Besluit van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 8 februari 2010, nr. DJZ/BR/0080-10, tot vaststelling van een subsidieplafond voor subsidiëring voor activiteiten op het terrein van personele veiligheid op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op artikel 6 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken1 en de artikelen 3.9 en 3.10 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 20062;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Voor subsidieverlening op grond van de artikelen 3.9 en 3.10 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 voor activiteiten op het terrein van personele veiligheid geldt voor de periode vanaf inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2010 een subsidieplafond van € 320.000.

  • 2. Op subsidieaanvragen wordt eenmaal per kwartaal beslist, voor activiteiten in het kwartaal volgend op dat waarin de aanvraag is ingediend. Van alle aanvragen die voldoen aan de bepalingen van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de artikelen 3.9 en 3.10 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 komen aanvragen die in verhouding tot de omvang van het gevraagde bedrag het meeste bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van de subsidie het eerst voor toekenning in aanmerking.

  • 3. Aanvragen worden voor aanvang van het kwartaal waarin de activiteiten zullen plaatsvinden ingediend, uiterlijk op de laatste werkdag voor aanvang van dat kwartaal voor 12.00 uur.

  • 4. Aanvragen voor activiteiten die plaatsvinden vanaf inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 maart 2010 kunnen tot en met 31 maart 2010 worden ingediend.. Deze aanvragen worden in volgorde van binnenkomst behandeld.

  • 5. Het subsidieplafond bedraagt per kwartaal € 80.000. Indien het voor een kwartaal beschikbare bedrag niet wordt uitgeput wordt het toegevoegd aan het voor het eerstvolgende kwartaal beschikbare bedrag.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het geplaatst wordt.

Dit besluit zal met de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.G. Koenders.

TOELICHTING

Hulpverleners in risicogebieden worden door de aard van hun werkzaamheden veelvuldig blootgesteld aan risico’s voor hun persoonlijke veiligheid. De zorg voor de veiligheid van personeel van NGO’s berust allereerst bij de autoriteiten van de landen waar de organisaties hun werkzaamheden ontplooien en – indien die autoriteiten niet of onvoldoende veiligheidswaarborgen kunnen bieden – daarnaast bij de organisatie die als werkgever een afweging moeten maken ten aanzien van de inzet van hun medewerkers in het licht van de risicosituatie.

De betrokkenheid van het ministerie van Buitenlandse Zaken komt hierin tot uiting dat in geval Nederlandse medewerkers van NGO’s in de problemen komen waar mogelijk aan hen consulaire bijstand wordt verleend. Voorts verleent het ministerie van Buitenlandse Zaken subsidie aan NGO’s voor het volgen van veiligheidstrainingen en ter ondersteuning voor het ontwikkelen van veiligheidsbeleid. De NGO’s kunnen naar eigen inzicht een aanbieder van trainingen en/of ondersteuning selecteren en daar de verkregen subsidie voor inzetten. De subsidie wordt rechtstreeks aan de gebruiker verleend en niet aan een trainingsbureau. De aanmelding van de cursusdeelnemers bij het trainingsbureau geschiedt door de NGO’s.

Aangezien dit besluit in de loop van het eerste kwartaal waarop het besluit van toepassing is, in werking treedt, geldt voor dat kwartaal een afwijkende verdelingssystematiek. Op aanvragen wordt niet op één tijdstip beslist na een onderlinge vergelijking. Aanvragen die betrekking hebben op activiteiten in het eerste kwartaal worden in volgorde van binnenkomst behandeld. Deze aanvragen worden op eigen merites beoordeeld, zonder onderlinge vergelijking. De beoordeling vindt plaats aan de hand van de criteria die in de artikelen 3.9 en 3.10 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 en in het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn neergelegd. Daarbij wordt o.a. beoordeeld of de gevraagde subsidie in een evenredige verhouding staat tot de beoogde resultaten in het licht van de doelstellingen van de subsidie en of de subsidieaanvraag geen bovenmatig beslag legt op het voor het desbetreffende kwartaal beschikbare bedrag.

Voor de goede orde wordt erop gewezen dat geen subsidie kan worden verleend voor activiteiten waarmee op het moment van de aanvraag al een aanvang was gemaakt.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.G. Koenders.


XNoot
2

Stcrt. 2006, 251.

Naar boven