Bekendmaking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 december 2010, nr. IVV/FB/2010/24133, betreffende herziening van de bedragen genoemd in de Wet werk en inkomen kunstenaars met ingang van 1 januari 2011

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

maakt op grond van de artikelen 18, zevende lid, en 18a, derde lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars bekend, dat met ingang van 1 januari 2011 in de Wet werk en inkomen kunstenaars:

  • 1. in artikel 7, tweede lid, onderdeel e, ‘€ 46.200,00’ wordt herzien in: € 46.900,00;

  • 2. in artikel 7, derde lid, ‘€ 5.480,00’ wordt herzien in: € 5.555,00; en ‘€ 10.960,00’ telkens in € 11.110,00;

  • 3. in artikel 8, onderdeel a, ‘€ 1.162,89’ wordt herzien in: € 1.168,36; ‘€ 1.451,68’ in € 1.459,13 en ‘€ 1.531,20’ in € 1.538,35;

  • 4. in artikel 15, eerste lid, ‘€ 736,97’ wordt herzien in: € 741,04; ‘€ 1.019,92’ in € 1028,64 en ‘€ 1.087,61’ in € 1.095,77;

  • 5. in artikel 16, tweede lid, onderdeel b,‘€ 1.535,58’ wordt herzien in: € 1.539,71; ‘€ 1.984,91’ in € 1.998,25 en ‘€ 2.123,46’ in € 2.136,81.

Den Haag, 16 december 2010

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

de directeur Inkomensverzekeringen en -voorzieningen,

I.D. Nijboer.

TOELICHTING

De bedragen genoemd in de artikelen 8, 15 en 16 van de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) dienen te worden herzien voor zover de ontwikkeling van het netto minimumloon daartoe aanleiding geven.

Het (bruto) wettelijk minimumloon is per 1 januari 2011 vastgesteld op € 1.424,40 per maand.

In verband hiermee wijzigt het netto minimumloon, bedoeld in artikel 18 van de WWIK, en worden de bedragen genoemd in de artikelen 8, 15 en 16, herzien. Ingevolge het bepaalde in artikel 18, zevende lid, van de WWIK dient van de herziening van de bedragen mededeling te worden gedaan in de Staatscourant.

De bruto bedragen worden zodanig herzien dat deze netto gelijk zijn aan de van het netto minimumloon afgeleide bedragen, inclusief vakantie-uitkering. Bij de vaststelling van de bruto bedragen is ten aanzien van de loonheffing rekening gehouden met de in de loonbelastingtabel verwerkte algemene heffingskorting. Bij de vaststelling van de bedragen voor alleenstaande ouders is daarnaast rekening gehouden met de alleenstaande ouderkorting. Omdat de WWIK geen gesplitste uitbetaling kent is naast de algemene heffingskorting rekening gehouden met de minstverdienende partnerkorting.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

de directeur Inkomensverzekeringen en -voorzieningen,

I.D. Nijboer.

Naar boven