;

    • overige grafimedia-bedrijven.

Artikel 4 Grafisch bedrijf

  • 1. Tot het grafisch bedrijf behoren ondernemingen die zich toeleggen op hoogdruk, diepdruk, vlakdruk, ongeacht het te bedrukken materiaal.

  • 2. Tot het Hoogdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de hoogdruktechniek toepassen, zowel rotatief als in vellen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.

    Hiertoe behoren in ieder geval Boekdrukkerijen, Flexodrukkerijen en Foliedrukkerijen.

  • 3. Tot het Diepdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de diepdruktechniek toepassen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.

    Hiertoe behoren in ieder geval Rasterdiepdrukkerijen en tampondrukkerijen.

  • 4. Tot het Vlakdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de vlakdruktechniek, al dan niet met behulp van vocht, toepassen, zowel rotatief als in vellen, de voorbereiding ten behoeve van deze drukprocessen en de op deze drukprocessen volgende nabewerking en deze eventueel aanvullen met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

    Hiertoe behoren in ieder geval Offsetdrukkerijen, Steendrukkerijen, Blikdrukkerijen, Glasdrukkerijen en ondernemingen waar drukwerk wordt vervaardigd, (deels) via fotodruk, dan wel plaatdruk. Voor wat betreft het onderdeel printtechnieken die digitaal worden aangestuurd is deze bepaling niet van toepassing op bedrijven die digitaal printen en die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en om die reden de cao voor het Reprografisch bedrijf toepassen.

  • 5. Niet tot het Vlakdrukbedrijf worden geacht te behoren vlakdrukafdelingen die onderdeel uitmaken van een onderneming in de metaalindustrie.

Artikel 5 (Grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf

  • 1. Tot het (grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf worden gerekend die ondernemingen, die geheel of in overwegende mate voorbereidende werkzaamheden verrichten ten behoeve van drukprocessen in de bedrijven, genoemd in de artikelen 4, 7 en 7a.

    Het betreft ondernemingen waar beelddragers en/of drukvormen worden vervaardigd voor het hoog-, diep-, vlak- en zeefdrukproces, alsmede digitale bestanden, voorzien van grafische parameters ter aansturing van deze of andere vermenigvuldigingsprocessen.

    Daartoe worden teksten en/of afbeeldingen bewerkt langs mechanische, optische, elektronische of digitale weg tot eindproducten.

    De werkzaamheden zijn eventueel aangevuld met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

    De levering van deze eindproducten vindt plaats op (fotografisch) papier en/of film (analoog), of digitaal middels andersoortige dragers als magnetische en optische opslagmiddelen, dan wel rechtstreeks onder meer via kabel- of satellietverbindingen.

  • 2. Tot het (Grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf worden tevens gerekend afdelingen van uitgeverijen met (fotozet-) en/of beeldvervaardigingsapparatuur.

Artikel 6 (Grafisch) Nabewerkingsbedrijf

  • 1. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren ondernemingen die geheel of in overwegende mate grafische producten bewerken tot eindproduct alsmede de daarbij behorende diensten in de productielijn verlenen.

    Hiertoe worden onder meer gerekend:

    • het Boekbindbedrijf;

    • Tot het Boekbindbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, waarin de (hand-)boekbinderij, brocheerderij, linieerderij, kantoorboekenfabricage, stalenboekenfabricage of persvergulderij wordt uitgeoefend.

    • het Papierwarenbedrijf;

    • Tot het Papierwarenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke zijn ingericht voor de verwerking van papier ter vervaardiging van:

      • schriften, notitieboekjes, cahiers in papieren omslag met of zonder linnen rug, alle soorten blocnotes, alsmede voor de vervaardiging van mappen en soortgelijke artikelen;

      • labels, briefkaarten en soortgelijke producten.

    • het Enveloppenbedrijf;

      Tot het Enveloppenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke speciaal zijn ingericht voor de vervaardiging van enveloppen in de meest brede zin.

      Hiertoe wordt ook gerekend het samenstellen en gereed maken van dozen post, mappen en dergelijke.

  • 2. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren mede de onderdelen van ondernemingen, waarin werkzaamheden plaats vinden, die als regel verricht worden in de ondernemingen, bedoeld in lid 1 van dit artikel, waaronder mede worden verstaan de werkzaamheden ter vervaardiging van: ordners (met inachtneming van het bepaalde in lid 4 in dit artikel), banden, boekomslagen, agenda’s, notitieblocs, onderleggers, portefeuilles, mappen en soortgelijke artikelen uit leder, kunststof of andere stoffen.

  • 3. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren mede bedrijven die de onder de leden 1 en 2 genoemde bewerkingen combineren met een van de printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

  • 4. Niet tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin de volgende werkzaamheden plaatsvinden:

    • het vervaardigen van ordners, die bestaan uit één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, behoudens wanneer dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak artikelen vervaardigt als overigens genoemd in de leden 1 en 2 in dit artikel;

    • het vervaardigen van ordners, die bestaan uit meer dan één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, indien dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak kartonnageproducten vervaardigt;

    • het verpakken en expediëren van niet opgemaakt papier in de papiergroothandel en in de papierfabrieken;

    • het vervaardigen van papieren zakken en (flexibele) verpakkingen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11, sub c.

Artikel 7 Zeefdrukbedrijf

  • 1. Tot het Zeefdrukbedrijf behoren ondernemingen die de zeefdruktechniek, eventueel gecombineerd met activiteiten zoals tampondrukken, digitaal plotten, digitaal graveren en printtechnieken die digitaal worden aangestuurd, toepassen, ongeacht het te bedrukken substraat.

    Onder zeefdruktechniek kan ook flockprinten en dergelijke worden begrepen. Onder digitaal plotten kan ook snijplotten, snijflocken, snijplastisol en dergelijke worden begrepen.

  • 2. Niet hiertoe worden geacht te behoren:

    • onderdelen van ondernemingen, die geacht worden te behoren tot het grafisch bedrijf;

    • onderdelen van ondernemingen, die niet als hoofdactiviteit het zeefdrukprocédé ten behoeve van derden toepassen en waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een bedrijfstak-cao anders dan de grafimedia cao of onder die van een eigen bedrijfs-cao.

Artikel 7a Signbedrijf

  • 1. Tot het Signbedrijf worden gerekend ondernemingen die in bedrijfsmatige zin en ten behoeve van derden signtechnieken toepassen. Signtechnieken zijn productietechnieken die voornamelijk worden toegepast om elektronische of stoffelijke producten te maken, samen te stellen en/of aan te brengen die een met het oog waarneembare boodschap overbrengen. Deze al dan niet gecombineerde toepasbare technieken kunnen zijn:

    • computertechniek met behulp van grafische pixel of vector gebaseerde software;

    • CAD/CAM gebaseerde software;

    • elektrotechniek;

    • zeefdruktechniek;

    • printtechnieken die digitaal worden aangestuurd;

    • sublimatietechnieken;

    • transfertechnieken;

    • snijden;

    • frezen;

    • graveren;

    • verven;

    • spuiten;

    • schilderen;

    • monteren;

    • metaal-, kunststof-, hout-, glas-, steen-, keramiek- en/of textielbewerking.

  • 2. Niet hiertoe geacht worden te behoren: ondernemingen of onderdelen van ondernemingen waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een andere door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geregistreerde of algemeen verbindend verklaarde cao.

Artikel 8 Dagbladbedrijf

Tot het dagbladbedrijf behoren ondernemingen, die zich toeleggen op het samenstellen en/of produceren en/of expediëren van dagbladen, alsmede de rechtstreeks hiermee verband houdende activiteiten.

Artikel 9 Reprografisch bedrijf

  • 1. Tot het reprografisch bedrijf worden gerekend die ondernemingen of delen van ondernemingen – natuurlijke en rechtspersonen – die diensten verrichten op het gebied van de reprografie.

    Onder reprografie wordt verstaan het maken van afdrukken of kopieën van originelen.

    Voorbeelden van reprografische technieken zijn lichtdrukken (diazotypie), (foto)kopiëren (‘elektrofotografie’), scannen en (digitaal) printen, (digitaal) printen, scannen en vectoriseren, plotten, reproductiefotografie, microfilmen, afwerking van reprografische producten (binden van rapporten e.d., lamineren etc.) en faxen.

    Onder origineel wordt verstaan al datgene dat door middel van reprografische technieken kan worden gereproduceerd. Voorbeelden zijn tekeningen, documenten, rapporten en foto’s e.d. op papieren en vergelijkbare andere dragers en in de vorm van digitale informatie op diskettes e.d.

    Onder afdruk of kopie wordt verstaan elke reprografisch vervaardigde reproductie. Voorbeelden zijn lichtdrukken, zogenoemde (foto)kopieën, prints en plots, fotografisch vervaardigde reproducties, microfilms, al of niet verkleind of vergroot, in zwart-wit of kleur, al of niet gemuteerd, op papier of andere informatiedragers.

  • 2. Niet tot het reprografisch bedrijf worden gerekend:

    • ondernemingen of delen van ondernemingen die behoren tot het grafisch reproductiebedrijf;

    • ondernemingen of delen van ondernemingen die uitsluitend faciliteiten aanbieden op het gebied van de reprografie.

  • 3. Tevens worden niet tot het reprografisch bedrijf gerekend:

    • werkgevers en werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de cao’s voor de Informatie-, Communicatie- en Kantoortechnologiebranche, dan wel via een algemeen verbindendverklaring onder de werkingssfeer van de cao’s voor de ICK-branche vallen;

    • werkgevers die, vanwege het bestaan van de cao voor de Foto-finishing Bedrijven in Nederland lid zijn van de Werkgeversvereniging Foto-finishing Bedrijven en hun werknemers.

Artikel 10 Digitaal printbedrijf

  • 1. Tot het digitaal printbedrijf worden gerekend die ondernemingen die in bedrijfsmatige zin en ten behoeve van derden één van de printtechnieken die digitaal worden aangestuurd toepassen, zoals gedefinieerd in lid 2 van dit artikel, en deze voornamelijk toepassen op papier als substraat (daaronder niet begrepen transferpapier en fotografisch papier).

    Deze bepaling is niet van toepassing op bedrijven die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en om die reden de cao voor het Reprografisch bedrijf toepassen.

  • 2. Definitie printtechnieken die digitaal worden aangestuurd:

    vermenigvuldigingsprocessen waarbij data in elektronische vorm, veelal bestaande uit tekst en afbeeldingen, met behulp van een aan de specifieke printtechniek aangepaste elektronische wijze van bewerken van die data, door middel van inkt en/of toner zichtbaar op of in een substraat of medium gemaakt wordt.

    Deze printtechnieken kunnen zijn:

    • elektrofotografisch printen

    • elektrostatisch printen

    • magnetografisch printen

    • thermografisch printen

    • inkjet printen (drop on demand, continuous en spray/airbrush)

    • thermal transfer printen

    • laser fotografisch printen.

Artikel 11 Overige grafimedia-bedrijven

Tot de overige grafimedia-bedrijven behoren de volgende ondernemingen:

  • a. typebureaus en computer-servicebureaus of onderdelen daarvan, die diensten verlenen aan de grafimedia-ondernemingen en wel als volgt:

    • indien zij overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: geheel;

    • indien zij niet overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: uitsluitend voor die afdelingen waarin hoofdzakelijk zetselvervaardiging plaats vindt als duidelijk herkenbare activiteit;

  • b. ondernemingen, waarin etiketten worden vervaardigd, daaronder mede begrepen zelfklevende etiketten;

  • c. ondernemingen, waarin het kartonnage- of flexibele verpakkingsbedrijf wordt uitgeoefend voor wat betreft de (vaktechnische) productiemedewerkers in de afdelingen voorbereiding en drukkerij.

Artikel 13 Inrichtingen

Onder ondernemingen worden mede verstaan inrichtingen en onderdelen van inrichtingen, staande onder beheer van een of meer natuurlijke of rechtspersonen, waarin een of meer grafische bedrijven worden uitgeoefend, uitgezonderd inrichtingen, die onder beheer staan van publiekrechtelijke lichamen.

Artikel 14 Werkgever

  • 1. Werkgever is:

    • a. de natuurlijke of rechtspersoon met één of meer werknemers in dienst, die activiteiten verricht die worden gerekend tot grafische bedrijven;

    • b. de natuurlijke of rechtspersoon die deel uitmaakt van in een groep verbonden ondernemingen waartoe ook grafische bedrijven behoren en die één of meer werknemers in dienst heeft, wier gewone taak het is bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer van deze tot de groep behorende grafische bedrijven

    en die tevens uit hoofde van:

    • a. een of meer van de in de grafische bedrijfstak geldende cao’s,

    de statuten en reglementen moet naleven.

Artikel 15 Werknemer

  • 1. Werknemer is:

    • a. de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst per 1 januari van het jaar in dienst is van de in artikel 14, lid 1, sub a genoemde werkgever;

    • b. de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst per 1 januari van het jaar in dienst is van de in artikel 14, lid 1, sub b genoemde werkgever en wiens gewone taak het is bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer tot in een groep verbonden ondernemingen die behoren tot grafische bedrijven,

    en die uit hoofde van:

    • a. een in de grafische bedrijfstak geldende cao,

    de statuten en reglementen moet naleven.

    Iedere werknemer kan per kalenderjaar slechts eenmaal bij één werkgever aan de spaarloonregeling van het fonds deelnemen. Tevens dient zijn werkgever ten aanzien van die werknemer de algemene heffingskorting uit hoofde van de Wet op de loonbelasting 1964 toe te passen.

  • 2. Degene die per 1 januari van het jaar in dienst van één werkgever afwisselend ten behoeve van een grafische en een niet-grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, wordt als werknemer beschouwd wanneer hij als regel gedurende ten minste 17 uren per week ten behoeve van een grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, tenzij het bestuur in bijzondere gevallen anders beslist.

  • 3. Als werknemers worden niet beschouwd:

    • I voor zover het betreft het grafimedia-bedrijf, genoemd in de artikelen 4, 5, 6, 10 en 11:

      • a. directeuren, adjunct-directeuren of onder-directeuren;

      • b. leden Groep Management en bedrijfsleiders;

      • c. leden van het management-team;

      • d. buitendienstmedewerkers gericht op commercie en acquisitie, zoals vertegenwoordigers en accountmanagers;

      • e. volontairs (ieder wiens loon uitsluitend bestaat uit onderricht);

      • f. zij, die in het kader van een school- of vakopleiding een stage volgen om vakbekwaamheid te verwerven;

      • g. scholieren en studenten, die een opleiding of studie in dagonderwijs volgen en die gedurende de periode van de reguliere vakantie van het betreffende dagonderwijs, tijdelijk werkzaam zijn;

      • h. werknemers, werkzaam in huisdrukkerijen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een niet-grafisch hoofdbedrijf, waarin geen ander drukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf of één of meer niet grafische nevenbedrijven daarvan, voor zover dit hoofd- of nevenbedrijf zijn werkzaamheden niet uitoefent in het uitgeversbedrijf;

    • II. voor zover het betreft het Zeefdrukbedrijf:

      • a. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • b. werknemers werkzaam in zeefdrukinrichtingen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een andersoortig niet-grafisch bedrijf, waarin geen ander zeefdrukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf (de zgn. ‘huis’- zeefdrukinrichtingen);

    • III. voor zover het betreft het Signbedrijf:

      • a. werknemers vallend onder de categorieën 1a t/m c en e t/m g;

      • b. werknemers, werkzaam in sign-inrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIb zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

    • IV. voor zover het betreft het Dagbladbedrijf:

      • 1. met betrekking tot werknemers in technische, administratieve en leidinggevende functies, gericht op de samenstelling en/of productie en/of het verzend gereedmaken en/of de expeditie van dagbladen, daaronder mede begrepen correctoren en chauffeurs:

        • a. werknemers vallend onder de werkingssfeer als genoemd onder 2;

        • b. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • 2. met betrekking tot werknemers, werkzaam bij ondernemingen die zijn aangesloten bij de Vereniging Nederlandse Dagbladpers (NDP), en die als hoofdtaak administratieve arbeid verrichten (daaronder begrepen werkzaamheden van correctoren, van personeel voor de marketing en van verkoop binnendienst, van computerpersoneel in de administratief-organisatorische sector en van personeel in de buitendienst, die inspectie-, acquisitie-, colportage- en/of incassowerkzaamheden verrichten):

        • a. werknemers vallend onder de werkingssfeer als genoemd onder 1;

        • b. functionarissen, behorende tot de directiestaf, alsmede andere hogere functionarissen;

        • c. degenen, die werkzaam zijn in een buiten het dagbladbedrijf vallende afdeling (zoals boekhandel, tijdschriftenafdeling);

        • d. redactie-stenografen en correctoren, die hoofdzakelijk belast zijn met journalistieke arbeid;

        • e. dagbladjournalisten;

        • f. degenen die werkzaam zijn als directeur-hoofdredacteur;

        • g. werknemers, vallend onder de categorieën Ib en e tot en met g;

    • V. voor zover het betreft het reprografisch bedrijf:

      • a. werknemers, werkzaam in een administratieve functie;

      • b. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • c. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIb zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

    • VI. voor zover het betreft het reprografisch bedrijf, waarbij de werkgever niet lid is van de Vereniging Repro Nederland:

      • a. werknemers, vallend onder de categorieën 1a tot en met g;

      • b. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIb zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

Artikel 16 Voortduren van de hoedanigheid van werknemer

De werknemer, die ophoudt als zodanig werkzaam te zijn, behoudt de hoedanigheid van werknemer:

  • a. op de dagen waarover hij, anders dan in een geval als hierna onder b bedoeld, zonder te werken loon van zijn werkgever ontvangt of daarop rechtens aanspraak heeft;

  • b. zolang hij geen arbeid verricht wegens ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid ten gevolge van ziekte, ter zake van hetzelfde geval gedurende ten hoogste drie achtereenvolgende jaren, mits de dienstbetrekking niet eerder is verbroken.

Artikel 17 Deelnemer

  • 1. Deelnemer is degene die werknemer is in de zin van de statuten en die niet deelneemt aan de levensloopregeling.

  • 2. Als deelnemer wordt mede beschouwd degene die werkzaam in de zin van de statuten is geweest zolang hij aanspraken kan doen gelden als omschreven in het Spaarloonreglement.

Artikel 18 Bestuur

  • 1. Het bestuur bestaat uit ten hoogste 14 leden van wie:

    • a. zeven worden aangewezen door de werkgeversorganisatie: het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen;

    • b. zeven worden aangewezen door de werknemersorganisaties, te weten:

      zes door FNV Kunsten Informatie en Media;

      één door de Dienstenbond CNV, hierna te noemen CNV Media.

  • 2. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt:

    • a. door bedanken;

    • b. door overlijden;

    • c. door een besluit van de organisatie, welke het betrokken bestuurslid benoemde.

  • 3. Indien in het bestuur een vacature ontstaat, wordt daarin zo spoedig mogelijk voorzien door de organisatie door welke het lid, wiens zetel is opengevallen, was benoemd. Het bestuur blijft wettig samengesteld en behoudt al zijn bevoegdheden zolang ten minste één werkgevers- en één werknemerslid daarvan rechtsgeldig deel uitmaken.

  • 4. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van het fonds.

  • 5. De leden van het bestuur ontvangen voor elk door hen bijgewoonde bestuursvergadering vergoeding van de ter uitoefening van hun functie gemaakte reis- en verblijfkosten, volgens daarvoor door het bestuur te stellen regelen.

  • 6. Het bestuur kan besluiten de leden van het bestuur voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering of vergadering van de deelnemersraad een vacatiegeld toe te kennen.

Artikel 19 Voorzitters en secretarissen

  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter van werkgeverszijde en een voorzitter van werknemerszijde. De voorzitters treden om beurten, telkens voor de duur van een kalenderjaar, als voorzitter en als plaatsvervangend voorzitter op.

  • 2. Het bestuur benoemt uit zijn midden een secretaris van werkgeverszijde en een secretaris van werknemerszijde. Voor de duur van het kalenderjaar, dat de voorzitter van werkgeverszijde, respectievelijk van werknemerszijde optreedt als voorzitter, treedt de secretaris van werknemerszijde, respectievelijk van werkgeverszijde op als secretaris en de secretaris van werkgeverszijde respectievelijk van werknemerszijde als plaatsvervangend secretaris.

  • 3. De fungerend voorzitter heeft de leiding van de bestuursvergaderingen. Bij ontstentenis van de fungerend voorzitter treedt de andere voorzitter als zodanig op. Bij ontstentenis van beide voorzitters wijst de vergadering de voorzitter uit zijn midden aan.

  • 4. Het in artikel 18, leden 4 tot en met 6 en artikel 21 bepaalde is op overeenkomstige wijze van toepassing.

Artikel 20 Vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte.

  • 2. Het fonds wordt in en buiten rechte bovendien vertegenwoordigd door een bestuurslid van werkgeverszijde en een bestuurslid van werknemerszijde gezamenlijk, ook voor de toegestane rechtshandelingen als bedoeld in artikel 22, lid 1, tweede zin van de statuten. Bij ontstentenis van een of meer hunner zullen in hun plaats een of meer door het bestuur uit zijn midden aan te wijzen plaatsvervangers optreden.

Artikel 21 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste eenmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen. In het laatste geval is de voorzitter verplicht een bestuursvergadering uit te schrijven binnen veertien dagen, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen.

  • 2. Ter bestuursvergadering brengen de gezamenlijke aanwezige werkgeversbestuursleden evenveel stemmen uit als de gezamenlijke aanwezige werknemersbestuursleden. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is. Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 3. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen wanneer ten minste de helft der bestuursleden ter vergadering aanwezig is. In geval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand opnieuw in vergadering bijeen geroepen.

    In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens het niet aanwezig zijn van het vereiste aantal bestuursleden geen besluit kon worden genomen.

    In spoedeisende gevallen, zulks ter beoordeling van het dagelijks bestuur, kan het bestuur langs de weg van schriftelijke besluitvorming een besluit nemen. Hiertoe zal het dagelijks bestuur schriftelijk aan de bestuursleden een voorstel doen. De bestuursleden hebben veertien dagen nadien de mogelijkheid om te kennen te geven dat een of meer van hen zich niet met het voorstel kan verenigen. Indien een of meer van de bestuursleden zich niet met het voorstel kan verenigen, wordt het voorstel op een bestuursvergadering behandeld.

  • 4. Het bestuur beslist bij gewone meerderheid der uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in de statuten anders is bepaald.

  • 5. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd.

  • 6. Bij staking van stemmen over zaken wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

  • 7. Bij staking van stemmen over personen vindt vrije herstemming plaats. Is er ook dan geen volstrekte meerderheid, dan heeft herstemming plaats tussen de twee personen die de meeste stemmen op zich verenigden. Zo nodig wordt bij tussenstemming uitgemaakt tussen welke personen herstemming zal plaats vinden. Indien bij de tweede herstemming de stemmen staken, beslist het lot.

Artikel 22 Taak van het bestuur

  • 1. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van statuten en reglementen, is verantwoordelijk voor het beleggen van de beschikbare middelen en voor het beheer van het belegde vermogen van het fonds, maakt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een balans en een staat van lasten en baten op en stelt alvorens aan de verplichting als bedoeld in het tweede lid van artikel 29 te voldoen de jaarrekening vast.

    Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen; het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

    Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op van te verwachten inkomsten en uitgaven van het daaropvolgende jaar.

    De begroting moet zijn ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoeleinden en activiteiten. Deze begroting is voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers beschikbaar; het bestuur kan besluiten voor die beschikbaarstelling een kostenvergoeding in rekening te brengen.

  • 2. Het bestuur is voor al zijn daden verantwoording schuldig aan de deelnemersraad. Het is verplicht aan de deelnemersraad alle inlichtingen te verstrekken welke deze verlangt.

  • 3. Het bestuur kan bepaalde hem toekomende bevoegdheden delegeren aan het dagelijks bestuur en aan de directie.

    Het bestuur delegeert aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid om reglementen vast te stellen, te wijzigen en in te trekken, alsmede de bevoegdheid om de statuten te wijzigen; daarbij dient het bestuur in de gelegenheid te worden gesteld om binnen 14 dagen na verzending van de stukken betreffende de reglementsvaststelling, -wijziging, -intrekking dan wel betreffende de statutenwijziging aan te geven of het bespreking van het voorstel in een vergadering van het bestuur op prijs stelt. Indien één van de leden van het dagelijks bestuur zich met het voorstel niet kan verenigen, resp. indien één der bestuursleden daartoe de wens te kennen geeft, zal een bestuurs­vergadering worden uitgeschreven. Voor wat betreft de statutenwijziging is alsdan een gekwalificeerde meerderheid als genoemd in de statuten vereist.

Artikel 23 Beheer van het vermogen

  • 6. De beleggingen van het fonds zullen zodanig geschieden, dat:

    • a. een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen;

    • b. een optimaal rendement wordt verkregen;

    • c. geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.

    Daarenboven zal in een door het bestuur vast te stellen verhouding tot het totaal van de spaarsaldi der deelnemers uit vermogenswinsten en/of opbrengsten een reserve worden gevormd ter dekking van het overblijvende risico en van vermogensverliezen.

  • 7. De aan het fonds toebehorende zaken worden, indien zij niet ten kantore worden gehouden, in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde kredietinstelling.

  • 8. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van lasten en baten over dat boekjaar.

  • 9. Het vermogen van het fonds zal voor niet meer dan twintig procent bestaan uit schuldvorderingen op dan wel aandelen in het vermogen van een aangesloten werkgever.

Artikel 24 Spaarloonreglement

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast hetwelk bepalingen bevat ten aanzien van de heffing van het spaarloon, de vaststelling van de rentevergoeding en de uitbetaling van het spaarsaldo, alsmede andere onderwerpen waarvan het bestuur opneming gewenst acht.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot het wijzigen en intrekken van het reglement.

  • 3. Voor het uitbrengen van hun stem over wijziging of intrekking van het reglement behoeven de bestuursleden de machtiging van de organisatie door wie zij zijn benoemd.

  • 4. Het reglement en de wijzigingen daarin zullen niet in werking treden alvorens zij, door het bestuur ondertekend, ter inzage zijn neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 25 Directie

  • 1. Het bestuur laat zich bij de vervulling van zijn taak terzijde staan door een directie, bestaande uit de algemeen directeur en de overige directeuren.

  • 2. De taak en de bevoegdheden van de directieleden worden in door het bestuur vast te stellen instructies geregeld. Bij die instructies kunnen het bestuur, het dagelijks bestuur bepaalde hen toekomende bevoegdheden aan de directieleden delegeren.

Artikel 26 Externe accountant en jaarverslag

  • 1. De door het bestuur aangewezen externe registeraccountant brengt jaarlijks een rapport uit over zijn bevindingen en over de balans en de rekening van baten en lasten.

  • 2. Het verslag is overeenkomstig de statutaire bestedingsdoeleinden resp. activiteiten gespecificeerd en gecontroleerd door de accountant; uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoeleinden zijn gedaan.

  • 3. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd ten kantore van het fonds op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag toegezonden aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers, tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 27 Boekjaar

Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.

Artikel 28 Deelnemersraad

  • 1. De algemene vergadering wordt gevormd door een deelnemersraad.

  • 2. De deelnemersraad zal bestaan uit twintig deelnemers van wie zestien worden benoemd door FNV Kunsten Informatie en Media en vier door CNV Media.

  • 3. Bestuursleden van het fonds kunnen niet tevens deel uitmaken van de deelnemersraad.

Artikel 29 Vergaderingen deelnemersraad

  • 1. De vergaderingen van de deelnemersraad worden gehouden op een door de voorzitter van het bestuur te bepalen plaats, dag en uur en onder zijn leiding.

    Oproepingen voor een vergadering geschieden schriftelijk onder toezending van de agenda aan de leden van de deelnemersraad en de leden van het bestuur.

  • 2. Jaarlijks voor 31 december wordt een vergadering van de deelnemersraad gehouden, waarin het bestuur verslag uitbrengt over het afgelopen boekjaar.

  • 3. Het verslag bevat onder meer de jaarrekening, bestaande uit een balans en een rekening van lasten en baten, vergezeld van een toelichting.

  • 4. Aan het verslag wordt toegevoegd de accountantsverklaring.

  • 5. Ter vergadering worden geen voorstellen behandeld die niet op de agenda voorkomen, tenzij de deelnemersraad met een meerderheid van ten minste drie/vierde der uitgebrachte geldige stemmen anders beslist. Voorstellen, waarover krachtens deze statuten anders dan bij gewone meerderheid van stemmen moet worden beslist, kunnen echter alleen in behandeling worden genomen, indien zij op de agenda zijn geplaatst.

  • 6. Besluiten worden door de deelnemersraad genomen bij volstrekte meerderheid der uitgebrachte geldige stemmen tenzij in de statuten anders is bepaald. Ieder aanwezig lid van de deelnemersraad brengt één stem uit. Ter vergadering aanwezige bestuursleden hebben geen stemrecht.

  • 7. De deelnemersraad is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen wanneer ten minste de helft der leden van de raad ter vergadering aanwezig is. Is het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal leden niet aanwezig, dan wordt de deelnemersraad binnen een maand opnieuw bijeengeroepen. In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige leden van de raad, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens het niet aanwezig zijn van het vereiste aantal leden van de raad, geen besluit kon worden genomen.

  • 8. Bij staking der stemmen over zaken – waarover mondeling wordt gestemd – wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 30 Recht van toegang tot de vergadering van de deelnemersraad, reis- en verblijfkosten, vacatiegeld

  • 1. Tot de vergaderingen van de deelnemersraad hebben, behalve de leden van die raad, recht van toegang en in die vergadering hebben het recht het woord te voeren:

    • a. de leden van het bestuur;

    • c. de directie.

  • 2. De notulen van de vergaderingen worden gehouden door de secretaris of door een andere, door de voorzitter aan te wijzen persoon.

  • 3. Het bepaalde in het vijfde en zesde lid van artikel 18 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 31 Mededelingen aan de deelnemers, kennisgeving

  • 1. Aan de deelnemer in de zin van de statuten worden ter beschikking gesteld:

    • a. de statuten en het Spaarloonreglement, alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen;

    • b. het jaarverslag en de daarin bedoelde verklaring.

  • 2. Periodiek wordt aan de deelnemer een kennisgeving verstrekt, waarin onder meer het saldo van zijn spaarloonrekening aan het eind van het voorafgaande boekjaar vermeld wordt.

Artikel 32 Geschillen

  • 1. In geval van een geschil dat verband houdt met de toepassing van de statutaire bepalingen inzake de werkingssfeer, werkgever of deelnemer en met de toepassing van de bepalingen van het Spaarloonreglement, kan daarover worden beslist door een geschillencommissie.

  • 2. De bevoegdheden, de taak en de werkwijze van deze commissie, worden geregeld in een door het bestuur vast te stellen reglement.

  • 3. Het in het vorige lid bedoelde reglement en de wijzigingen daarin zullen niet in werking treden alvorens zij, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage zijn neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 33 Statutenwijziging

  • 1. Tot wijziging der statuten kan door het bestuur worden besloten in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering.

  • 2. Tot wijziging van enig artikel der statuten kan slechts worden besloten door een meerderheid van ten minste zes/zevende van de stemmen der ter vergadering aanwezige bestuursleden.

  • 3. Voor het uitbrengen van hun stem over een voorstel tot statutenwijziging behoeven de leden van het bestuur de machtiging van de organisatie door wie zij zijn benoemd.

  • 4. Elke wijziging der statuten moet bij notariële akte worden vastgelegd.

  • 5. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het in artikel 289 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register.

  • 6. Wijzigingen in de statuten treden niet in werking voordat een volledig exemplaar van die wijzigingen, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 34 Ontbinding en vereffening

  • 1. Het fonds wordt ontbonden:

    • 1. bij besluit van het bestuur in een daartoe bijzonderlijk uitgeschreven vergadering, genomen:

      • a. met een meerderheid van ten minste zes/zevende der ter vergadering uitgebrachte stemmen, hetzij

      • b. met gewone meerderheid van uitgebrachte geldige stemmen indien op voorstel van ten minste twee bestuursleden door het bestuur wordt beslist, dat zodanige onvoorziene omstandigheden zijn ingetreden, dat van de werkgeversorganisatie enerzijds of van de werknemersorganisaties anderzijds in redelijkheid niet kan worden verlangd de verplichtingen hunner leden tegenover het fonds langer te doen voortduren;

    • 2. door insolventie nadat het fonds in staat van faillissement is verklaard, of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel;

    • 3. door de rechter in de gevallen in de wet bepaald.

  • 2. Voor het medewerken aan een besluit, bedoeld in het vorige lid onder punt 1, behoeven de leden van het bestuur machtiging van de organisatie door welke zij zijn benoemd.

  • 3. Bij het nemen van een besluit tot ontbinding benoemt het bestuur ten minste twee personen die met de vereffening worden belast en beslist over de bestemming van het bij liquidatie aanwezige vermogen. Statuten en reglementen blijven voor zoveel mogelijk van kracht.

  • 4. De vereffenaars treden gedurende de vereffening in de rechten en verplichtingen van het bestuur, met dien verstande, dat na het in werking treden van het besluit tot ontbinding geen wijzigingen meer in de statuten en reglementen van het fonds kunnen worden aangebracht en dat geen spaarloon meer verschuldigd is over daarna gelegen perioden.

  • 5. Na het in werking treden van het besluit tot ontbinding wordt in stukken en aankondigingen die van het fonds uitgaan, aan de naam toegevoegd ‘in liquidatie’.

  • 6. De vereffenaars brengen zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen zes maanden na het tijdstip waarop de vereffeningswerkzaamheden het definitief afleggen van rekening en verantwoording mogelijk maken schriftelijk verslag uit van de vereffening aan de deelnemersraad, onder overlegging van een rekening van ontvangsten en uitgaven over de periode gelegen tussen het einde van het boekjaar waarover zij laatstelijk ingevolge artikel 22 de jaarrekening hebben vastgesteld, en het einde der vereffeningswerkzaamheden.

  • 7. Nadat de deelnemersraad het verslag betreffende de vereffening heeft goedgekeurd en aan de vereffenaars ter zake décharge heeft verleend, benoemt de deelnemersraad een bewaarder, onder wie de boeken en bescheiden van het fonds gedurende tien jaren blijven berusten.

STICHTING SPAARLOONFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

SPAARLOONREGLEMENT

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

het fonds:

de Stichting Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven;

het bestuur:

het bestuur van het fonds;

werkgever:

werkgever in de zin van artikel 14, lid 1 der statuten van het fonds;

werknemer:

werknemer in de zin van de statuten, met dien verstande dat niet als werknemer wordt beschouwd degene die, al dan niet tezamen met zijn partner, enig werknemer is van een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld en waarin hij, al dan niet tezamen met zijn partner en zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn direct of indirect, voor ten minste één derde gedeelte van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is;

deelnemer:

deelnemer in de zin der statuten van het fonds;

partner:

partner als bedoeld in artikel 1.2. van de Wet inkomstenbelasting 2001;

geblokkeerde rekening:

de spaarrekening ten name van de deelnemer waarop het spaarloon als bedoeld in artikel 7, lid 1 wordt geboekt;

vrije rekening:

de spaarrekening ten name van de deelnemer waarop het spaarloon na de reglementaire blokkeringsperiode wordt geboekt, alsmede de rente als bedoeld in artikel 8, lid 1;

spaarsaldo:

de som van het tegoed op de geblokkeerde spaarloonrekening en het tegoed op de vrije rekening.

Artikel 2 Spaarloon

  • 1. De werkgever is verplicht tot betaling van spaarloon aan het fonds ter hoogte van 1,05% van het loon van zijn werknemers tenzij de werknemer de keuze heeft gemaakt voor deelname aan de levensloopregeling of uitbetaling in de vorm van loon.

  • 2. Indien een werknemer gedurende het derde jaar van arbeidsongeschiktheid een uitkering ingevolge de Arbeidsongeschiktheidswetgeving ontvangt zal het spaarloon voor de werknemer uit de algemene middelen van het fonds worden gefinancierd.

  • 3. Indien sprake is van een situatie, zoals in het vorige lid omschreven, bedraagt het spaarloon 1,05% van het gemiddelde loon over de laatste drie volle kalenderjaren, direct voorafgaande aan het jaar van intrede van arbeidsongeschiktheid; bedoeld loon wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de grafische loonindex, zoals deze door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt verstrekt en op een nader door het bestuur vast te stellen wijze.

  • 4. Na afloop van het boekjaar stelt het bestuur het totaal van het spaarloon vast dat door de werkgever over dat boekjaar verschuldigd is.

  • 5. In afwijking van het in lid 2 bepaalde wordt onder loon verstaan het loon in de zin van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen.

  • 6. Onder loon wordt mede verstaan:

    • 1. In gevallen van faillissement: achterstallig loon, loon over de vakantieperiode waarop de werknemer recht heeft, vakantietoeslag en loon over de opzegtermijn.

    • 2. In gevallen waarin het Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven ten behoeve van vervroegd uitgetredenen spaarloon is verschuldigd: het brutoloon verhoogd met de vakantietoeslag en de vaste gratificaties waarnaar de uitkering krachtens artikel 3 van het op artikel 18 van de statuten van genoemd fonds berustende Reglement Vervroegd Uittreden Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven wordt berekend.

    • 3. Tijdens het eerste en tweede jaar van arbeidsongeschiktheid zolang de dienstbetrekking doorloopt: de loondervingsuitkering alsmede een eventuele aanvulling op het loon en/of de loondervingsuitkering die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking al dan niet via derden ontvangt.

  • 7. Bij de berekening van het loon waarover het spaarloon moet worden betaald, blijft het loon dat bij dezelfde werkgever meer heeft bedragen dan het bedrag dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van het bedrag als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen met het aantal dagen waarover de werknemer loon dan wel een uitkering als bedoeld in het vijfde lid van dit artikel heeft genoten, en gedeeld door 1,05, voor dat meerdere buiten aanmerking.

  • 8. In afwijking van het in lid 5 bepaalde wordt onder loon niet verstaan de uitkering die de werknemer ontvangt uit hoofde van de WAO/WW, alsmede het loon dat wordt gegeven in aanvulling op een uitkering ingevolge de WAO/WW.

Artikel 3 Vaststelling van loon

  • 1. De werkgever is verplicht op de tijdstippen en over de tijdvakken als door het bestuur bepaald, op een daarvoor door het bestuur vast te stellen formulier, aan het bestuur de opgaven te verstrekken die het bestuur noodzakelijk acht om het in artikel 2, vijfde lid, bedoelde loon te kunnen vaststellen.

  • 2. Laat de werkgever na die loongegevens, of andere gegevens als bedoeld in artikel 6 lid 1, voor het door het bestuur daartoe vastgestelde tijdstip te verstrekken of zijn die gegevens kennelijk onjuist, dan stelt het bestuur het loon naar beste weten vast.

  • 3. Het bestuur kan een besluit tot vaststelling van het loon te allen tijde herzien, zolang niet meer dan vijf kalenderjaren zijn verstreken sedert het einde van het boekjaar waarin het spaarloon verschuldigd is geworden.

  • 4. Herziening van een eenmaal door het bestuur vastgesteld loon op grond waarvan spaarloon is berekend en wegens beëindiging van de deelneming aan de deelnemer is uitbetaald, blijft achterwege indien die herziening zou leiden tot vaststelling van een lager loon, dan wel tot het niet vaststellen van een loonbedrag.

Artikel 4 Afdracht spaarloon

  • 1. Het bestuur is bevoegd op het krachtens artikel 2, vierde lid, vast te stellen totaal der spaarlonen van de werkgevers voorschotten te heffen in zodanige termijnen, op zodanige tijdstippen en tot zodanige bedragen als het bestuur nodig oordeelt om de geregelde afdracht van de spaarlonen te bevorderen.

    Daarenboven kan het bestuur, indien hij dit nodig oordeelt ter zekerheidstelling van premie-afdracht, een extra voorschot van ten hoogste 1 jaar in rekening brengen.

  • 2. De werkgever is verplicht het verschuldigde spaarloon binnen 7 dagen na dagtekening van de nota te voldoen. Bij niet betaling binnen deze termijn is de werkgever door het enkele verloop van die termijn in gebreke. Betaling van de nota kan, ter keuze van de werkgever, geschieden via automatische incasso of via een andere wijze.

Artikel 5 Te late betaling

  • 1. De werkgever die nalaat enig ingevolge het voorgaande artikel door hem te betalen bedrag op het daarvoor door het bestuur vastgestelde tijdstip te voldoen zal een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • 2. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde schadevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op eerste vordering van het fonds alle kosten te betalen, die naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW. Indien de werkgever 2 maanden na de dagtekening van de nota die nota nog niet heeft voldaan, wordt onder de kosten in ieder geval begrepen een extra opslag van 1% van het (totale) bedrag van de nota, met een minimum van € 50,– en een maximum van € 1.500,–.

Artikel 6 Opgaven en inlichtingen

  • 1. Werkgevers en deelnemers zijn verplicht aan het fonds of diens gemachtigde(n) alle inlichtingen of opgaven te verstrekken, welke het fonds voor de uitvoering van de statuten en het reglement nodig acht.

  • 2. Desgevraagd zullen zij aan het fonds of diens gemachtigde inzage geven in die boeken en bescheiden waarvan het bestuur dit noodzakelijk acht.

  • 3. Voor alle activiteiten die verband houden met de hiervoor genoemde leden dient de werkgever of degene aan wie de werkgever zijn administratie geheel of gedeeltelijk heeft uitbesteed dan wel degene die anderszins door de werkgever is ingeschakeld, resp. de deelnemer kosteloos zijn volledige medewerking te verlenen.

Artikel 7 Spaarloonrekeningen

  • 1. Het spaarloon dat over een boekjaar ten behoeve van een werknemer is vastgesteld en aan zijn werkgever in rekening is gebracht, wordt per 31 december van dat boekjaar op een te zijn naam gestelde gedeblokkeerde spaarrekening geboekt, indien en voor zover het spaarloon door de werkgever aan het fonds is afgedragen.

  • 2. Spaarloon dat na afsluiting van het boekjaar waarop het betrekking heeft wordt vastgesteld respectievelijk opnieuw wordt vastgesteld, wordt op de spaarloonrekening bijgeschreven per 31 december van het jaar waarin de vaststelling plaatsvindt.

  • 3. Het uitbetaalde saldo van de vrije rekening wordt per de eerste van de maand van uitbetaling ten laste van die rekening van de deelnemer geboekt.

  • 4. In afwijking van het in de voorgaande leden bepaalde worden de spaarloonbedragen, in rekening gebracht over het loon van werknemers van wie geen persoonsgegevens, zijnde naam, voorletters en geboortedatum, bij het fonds bekend zijn, ten gunste van de rekening van baten en lasten gebracht.

Artikel 8 Rente spaarloon

  • 1. Jaarlijks per 31 december wordt op de vrije rekening rente bijgeschreven:

    • a. over het saldo van de geblokkeerde rekening;

    • b. over het saldo van de vrije rekening.

    Het bestuur bepaalt op welke wijze de rentevergoeding berekend wordt.

  • 2. Ten einde een zo gelijkmatig mogelijke rentebijschrijving over de opeenvolgende boekjaren te verkrijgen, is het bestuur bevoegd het percentage van de bij te schrijven rente anders vast te stellen dan het saldo van de rekening van baten en lasten voor rentebijschrijving mogelijk maakt.

    Het saldo van de rekening van baten en lasten over enig boekjaar, zal ten gunste respectievelijk ten laste van de algemene reserve worden gebracht.

  • 3. Voor zover de rentebijschrijving als bedoeld in het eerste lid nog niet heeft plaatsgevonden zal, bij uitbetaling in verband met het overlijden van de deelnemer, in afwijking van het in het eerste lid bepaalde, op het moment van uitbetaling rente op de vrije rekening worden bijgeschreven tot de eerste van de maand van uitbetaling.

Artikel 9 Kennisgeving van spaarloon en rente, bewijs van deelneming

  • 1. Jaarlijks wordt aan deelnemers in dienst bij een aangesloten werkgever een kennisgeving verstrekt volgens een door het bestuur vast te stellen model.

    Aan deelnemers die niet meer bij een aangesloten werkgever in dienst zijn wordt de kennisgeving op verzoek verstrekt.

  • 2. Bezwaren van een deelnemer tegen de gegevens, vermeld op de in het eerste lid bedoelde kennisgeving kunnen slechts, mits schriftelijk en uiterlijk binnen 6 maanden na ontvangst van die kennisgeving ingediend, in behandeling worden genomen. Na het verstrijken van die termijn kan hij slechts herziening van die gegevens vorderen voor zover hij aantoont dat door de schuld van het fonds een onjuiste boeking op zijn spaarloonrekening is verricht.

  • 3. In geval de uitbetaling van het saldo van de vrije rekening leidt tot beëindiging van deelneming, kunnen bezwaren van de gewezen deelnemer respectievelijk van zijn rechtverkrijgenden tegen de hoogte van het uitbetaalde bedrag, slechts in behandeling worden genomen, mits deze schriftelijk binnen 6 maanden na de uitbetaling zijn ingediend.

Artikel 10 Uitbetaling spaarloon

  • 1. Het spaarloon komt ter beschikking van de deelnemer nadat dit bedrag ten minste vier kalenderjaren heeft uitgestaan. Dit bedrag zal vervolgens door het fonds, uiterlijk op 1 januari van het daaropvolgende jaar, worden overgeboekt naar de vrije rekening van de deelnemer.

  • 2. In afwijking van het in het voorgaande lid, bepaalde kan over het spaarloon waarover een boeking als bedoeld in artikel 7 heeft plaatsgevonden, door een deelnemer worden beschikt.

    • a. ter zake van de verwerving van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 door de deelnemer of zijn partner.

    • b. ter zake van voldoening van:

      • 1. door de deelnemer te betalen premies, anders dan bijdragen ingevolge een pensioenregeling, welke verschuldigd zijn ingevolge een overeenkomst van levensverzekering waarbij een lijfrente als bedoeld in artikel 3.124, onderdeel b, en artikel 3.125, eerste lid, onderdeel a, c en d van de Wet inkomstenbelasting 2001 is verzekerd bij een verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126 van de Wet inkomstenbelasting 2001, mits de polis onbezwaard deel uitmaakt van het vermogen van de deelnemer of dat van zijn echtgenoot en de termijnen voor de lijfrente, behoudens in geval van overlijden, niet eerder kunnen ingaan dan in het vijfde jaar nadat de premies zijn voldaan;

      • 2. premies, anders dan bijdragen ingevolge een pensioenregeling, welke verschuldigd zijn ingevolge een overeenkomst van levensverzekering waarbij een kapitaalsuitkering bij in leven zijn, is verzekerd, en de voldane premies voor bij dezelfde overeenkomst overeengekomen vrijstelling van premiebetaling bij invaliditeit, ziekte of ongeval, mits de polis onbezwaard deel uitmaakt van het vermogen van de deelnemer of dat van zijn partner;

        De hier bedoelde overeenkomst van levensverzekering moet:

        • I. voldoen aan artikel 1, 1e lid, onder b van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 en zijn aangegaan met een levensverzekeraar als bedoeld in onderdeel g van dat lid;

        • II. door de deelnemer of zijn partner zijn gesloten, hetzij op het leven van de deelnemer, en/of op dat van zijn partner, dan wel kinderen voor wie de deelnemer of zijn partner op 1 januari van het jaar waarin de premie is voldaan recht had op kinder­bijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of die zelf recht hadden op studiefinan­ciering ingevolge hoofd­stuk II van de Wet op de studiefinanciering;

        • III. voor zover het tijdstip van de uitkering niet wordt bepaald door het overlijden van de verzekerde, voorzien in een looptijd van ten minste 4 jaren.

      • 3. door de deelnemer vrijwillig te betalen premies ingevolge een pensioenregeling.

        Voor de toepassing van dit onderdeel worden mede aangemerkt als ingevolge een overeenkomst van levensverzekering ver­schuldigde premies: regelmatige inleggingen bij de hierna genoemde instellingen waartoe de deelnemer of zijn partner zich ingevolge een overeenkomst tot sparen met levensverzekering heeft verplicht.

        Het onder 2 van dit artikel benoemde vindt overeenkomstige toepassing. Instellingen zijn: spaarbanken, handelsbanken, landbouwkredietinstellingen, bouwkassen, spaarfondsen, verzekeringsmaatschappijen en daarmee vergelijkbare rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

    • c. Ter zake van de aankoop van effecten van de eigen werkgever bij werknemersparticipatie dan wel ter zake van de aankoop van effecten bij een instelling waarbij het fonds de uitvoering van deze mogelijkheid heeft ondergebracht en welke instelling heeft verklaard te voldoen aan de bepalingen van dit reglement.

      In beide gevallen zal:

      • 1. het in het aankoopbedrag begrepen bedrag aan spaarloon gelijkgesteld worden met spaarloon zolang de effecten onbezwaard deel uitmaken van het vermogen van de deelnemer;

      • 2. bij verkoop van de effecten het onder 1 omschreven bedrag, voor zover dit onverwijld wordt teruggestort op de spaarloonrekening, gelijkgesteld worden met afgedragen spaarloon.

      De effecten bij werknemersparticipatie moeten door bemiddeling van de werkgever worden gekocht en verkocht; de bewaring moet geschieden door of onder verantwoordelijkheid van de werkgever.

      De effecten bij een instelling moeten door bemiddeling van de instelling worden gekocht en verkocht; de bewaring moet geschieden door en onder verantwoordelijkheid van de instelling.

    • d. Ter zake van opname binnen zes maanden nadat de deelnemer activiteiten is gestart uit welke de deelnemer vermoedelijk, als ondernemer in de zin van artikel 3.4 van de Wet inkomsten­belasting 2001, winst uit onderneming als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zal gaan genieten. Deze periode van zes maanden wordt verlengd met de periode welke ligt tussen het moment waarop door de deelnemer een beschikking wordt aangevraagd en het moment waarop die beschikking wordt afgegeven door de inspecteur.

      De aanwezigheid van activiteiten moet blijken uit deze voor bezwaar vatbare beschikking.

      Voor de toepassing van dit onderdeel wordt aangenomen dat de activiteiten zijn gestart op het moment waarop de inschrijving in het register van de Kamer van Koophandel heeft plaatsgevonden, dan wel had moeten plaatsvinden. Voor ondernemingen die niet kunnen worden ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel moet de datum waarop de activiteiten zijn gestart worden bepaald aan de hand van de feiten en omstandigheden.

    • e. ter zake van compensatie van loon dat niet is genoten door de deelnemer, als gevolg van de opname van onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof door de deelnemer, mits de dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964 ten tijde van het onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof, ongewijzigd blijft voortbestaan.

      Voor de toepassing van dit onderdeel kan ten hoogste worden aangemerkt als opgenomen ter compensatie van loon dat niet is genoten door de deelnemer als gevolg van de opname van onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof door de deelnemer, 50% van het bedrag waarmee het door de deelnemer genoten loon is verminderd als gevolg van opname van onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof door de deelnemer.

      Voor de toepassing van dit onderdeel wordt het door de deelnemer genoten loon in aanmerking genomen met inachtneming van het volgende:

      • 1. artikel 11, eerste lid, onderdeel j van de Wet op de loonbelasting 1964 vindt geen toepassing;

      • 2. tantièmes en toevallige bijzondere beloningen, alsmede tot het loon behorende aanspraken worden niet in aanmerking genomen.

    • f. ter zake van de kosten van het volgen van een opleiding of studie door de deelnemer, met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning, met uitzondering van kosten:

      • 1. die verband houden met een werk- of studeerruimte, daaronder begrepen de inrichting;

      • 2. van binnenlandse reizen voor zover die meer bedragen dan het bedrag per kilometer, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964;

      en ter zake van cursussen, congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke, gevolgd door de deelnemer ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking.

    • g. ter zake van de op de deelnemer drukkende kosten van kinderopvang, tot ten hoogste een zesde deel van de aan de deelnemer of zijn partner in rekening gebrachte kosten, als bedoeld in artikel 16c van de Wet op de loonbelasting 1964.

    Het bestuur kan nadere voorwaarden stellen.

  • 3. De uitbetaling van het spaarsaldo of een gedeelte van het saldo van de vrije rekening vindt plaats op schriftelijk verzoek van de deelnemer of diens rechtverkrijgenden nadat de door het fonds verlangde bescheiden en bewijsstukken voor het vaststellen van het recht daarop en de berekening van het bedrag der uitkering zijn overgelegd. Het fonds stelt het tijdstip van de uitbetaling vast.

Artikel 11 Vervallen van saldo van de vrije rekening

  • 1. Tenzij het bestuur anders beslist, vervalt het saldo van de vrije rekening aan het fonds indien ten minste vier jaren zijn verstreken sinds de datum waarop de deelnemer geen spaarloon op zijn geblokkeerde spaarloonrekening meer heeft staan en indien het fonds niet bekend is met het adres van de deelnemer.

  • 2. Het vervallen spaarsaldo als in het eerste lid bedoeld, wordt ten gunste van de rekening van baten en lasten gebracht.

Artikel 12 Vervreemding, bezwaring

Het spaarsaldo mag door de deelnemer niet worden vervreemd of bezwaard.

Artikel 13 Terugvordering en verjaring

  • 1. De als gevolg van het verstrekken van onjuiste gegevens geheel of ten dele ten onrechte uitbetaalde spaarsaldi kunnen worden teruggevorderd.

    Behalve de geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen, kunnen in geval van nalatigheid worden teruggevorderd: een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, en/of alle kosten, welke naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

  • 2. Het terugvorderingsrecht van het fonds als bedoeld in het voorgaande lid verjaart door verloop van vijf jaren na afloop van het kalenderjaar waarin geheel of ten dele ten onrechte betalingen zijn gedaan.

Artikel 14 Overgangsbepaling

  • 1. De per 31 december 1993 verworven rechten worden beheerst door het tot en met die datum van kracht zijnde Spaarloonreglement.

  • 2. Een bedrag aan spaarloon dat op 31 december 2000 ter voldoening van ingevolge een overeenkomst van levensverzekering verschuldigde premies gelijkgesteld mocht worden met spaarloon op een spaarloonrekening, wordt met ingang van 1 januari 2001 niet langer als spaarloon aangemerkt.

Artikel 15 Slotbepalingen

  • 3. Bij samenloop van werknemersspaarregelingen en/of winstdelingsregelingen komt bij de bepaling van het bedrag dat maximaal krachtens de Wet op de Loonbelasting 1964 aan spaarloon belastingvrij kan worden gespaard als eerste in aanmerking het spaarloon uit hoofde van de onderhavige regeling en vervolgens andere spaarloon-, winstdelings- of aandelenoptieregelingen.

  • 4. Dit reglement kan worden aangehaald als ‘Spaarloonreglement SGB’.

STICHTING SPAARLOONFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VOOR DE GESCHILLENCOMMISSIE

Artikel 1

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. de Commissie:

de Geschillencommissie als bedoeld in artikel 32 van de statuten van het fonds;

b. het fonds:

de Stichting Spaarloonfonds voor de Grafische Be­drij­ven;

c. het bestuur:

het bestuur van het fonds;

d. de deelnemersraad:

de deelnemersraad als bedoeld in artikel 28 van de statuten;

e. de voorzitter:

de voorzitter van de Commissie;

f. de secretaris:

de secretaris van de Commissie.

Artikel 2

De Commissie oordeelt en beslist bij wijze van bindend advies over haar voorgelegde geschillen, voortvloei­ende uit of rechtstreeks verband houdende met de toepassing van: de statutaire bepalingen inzake de werkingssfeer, werkgever of werknemer en de bepalingen van het Spaarloonreglement.

Artikel 3

  • 1. De Commissie bestaat uit 4 leden, van wie 2 door het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen, 1 door FNV Kunsten Informatie en Media en 1 door CNV Media worden aangewezen.

  • 2. De Commissie wijst uit haar midden een voorzitter aan.

  • 3. De Commissie kan worden bijgestaan door de secretaris die door het bestuur wordt benoemd.

  • 4. Het bestuur beslist over eventueel aan de leden van de Commissie en de secretaris toe te kennen vergoedingen.

Artikel 4

  • 1. Het lidmaatschap eindigt:

    • a. wanneer een lid bedankt;

    • b. wanneer een lid overlijdt;

    • c. wanneer de benoeming van een lid wordt ingetrokken door de orga­nisatie die de betrokkene als lid had aangewezen.

  • 2. Het voorzitterschap eindigt behalve in de gevallen als bedoeld in het eerste lid, eveneens bij daartoe strekkend besluit van de Commissie.

  • 3. Het in het eerste lid onder a en b bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de secretaris, wiens functie ook eindigt krachtens besluit van het bestuur.

Artikel 5

In geval van ontstentenis van de voorzitter beslist de Commissie wie hem ter zitting zal vervangen.

Artikel 6

  • 1. Tot leden van de Commissie kunnen niet worden benoemd:

    • a. leden van het bestuur;

    • b. leden van de deelnemersraad;

    • c. werkgevers in de zin der statuten en de in hun onderneming werk­zame personen;

    • d. deelnemers in de zin der statuten.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de secretaris.

Artikel 7

  • 1. Partij in een geschil is enerzijds het bestuur en anderzijds degene die tegen een bestuursbeslissing beroep heeft ingesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 van dit reglement.

  • 2. Partijen procederen in persoon of bij gemachtigde.

  • 3. Het volgen van de procedure door klager en het bestuur zoals beschreven in de artikelen 9 en 10, houdt in dat beide partijen om een bindend advies van de Commissie verzoeken ten einde hun geschil te laten beslechten.

  • 4. De bevoegdheid van de burgerlijke rechter om een bindend advies van de Commissie marginaal te toetsen, blijft onverlet.

  • 5. De mogelijkheid om een bindend advies van de Commissie te vragen staat open voor iedere belanghebbende, georganiseerd of ongeorganiseerd.

  • 6. wettelijke bevoegdheid van een ander orgaan wordt door de bindend advies procedure niet doorkruist.

Artikel 8

Natuurlijke personen, onbekwaam om in rechte te staan en rechtspersonen worden vertegenwoordigd door hun wettelijke respectievelijk statutaire vertegenwoordigers.

Artikel 9

  • 1. Een geschil wordt bij de Commissie aanhangig gemaakt door een bij de secretaris in duplo in te dienen geschrift, klaagschrift geheten, waarbij een belanghebbende (klager) in beroep komt tegen een hem, op zijn verzoek, schriftelijk ter kennis gebrachte, gedateerde en gemotiveerde beslissing van het dagelijks bestuur die voortvloeit uit of rechtstreeks verband houdt met de toepassing van de in artikel 2 van dit reglement genoemde bepalingen. Een afschrift van deze beslissing wordt bij het klaagschrift overgelegd.

  • 2. Het klaagschrift moet zijn verzonden binnen drie maanden na dagteke­ning van de beslissing waartegen het beroep is gericht.

    In bijzondere gevallen, ter beoordeling van de Commissie, kan de Commissie deze termijn verlengen.

  • 3. Het klaagschrift moet zijn ondertekend door de klager of diens gemach­tigde en houdt in:

    • a. de naam, geboortedatum en woonplaats van klager en, indien hij een vertegenwoordiger of gemachtigde heeft, ook van deze;

    • b. de dagtekening der beslissing waartegen het beroep is gericht;

    • c. de gronden waarop het beroep berust;

    • d. een bepaalde vordering.

Artikel 10

  • 1. De secretaris tekent onverwijld de datum van ontvangst op het klaag­schrift aan en legt het zo spoedig mogelijk aan de voorzitter voor.

  • 2. Gepleegde verzuimen in het klaagschrift kunnen op uitnodiging van de voorzitter voor een door hem te bepalen datum door klager worden hersteld.

  • 3. De secretaris zal binnen 14 dagen na ontvangst van het klaagschrift een afschrift aan de directie van het fonds toezenden onder mededeling dat binnen één maand na toezending van dat afschrift alle op het geschil betrekking hebbende stukken al dan niet vergezeld van een contra-memorie, bij de secretaris moeten worden ingediend in tweevoud.

  • 4. De voorzitter kan de in het vorige lid bedoelde termijn op verzoek verlengen.

  • 5. De secretaris zendt de gedingstukken en de eventuele contra-memorie zo spoedig mogelijk toe aan de leden der Commissie alsmede aan de andere partij.

Artikel 11

  • 1. Een ingesteld beroep kan worden ingetrokken bij schriftelijke, door klager ondertekende kennisgeving aan de secretaris.

  • 2. Van een dergelijke intrekking wordt door de secretaris terstond kennis gegeven aan de leden der Commissie en aan het bestuur.

Artikel 12

Partijen zijn gehouden aan de Commissie op haar verzoek schriftelijk alle inlichtingen te verstrekken die deze behoeft.

Artikel 13

Ten minste drie weken tevoren stelt de voorzitter de dag voor de behande­ling van het beroep ter zitting vast; de secretaris brengt die dag terstond ter kennis van partijen onder vermelding van tijd en plaats waarop respec­tievelijk waar de zitting wordt gehouden.

Artikel 14

  • 1. Ambtshalve of op verzoek van partijen kan de voorzitter getuigen of deskundigen ter zitting schriftelijk doen oproepen door de secretaris.

  • 2. De voorzitter kan eveneens een partij door de secretaris doen oproepen om ter zitting in persoon te verschijnen en inlichtingen te verstrek­ken.

Artikel 15

  • 1. Indien partijen getuigen en deskundigen meebrengen ter zitting worden hun namen en woonplaatsen door partijen ten minste tien dagen voor de zitting aan de voorzitter medegedeeld.

  • 2. Namen en woonplaatsen van getuigen en deskundigen die ter zitting zullen verschijnen worden door de secretaris zo spoedig mogelijk doch ten minste zes dagen voor de zitting aan partijen medegedeeld.

Artikel 16

  • 1. Voordat de behandeling der zaak ter zitting wordt gesloten, heeft elk der partijen het recht het woord te voeren.

  • 2. De voorzitter deelt aan partijen mede binnen welke termijn de uit­spraak der Commissie over het geschil aan hen ter kennis zal worden gebracht.

Artikel 17

De Commissie kan ambtshalve of op verzoek van een der partijen het onder­zoek ter zitting schorsen en een nader onderzoek in stellen of doen instellen.

Artikel 18

  • 1. De Commissie neemt alle beslissingen bij meerderheid van stemmen.

  • 2. De uitspraak van de Commissie betreft uitsluitend de beslissingen, door het beroep aan haar oordeel onderworpen.

  • 3. De Commissie kan, in afwijking van het in het tweede lid bepaalde en binnen het kader van haar in artikel 2 van dit reglement omschreven competentie, ambtshalve recht doen en de bestreden beslissing wijzi­gen, ook ten nadele van degene die daarvan in beroep is gekomen.

Artikel 19

  • 1. De uitspraken van de Commissie zijn gedagtekend en houden in:

    • 1e. de namen en woonplaatsen der partijen en hun wettelijke vertegen­woordigers en gemachtigden;

    • 2e. de gronden der uitspraak;

    • 3e. een stellige beslissing;

    • 4e. het bedrag der kosten, dat ingevolge het bepaalde in het tweede lid van artikel 20 moet worden betaald.

  • 2. De uitspraken worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend. Zij worden ter kennis van partijen gebracht door toezending van een afschrift dat door de secretaris wordt gewaarmerkt.

Artikel 20

  • 1. In de gevallen, waarin de beslissing, waartegen het beroep is inge­steld, wordt vernietigd, komen de kosten van de procedure ten laste van het fonds.

  • 2. In de gevallen, waarin de beslissing, waartegen het beroep is inge­steld, wordt bevestigd, zal de Commissie bepalen, dat een door haar naar billijkheid te bepalen bedrag der proceskosten door de klager aan het fonds moet worden betaald.

Artikel 21

De Commissie beslist binnen het kader van haar in artikel 2 van dit reglement omschreven competentie in alle gevallen, waarin dit reglement niet voorziet.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 januari 2012.

Dictum III

Voorzover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

Dictum IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 februari 2012 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 19 februari 2010

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,

M.H.M. van der Goes

Naar boven