Vuistregels informele zienswijzen

De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) ontvangt regelmatig verzoeken van partijen om schriftelijk een oordeel te geven over de toepassing van wetten die de NMa uitvoert en waarop door haar toezicht wordt gehouden. Een dergelijk oordeel wordt ook wel informele zienswijze genoemd en is een voorlopig oordeel van de NMa. De informele zienswijze belet de NMa niet om in een later stadium een onderzoek te starten of alsnog een besluit te nemen.

In de praktijk blijkt dat partijen de behoefte hebben om in een vroegtijdig stadium duidelijkheid te krijgen over bijvoorbeeld de vraag of in een bepaalde situatie een vergunning of ontheffing nodig is in de zin van de Elektriciteitswet 1998 of Gaswet. Andere vragen gaan bijvoorbeeld over de interpretatie van het kartelverbod zoals opgenomen in artikel 6 van de Mededingingswet. In deze vuistregels zijn criteria opgenomen wanneer de NMa overgaat tot het geven van informele zienswijzen.

Criteria voor het geven van informele zienswijzen

Voor het in behandeling nemen en honoreren van verzoeken om informele zienswijzen hanteert de NMa cumulatief de volgende criteria:

  • 1. er moet sprake zijn van een nieuwe rechtsvraag waarop nog geen antwoord is gegeven in het bestaande nationale of Europese regelgevingskader, met inbegrip van nationale en Europees rechterlijke instanties. Evenmin is antwoord gegeven in openbaar toegankelijke Europese of nationale richtsnoeren, of eerdere uitspraken van de NMa dan wel adviesbrieven van de Europese Commissie;

  • 2. er moet sprake zijn van een groot economisch en/of maatschappelijk belang. Hierbij kan gedacht worden aan:

    • grote investeringen die met een transactie gemoeid zijn in relatie tot de grootte van de betrokken ondernemingen, of

    • het economisch belang vanuit het gezichtspunt van de verbruiker van de goederen of diensten waarop de overeenkomst of gedraging betrekking heeft, en/of

    • een noodzaak vanwege strategische signaalwerking, dat wil zeggen dat de overeenkomst of gedraging waarschijnlijk veel voorkomt;

  • 3. het verzoek om een informele zienswijze moet betrekking hebben op een gedraging of situatie die nog niet is uitgevoerd of heeft plaatsgevonden;

  • 4. het moet voor de NMa mogelijk zijn om een informele zienswijze te geven op basis van de door verzoeker verstrekte informatie, dus zonder dat er nader feitelijk onderzoek door de NMa nodig is; en

  • 5. de gestelde rechtsvraag is niet hypothetisch.

Indien aan bovenstaande criteria wordt voldaan kan de NMa om redenen die met beschikbare capaciteit en prioriteitsstelling te maken hebben toch besluiten om een verzoek niet in behandeling te nemen.

De NMa zal in elk geval géén informele zienswijze geven indien:

  • 1. de NMa een soortgelijke zaak behandelt of indien een soortgelijke zaak bij de rechter aanhangig is;

  • 2. er een soortgelijke zaak bij de Europese Commissie loopt dan wel bij andere Europese mededingingsautoriteiten en toezichthouders; of

  • 3. er een andere, meer voor de hand liggende, weg kan worden bewandeld zoals het indienen van een aanvraag om een besluit.

Uitzondering: voorgenomen concentraties

Bovenvermelde criteria gelden niet indien verzocht wordt een informele zienswijze te geven over voorgenomen concentraties als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Mededingingswet. In dergelijke situaties, waarbij complexe vragen een rol spelen, wordt door de NMa aan partijen juist de mogelijkheid geboden een verzoek om een informele zienswijze in te dienen. Het kan bijvoorbeeld gaan om vragen ten aanzien van het al dan niet bestaan van een verplichting een transactie bij de NMa te melden. Het gaat dan om jurisdictionele vragen, vaak met betrekking tot berekening van de omzet, het begrip concentratie, de aard van de zeggenschap en de vraag of er sprake is van een gemeenschappelijke onderneming die als meldingsplichtige concentratie is te kwalificeren. Uitsluitend vragen die schriftelijke beantwoording behoeven, worden afgedaan met een informele zienswijze (zie: Spelregels bij concentratiezaken, www.nmanet.nl).

Aan welke eisen moet een verzoek voldoen?

Een verzoek tot het geven van informele zienswijzen dient op schrift te zijn gesteld voorzien van een dagtekening en bevat de volgende informatie:

  • de identiteit van de verzoeker en de contactpersoon voor de NMa;

  • de onderbouwing van het verzoek, voorzien van op het verzoek betrekking hebbende stukken;

  • de motivering waarom het verzoek een nieuwe rechtsvraag betreft en van groot maatschappelijk of economisch belang is;

  • een verklaring dat ten aanzien van het verzoek geen procedure aanhangig is bij een rechterlijke instantie, de Europese Commissie of een andere Europese toezichthouders; en

  • voor zover toepasselijk, een aanduiding welke elementen van het verzoek bedrijfsvertrouwelijke gegevens bevatten als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur.

Bij wie moet een verzoek worden ingediend?

Verzoeken die betrekking hebben op mededingingsrechtelijke kwesties kunt u indienen bij de directeur van de Directie Mededinging en verzoeken die betrekking hebben op de energie- en vervoerskwesties kunt u indienen bij de directeur van de Directie Regulering Energie en Vervoer.

Postadres:

Postbus 16326

2500 BH Den Haag

Deze vuistregels informele zienswijzen treden in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Naar boven