Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Stichting Participatiefonds voor het Onderwijs | Staatscourant 2010, 21263 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Stichting Participatiefonds voor het Onderwijs | Staatscourant 2010, 21263 | Overig |
Het bestuur van de Stichting Participatiefonds voor het Onderwijs heeft besloten artikel 7 van het Reglement aan te vullen. Bedoeld artikel heeft nu niet langer uitsluitend betrekking op ontslag wegens daling van de rijksbekostiging van personeel. Een daling van de financiële bijdragen van derden, wordt vanaf 1 augustus 2010 ook in de toepassing van het artikel betrokken.
Artikel 7 van het Reglement Participatiefonds voor het Primair Onderwijs voor het schooljaar 2010–2011 en van het Reglement Participatiefonds voor de Expertisecentra voor het schooljaar 2010–2011 zal worden aangepast. De reglementswijziging treedt in werking de dag na publicatie in de Staatscourant. De reglementswijziging heeft terugwerkende kracht tot 1 augustus 2010. Het artikel komt als volgt te luiden:
In het geval een werkgever de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAO-PO hanteert, kan ontslag wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden een grond zijn voor de toewijzing van een vergoedingsverzoek. Ontslag wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden doet zich voor indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden inclusief andere ontslagen en natuurlijk verloop, minimaal gelijk zijn aan de omvang van het gemelde ontslag. Indien van een dergelijke daling sprake is, is ontslagruimte aanwezig.
Ter beoordeling van een in het eerste lid bedoelde ontslag wordt een vergelijking van de rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden gemaakt. In deze vergelijking wordt de totale rijksbekostiging personeel en financiële bijdragen van derden direct voorafgaand aan het ontslag vergeleken met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag. Het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt voor 65% in de vergelijking betrokken. Dit betekent dat bij de berekening van de rijksbekostiging wordt uitgegaan van 65% inzet van het budget voor de bekostiging van personeel.
Het niveau van de vergelijking van de rijksbekostiging personeel en financiële bijdragen van derden is afhankelijk van één van de onderstaande situaties:
De vergelijking van de rijksbekostiging personeel en financiële bijdragen van derden wordt op bestuursniveau gemaakt, tenzij er sprake is van een in artikel 7.2.2 of 7.2.3 genoemde situatie.
Het ontslag wordt getoetst op het niveau van het samenwerkingsverband indien er sprake is van een samenwerkingsverband in het kader van een bestuurlijke krachtenbundeling. In de vergelijking wordt de rijksbekostiging zoals is beschreven in artikel 7.2. op het niveau van het samenwerkingsverband vergeleken.
Het ontslag wordt getoetst op het niveau van de centrale dienst indien er sprake is van ontslag van personeel dat werkzaam is bij een centrale dienst. In de vergelijking wordt de voor de centrale dienst beschikbare rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden vergeleken.
Indien er sprake is van uitgesteld ontslag, wordt het ontslag getoetst op bestuursniveau over drie schooljaren. In de vergelijking wordt de rijksbekostiging personeel en financiële bijdragen van derden zoals beschreven in artikel 7.2 in de schooljaren 2008–2009 en 2009–2010 vergeleken. Daarna volgt een vergelijking van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden tot de datum van het ontslag ten opzichte van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag.
De ontslagruimte per 1 augustus 2009 wordt opgeteld bij de ontslagruimte, of in mindering gebracht op de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag. Tevens wordt bij de beoordeling bekeken of betrokkene op andere middelen dan begrepen in de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zoals is beschreven in artikel 7.2 in dienst is gehouden.
Ten gevolge van natuurlijk verloop en andere ontslagen komen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden beschikbaar. Om deze reden wordt de omvang van het natuurlijk verloop en de andere ontslagen in een periode van zes maanden voorafgaand aan en per de datum van het gemelde ontslag in de vergelijking betrokken.
Indien er sprake is van een daling in de beschikbare rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden wordt de omvang van het natuurlijk verloop en de andere ontslagen op deze daling in mindering gebracht. In het geval dat er sprake is van een stijging in de beschikbare rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden wordt de omvang van het natuurlijk verloop en de andere ontslagen bij deze stijging opgeteld.
Het bevoegd gezag verstrekt bij de melding van ontslagen wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden op het in artikel 7.2 aangegeven toetsingsniveau:
een gespecificeerde opgave van de omvang van de (verwachte) aanvullende rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden over de perioden waarop de vergelijking betrekking heeft;
a. een gespecificeerde opgave van de omvang in nettoloonkosten van het natuurlijk verloop en de andere ontslagen in een periode van zes maanden voorafgaand aan en per de ontslagdatum;
b. een afschrift van de passage van het zorgplan als bedoeld in artikel 19, lid 2, onder b van de WPO over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per de datum van het ontslag;
c. in geval van uitgesteld ontslag toont het bevoegd gezag tevens aan dat betrokkene op andere middelen dan begrepen in de rijksbekostiging van personeel zoals is beschreven in artikel 7.2 in dienst is gehouden;
d. in geval van uitgesteld ontslag, een gespecificeerde opgave in nettoloonkosten van de omvang van het natuurlijk verloop en andere ontslagen in de periode vanaf 1 februari 2009 tot aan de datum van het gemelde ontslag.
Ontslag op grond van artikel 7 per of na de laatste schooldag van een schooljaar wordt getoetst als zijnde een ontslag per 1 augustus van het volgend schooljaar. Een ontslag op grond van artikel 7 per een andere datum voorafgaand aan de laatste schooldag van een schooljaar wordt per deze andere datum getoetst.
Bij een ontslag op grond van artikel 7 dient het bevoegd gezag te voldoen aan de inspanningsverplichting, artikel 4, categorie IV.
Hieronder volgen de eisen die het Participatiefonds in dit kader aan een ontslag op grond van artikel 7, stelt:
1. extern een passende functie zoeken (indien aangesloten, gebruik maken van een mobiliteitscentrum/arbeidspool, zoeken bij een ander bevoegd gezag, of buiten het onderwijs); en
2. (vervallen)
3. aanbieden van faciliteiten die de positie op de arbeidsmarkt verbeteren; of
4. aanbieden van outplacement (outplacement vervangt de inspanningen 1 tot en met 3 van deze categorie).
Alle instellingen voor primair onderwijs ontvangen een budget voor personeels en arbeidsmarktbeleid (PAB-budget) In artikel 7 van het reglement wordt een deel van het PAB-budget bij de beoordeling van de vermijdbaarheid van het ontslag wegens daling van de rijksbekostiging van personeel buiten beschouwing gelaten. Voor het schooljaar 2010–2011 is het percentage van PAB-budget dat bij de vergelijking buiten beschouwing wordt gelaten, gesteld op 35%.
Onder financiële bijdragen van derden worden onder meer bijdragen van gemeenten verstaan, Europese subsidies en sponsorgelden.
Indien er een ontslaguitkering wordt aangevraagd ten gevolge van de afbouw van overuren wordt de melding van het ontslag getoetst op grond van artikel 7 van dit reglement.
Indien de ontslagruimte kleiner is dan de omvang van het ontslag, kan ontslag uit een vast dienstverband niet plaatsvinden omdat deelontslag niet is toegestaan. In het geval dat een tijdelijk dienstverband van rechtswege eindigt, dient een herbenoeming plaats te vinden welke gelijk is aan de omvang van de voorafgaande betrekking minus de ontslagruimte.
Aan de herbenoemingsverplichting van tijdelijk personeel is een ondergrens gesteld. Voor groepsleraren in het primair onderwijs is deze ondergrens 8 uur. Indien de omvang van de voorafgaande aanstelling minder dan 8 uur is, bedraagt de ondergrens de helft van de beëindigde aanstelling. Voor vakleraren en onderwijsondersteunend personeel wordt de één-uurgrens gehanteerd.
Indien er sprake is van een fusie en/of overdracht van instellingen dan wel besturen, houdt het bevoegd gezag hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven. Dit betekent dat als in het schooljaar 2010–2011 een extra instelling onder het bevoegd gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2009–2010 (herkenbaar) bij de vergelijking betrokken wordt.
Een samenwerkingsverband van bevoegde gezagsorganen in het kader van bestuurlijke krachtenbundeling zal zich voor wat betreft ontwikkelingen inzake de rijksbekostiging van personeel gedragen als ware het één werkgever. Een ontslag binnen het samenwerkingsverband kan dan ook pas plaatsvinden als er binnen dat samenwerkingsverband geen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden beschikbaar zijn om dat ontslag te voorkomen. Het feit dat de stimuleringsbijdrage is vervallen betekent niet dat er geen bkb- Samenwerkingsverbanden meer bestaan. Dit is afhankelijk van de inhoud en looptijd van de samenwerkingsovereenkomst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010-21263.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.