Regeling van de Staatssecretaris van Justitie van 2 februari 2010, nr. 5640524/10, houdende wijziging van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op artikel 12 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

Besluit:

Artikel I

De Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 3, derde lid, worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • m. de uitgeprocedeerde asielzoeker aan wie een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 onder de beperking ‘verblijf voor het ondergaan van medische behandeling’ of ‘verblijf vanwege medische noodsituatie’ is verleend op basis van voorafgaand aan de aanvraag overgelegde complete en actuele medische gegevens;

  • n. de uitgeprocedeerde asielzoeker met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000, die voorafgaand aan de aanvraag om verblijf op medische gronden zijn complete en actuele medische gegevens heeft overgelegd.

B

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • m. indien het een uitgeprocedeerde asielzoeker betreft aan wie met toepassing van artikel 3, derde lid, aanhef en onder n, van deze regeling opvang is geboden: vier weken nadat het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, aanhef en onder h,van de Vreemdelingenwet 2000 is geëindigd.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder e, eindigt het recht op opvang indien het een uitgeprocedeerde asielzoeker betreft, die voorafgaand aan de aanvraag op medische gronden zijn complete en actuele medische gegevens heeft overgelegd, aan wie met toepassing van artikel 3, derde lid, aanhef en onder g, van deze regeling opvang is geboden: vier weken nadat het rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 is geëindigd.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 februari 2010

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak.

TOELICHTING

Algemeen

Op 18 december 2008 heeft de Tweede Kamer de motie Spekman c.s. aangenomen. Met de motie wordt gevraagd om voor eind 2009 opvang te verlenen aan uitgeprocedeerde asielzoekers die een aanvraag om medische redenen hebben ingediend en recht hebben op verblijf in Nederland. In de brief van 7 december 2009 (Kamerstukken II, 2008/09, 30 846, nr. 4) zijn de uitgangspunten van het te voeren beleid naar aanleiding van de motie uiteengezet. Onderhavige wijziging strekt ertoe opvang van de hier bedoelde doelgroep – voorzover nodig – mogelijk te maken.

De motie-Spekman en het beleid zoals uiteengezet in de brief van 7 december 2009 beperkt zich tot de groep van uitgeprocedeerde asielzoekers die een aanvraag om verblijf op medische gronden indient of heeft ingediend en die rechtmatig verblijf heeft. Om een filter te vormen waarmee misbruik kan worden beperkt wordt van de ex-asielzoeker verlangd dat hij voorafgaand aan de formele indiening van zijn aanvraag zijn complete en actuele relevante medische gegevens overlegt aan de IND.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Artikel 3, derde lid, is aangevuld met twee nieuwe onderdelen.

Onderdeel m

Het nieuwe onderdeel m maakt het mogelijk om opvang te verlenen aan de uitgeprocedeerde asielzoeker, aan wie een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘verblijf voor het ondergaan van medische behandeling’ of ‘verblijf vanwege medische noodsituatie’ is verleend. Voorwaarde voor de opvang van deze vreemdeling is dat de verblijfsvergunning is verleend op basis van complete en actuele relevante medische gegevens voorafgaand aan de aanvraag bij de IND zijn overgelegd. Opvang kan eerst worden verleend, nadat de IND het COA hieromtrent heeft geïnformeerd. De betrokken vreemdeling heeft recht op opvang in afwachting van huisvesting in een gemeente. Hierbij wordt gewezen op artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van deze regeling, waarin is bepaald dat, wanneer aan de asielzoeker (of een daarmee gelijkgestelde vreemdeling) een verblijfsvergunning is verleend, het recht op opvang eindigt op het moment waarop passende huisvesting buiten de COA-opvang kan worden gerealiseerd.

Onderdeel n

De vreemdeling ten aanzien van wie is vastgesteld dat gelet op diens gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen, heeft rechtmatig verblijf op grond van artikel 64 juncto artikel 8, aanhef en onder j, van de Vreemdelingenwet 2000. Artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 zal voortaan ook kunnen worden toegepast ten aanzien van ex-asielzoekers die in afwachting zijn van een beslissing op een verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.

Ten aanzien van de ex-asielzoeker die een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier op medische gronden heeft ingediend, zal artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 analoog kunnen worden toegepast. Er zal dan in beginsel sprake zijn van rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000.

Voorwaarde voor opvang is dat de complete en actuele relevante medische gegevens voorafgaand aan de aanvraag zijn overgelegd. De IND informeert het COA en de DT&V omtrent het voldoen aan deze criteria.

Ingevolge artikel 3, derde lid, aanhef en onder f of g, van deze regeling kan de vreemdeling wiens uitzetting achterwege blijft op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, of analoge toepassing daarvan terwijl sprake is van rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000, aanspraak maken op opvang.

Het nieuwe onderdeel n beoogt te regelen dat ex-asielzoekers die voorafgaand aan de aanvraag om verblijf op medische gronden complete en actuele medische gegevens hebben overgelegd en die rechtmatig verblijf hebben in de bezwaarfase of de beroepsfase (wederom) aanspraak maken op opvang. Het betreft de situatie dat sprake is van rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 vanwege het feit dat een bezwaarschrift in de procedure om verblijf op medische gronden ingevolge artikel 73 Vreemdelingenwet 2000 schorsende werking heeft. Voorts gaat het om de situatie dat sprake is van rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 vanwege het feit dat de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening heeft toegewezen en heeft bepaald dat uitzetting achterwege dient te worden gelaten totdat op het bezwaarschrift of het beroepschrift is beslist. Het door de voorzieningenrechter toegewezen verzoek om voorlopige voorziening dient connex te zijn aan het rechtsmiddel dat is ingediend tegen de hier bedoelde afwijzende beslissing.

Onderdeel B

Artikel 7, eerste lid, is aangevuld met een onderdeel. Voorts is een derde lid toegevoegd aan artikel 7.

Lid 1, onderdeel m

Het hier toegevoegde onderdeel bepaalt het moment waarop het recht op opvang van een vreemdeling als bedoeld in artikel 3, derde lid, aanhef en onder n, van deze regeling eindigt. Het recht op opvang eindigt in dat geval vier weken nadat het rechtmatig verblijf op grond van het toegewezen verzoek om voorlopige voorziening is geëindigd omdat (afwijzend) op het bezwaarschrift of het beroepschrift is beslist. Gezien artikel 62, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 is in beginsel sprake van een vertrektermijn van vier weken. Uitgangspunt is dat de opvang nog niet eindigt gedurende deze termijn waarin de vreemdeling Nederland uit eigen beweging dient te verlaten.

Gezien het feit dat het hier gaat om ex-asielzoekers is steeds sprake van een eerdere afwijzende beslissing op de asielaanvraag, ofwel de meeromvattende beschikking als bedoeld in artikel 45 van de Vreemdelingenwet 2000. Derhalve zijn de rechtsgevolgen van dat artikel reeds ingetreden. Met de toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 en het daarmee gepaard gaande rechtmatig verblijf zijn die rechtsgevolgen tijdelijk opgeschort. Op het moment van eindigen van dat tijdelijke rechtmatig verblijf herleven de rechtsgevolgen van artikel 45 van de Vreemdelingenwet 2000.

Derde lid

Evenals artikel 7, eerste lid, onder e, van deze regeling heeft het hier toegevoegde derde lid betrekking op de vreemdeling die op grond van artikel 3, derde lid, onder g, van deze regeling opvang heeft genoten. Het toegevoegde lid vormt echter een uitzondering op de hoofdregel dat het recht op opvang van de vreemdeling die op deze grondslag opvang heeft genoten, eindigt op de dag van het eindigen van de analoge toepassing van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000. Indien het een ex-asielzoeker betreft bij wie artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 analoog is toegepast gedurende de behandeling van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning op medische gronden én die voorafgaand aan die aanvraag de complete en actuele relevante medische gegevens bij de IND heeft overgelegd, eindigt het recht op opvang vier weken nadat het rechtmatig verblijf is geëindigd.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak.

Naar boven