Besluit van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 8 februari 2010, nr. DJZ/BR/1066-09, tot wijziging van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met betrekking tot Noodhulp en personele veiligheid

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op artikel 2 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Besluit:

ARTIKEL I

Afdeling 3 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 komt te luiden:

AFDELING 3. NOODHULP EN PERSONELE VEILIGHEID

Paragraaf 1. Noodhulp
Artikel 3.1

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan het lenigen, beperken of voorkomen van menselijke noden ten gevolge van conflicten, natuurrampen of andere noodsituaties.

Artikel 3.2

Met het oog op en binnen het raam van de doelstellingen, genoemd in artikel 3.1, komen voor subsidie in aanmerking activiteiten gericht op of ter bevordering van:

  • a. directe hulpverlening ter voorziening van de primaire behoeften van slachtoffers, meer in het bijzonder de meest kwetsbaren onder hen, op het terrein van :

    • onderdak;

    • voedsel en voedselzekerheid;

    • gezondheidszorg, daaronder begrepen reproductieve gezondheidszorg;

    • water en sanitatie;

    • protectie;

    • terugkeer en hervestiging van vluchtelingen en ontheemden en

    • andere door de Verenigde Naties geïdentificeerde humanitaire aandachtsgebieden;

  • b. versterking van de institutionele capaciteit, waaronder deskundigheidsbevordering, internationaal, in Nederland en in getroffen of kwetsbare gebieden, gericht op de leniging van acute menselijke noden en op het voorbereid zijn op rampen;

  • c. bevordering van de doelgerichtheid en doelmatigheid van de hulpverlening, en

  • d. beperking van humanitaire nood en materiële schade ten gevolge van rampen,

Artikel 3.3

Voor subsidie komen niet in aanmerking:

  • a. identificatiemissies ter verkenning van de noden;

  • b. activiteiten die:

    • geheel of gedeeltelijk bekostigd worden ten laste van gezamenlijke noodhulpfondsen op landenniveau van de Verenigde Naties,

    • betrekking hebben op onderwijs in crisissituaties of

    • het genereren van inkomen als voornaamste doelstelling hebben;

  • c. activiteiten met een looptijd van meer dan 24 maanden, en

  • d. aanvragen voor een bedrag lager dan € 300.000, uitgezonderd aanvragen met betrekking tot activiteiten, bedoeld in artikel 3.2, onder b.

Artikel 3.4

Voor subsidieverlening op grond van deze afdeling komen uitsluitend in aanmerking rechtspersonen die:

  • a. naar doelstelling en feitelijke werkzaamheden gericht zijn op een breed scala van werkzaamheden;

  • b. wat betreft hulpverlening in noodsituaties aangesloten zijn bij en handelen overeenkomstig de Code of Conduct for the International Red Cross and Red Crescent Movement and Non-Governmental Organizations in Disaster Relief of een daaraan gelijkwaardige gedragscode;

  • c. beschikken over ervaring en een goede staat van dienst in het desbetreffende gebied;

  • d. beschikken over aantoonbare kennis en expertise met de desbetreffende problematiek;

  • e. beschikken over voldoende organisatorische en implementatiecapaciteit en

  • f. in voorkomend geval zelf of door tussenkomst van een lokale partner actief betrokken zijn bij het lokale coördinatiemechanisme van de Verenigde Naties met betrekking tot humanitaire hulp.

Artikel 3.5

In aanvulling op de artikelen 3.2 en 3.3 blijkt uit aanvragen om subsidie op grond van deze afdeling dat:

  • a. de activiteiten voldoen aan internationaal gangbare humanitaire hulpprincipes;

  • b. de aanvraag steunt op een analyse van de noden en gericht is op een duidelijk omschreven doelgroep;

  • c. de activiteiten gekoppeld zijn aan duidelijk en realistisch omschreven resultaten, doelen, instrumenten en indicatoren;

  • d. aandacht bestaat voor het overbruggen van de kloof tussen acute noodhulp en rehabilitatie;

  • e. in een exit strategie is voorzien;

  • f. aandacht bestaat voor de HIV/Aids-problematiek;

  • g. aandacht bestaat voor de problematiek van gender en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en

  • h. de begroting duidelijk en sluitend is en gekoppeld is aan de activiteiten.

Artikel 3.6

Aanvragen zullen mede worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • a. snelheid, aard, schaal en aansluiting van de voorgestelde interventie op geïdentificeerde noden,;

  • b. spreiding van donoractiviteiten in relatie tot geïdentificeerde noden;

  • c. daar waar sprake is van een langdurige crisis heeft voortzetting van adequaat uitgevoerde relevante activiteiten prioriteit boven subsidiëring van nieuwe activiteiten;

  • d. het vermijden van negatieve effecten van humanitaire hulp, mede met het oog op de duurzaamheid van de resultaten, alsmede

  • e. complementariteit en toegevoegde waarde ten opzichte van andere initiatieven in hetzelfde gebied.

Artikel 3.7

Subsidie kan worden verleend voor activiteiten waarmee reeds een aanvang is gemaakt indien:

  • a. de activiteiten zo spoedeisend zijn dat van de aanvrager in redelijkheid niet gevergd kan worden dat deze zijn aanvraag voor aanvang daarvan had ingediend;

  • b. de aanvrager bij aanvang van de activiteiten de minister daarvan in kennis heeft gesteld onder mededeling van het voornemen om een subsidieaanvraag in te dienen, en

  • c. de subsidieaanvraag binnen vier weken na aanvang van de activiteiten is ingediend.

Artikel 3.8
  • 1. Af- en overschrijvingen tussen posten op de begroting voor activiteiten waarvoor op grond van deze paragraaf subsidie is verleend, behoeven niet ter goedkeuring aan de minister te worden voorgelegd, indien:

    • a. de af- en overschrijdingen het gevolg zijn van gewijzigde of onvoorziene omstandigheden in een situatie van acute nood;

    • b. de af- en overschrijdingen niet meer bedragen dan 25% van de desbetreffende posten, en

    • c. het totaal van de begroting niet wordt overschreden.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op vergoedingen voor expatriates en de aanschaf van transportmiddelen en van communicatieapparatuur.

Paragraaf 2. Personele veiligheid
Artikel 3.9

De minister kan subsidie verleden ten behoeve van

  • a. het volgen van veiligheidstrainingen en

  • b. ondersteuning bij het ontwikkelen van een veiligheidsbeleid.

Artikel 3.10
  • 1. Subsidie op grond van paragraaf 2 kan uitsluitend worden verleend aan particuliere organisaties die in risicovolle gebieden activiteiten ontplooien die ten laste van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken worden bekostigd.

  • 2. Subsidie kan worden verleend tot ten hoogste 50% van de kosten van de voor subsidie in aanmerking komende activiteiten. Subsidie wordt niet verleend voor reiskosten.

  • 3. Subsidieaanvragen bevatten in elk geval:

    • a. een lijst met deelnemers;

    • b. vermelding van de landen of regio’s waar deze deelnemers werkzaam zijn of zullen zijn;

    • c. een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • d. in voorkomend geval de beoogde aanbieders van de activiteiten en

    • e. een duidelijke en sluitende begroting die gekoppeld is aan de activiteiten.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.G. Koenders.

TOELICHTING

Bepalingen die deel uitmaakten van de beleidsregels voor noodhulp die periodiek gepubliceerd worden – en dus een structureel element van de subsidiepraktijk op dit terrein blijken te vormen – zijn verwerkt in de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006. Door deze aanpak kan de omvang van de beleidsregels worden beperkt.

De mogelijkheid tot subsidieverlening voor de versterking van institutionele capaciteit is uitgebreid met het versterken van institutionele capaciteit, die is gericht op rampenparaatheid (Disaster Preparedness). Voor wat betreft de beschikbare middelen voor noodhulp blijft het accent echter liggen op responsactiviteiten.

Daarnaast is de mogelijkheid om subsidie te verlenen voor activiteiten gericht op de bevordering van de veiligheid van hulpverleners (paragraaf 2) nader uitgewerkt. Particuliere organisaties die voor hun werkzaamheden in risicogebieden bekostigd worden door het ministerie kunnen subsidie aanvragen voor het volgen van veiligheidstrainingen en voor het ontwikkelen van een veiligheidsbeleid.

Artikel 3.3

De gezamenlijke noodhulpfondsen van de VN staan bekend als ‘Pooled Funds’.

Artikel 3.4

Betrokkenheid bij het lokale coördinatiemechanisme omvat mede participatie in het Joint Needs Assessment Framework.

Artikel 3.5

Internationaal gangbare humanitaire hulpprincipes zijn geformuleerd in het kadert van het Good Humanitarian Donorship (www.goodhumanitariandonorship.org) .

Wat betreft de aandacht voor HIV/AIDS zij verwezen naar de Guidelines voor HIV/Aids interventions in emergency settings van de InterAgency Standing Committee van de Verenigde Naties (http://www.humanitarianinfo.org/iascweb2/pageloader.aspx?page=content-products-products&productcatid=9)

Het Gender Handbook for Humanitarian Action van hetzelfde comité bevat informatie t.a.v. genderaspecten (http://ochaonline.un.org/AboutOCHA/GenderEquality/KeyDocuments/IASCGenderHandbook/tabid/1384/Default.aspx) .

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.G. Koenders.

Naar boven