Wijzigingen Suppletieregeling Filminvesteringen Nederland per 1 januari 2011

Het Nederlands Fonds voor de Film publiceert een nieuw Huishoudelijk Reglement in opdracht van het Ministerie van OCW d.d. 15 december 2010.

Briefnummer 2011264

Stichting Nederlands Fonds voor de Film,

Gelet op artikel 10 lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

Besluit:

ARTIKEL I

De Suppletieregeling Filminvesteringen Nederland wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de zinsnede ‘en bioscoopuitbreng’ te vervallen.

2. In het eerste lid wordt ‘filmkosten’ vervangen door: productiekosten.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. De definitie van aanvrager komt te luiden:

aanvrager:

een rechtspersoon, die ten genoegen van het Fonds aantoonbaar een onderneming drijft, die op continue basis bedrijfsactiviteiten ontplooit met als hoofddoel de productie en exploitatie van bioscoopfilms. De rechtspersoon is ten tijde van de subsidieaanvraag minimaal twee kalenderjaren gevestigd en actief geweest in het Koninkrijk der Nederlanden, een Lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;.

2. De definitie van bioscoopfilm komt te luiden:

bioscoopfilm:

elk audiovisueel werk, dat primair bestemd is voor vertoning in bioscopen met een vertoningduur van tenminste 60 minuten;.

3. Aan het artikel wordt een definitie toegevoegd, luidende:

bioscoopuitbreng:

een bioscoopfilm met een landelijk uitbreng via een filmdistributeur, die na de première minimaal drie weken gelijktijdig in drie of meer bioscopen met een dagelijkse vertoning voor een betalend publiek in Nederland wordt uitgebracht;.

4. In de definitie van completion guarantor wordt ‘filmkosten’ vervangen door: productiekosten.

5. Aan het artikel wordt een definitie toegevoegd, luidende:

filmdistributeur:

de distributiemaatschappij, die de bioscoopfilm in de Nederlandse bioscoop en verder via andere distributiekanalen uitbrengt;.

6. In de definitie van filmkosten wordt de zinsnede ‘de uitbrengkopieën en de marketing’ vervangen door: prints & advertising.

7. Aan het artikel wordt een definitie toegevoegd, luidende:

producent:

de natuurlijke persoon, die de aanvrager rechtsgeldig vertegenwoordigt, (mede)aandelenhouder en binnen de organisatie van de aanvrager voor het beleid en de bedrijfsvoering verantwoordelijk is;.

8. Aan het artikel wordt een definitie toegevoegd, luidende:

prints & advertising (P&A):

de directe kosten samenhangend met de bioscoopuitbreng en marketing van de bioscoopfilm, inclusief de kosten voor de uitbrengkopieën;.

9. Aan het artikel wordt een definitie toegevoegd, luidende:

Algemeen reglement:

het algemeen reglement van het Fonds.

10. De definitie van ‘uitvoeringsregeling lange speelfilm’ vervalt.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Ten behoeve van de voortbrenging van de bioscoopfilm kan op grond van deze regeling aan de aanvrager een subsidie worden verleend die:

    • a). maximaal 140 procent bedraagt van het bedrag dat door marktpartijen wordt geïnvesteerd in de filmkosten van de bioscoopfilm; en:

    • b). maximaal 30 procent van de productiekosten bedraagt; en:

    • c). niet meer bedraagt dan € 1.500.000,00 euro, mits de producent in de periode van zeven kalenderjaren voorafgaand aan de subsidieaanvraag aantoonbaar hoofdverantwoordelijk is geweest voor het voortbrengen van tenminste één bioscoopfilm, die na première door 400.000 of meer personen is bezocht in de Nederlandse bioscoop.

    • d). niet meer bedraagt dan 1.000.000,00 euro indien de producent in de periode van zeven kalenderjaren voorafgaand aan de subsidieaanvraag aantoonbaar hoofdverantwoordelijk is geweest voor het voortbrengen van tenminste één bioscoopfilm, die na première door 200.000 tot 400.000 personen is bezocht in de Nederlandse bioscoop.

    • e). niet meer bedraagt dan 500.000,00 euro indien de producent in de periode van zeven kalenderjaren voorafgaand aan de subsidieaanvraag aantoonbaar hoofdverantwoordelijk is geweest voor het voortbrengen van tenminste één bioscoopfilm, die na première door 50.000 tot 200.000 personen is bezocht in de Nederlandse bioscoop.

    • f). Het maximum aan te vragen subsidiebedrag genoemd onder sub e). kan maximaal 250.000,00 euro hoger uitkomen indien de aanvraag voor subsidieverlening een bioscoopfilm betreft die reeds voldoet aan de nationale criteria voor moeilijke films of low budgetfilms, met dien verstande dat het maximale percentage staatssteun van 55% zoals genoemd in lid 3 van dit artikel niet wordt overschreden.

    • g). In het geval er op grond van deze regeling subsidie verleend wordt dan zal het bioscoopbezoek aan de gesubsidieerde bioscoopfilm, mede als uitgangspunt dienen voor de beoordeling van een nieuwe aanvraag, mits de première van deze bioscoopfilm minimaal drie maanden eerder heeft plaatsgevonden.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien de aanvraag subsidieverlening betreft voor een bioscoopfilm die voldoet aan de nationale criteria voor moeilijke films of low budgetfilms is het vorige lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het genoemde percentage niet meer bedraagt dan 55 procent van de productiekosten. Een ‘low budget’ film is een bioscoopfilm waarvan de productiekosten ten hoogste € 2.000.000,– bedragen. Een ‘moeilijke’ film is een bioscoopfilm, die overwegend gericht is op het Nederlandse taalgebied en derhalve beperkte commerciële waarde heeft. Bij de subsidieaanvraag dient een schriftelijke visie van de makers gevoegd te zijn waaruit naar het oordeel van het Fonds blijkt dat de filmproductie bijdraagt aan de diversiteit van film in Nederland en daarnaast ofwel een opvallende artistieke verrijking ofwel een innovatieve aanvulling betekent op het reguliere filmaanbod in Nederland.

D

Aan artikel 4 wordt na het woord ‘bedraagt’ ingevoegd: maximaal.

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt ‘filmkosten’ vervangen door: productiekosten.

2. Het eerste lid, onder a, komt te luiden:

  • a). van de begrote productiekosten, zoals opgenomen in het filmplan, is op het moment van de aanvraag tenminste 70 procent reeds gedekt door bijdragen van derden, die ofwel schriftelijk en onvoorwaardelijk zijn toegezegd als garantieopbrengst ofwel schriftelijk en onvoorwaardelijk zijn toegezegd als subsidie, lening of investering ter dekking van de begrote productiekosten. Het aantal als deferments aangemerkte bijdragen mag de hoogte van de in de begroting opgenomen en door het Fonds goedkeurde producers fee en overhead niet te boven gaan; en:.

3. Het eerste lid, onder b, komt te luiden:

  • b). de investeringen van marktpartijen bedragen tenminste 30 procent van de begrote productiekosten, zoals opgenomen in het filmplan, waarin is begrepen een bedrag gelijk aan tenminste 8 procent van de begrote productiekosten, dat door de filmdistributeur op marktconforme voorwaarden is toegezegd als investering in de vorm van een garantieopbrengst (minimum garantie) ten behoeve van de bioscoopuitbreng en verdere exploitatie in Nederland.

    Om verzekerd te zijn van een onafhankelijke markttoets is de filmdistributeur niet gelijk aan de producent en heeft deze ook geen zakelijk belang in de aanvrager.

4. Aan het eerste lid wordt een onderdeel toegevoegd:

  • c). In plaats van een investering als garantieopbrengst (minimum garantie) kan voor een investering in de prints & advertising gekozen worden om de marktpotentie aan te tonen. In een dergelijk geval is er een investering door de filmdistributeur toegezegd, die gelijk staat aan 8 procent of meer van de begrote productiekosten, welke gegarandeerd en zonder enig voorbehoud in de prints & advertising van de bioscoopuitbreng in Nederland geïnvesteerd wordt. De investering is vastgelegd in een overeenkomst tussen de aanvrager en filmdistributeur, welke tevens inzicht geeft in de onderliggende afspraken omtrent distributie fees en royaltyverdeling.

5. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘zijn de begrote filmkosten’ vervangen door:

zijn de begrote productiekosten,.

F

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid, onder c, wordt na ‘blijkens het’ ingevoegd: bij de aanvraag ingediende.

2. Aan het eerste lid, onder d, wordt na ‘voortgebracht kan’ ingevoegd: of zou moeten.

3. In het eerste lid, onder d, wordt ‘filmkosten’ vervangen door: productiekosten.

4. Aan het eerste lid, onder f, wordt na ‘de bioscoopfilm’ ingevoegd: conform het filmplan.

5. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het bestuur van het Fonds beslist afwijzend op een aanvraag tot verlening van subsidie op grond van deze regeling, indien de producent, die hoofdverantwoordelijk is voor de bioscoopfilm waarvoor de aanvraag is ingediend:

    • niet eveneens hoofdverantwoordelijk is geweest voor het voortbrengen van tenminste twee bioscoopfilms met een bioscoopuitbreng;

    • in de periode van zeven kalenderjaren voorafgaand aan een subsidieaanvraag niet hoofdverantwoordelijk is geweest voor het voortbrengen van tenminste één bioscoopfilm met een bioscoopuitbreng, die na première door minimaal 50.000 personen in Nederlandse bioscoop is bezocht.

G

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onder b, komt te luiden:

  • b). een gespecificeerde begroting van de productiekosten, die niet substantieel afwijkt van een eerder door het Fonds goedgekeurde begroting; en:.

2. In het tweede lid, onder c (i), wordt de zinsnede ‘het percentage van de begrote filmkosten’ vervangen door:

het percentage van de begrote productiekosten.

3. In het tweede lid, onder c (i), wordt de zinsnede ‘ter dekking van de begrote filmkosten’ vervangen door:

ter dekking van de begrote productiekosten.

4. Aan het tweede lid, onder d, wordt na ‘exploitatieplan’ ingevoegd:

zoals opgenomen in de toelichting bij de regeling,.

5. In het tweede lid, onder d (ii), wordt ‘filmkosten’ vervangen door: productiekosten.

6. Aan het tweede lid, onder e, wordt na ‘promotieplan’ ingevoegd: ; en:.

7. Aan het tweede lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f). een actueel en waarheidsgetrouw overzicht van alle opbrengsten uit eerdere bioscoopfilms van de aanvrager en/of de producent, die met subsidie vanuit de Suppletieregeling tot stand zijn gekomen.

8. Het zesde lid, vervalt.

H

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid, onder a, wordt na de zinsnede ‘in behandeling is’ ingevoegd:

in het kader van deze of een andere regeling van het Fonds.

2. Het eerste lid, onder c, komt te luiden:

  • c). de aanvrager, of een daarmee op de voet van artikel 6, vijfde lid gelijk te stellen lichaam, een subsidieaanvraag in het kader van deze regeling voor twee andere bioscoopfilms heeft gedaan die nog (gedeeltelijk) in behandeling zijn en/of de aanvrager niet dezelfde rechtspersoon is als diegene, die in het kader van een andere regeling van het Fonds reeds subsidie voor realisering van dezelfde bioscoopfilm heeft ontvangen;.

3. Het eerste lid, onder d, komt te luiden:

  • d). de aanvrager of een daarmee op de voet van artikel 6, vijfde lid gelijk te stellen lichaam, of de producent, in de periode van vijf kalenderjaren voorafgaand aan de aanvraag toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van één of meer verplichtingen verbonden aan eerdere subsidieverlening door het Fonds.

4. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Indien een aanvraag, ingediend vóór 1 januari 2011, op grond van lid 2 wordt aangehouden dan wordt de aanvrager bij de kennisgeving als bedoeld in lid 4 tevens in de gelegenheid gesteld om de aanvraag in overeenstemming te brengen met de regeling, die per 1 januari 2011 van kracht is. De aanvrager krijgt hiervoor een termijn van 10 werkdagen.

I

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder c, wordt ‘filmkosten’ vervangen door: productiekosten.

2. In het eerste lid, onder c, wordt ‘projectbegroting’ vervangen door: productiebegroting.

J

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd

1. Aan het derde lid, wordt na de zin ‘in Nederland gevestigde (rechts)personen.’ ingevoegd:

De aanvrager kan de verleende subsidie besteden aan alle productiekosten binnen het budget.

2. In het derde lid wordt ‘filmkosten’ vervangen door: productiekosten.

3. In het derde lid wordt de zinsnede ‘kosten van de uitbrengkopieën en de marketingkosten van de uitbreng’ vervangen door: de kosten voor prints & advertising.

4. Aan het zesde lid wordt na de zinsnede ‘te informeren over’ ingevoegd:

de bezoek- en verkoopcijfers over alle vormen van exploitatie en.

3. Aan het artikel wordt een zevende en achtste lid toegevoegd:

  • 7. De netto opbrengst zal worden verdeeld zoals vastgelegd en gedefinieerd in het (terugbetaling-) recoupmentschema, welke onderdeel zal uitmaken van de uitvoeringsovereenkomst. De bijdrage op grond van de Suppletieregeling geniet een preferente positie als ware het een eigen investering van de aanvrager in de bioscoopfilm, althans tot het moment dat een bedrag is ontvangen dat gelijk is aan de bijdrage van het Fonds op grond van de Suppletieregeling. Deze positie kan een aanvrager inzetten om marktgeld voor de financiering van de bioscoopfilm aan te trekken en/of dient ten genoegen van het Fonds aantoonbaar in de ontwikkeling en realisatie van nieuwe bioscoopfilms en/of de versterking van de onderneming van de aanvrager geïnvesteerd te worden.

  • 8. Indien zou blijken dat inkomsten niet zijn ontvangen of besteed op de wijze zoals verwoord in lid 7, en/of er anderszins misbruik is gemaakt van de inkomsten, die in de terugbetalingpositie van de Suppletieregeling zijn binnengekomen dan worden deze door het Fonds teruggevorderd.

K

In artikel 14, tweede lid, wordt ‘24’ vervangen door: 6.

L

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, wordt ‘filmkosten’ vervangen door: productiekosten.

2. Onderdeel b komt te luiden:

  • b). Uit de bij de aanvraag tot vaststelling verstrekte gegevens blijkt dat de werkelijke productiekosten van de bioscoopfilm waarvoor subsidie is verleend meer dan 2,5 procent en meer dan € 50.000,– lager zijn geweest dan de productiekosten, zoals die ten tijde van de subsidieaanvraag waren begroot en door het Fonds zijn goedgekeurd; of:.

3. Onderdeel c komt te luiden:

  • c). Uit de bij de aanvraag tot vaststelling verstrekte gegevens blijkt dat de door de filmdistributeur ten tijde van de subsidieaanvraag als garantieopbrengst of bijdrage aan de kosten voor prints & advertising toegezegde investering minder dan het in artikel 5 vastgelegde percentage van de begrote productiekosten bedroeg; of:.

4. In onderdeel d wordt ‘film’ vervangen door: bioscoopfilm.

M

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1’ voor het eerste lid vervalt.

N

In artikel 22, eerste lid, wordt ‘1 januari 2010’ vervangen door: 1 januari 2011.

O

Aan artikel 23 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Jaarlijks, doch uiterlijk voor 1 november, stelt het bestuur het subsidieplafond genoemd in artikel 4 vast voor het volgende kalenderjaar tot een maximum van 12 miljoen euro.

P

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid, wordt na de zinsnede ‘om zwaarwichtige redenen afwijken van’ ingevoegd:

artikelen 3 lid 1 onderdelen c, d, e en f of artikel 6 lid 2 van.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Op deze regeling is het Algemeen reglement van het Fonds niet van toepassing.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en niet eerder dan 1 januari 2011.

Dit besluit wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Amsterdam, 22 november 2010

Directeur/Bestuurder Stichting Nederlands Fonds voor de Film,

D. Boonekamp.

Dit besluit is goedgekeurd door de Raad van Toezicht van het Nederlands Fonds voor de Film op 10 november 2010.

TOELICHTING

De hiervoor omschreven wijzigingen in de Suppletieregeling vloeien voort uit de onlangs afgeronde evaluatie van de regeling.

Naar boven