Besluit van de Minister van Justitie d.d. 17 februari 2010, kenmerk 5642699/Justis/10, strekkende tot verlenging van het categoriaal besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Werk en Inkomen gemeente Amsterdam 2006

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering en op het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar,

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

Maximaal 50 personen, werkzaam bij de teams opsporing van de afdeling Handhaving van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

  • 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens:

    • a. De Wet werk en bijstand,

    • b. de artikelen 177, 177a, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 189, 225, 226, 227, 227a, 227b, 230, 231, 266, 321, 326, 350a, 350b, 362 t/m 363, 416, 417 bis, 435, onder ten vierde, 447b, 447c, 447d en 447e van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland.

Artikel 4

  • 1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket te Amsterdam.

  • 2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland.

Artikel 5

De directeur van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam brengt jaarlijks, voor 1 april, met betrekking tot de bij die dienst werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren aan de Minister van Justitie verslag uit over:

  • a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was bij de teams Opsporing van de Afdeling Handhaving van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam;

  • b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

  • c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de minister van Justitie goedgekeurde examen en voor de toetsen van de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar, en hoeveel personen in dat jaar voor die examens zijn geslaagd.

Artikel 6

Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Werk en Inkomen gemeente Amsterdam 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 7

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging, de legitimatiebewijzen buitengewoon opsporingsambtenaar en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 7 genoemde besluit, worden voor de duur van hun geldigheid geacht te zijn akten en legitimatiebewijzen of overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Werk en Inkomen gemeente Amsterdam 2010.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 17 februari 2010

De Minister van Justitie,

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Dienst Justis, postbus 20300, 2500 EH, Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

TOELICHTING

De Dienst Werk en Inkomen heeft op 1 februari 2010 verzocht om verlenging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Werk en Inkomen gemeente Amsterdam 2006.

Onderhavig besluit beoogt de opsporingsbevoegdheid van de met opsporingstaken belaste ambtenaren werkzaam bij de teams opsporing van de afdeling Handhaving van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam met een periode van vijf jaar te verlengen. Het besluit berust op de in artikel 4, derde lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar neergelegde bevoegdheid hiertoe over te gaan indien de noodzaak van de te hanteren opsporingsbevoegdheid aanwezig blijft. Gelezen voornoemd verzoek van de directeur van de Dienst Werk en Inkomen, acht ik de noodzaak voor verlening van de opsporingsbevoegdheid aanwezig.

De Minister van Justitie,

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard.

Naar boven