Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 februari 2010, nr. BJZ2010002644, houdende wijziging van de Regeling tarieven Kadaster in verband met nieuwe tarieven en wijzigingen in de tarievenstructuur

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op de artikelen 108, eerste lid, en 109 van de Kadasterwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling tarieven Kadaster 1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onverminderd de verschuldigdheid van het tarief overeenkomstig artikel 4, eerste lid, onderdeel a of b, is voor de inschrijving van een stuk, dat aanleiding is tot het vormen van percelen, per onroerende zaak verschuldigd:

    • a. indien die onroerende zaak een oppervlakte heeft van ten hoogste 100 centiare en ten aanzien van die onroerende zaak sprake is van een koopsom van ten hoogste € 5000,– of een tegenprestatie met een waarde van ten hoogste € 5000,–: € 60,75;

    • b. in andere gevallen: € 995,–.

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘teboekstelling van een schip of een luchtvaartuig’ vervangen door: teboekstelling van een luchtvaartuig.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving in papieren of elektronische vorm van een stuk inhoudende een koopoptie of voorovereenkomst tot koop, onverminderd het verschuldigd zijn van het tarief ingevolge het eerste lid indien het stuk tevens leidt tot wijziging van een rechthebbende.

C

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘€ 6,60’ vervangen door: € 4,40.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In afwijking van het tweede lid is per abonnementsperiode van een maand een bedrag verschuldigd van € 2,20, indien de krachtens het eerste lid verschuldigde bedragen automatisch door de Dienst worden geïncasseerd.

3. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Voor digitale raadpleging van gegevens uit een rechtszekerheidsregistratie of de landelijke voorziening door middel van een geautomatiseerd proces is verschuldigd, indien:

    • a. het gegevens inzake hypotheken en beslagen betreft: € 2,95;

    • b. het een negatieve mededeling betreft: € 1,30;

    • c. het andere gegevens betreft dan bedoeld onder a en b: € 2,95.

D

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor het raadplegen van de door Dienst gehouden kadastrale kaarten of daaraan ten grondslag liggende bescheiden is verschuldigd:

    • a. in geval van digitale raadpleging via een publieksnetwerk:

      • per maphit: € 0,40;

      • bij meer dan 2500 maphits per jaar, per maphit: € 0,20;

      • bij meer dan 25.000 maphits per jaar, per maphit: € 0,10;

      • bij meer dan 250.000 maphits per jaar, per maphit: € 0,05;

      • bij meer dan 2.500.000 maphits per jaar, per maphit: € 0,025;

    • b. in geval van raadpleging ter plekke bij de Dienst, per raadpleging: € 14,80.

2. In het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 2 door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 3°. in geval van digitale verstrekking op formaat A4: € 2,95.

E

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘per grens tussen twee percelen’ vervangen door: per grens tussen twee percelen zonder eindpunten.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Voor het te velde verstrekken van inlichtingen over de eindpunten van kadastrale grenzen is naast het tarief, bedoeld in het eerste lid, per eindpunt verschuldigd: € 710,–.

F

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16

Voor het op verzoek vormen van percelen, anders dan bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, is per nieuw te vormen perceel verschuldigd, indien:

  • a. percelen moeten worden gesplitst met voorlopige grenzen: € 895,–;

  • b. percelen moeten worden gesplitst anders dan bedoeld in onderdeel a: € 550,–;

  • c. uitsluitend percelen moeten worden samengevoegd: € 263,–.

G

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘is verschuldigd: € 40,– per tekening, vermeerderd met € 0,65 per afgebeelde hectare’ vervangen door: is verschuldigd: € 176,–, vermeerderd met € 40,– per tekening en € 0,60 per afgebeelde hectare.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Voor het actualiseren van een in de afgelopen drie jaren ingeschreven tekening van een netwerk, binnen het op die tekening weergegeven gebied, is verschuldigd: € 176,–, vermeerderd met € 40,– per tekening en € 0,10 per afgebeelde hectare.

H

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20

  • 1. Voor het teboekstellen van een schip is verschuldigd:

    • a. indien bij het aanbrengen van het brandmerk gebruik wordt gemaakt van microdots: € 550,–;

    • b. in andere gevallen: € 400,–.

  • 2. In het tarief, bedoeld in het eerste lid, is inbegrepen de in depotname en inschrijving van het stuk, het aanbrengen van het brandmerk en het verstrekken van een certificaat van teboekstelling.

  • 3. In geval van een spoedteboekstelling wordt het tarief, bedoeld in het eerste lid, verhoogd met € 100,– en vermeerderd met € 22,– per kwartier dat de Dienst langer dan een uur op een bewijsstuk moet wachten.

  • 4. Voor het opnieuw aanbrengen van een brandmerk is verschuldigd:

    • a. indien gebruik wordt gemaakt van microdots: € 374,–;

    • b. in andere gevallen: € 224,–.

  • 5. Indien de werkzaamheden buiten Nederland moeten worden verricht, zijn eveneens de reis- en verblijfkosten van de desbetreffende medewerker verschuldigd, zoals die van tevoren door de Dienst kenbaar worden gemaakt.

I

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komen de onderdelen a tot en met d te luiden:

  • a. voor een opgave inzake vastgoedtransacties of hypotheken, indien:

    • 1°. het de gegevens per referentiepand betreft: € 1,04;

    • 2°. het individuele koopsommen betreft, per stuk: € 1,25;

    • 3°. het de gegevens van een hypotheekinschrijving betreft:

      • a. per stuk, inclusief de gegevens van de hypotheekhouder:€ 1,32;

      • b. indien per jaar meer dan 50.000 stukken worden geleverd, per stuk: € 0,99;

      • c. indien per jaar meer dan 100.000 stukken worden geleverd, per stuk: € 0,66;

      • d. per stuk, zonder de gegevens van de hypotheekhouder: € 0,66.

    • 4°. het andere gegevens betreft dan bedoeld onder 1° tot en met 3°, per akte indien de gegevens:

      • a. niet ouder zijn dan twee jaar: € 1,90;

      • b. ouder zijn dan twee jaar maar niet ouder dan drie jaar: € 1,43;

      • c. ouder zijn dan drie jaar maar niet ouder dan vier jaar: € 0,95;

      • d. ouder zijn dan vier jaar: € 0,48.

    • 5°. de gegevens, bedoeld onder 1° tot en met 4°, beschikbaar worden gesteld aan derden:

      • a. per relatie tussen perceel en rechthebbende: € 1,32;

      • b. bij meer dan 50.000 relaties tussen perceel en rechthebbende, per relatie: € 0,99;

      • c. bij meer dan 100.000 relaties tussen perceel en rechthebbende en bij andere relaties dan de relatie tussen perceel en rechthebbende, bedoeld onder a tot en met b, per relatie: 0,66;

  • b. voor een opgave inzake statistische waarden, zijnde gemiddelden, aantallen of totalen van vastgoedtransacties, hypotheken of koopsommen:

    • 1°. per verstrekte statistische waarde, indien het de gegevens betreft:

      • a. per gemeente: € 10,–;

      • b. per 4 -positie postcodegebied: € 1,60;

      • c. per 6-positie postcodegebied: € 0,02.

    • 2°. indien in de opgave meer dan een statistische waarde per gebied wordt verstrekt: per aanvullende statistische waarde 10% van de tarieven, bedoeld onder 1°;

    • 3°. per jaar voor een abonnement op de opgaven, bedoeld onder 1° en 2°: tweeënhalf maal het tarief, bedoeld onder 1° en 2°.

  • c. voor een standaardrapport met statistische waarden:

    • 1°. per stuk: € 16,–;

    • 2°. per jaar voor een abonnement op een standaardrapport: € 66,–.

  • d. voor een woningrapport:

    • 1°. per stuk: € 23,50;

    • 2°. indien in een jaar meer dan 10.000 woningrapporten worden verstrekt, per stuk: € 18,80;

    • 3°. indien in een jaar meer dan 50.000 woningrapporten worden verstrekt, per stuk: € 14,10;.

2. De onderdelen e en f vervallen.

3. De onderdelen g tot en met l worden geletterd e tot en met j.

4. In onderdeel f wordt ‘de opgave, bedoeld in onderdeel g’ vervangen door: de opgave, bedoeld in onderdeel e.

5. In onderdeel j wordt ‘de gegevens, bedoeld onder a tot en met k’ vervangen door: de gegevens, bedoeld onder a tot en met i.

6. In het tweede en derde lid wordt ‘de opgave, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met k’ vervangen door: de opgave, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met i.

7. In het vierde lid vervalt onderdeel d onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt.

8. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Voor het digitaal raadplegen of verstrekken van een opgave van gegevens uit andere dan door de Dienst gehouden registraties is de inkoopprijs van het betreffende gegeven verschuldigd, vermeerderd met het bedrag bedoeld in het tweede lid.

J

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel c wordt ‘het bestand TOP50vector’ vervangen door: het bestand TOP50NL;

b. In onderdeel d, onderdeel 2, wordt ‘€ 12, 50’ vervangen door: € 5,–;

c. In onderdeel e wordt ‘het bestand TOP100vector’ vervangen door: het bestand TOP100NL;

d In onderdeel f wordt ‘het bestand TOP250vector’ vervangen door: het bestand TOP250NL;

e. In onderdeel h wordt ‘het bestand TOP500vector’ vervangen door: het bestand TOP500NL;

f. Onder verlettering van de onderdelen i tot en met u tot j tot en met v wordt na onderdeel h een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • i. voor een opgave inzake het landelijk bestand TOP1000NL per jaar voor een abonnement: € 100,–.

g. Onderdeel q (nieuw) komt te luiden:

  • q. voor een digitale luchtfoto indien verstrekt:

    • op een digitale gegevensdrager: € 46,–;

    • door middel van het openbare internet: € 10,–.

2. In het tweede en vierde lid wordt ‘bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met i, l, n, m, n en q’ vervangen door: bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met j, m tot en met o en r.

3. In het derde lid wordt ‘bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, b, c, d, e, f, g, h, i, l, m, n of q’ vervangen door: bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met j, m tot en met o of r’.

4. In het vijfde lid wordt ‘bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, b, c, d, e, f, g, h, i, j of k’ vervangen door: bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met j.

5. In het zesde lid wordt ‘bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met i en l tot en met s’ vervangen door: bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met j en m tot en met t.

6. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Voor het digitaal raadplegen via een publieksnetwerk van de in het eerste lid bedoelde gegevens is verschuldigd:

    • a. per maphit: € 0,40;

    • b. bij meer dan 2500 maphits per jaar, per maphit: € 0,20;

    • c. bij meer dan 25.000 maphits per jaar, per maphit: € 0,10;

    • d. bij meer dan 250.000 maphits per jaar, per maphit: € 0,05;

    • e. bij meer dan 2.500.000 maphits per jaar, per maphit: 0,025.

K

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘22, eerste lid, onderdeel u’ vervangen door: 22, eerste lid, onderdeel v;

2. In het derde lid wordt ‘bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 14, eerste lid, 19, eerste lid, onder a, onderdelen 1° en 2°, en onder b, onderdelen 1° en 2°, 21, eerste lid, onderdelen a, onder 1° en 3°, b, d, onder 2°, e, f en h, onder 1°, en 22, eerste lid, onderdelen a, subonderdeel 1°, b, c, subonderdeel 1°, d tot en met f, i, m, n, o, voor wat betreft voor een opgave per punt, en q, subonderdeel 1°’ vervangen door: bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 14, eerste lid, 19, eerste lid, onder a, onderdelen 1° en 2°, en onder b, onderdelen 1° en 2°, 21, eerste lid, onderdelen a, onder 2°, b, e, onder 1°, g onder 1°, en 22, eerste lid, onderdelen a, subonderdeel 1°, b, c, subonderdeel 1°, d tot en met f, j, n tot en met p, voor wat betreft voor een opgave per punt, en r, subonderdeel 1°.

3. In het vierde lid wordt ‘artikel 22, eerste lid, onderdelen a, subonderdeel 1°, b, c, subonderdeel 1°, d tot en met f, i of k’ vervangen door: artikel 22, eerste lid, onderdelen a, subonderdeel 1°, b, c, subonderdeel 1°, d tot en met f of j.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdelen C, G en I, die in werking treden met ingang van 1 april 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 8 februari 2010

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit wijzigt de Regeling tarieven Kadaster (RtK) in verband met wijzigingen in de tariefstructuur en tarieven voor nieuwe of gewijzigde producten of diensten van het Kadaster. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt ook enige redactionele wijzigingen aan te brengen.

De wijzigingen in de tariefstructuur vinden plaats ten aanzien van bestaande onderdelen van de tarievenregeling die in de praktijk tot onevenredige kostentoerekening aan gebruikers leidden. De voorgestelde wijzigingen leiden tot meer transparantie en een betere verdeling van de kosten.

De tarieven voor nieuwe producten en diensten zijn gebaseerd op kostendekkendheid en liggen in lijn met het tariefniveau van bestaande producten. Het gaat om perceelsvorming met voorlopige grenzen, teboekstelling van schepen, het woningrapport, web mapping services, verstrekking van digitale luchtfoto’s en kleinschalige topografie.

Bij de redactionele wijzigingen gaat het om tekstuele verduidelijkingen zonder inhoudelijke consequenties. Het gaat om kortingen bij automatische bijwerking van gedeeltelijke percelen, om de inschrijving van koopopties of voorovereenkomst tot koop, en de tarieven van grensreconstructies.

Een en ander wordt hierna nader toegelicht.

Omtrent deze wijzigingen van de RtK is de Gebruikersraad, bedoeld in artikel 16 van de Organisatiewet Kadaster, gehoord. Deze heeft terzake een positief advies gegeven.

Administratieve lasten

De onderhavige wijzigingen leiden niet tot tot een stijging van de administratieve lasten voor de burger of het bedrijfsleven.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A en B

De artikelen 2, eerste lid, en 4 RtK maakten het mogelijk voor de inschrijving van een akte met een gedeeltelijk kadastraal perceel een lager tarief te hanteren bij (gedeeltelijk) geautomatiseerde verwerking. Krachtens artikel 2, tweede lid, RtK werd een vast bedrag berekend in geval van inschrijving van kleine gedeelten van percelen. Inmiddels is duidelijk geworden dat (gedeeltelijk) geautomatiseerde bijwerking op grond van akten met gedeeltelijke kadastrale percelen vooralsnog niet mogelijk is. Daarom wordt voor alle gedeelten van percelen de mogelijkheid van het lagere tarief voor de inschrijving bij (gedeeltelijk) geautomatiseerde bijwerking geschrapt.

Artikel I, onderdeel B

Artikel 4, derde lid, RtK bevat het tarief voor de inschrijving van een koopovereenkomst (die op grond van het Burgerlijk Wetboek kan worden ingeschreven). Een koopoptie of voorovereenkomst tot koop (waarbij de eigenaar met een derde afspreekt dat die het recht krijgt te kopen en geleverd te krijgen tegen een bepaalde koopsom) kan op grond van artikel 10, derde lid, Wet voorkeursrecht gemeenten worden ingeschreven. In dit soort gevallen heeft het Kadaster in de praktijk altijd artikel 4, derde lid, RtK toegepast. Om onduidelijkheden te voorkomen, is dit artikellid nu ook van toepassing bij koopopties en voorovereenkomsten tot koop (artikel 4, vierde lid, RtK).

Artikel I, onderdelen B, C en H

Het komt voor dat een eigenaar van een schip ondanks herhaaldelijk rappelleren het brandmerk niet laat aanbrengen op het schip. In die gevallen weet de bewaarder niet zeker of het schip bestaat en zou sprake kunnen zijn van een niet bestaand of dubbel teboekgesteld schip. Het afgelopen jaar heeft dit in ongeveer 30 gevallen tot aangifte bij de waterpolitie geleid. Om fraude (het teboekstellen van een niet bestaand of van een reeds teboekgesteld schip) tegen te gaan, voert het Kadaster een nieuw systeem in. Daarbij wordt het verzoek tot teboekstelling met (een kopie van de) bewijsstukken vooraf in depot gegeven (art. 18 RtK). Nadat door de scheepsbrander van het Kadaster bij inspectie is geconstateerd dat het schip werkelijk bestaat en niet eerder is teboekgesteld, wordt het schip voorzien van een brandmerk en volgt inschrijving van het in depot genomen verzoek tot teboekstelling. Ook wordt (facultatief) een nieuwe fraudebestendige techniek ingevoerd op basis van microdots. Daarbij wordt, naast het aanbrengen van het brandmerk, informatie (een nummer dat correspondeert met het brandmerknummer uit de scheepsregistratie) in microscopisch kleine deeltjes versleuteld en door middel van een spuitbus op de scheepswand aangebracht. Deze microdots zijn zéér moeilijk te verwijderen. De microdot-techniek maakt het mogelijk het schip te identificeren na (onbevoegde) verwijdering van het brandmerk.

Voor de teboekstelling van een schip wordt nu een totaaltarief berekend. Dit tarief komt neer op de samenvoeging van de tarieven die voorheen op grond van de artikelen 4, 7, achtste lid (certificaat van teboekstelling), 18 (in depot nemen van bewijsstukken) en 20 (aanbrengen brandmerk) RtK werden geheven. Voor het inschrijven van een verzoek tot teboekstelling van een schip is nu een tarief van € 400,– (zonder microdots) of € 550,– (met microdots) verschuldigd. In geval van branding in het buitenland komt daarop nog een toeslag voor de reis- en verblijfkosten (art. 20, vijfde lid, RtK). Die kosten worden van tevoren door het Kadaster bekendgemaakt.

Soms is de eigendomsoverdracht van een schip afhankelijk van de betaling. Als voor de financiering een notariële hypotheekakte nodig is, ontstaat een kip/ei discussie. Immers de hypotheek kan alleen gevestigd worden door de eigenaar, maar eigenaar wordt men pas door betaling uit de hypotheekgelden Om dit op te lossen wordt door de notaris, zodra de gelden op zijn rekening zijn gestort, een verklaring toegezonden dat door hem hypotheekgelden zijn ontvangen en dat uit deze hypotheekgelden de volledige betaling zal plaatsvinden. Na ontvangst van die verklaring gaat de bewaarder over tot teboekstelling van het schip. In een dergelijk geval en ook andere gevallen van een spoedteboekstelling, waarbij het Kadaster met het aanbrengen van het brandmerk moet wachten op een bewijsstuk, is het tarief met € 100,– verhoogd. Die toeslag wordt volgens kwartiertarief vermeerderd met een toeslag in het geval de scheepsbrander van het Kadaster langer dan een uur op een bewijsstuk moet wachten.

Artikel I, onderdeel C

Het Kadaster hanteerde een nultarief voor abonnees van Kadaster-on-line die gebruik maakten van automatische incasso. Ongeveer de helft van de abonnees heeft inmiddels een dergelijk contract. Dit aandeel is stabiel en daarom kan gesteld worden dat stimulering van het gebruik van automatische incasso niet meer nodig is. Het nultarief komt niet overeen met de vaste kosten per klant voor een aansluiting op Kadaster-on-line. Daarom wordt het bestaande voordeel gedeeltelijk afgeschaft. Klanten die gebruik maken van automatische incasso betalen de helft van het normale abonnementstarief. Een voordeel van het voor deze groep een deel van het abonnementstarief berekenen, is dat de betrokken abonnee belang heeft bij het opzeggen van het abonnement als hij dit niet gebruikt. Dit houdt het klantenbestand van het Kadaster schoon. Gelijktijdig is het normale tarief met een derde verlaagd tot € 4,40.

Artikel I, onderdelen D en J

Met web mapping services is het mogelijk de kadastrale of topografische kaart als ondergrond voor internet-toepassingen te gebruiken, bijvoorbeeld bij bestemmingsplannen, natuurgebieden, routeplanners. De bestanden blijven bij het Kadaster en hoeven dus niet door de gebruiker te worden beheerd. Voor dit type services is het niet wenselijk om ‘per tik’ af te rekenen. Dit omdat het gaat om grote aantallen inzages, wat een grote administratieve belasting met zich zou brengen. Daarom wordt hier een abonnementsmodel gehanteerd, waarbij vooraf een jaarbedrag wordt bepaald. Het jaarbedrag wordt bepaald op basis van het verwachte gebruik (artikelen 13, eerste lid, en 22, eerste lid, onderdeel v, RtK).

Artikel I, onderdeel E

Veelal gaan grensgeschillen over de ligging van een grens ten opzichte van een fysieke afscheiding, zoals een muur, heg, sloot, schutting en dergelijke. In dergelijke gevallen is het eindpunt van de grens niet van belang. In die gevallen volstaat het Kadaster met het reconstrueren van meetpunten, waaruit de ligging van de grens zonder eindpunt kan worden afgeleid. Als wel informatie over de ligging van het eindpunt wenselijk is, moet een tweede grens worden geconstrueerd. Het snijpunt van beide grenzen vormt het eindpunt van de gevraagde grens. In dergelijke gevallen heeft het Kadaster daarom als praktijk tweemaal het tarief voor grensreconstructie in rekening te brengen. Daarom is nu expliciet bepaald dat het tarief geldt voor de ligging van de grens (artikel 15, eerste lid, RtK) en dat bij reconstructie van de eindpunten hetzelfde tarief nog eens afzonderlijk in rekening wordt gebracht (artikel 15, tweede lid, RtK).

Artikel I, onderdeel F

Het Kadaster hanteert een nieuwe manier van perceelsvorming. Het oude systeem leidt tot rechtsonzekerheid omdat de kadastrale begrenzing en oppervlakte pas worden bijgewerkt en het nieuwe perceel administratief wordt gevormd, na het terreinbezoek door de landmeter en in veel gevallen na eensluidende aanwijzing van de grens door partijen. Tot dan is de ligging van het betrokken perceelsgedeelte niet zichtbaar op de kadastrale kaart en kunnen afnemers van kadasterinformatie niet beschikken over de nieuwe kadastrale aanduiding en oppervlakte van het te vormen perceel.

Bij de nieuwe manier van perceelsvorming geven partijen de voorlopige nieuwe grenzen aan op de kadastrale kaart, met behulp van een applicatie van het Kadaster. Het Kadaster vormt daarmee direct nieuwe percelen met een (definitieve) kadastrale aanduiding, die worden opgenomen in de overdrachtsakte. Er kan dan een akte worden ingeschreven voor overdracht van een geheel (nieuw) perceel in plaats van een gedeeltelijk perceel. De voorlopige kadastrale begrenzing van het grondstuk is onderscheidenlijk weergegeven op de kadastrale kaart en is dus voor raadplegers van kadasterinformatie bekend. De applicatie wordt in de loop van 2010 beschikbaar gesteld, in eerste instantie aan professionele gebruikers.

De akte kan met de nieuwe kadastrale aanduiding geautomatiseerd worden verwerkt, zodat er ook sprake is van korting op het inschrijvingstarief.

Dit nieuwe systeem vervangt geleidelijk het huidige aktepostenproces.

Voor deze nieuwe manier van perceelsvorming is een nieuw tarief verschuldigd van € 895,– (artikel 16, onderdeel b, RtK). Dit bedrag is bepaald op grond van het verwachte verschil in kostprijs ten opzichte van het tarief in het aktepostenproces.

Artikel I, onderdeel G

Sinds 1 januari 2009 hanteerde het Kadaster voor het vervaardigen van netwerktekeningen een standaardtarief. In de praktijk bleek dat tarief bij kleine opdrachten niet kostendekkend. Daarom geldt naast het tarief per geleverde PDF en per ha een vast bedrag voor de behandelingskosten. Dit vaste bedrag bedraagt acht maal het kwartiertarief. Dit is de gemiddelde tijd om het maken van de tekening voor te bereiden, o.a. overleg met de klant te voeren over de te hanteren schaalgrootte en dergelijke. Tegelijkertijd is het variabele tarief iets verlaagd (artikel 17, tweede lid, RtK) en is een lager tarief mogelijk gemaakt voor het aanpassen van een eerder vervaardigde netwerktekening (artikel 17, derde lid, RtK). Daardoor zijn de gevolgen van een en ander financieel neutraal.

Artikel I, onderdeel I

Voor de tarifering van statistische gegevens (aantallen, gemiddelden, totalen per periode/gebied/woningtype etcetera) wordt een basistarief per geleverde informatie-eenheid gehanteerd (artikel 21, eerste lid, onderdelen a en b, RtK) en niet langer een basistarief per onderliggende akte. Bij de hantering van een basistarief per onderliggende akte was het voor een afnemer niet inzichtelijk welk tarief voor een bepaald product verwacht kan worden omdat het aantal onderliggende akten niet bekend is. In de nieuwe structuur is het tarief afhankelijk van het aantal gevraagde informatie-eenheden per gebiedseenheid en dus voor de klant inzichtelijker. De nieuwe methodiek leidt tot een meer generieke en eenduidige tarifering.

Voor extra statistische indelingen (bijvoorbeeld hypotheeklabels, marktsegmenten en woningtypen) en voor extra statistische waarden (bijvoorbeeld hypotheeksommen, rentepercentages) geldt een 10% opslag. Voor een jaarabonnement geldt een tarief van tweeënhalf de eenmalige opgave. Een en ander is geregeld in artikel 21, eerste lid, RtK. Ook is een aantal verduidelijkingen in de tekst van het artikellid opgenomen. Zo is nu in artikel 21, eerste lid, onderdeel a, onderdelen 4° en 5°, RtK concreter beschreven waarvoor deze onderdelen dienen, namelijk het leveren van essentialia van hypotheken en het verrekenen van doorlevering aan derden.

Een ander nieuw product van het Kadaster is het woningrapport. Dit rapport combineert kadastrale gegevens van een pand met andere beschikbare gegevens zoals het energielabel, referentiegegevens, gegevens van andere gemeenten en omgevingsfoto’s (cyclorama’s). Het tarief voor het woningrapport is in het RtK opgenomen (artikel 21, eerste lid, onderdeel d). Dit tarief is gebaseerd op de tarieven in het RtK van de verschillende onderdelen. Analoog aan het tarief voor de web mapping services wordt ook voor een het tarief voor het woningrapport een kortingsstaffel gehanteerd, zodat het rapport aantrekkelijk wordt voor meervoudig gebruik.

Voorheen werden gemeentelijke gegevens en omgevingsfoto’s via Kadaster Internet geleverd volgens een vast tarief van € 3,20 per inzage. Voor sommige gegevenssoorten bleek dit bedrag te hoog in verhouding met de inkoopprijs van die gegevens, voor andere te laag. Daarom is voor het doorleveren van data van derden een meer generiek tarief ingevoerd (artikel 21, vierde lid, RtK). Dit tarief is bepaald aan de hand van de inkoopprijs plus een opslag. De opslag is afhankelijk van de kostprijs van de koppeling met de betrokken databank.

Artikel I, onderdeel J

In de RtK zijn de TOPxVector-produkten vervangen door TOPxNL-produkten (artikel 22, eerste lid, onderdelen c, e, f en h, RtK). Deze topografische produkten voldoen aan de wettelijke specificaties voor de basisregistratie Topografie (objectgerichte bestandsstructuur, tweejaarlijkse actualisatie).

De tarieven wijzigen niet.

In het tarief voor het bestand TOP50raster (artikel 22, eerste lid, onderdeel a, onderdeel 2°, RtK) was een fout geslopen. Dit tarief was gelijkgesteld aan het tarief voor het bestand TOP25raster, maar is qua kilometerprijs veel goedkoper. Het tarief is nu daarom gelijkgesteld aan het tarief voor TOP50namen (artikel 22, eerste lid, onderdeel o, RtK). In de praktijk hanteerde het Kadaster al dit lagere tarief voor het bestand TOP50raster.

Digitale luchtfoto’s kunnen nu ook via het internet worden verspreid. Hiervoor geldt een kostendekkend tarief van € 10,– (artikel 22, eerste lid, onderdeel q, RtK). Dit tarief zal ook worden gehanteerd bij verstrekking van een digitale luchtfoto in combinatie met andere gegevens.

Artikel I, onderdeel K

De wijzigingen van artikel 23, eerste, derde en vierde lid, RtK vloeien voort uit de wijziging van de artikelen 21 en 22, eerste lid, RtK.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de plaatsing daarvan in de Staatscourant. artikel I, onderdelen C, G en I treden echter pas in werking met ingang van 1 april 2010. Dit omdat het Kadaster meer tijd nodig heeft voor de invoering van de betrokken wijzigingen en de communicatie daarover met de klant.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.


XNoot
1

Stcrt. 2004, 244, laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 22 juli 2009 (Stcrt. 11439)

Naar boven