Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 9 februari 2010, nr. DGM/K&L2010000487, houdende wijziging van de Regeling monitoring handel in emissierechten (aanwijzing normen)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op richtlijn nr. 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU L 275), richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376) en artikel 8 van het Besluit handel in emissierechten;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling monitoring handel in emissierechten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15. Normen voor de meting van CO2-emissies

  • 1. Metingen van de CO2-emissies worden uitgevoerd overeenkomstig onderstaande normen:

    • a. NEN-ISO 12039 ‘Emissies van stationaire bronnen – Bepaling van koolmonoxide, kooldioxide en zuurstof – Prestatie-eigenschappen en kalibratie van automatische meetsystemen’, uitgave 1999;

    • b. ISO 10780 ‘Stationary source emissions – Measurement of velocity and volume flowrate of gas streams in ducts’, uitgave 1994;

    • c. NEN-EN 14790 ‘Emissies van stationaire bronnen – Bepaling van de waterdamp in leidingen’, uitgave 2005;

    • d. (ontwerp-)NEN-EN-ISO 21258 ‘Emissies van stationaire bronnen – Bepaling van de massaconcentratie van distikstof(mon)oxide – Referentiemethode: Niet-dispersieve infrarood methode’, uitgave 2008.

  • 2. Met de normen, bedoeld in het eerste lid, worden gelijkgesteld normen die worden vastgesteld of aangewezen in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, en die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

B

Artikel 43 komt te luiden:

Artikel 43. Normen voor de meting van NOx-emissies

  • 1. Metingen van de NOx-emissies worden uitgevoerd volgens onderstaande normen:

    • a. NEN-EN 14792 ‘Emissies van stationaire bronnen – Bepaling van massaconcentratie aan stikstofoxiden (NOx) – Referentiemethode – Chemiluminescentie’, uitgave 2005;

    • b. NEN-EN 14789 ‘Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de volumeconcentratie van zuurstof (O2) - Referentiemethode - Paramagnetisme’, uitgave 2005;

    • c. NEN-EN 14181 ‘Emissies van stationaire bronnen – Kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen’, uitgave 2004;

    • d. NEN-EN 15259 ‘Luchtkwaliteit – Meetmethode emissies van stationaire bronnen – Eisen voor meetvlakken en meetlokaties en voor doelstelling, meetplan en rapportage van de meting’, uitgave 2007.

  • 2. Met de normen, bedoeld in het eerste lid, worden gelijkgesteld normen die worden vastgesteld of aangewezen in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, en die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

C

Artikel 45 komt te luiden:

Artikel 45. Normen bij bepaling van kentallen

De metingen aan een NOx-installatie, bedoeld in artikel 44, eerste lid, en artikel 48, tweede lid, worden uitgevoerd volgens de normen, bedoeld in artikel 43.

D

Artikel 48, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Kwaliteitsborging van de continue metingen, bedoeld in artikel 40, geschiedt regelmatig en voorafgaand aan het gebruik van het NOx-meetsysteem overeenkomstig de norm, genoemd in artikel 43, eerste lid, onder c, waarbij in afwijking van die norm:

    • a. de geïnstalleerde meetapparatuur om de drie jaar door middel van parallelmetingen wordt gekalibreerd, en

    • b. voor het bepalen van de waarde, bedoeld in artikel 17, vierde lid, van het besluit het bestuur van de emissieautoriteit een andere door hem geschikt geachte methode mag toestaan.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 februari 2010

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

TOELICHTING

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling monitoring handel in emissierechten (hierna: de Regeling). Daarbij gaat het om twee aspecten. In de eerste plaats de aanwijzing van de voor deze regeling van belang zijnde normen voor het meten van zowel CO2- als NOx-emissies. In de tweede plaats de wijze waarop het bestuur van de Nederlandse emissieautoriteit (hierna: de emissieautoriteit) de onzekerheidseis van 20%, bedoeld in artikel 17, vierde lid, van het Besluit handel in emissierechten, mag bepalen.

In de Regeling was bepaald dat de voor deze regeling van belang zijnde CEN-normen moeten worden toegepast dan wel, bij gebreke daarvan, een andere norm (artikelen 15 en 43). Een CEN-norm is een norm die door het CEN, het Europese Comité voor Standaardisatie, is vastgesteld. Verder was daarbij bepaald dat van de uitgifte van die CEN-normen en aanvullingen en correctiebladen daarop dan wel andere van toepassing verklaarde normen zo spoedig mogelijk mededeling wordt gedaan door kennisgeving in de Staatscourant.

Uit het oogpunt van herkenbaarheid van regelgeving en het terugdringen van administratieve en bestuurlijke lasten is besloten de voor het bepalen van de emissies van toepassing zijnde (CEN-)normen in de Regeling zelf aan te wijzen. (CEN-)normen worden in de regel slechts eens in de vijf jaar heroverwogen en zo nodig aangevuld en gecorrigeerd. Jaarlijkse bekendmaking van de van toepassing zijnde normen is dan ook veelal een herhaling van de eerder in de Staatscourant bekendgemaakte normen en leidt daarom tot onnodige administratieve en bestuurlijke lasten. Aanwijzing van de van toepassing zijnde normen in de Regeling betekent immers dat bedrijven minder documenten hoeven te raadplegen. Zij kunnen volstaan met raadpleging van de Regeling die zij ook al voor andere onderwerpen zullen raadplegen. In dit verband moet worden bedacht dat het van toepassing zijn van een aanvulling of correctie van een norm ook in de Regeling wordt verwerkt.

Het CEN wordt gevormd door de verschillende in de lidstaten van de Europese Gemeenschap gevestigde normalisatie-instituten, waaronder NEN (het Nederlands Normalisatie-instituut) te Delft. Die instituten zijn verplicht een door CEN uitgegeven norm in de plaats te stellen van eventueel eigen uitgegeven normen – in ons land zijn dat de NEN-normen – die hetzelfde onderwerp regelen als de CEN-norm. De in de plaats van een nationale norm gestelde CEN-norm is in ons land herkenbaar door de aanduiding ‘NEN-EN’.

Aan de onderhavige regeling is overeenkomstig artikel 44 van richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376; Dienstenrichtlijn) ook die richtlijn ten grondslag gelegd.

De in de artikelen 15, tweede lid, en 43, tweede lid, van de Regeling opgenomen clausule van wederzijdse erkenning ziet op normen uit andere lidstaten van de Europese Unie. Deze clausule heeft tevens betrekking op normen uit ‘staten, niet zijnde lidstaten van de Europese Unie, die partij zijn bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt’. Het betreft hier verdragen tussen de Europese Gemeenschap en een staat, waarbij het Koninkrijk der Nederlanden geen partij is. Dergelijke overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en staten werken immers rechtstreeks door in de Nederlandse rechtsorde (artikelen 93 en 94 van de Grondwet) en zijn daarmee bindend voor Nederland. In dit soort gevallen is Nederland overigens ook op grond van het Europese recht aan de desbetreffende verdragen gebonden. Dit betekent dat deze clausule, behalve op normen vastgesteld of afgegeven door bevoegde instanties van lidstaten van de Europese Unie, ook betrekking heeft op die welke zijn vastgesteld door een bevoegde instantie in de Europese Economische Ruimte, en in landen waarmee de Europese Unie een zogenoemd Associatieakkoord heeft gesloten, zoals Zwitserland.

In artikel 44 van de Dienstenrichtlijn is onder meer bepaald dat in de bepalingen die strekken tot uitvoering van die richtlijn zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn wordt verwezen.

In dit verband wordt nog gewezen op het vonnis van 31 december 2008 (LJN: BG8465) waarin de sector civiel recht van de rechtbank Den Haag onder meer heeft bepaald dat NEN-normen voor zover daarnaar in het Bouwbesluit 2003 of de Regeling Bouwbesluit 2003 wordt verwezen, door die verwijzing een algemeen verbindend karakter verkrijgen (overweging 4.8). Dit betekent volgens de rechtbank dat de inhoud van die normen op de bij de Bekendmakingswet voorgeschreven wijze moet worden bekendgemaakt (overweging 4.17). Nu dat niet is gebeurd, zijn de voorschriften van het Bouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003, voor zover daarin is verwezen naar NEN-normen, volgens de rechtbank niet verbindend (overweging 4.21). Het vorenstaande zou ook gelden voor de normen waar in de onderhavige regeling naar wordt verwezen.

Het kabinet is het, blijkens de brief van 9 april 2009 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2008/09, 28 325, nr. 105) echter niet eens met deze uitspraak en heeft dan ook besloten hoger beroep in te (doen) stellen. Het kabinet is van oordeel dat de tot nu toe door de wetgever gevolgde manier van verwijzen in wetgeving naar normen en andere niet van de wetgever afkomstige documenten – zonder integrale bekendmaking van die documenten in het Staatsblad of de Staatscourant – deugdelijk is. Zolang de rechter in laatste instantie niet anders heeft geoordeeld, zijn de desbetreffende wettelijke voorschriften geldig en op dezelfde voet toepasbaar als vóór de uitspraak van de rechtbank.

Het vorenstaande heeft geleid tot wijziging van de artikelen 15, 43 en 45.

Op grond van artikel 17, vierde lid, van het Besluit handel in emissierechten mag met het oog op de kwaliteitsborging van het meetsysteem voor de emissie van NOx een onzekerheidsfactor van 20% worden gehanteerd. Die onzekerheidsfactor moet worden bepaald volgens NEN-EN 14181. De in dat normblad gegeven methode is echter nogal gedetailleerd en levert daardoor in specifieke gevallen onnodige lasten op. Daarom is aan het bestuur van de emissieautoriteit de bevoegdheid toegekend om in die gevallen het gebruik van een eenvoudiger methode toe te staan. In verband hiermee is artikel 48, eerste lid, van de Regeling aangepast.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

Naar boven