Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 19 januari 2010, nr. 101966, houdende wijziging van de Beleidsregels verlagen subsidie Plattelandsontwikkelingsprogramma

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 73 van Verordening (EG) nr. 817/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) (PbEU L 231);

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregels verlagen subsidie Plattelandsontwikkelingsprogramma worden als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel e, wordt ‘een of meer van ministers’ vervangen door: een of meer ministers.

2. Onderdeel f komt te luiden:

  • f. beheerjaar: zesde deel van een tijdvak als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel t, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, zoals deze luidde op 31 december 2006, waarbij een eerste beheerjaar van een tijdvak aanvangt aan het begin van het tijdvak en de volgende beheerjaren aanvangen direct na afloop van een vorig beheerjaar.

3. Onderdeel g vervalt.

B

In artikel 2, eerste lid, wordt ‘de ministers’ vervangen door: de ministers en gedeputeerde staten.

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, eerste volzin, leidt het te laat indienen van een aanvraag tot vaststelling van een beheerssubsidie of landschapssubsidie op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zoals deze luidden tot 31 december 2006, tot een verlaging van de subsidie waarop de aanvraag betrekking heeft met 0,5% per werkdag ten opzichte van het bedrag aan subsidie dat betrekking heeft op activiteiten van het laatste beheerjaar van het tijdvak waarvoor de subsidie wordt vastgesteld.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, tweede volzin, leidt het meer dan 25 dagen te laat indienen van een aanvraag tot vaststelling van een beheerssubsidie of landschapssubsidie op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zoals deze luidden tot 31 december 2006, tot een verlaging van de subsidie met het bedrag aan subsidie dat betrekking heeft op activiteiten van het laatste beheerjaar van het tijdvak waarvoor de subsidie wordt vastgesteld.

D

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11

  • 1. Indien een ontvanger van een beheerssubsidie of landschapssubsidie, welke is verleend op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, zoals deze luidde tot 31 december 2006, overeenkomstig die regeling of in het kader van die regeling verplicht is te voldoen aan de geldende nationale en Europese minimumnormen op het gebied van milieu, dierenwelzijn en hygiëne, en bij een controle blijkt dat aan één of meerdere van deze eisen niet wordt voldaan, wordt, behoudens overmacht, de vast te stellen subsidie verlaagd overeenkomstig de onderstaande leden of wordt de subsidievaststelling overeenkomstig ten nadele van de ontvanger gewijzigd.

  • 2. De verlaging, bedoeld in het eerste lid, is de som van de bedragen van de onderscheiden verlagingen per beheerjaar, waarbij:

    • a. de verlaging voor beheerjaren die eindigen voor 1 januari 2010 wordt berekend overeenkomstig de artikelen 11 en 14, zoals deze luidden tot 31 december 2009;

    • b. de verlaging voor beheerjaren die eindigen op of na 1 januari 2010 wordt berekend overeenkomstig het derde tot en met zevende lid.

  • 3. Per beheerjaar wordt de verlaging als volgt berekend:

    • a. de nationale en Europese minimumnormen op het gebied van milieu, dierenwelzijn en hygiëne, genoemd in bijlage 1, zijn in die bijlage ingedeeld in de beleidsterreinen milieu, gezondheid of dierenwelzijn;

    • b. voor de vaststelling van het kortingspercentage voor een beheerjaar zijn relevant de geconstateerde overtredingen van de normen, genoemd in bijlage I, begaan in dat jaar;

    • c. per beleidsterrein wordt overeenkomstig bijlage 2 een kortingspercentage bepaald op basis van het aantal geconstateerde overtredingen per beleidsterrein in dat betreffende beheerjaar;

    • d. het totale kortingspercentage dat behoort bij het beheerjaar komt overeen met de som van de kortingspercentages per beleidsterrein voor dat jaar, met dien verstande dat als de uitkomst van de som hoger is dan 5%, het totale kortingspercentage 5 bedraagt;

    • e. indien een geconstateerde overtredingen een herhaalde overtreding of een opzettelijke overtreding betreft, wordt deze overtreding in afwijking van de onderdelen a tot en met c, niet meegenomen in het op basis van die onderdelen te bepalen kortingspercentage, en wordt het overeenkomstig de onderdelen a tot en met c, voor dat jaar vastgestelde kortingspercentage verhoogd met 5% per herhaalde overtreding of opzettelijke overtreding waarbij het maximale kortingspercentage voor een beheerjaar 100% bedraagt;

    • f. de verlaging bedraagt het ingevolge de voorgaande onderdelen vastgestelde percentage van het bedrag aan subsidie dat op grond van de beschikking tot subsidieverlening behoort bij het beheerjaar.

  • 4. Indien een overtreding zowel een herhaalde overtreding als een opzettelijke overtreding is, wordt die overtreding voor de toepassing van het derde lid, onderdeel e, enkel beschouwd als een opzettelijke overtreding.

  • 5. Onder herhaalde overtreding wordt verstaan een meer dan eenmaal binnen een periode van drie opeenvolgende jaren door een bevoegde toezichthoudende ambtenaar geconstateerde en al dan niet geverbaliseerde overtreding van eenzelfde norm.

  • 6. Bij de beoordeling of er sprake is van een opzettelijke overtreding is artikel 8, tweede lid, van de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Voor de toepassing van dit artikel zijn enkel overtredingen na indiening van de aanvraag tot subsidieverlening relevant.

E

Artikel 14 vervalt.

F

Twee bijlagen worden toegevoegd, luidende:

Bijlage 1. Behorende bij artikel 11, derde lid, onderdeel a, van de Beleidsregels verlagen subsidie Plattelandsontwikkelingsprogramma:

Beleidsterrein

wettelijk kader

artikel

MILIEU

 
 

Besluit gebruik meststoffen

 
  

art. 2

art. 3

art. 3a

art. 3b

art. 4

art. 4a

art. 4b

art. 5

art. 6

art. 6a

art. 6b

art. 6c

art. 6d

art. 8a

   
 

Meststoffenwet

 
  

art. 7 in samenhang met art. 8, onder a en b, 9 en 10 en in samenhang met art. 24, 25, 26, 27 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

art. 7 in samenhang met art. 8, onder c, 11 en 12, vierde en vijfde lid, en in samenhang met art. 30 t/m 35 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

art.14

art.19 in samenhang met artikel 21

art. 20 in samenhang met artikel 21

   
 

Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet

 
  

art. 28 in samenhang met art. 27, 29 en 30 en in samenhang met art. 36 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

art. 31

art. 32

art. 33

art. 34

art. 35

art. 65

art. 66

art. 67

art. 68

art. 69

art. 70

   
 

Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

 
  

art. 24

art. 25

art. 26

art. 27

   
 

Lozingenbesluit open teelt en veehouderij

  

art.13

art. 16

   
 

Uitvoeringsbesluit artikel 1, derde lid, Wet Verontreiniging oppervlaktewater

  

art. 4, lid 1, onderdeel c

   
 

Provinciale Milieuverordening

 
  

Provinciale milieuverordeningen t.a.v. gebruiksnormen voor grondwaterbeschermingsgebieden: lagere gebruiksnormen zijn mogelijk voor dierlijke mest in verband met drinkwatervoorziening.

   

GEZONDHEID (mens, plant en dier)

 
 

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

  

art. 18

art. 20

art. 22

art. 38, derde en vierde lid, in samenhang met art. 37

art. 65, derde en vierde lid, in samenhang met art. 37

art. 76, eerste lid

   
 

Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden

  

art. 26, eerste en tweede lid

art. 30 in samenhang met art. 8.8 van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden

   
 

Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE's

  

art. 20,

art. 30 en 31

art. 32

art. 33

art. 37

art. 42

art. 47

art. 48

art. 53, 54 en 55, in samenhang met art. 2.5 van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten

   
 

Regeling handel levende dieren en levende producten

  

Art 7.3, onderdeel a (wat betreft de verwijzing naar artikel 4bis, eerste lid, van Richtlijn 91/68/EEG

   
 

Regeling identificatie & registratie van dieren

  

art. 13

art. 15

art. 20

art. 29, eerste lid

art. 32

art. 34

art. 36

   
 

Verordening PVV zelfcontrole runderen op het verbod gebruik van bepaalde stoffen

  

art. 3, eerste lid, tweede lid, onderdelen a, d en e, en derde lid

art. 4, eerste lid, tweede lid, onderdelen a, d en e, en derde lid

   

DIERENWELZIJN

 
 

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

  

art. 34, eerste lid, in samenhang met het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren

art. 35 in samenhang met art. 3 van het Besluit welzijn productiedieren

art. 36, eerste lid, in samenhang met art. 3 van het Besluit welzijn productiedieren

art. 36, derde lid, in samenhang met art. 3 van het besluit welzijn productiedieren

art. 37

art. 38 in samenhang met art. 4 van het Besluit welzijn productiedieren

art. 40 in samenhang met het Ingrepenbesluit en art. 4 van het Besluit welzijn productiedieren

art. 45 in samenhang met art. 5 van het Besluit welzijn productiedieren

   
 

Varkensbesluit

 
  

art. 2

art.2a

art.3

art. 4

art. 5

art. 8

art. 9

art. 16

   
 

Kalverenbesluit

 
  

art. 2

art. 3

art. 4

art. 6

art. 7

art. 8

art. 9

   
 

Legkippenbesluit

 
  

art. 2

Bijlage 2. Behorende bij artikel 11, derde lid, onderdeel c, van de Beleidsregels verlagen subsidie Plattelandsontwikkelingsprogramma:

Beleidsterrein

Aantal geconstateerde overtredingen

Korting

Milieu

0

0%

1 t/m 4

3%

5 of meer

5%

Gezondheid

0

0%

1 t/m 4

3%

5 of meer

5%

Dierenwelzijn

0

0%

1 t/m 4

3%

5 of meer

5%

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, de onderdelen A, D, E en F, werken terug tot en met 1 januari 2010.

  • 3. Artikel I, onderdeel B, werkt terug tot en met 1 januari 2007.

  • 4. Artikel I, onderdeel C, werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 19 januari 2010

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

Met dit besluit worden de Beleidsregels verlagen subsidie Plattelandsontwikkelingsprogramma – welke zien op het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2000–2006 – gewijzigd. De beleidsregels POP1 hebben nog beperkte relevantie. Voor beheer- en landschapssubsidies die zijn verleend ingevolge de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de Minister van LNV (ingetrokken per 1 januari 2007) blijven de beleidsregels POP1 relevantie behouden. De vaststelling van deze zesjarige subsidies kan in het uiterste geval plaatsvinden in 2012. Met het onderhavige wijzigingsbesluit worden enkele bepalingen inzake het verlagen van deze beheer- en landschapssubsidies aangepast.

Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • de normen inzake de goede landbouwpraktijk worden geactualiseerd en de kortingssystematiek die geldt in geval van overtreding van deze normen, wordt aangepast aan de kortingenssystematiek die geldt in geval van overtreding van de randvoorwaarden voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (cross-compliance-voorschriften);

  • in geval van een te late indiening van een verzoek tot subsidievaststelling voor zesjarige beheersubsidies en landschapssubsidies wordt de subsidieverlaging berekend over het laatste jaarbedrag.

De wijzigingen worden hieronder toegelicht.

Algemeen

Op basis van de Europese verordening inzake steun voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2000-2006 (hierna: kaderverordening POP1)1 is door Nederland het plattelandsontwikkelingsprogramma voor die periode (hierna: POP1) opgesteld. Ter uitvoering van het POP1 zijn diverse subsidieregelingen vastgesteld, en is tevens, zoals de Europese verordening ter uitvoering van de kaderverordening POP1 (hierna: uitvoeringsverordening POP1)2 voorschrijft, een daarbij behorende sanctieregeling vastgesteld: de Beleidsregels verlagen subsidie Plattelandsontwikkelingsprogramma (hierna: beleidsregels).

Per 1 januari 2007 is de verantwoordelijkheid voor een groot aantal verplichtingen die door het Rijk jegens subsidieontvangers zijn aangegaan overgenomen door de provincies (artikel 93 van de Wet inrichting landelijk gebied en artikel 4 van de Regeling inrichting landelijk gebied). Dit betreft ten dele subsidieverplichtingen welke ter uitvoering van het POP1 aangegaan, waaronder de beheer- en landschapssubsidies die zijn verleend ingevolge de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer. Tevens zijn de bevoegdheden die met die verplichtingen samenhangen gedelegeerd aan de provincies. Dit is onder andere de bevoegdheid tot toepassing van de artikelen 4:46, tweede lid, 4:48, eerste lid, en 4:49, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, indien subsidieverplichtingen in het kader van het POP1 niet worden nageleefd. Met betrekking tot de uitoefening van deze bevoegdheid kunnen zowel de provincies als de verantwoordelijke ministers beleidsregels vaststellen (artikel 4:81 Awb).

De provincies hebben aangegeven de Beleidsregels verlagen subsidie Plattelandsontwikkelingsprogramma te hanteren bij de toepassing van de artikelen 4:46, tweede lid, 4:48, eerste lid, en 4:49, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, indien subsidieverplichtingen in het kader van POP1 niet worden nageleefd (artikel I, onderdeel B).

De onderhavige wijzigingen zijn afgestemd met de provincies.

Wijziging van de kortingssystematiek bij overtreding van normen inzake de goede landbouwpraktijk en de minimumnormen

De kortingssystematiek voor overtredingen van normen inzake de goede landbouwpraktijk of landbouwmethoden zijn geactualiseerd en op hoofdlijnen in lijn gebracht met de kortingssystematiek die wordt aangehouden voor overtredingen van de cross- compliance-voorschriften (artikel I, onderdelen A, D, E en F).

De achtergrond van deze wijziging is als volgt. Op grond van de kaderverordening POP1 en de uitvoeringsverordening POP1 is een landbouwer die subsidie ontvangt voor milieumaatregelen verplicht op zijn gehele bedrijf de normen van de goede landbouwmethoden in acht te nemen. Ter uitvoering hiervan geldt de naleving van de normen op het gebied van milieu, dierenwelzijn en hygiëne voor onder POP1 verleende zesjarige beheers- en landschapssubsidies als subsidievoorwaarde (zie de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister van LNV zoals deze gold tot en met 31 december 2006). Deze normen blijven relevant tot de laatste beheers- of landschapssubsidie is vastgesteld. Voor beheers- of landschapssubsidies die zijn verleend in 2006 betekent dit dat de normen inzake de goede landbouwmethoden relevant blijven tot 2012.

Op basis van de tot op heden geldende beleidsregels werd, in geval van een of meer in een beheerjaar geconstateerde overtredingen van de goede landbouwmethoden, het in dat jaar uit te betalen bedrag verlaagd met 5% per geconstateerde overtreding.

Op basis van de Europese verordening inzake steun voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2007–2013 (hierna: kaderverordening POP2) wordt inmiddels het plattelandsontwikkelingsprogramma voor de periode 2007–2013 uitgevoerd3. Op grond van de kaderverordening POP2 zijn voor vanaf 2007 verleende oppervlaktegebonden subsidies (zoals beheers- en landschapssubsidies) niet langer de normen inzake de goede landbouwmethoden van toepassing, maar de cross-compliance-voorschriften; om voor subsidie in aanmerking te komen, moet een landbouwer op zijn gehele bedrijf voldoen aan voorschriften op het gebied van milieu, gezondheid en dierenwelzijn. In de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB is benoemd welke voorschriften dit exact zijn. Het betreft een groter aantal voorschriften dan de voorschriften die onderdeel uitmaken van de normen inzake de goede landbouwpraktijk. In de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB is tevens bepaald met welk percentage subsidies moeten worden verlaagd in geval van overtreding van de cross compliance-voorschriften.

Thans wordt de kortingssystematiek voor overtredingen van normen inzake de goede landbouwmethoden zoveel mogelijk in lijn gebracht met de kortingssystematiek die geldt als de randvoorwaarden niet worden nageleefd.

In de oude systematiek werd de subsidie zoals gezegd voor elke in een jaar geconstateerde overtreding verlaagd met 5% van het bedrag dat behoort bij dat beheerjaar. De totale subsidieverlaging over zes jaren bedraagt uiteraard de som van de zes kortingsbedragen. Thans wordt niet langer een korting van 5% per overtreding gehanteerd maar wordt conform de systematiek van de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB de korting per beheerjaar vastgesteld op basis van het aantal en het soort in dat jaar geconstateerde overtredingen.

De subsidieverlaging wordt volgens de nieuwe systematiek als volgt berekend. Ten eerste zijn de – geactualiseerde – normen die onderdeel uitmaken van de goede landbouwmethoden ingedeeld in verschillende beleidsterreinen. Er worden drie beleidsterreinen onderscheiden: milieu, gezondheid (mens, plant en dier) en dierenwelzijn (zie bijlage I). Afhankelijk van het aantal in een jaar geconstateerde overtredingen per beleidsterrein bedraagt het kortingspercentage 3% (bij 1 t/m 4 overtredingen) of 5% (bij 5 of meer overtredingen) (zie bijlage II). De kortingen voor de verschillende beleidsterreinen worden bij elkaar opgeteld. De maximale korting per jaar bedraagt 5%. Opzettelijke overtreding of herhaalde overtreding van één of meerdere normen worden hierin echter niet meegenomen. Voor dergelijke overtredingen blijft het oude regime gelden: per herhaalde of opzettelijke overtreding wordt een korting van 5% opgelegd. De voor een op basis van het hierboven beschrevene vastgestelde korting per beheerjaar wordt dus verhoogd met 5% per herhaalde of opzettelijke overtreding.

De nieuwe systematiek leidt in geval van normale (niet herhaalde of niet opzettelijk begane) overtredingen tot het opleggen van lagere kortingen. De nieuwe systematiek heeft geen gevolgen voor de hoogte van de korting bij herhaalde of opzettelijk begane overtredingen; in die gevallen blijft de korting ongewijzigd.

Bij de subsidievaststelling wordt bezien wat per jaar het kortingspercentage en de subsidieverlaging is en worden deze bedragen bij elkaar opgeteld. Het totale subsidiebedrag wordt uiteraard verlaagd met de som van deze bedragen (zie art. I, onderdeel D en F).

Opgemerkt zij dat deze nieuwe systematiek enkel geldt voor beheerjaren die eindigen na 1 januari 2010. Voor beheerjaren die eindigen voor die datum en waarvan dus de verlaging reeds is bepaald en is verrekend in uit te keren voorschotten, blijft de oude kortingensystematiek gelden. Herberekening van reeds afgesloten jaren zou een onevenredig zware uitvoeringslast bij de uitvoerende instanties leggen.

Aan de hand van een voorbeeld wordt hieronder de nieuwe kortingssystematiek nader toegelicht.

Voorbeeld

In jaar A vinden drie overtredingen plaats. Het gaat niet om opzettelijke of herhaalde overtredingen. Eén van de overtreden normen behoort tot het beleidsterrein milieu, en de andere twee behoren tot het beleidsterrein gezondheid.

In jaar B vinden een opzettelijke overtreding plaats, een herhaalde overtreding en een overtreding die geen herhaalde of opzettelijke overtreding is. De overtredingen behoren alle tot het beleidsterrein dierenwelzijn.

In jaar C vindt een herhaalde overtreding plaats, die tevens opzettelijk is en behoort tot het beleidsterrein milieu.

De herhaalde en opzettelijke overtredingen moeten voor de vaststelling van de korting apart worden bezien van de overtredingen die geen herhaalde of opzettelijke overtreding zijn. Voor de opzettelijke of herhaalde overtredingen is het beleidsterrein niet relevant.

Voor jaar A geldt dat de drie overtredingen behoren tot twee verschillende beleidsterreinen. Op grond van bijlage II bedraagt de korting voor de beide beleidsterreinen 3%. De som van deze beide kortingen is 6%. Op grond van artikel 11, tweede lid, onderdeel d, wordt de korting voor jaar A gemaximeerd op 5% van het subsidiebedrag dat behoort bij beheerjaar A.

Voor jaar B geldt is sprake van is sprake van twee herhaalde of opzettelijke overtredingen. Er zal voor jaar B dus in elk geval een korting van twee maal 5% worden opgelegd. Voorts is sprake van één overtreding binnen het beleidsterrein dierenwelzijn. Dat leidt tot een korting van 3%. De totale verlaging voor jaar B bedraagt in totaal 13% van het subsidiebedrag dat behoort bij beheerjaar B.

Voor jaar C is sprake van één opzettelijke en tevens herhaalde overtreding. Dit wordt gerekend als één opzettelijke overtreding, wat leidt tot een korting voor jaar C van 5% van het subsidiebedrag dat behoort bij beheerjaar C.

De na zes jaren vast te stellen subsidie wordt verlaagd met de som van de voor de jaren A, B en C vastgestelde verlagingen.

Tot slot zij opgemerkt dat de normen inzake de goede landbouwpraktijk onder het POP1 tevens relevant waren voor subsidies verleend op grond van de Regeling structuurverbetering glastuinbouw en de Subsidieregeling jonge agrariërs; dergelijke subsidies konden slechts worden verleend als op het moment van de aanvraag van de subsidie werd voldaan aan de betreffende normen. Aangezien momenteel geen subsidies meer onder de POP1-voorwaarden kunnen worden verleend, zijn de normen inzake de goede landbouwpraktijk voor deze regelingen niet langer relevant.

Overige wijzigingen

Artikel I, onderdeel C, voorziet in een consolidatie van de huidige uitvoeringspraktijk met betrekking tot situaties waarin verzoeken tot subsidievaststelling van beheers- of landschapssubsidies te laat of in het geheel niet worden ingediend. Wanneer een ontvanger van een beheers- of landschapssubsidie, welke is verleend op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, te laat of in het geheel geen verzoek tot subsidievaststelling indient, wordt de subsidieverlaging niet berekend over het gehele subsidiebedrag maar over het bedrag dat is gerelateerd aan de activiteiten van het laatste jaar van de periode waarvoor subsidie wordt verleend. Wanneer het verzoek tot subsidievaststelling meer dan 25 dagen te laat wordt ingediend wordt de subsidieverlening niet geheel ingetrokken, maar wordt de subsidie lager vastgesteld met het bedrag aan subsidie dat betrekking heeft op activiteiten van het laatste jaar van de periode waarvoor subsidie wordt vastgesteld. Deze wijziging werkt terug tot 1 januari 2006.

In afwijking van mijn besluit om als algemeen uitgangspunt voor de inwerkingtreding van LNV-regelgeving twee vaste data te hanteren, zoals aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer van 28 april 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008, 29 515, nr. 202), treedt deze wijzigingsregeling in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Dit omdat de wijzigingen positieve effecten hebben voor subsidieontvangers, aan de wijzigingen grotendeels terugwerkende kracht is toegekend en de wijzigingen voor de uitvoeringsinstanties geen kosten met zich mee brengen en een zeer beperkte voorbereidingstijd vergen. Deze wijziging van de beleidsregels leidt niet tot extra lasten van het bedrijfsleven.

Den Haag, 19 januari 2010

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.


XNoot
1

Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal andere verordeningen (PbEG L 160).

XNoot
2

Verordening (EG) nr. 817/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) (PbEU L 231).

XNoot
3

Verordening (EG) 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 277).

Naar boven