Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 december 2010, nr. WJZ-258610 (8275/8302), houdende onder meer wijziging van de Regeling archeologische monumentenzorg in verband met onder meer de aanwijzing van een nieuwe KNA-versie

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4, eerste lid, en 24, tweede lid, van het Besluitarcheologische monumentenzorg en artikel 4:81 van de Algemenewet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE REGELING ARCHEOLOGISCHE MONUMENTENZORG

De Regeling archeologische monumentenzorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt ‘Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten’ vervangen door: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

B

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3. Uitkeringsplafond 2008 tot en met 2011

Het uitkeringsplafond, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit archeologische monumentenzorg, bedraagt voor het jaar 2008 € 2.000.000, voor het jaar 2009 € 2.500.000, voor het jaar 2010 € 1.876.000 en voor het jaar 2011 € 2.875.000.

C

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Aanwijzing versie KNA en onderdelen daarvan

  • 1. Als versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van het Besluit archeologische monumentenzorg, wordt aangewezen:

    • a. wat betreft het deel Landbodems versie 3.2, en

    • b. wat betreft het deel Waterbodems versie 3.1.

  • 2. Als onderdelen van de versie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden aangewezen:

    • a. het Protocol Inventariserend veldonderzoek,

    • b. het Protocol Opgraven,

    • c. het Protocol Archeologische begeleiding, en

    • d. het Protocol Programma van eisen.

  • 3. Als onderdelen van de versie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden aangewezen:

    • a. het Protocol Inventariserend veldonderzoek waterbodems,

    • b. het Protocol Opgraven waterbodems,

    • c. het Protocol Archeologische begeleiding waterbodems, en

    • d. het Protocol Programma van eisen waterbodems.

ARTIKEL II. INTREKKING VAN DE REGELING VAN 17 DECEMBER 2009 (STCRT. 20686)

De regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van17 december 2009 (Stcrt. 20868) tot vaststelling van het plafond voor 2010 voor specifieke uitkeringen ten behoeve van archeologisch onderzoek wordt ingetrokken.

ARTIKEL III. INTREKKING VAN DE BELEIDSREGELS OPGRAVINGSBEVOEGDHEID

De Beleidsregels opgravingsbevoegdheid (Stcrt. 2001, 207) worden ingetrokken.

ARTIKEL IV. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2010, treden de artikelen I, onderdeel B, en II van deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, en werken deze bepalingen terug tot en met 1 januari 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.

TOELICHTING

Artikel I, onderdeel A

In mei 2009 is de benaming van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten gewijzigd in Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Deze wijziging strekt er toe de nieuwe naam van de Rijksdienst in artikel 1 van de Regeling archeologische monumentenzorg vast te leggen.

Artikelen I, onderdeel B, en II

Dit artikel strekt tot vaststelling van het plafond voor 2011 voor de toekenning van specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten ter bestrijding van excessieve kosten als gevolg van archeologisch onderzoek.

Het uitkeringsplafond voor 2011 bedraagt 2,875 miljoen euro.

Artikel I, onderdeel C

Artikel 24, eerste lid, van het Besluit archeologische monumentenzorg schrijft voor dat de houder van een opgravingsvergunning zich houdt aan de normen die in de archeologische beroepsgroep gelden voor het doen van opgravingen. Het is blijkens het tweede lid van genoemd artikel aannemelijk dat de vergunninghouder zich aan deze normen houdt, indien deze voldoen aan een door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan te wijzen versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (verder: KNA) of onderdelen daarvan. De KNA geeft een invulling aan de binnen de archeologische beroepsgroep geldende kwaliteitsnormen en de normen die de wetenschappelijke relevantie van opgravingen en de zorgvuldigheid bij de uitvoering daarvan bevorderen. De KNA omvat kwaliteitsnormen voor archeologisch onderzoek op het land (het deel Landbodems) en kwaliteitsnormen voor archeologisch onderzoek onder water (het deel Waterbodems). Het deel Landbodems heeft recent een technische update gekregen (versie 3.2) en het deel Waterbodems is recent vastgesteld (versie 3.1). Deze versies worden thans ter uitvoering van artikel 24, tweede lid, van het Besluit archeologische monumentenzorg aangewezen.

Artikel III

Omdat de in de Beleidsregels opgravingsbevoegdheid geregelde materie thans in de Monumentenwet 1988 en het daarop gebaseerde Besluit archeologische monumentenzorg is geregeld, kunnen de beleidsregels worden ingetrokken. Daarin voorziet artikel III.

Artikel IV

Omdat de archeologische beroepsgroep op de hoogte is van de nieuwe versies van de KNA, kan worden afgeweken van de vaste verandermomenten.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.

Naar boven