Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 december 2010, nr. WJZ/250927 (8303), houdende wijziging van de Regeling behandeling bezwaarschriften OCW en intrekking van de Regeling vaste vergoeding voorzitters Commissie voor bezwaarschriften OCW in verband met de opheffing van de Commissie voor bezwaarschriften van het Ministerie van OCW

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 4, eerste lid, van het Besluit vergoedingen adviescolleges;

Besluit:

ARTIKEL I

De Commissie voor bezwaarschriften als bedoeld in artikel 6 van de Regeling behandeling bezwaarschriften OCW wordt per 1 juni 2011 opgeheven.

ARTIKEL II

Artikel 1 van de Regeling vaste vergoeding voorzitters Commissie voor bezwaarschriften OCW komt als volgt te luiden:

  • 1. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitters van de Commissie voor bezwaarschriften als bedoeld in artikel 6 van de Regeling behandeling bezwaarschriften OCW ontvangen per vergadering een vergoeding.

  • 2. De vergoeding bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

  • 3. De vergoeding per vergadering voor de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitters van de commissie bedraagt 130% van de hoogte van de vergoeding, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitters van de commissie ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland. Deze vergoeding wordt door de secretaris van de commissie afgehandeld.

  • 5. Twee of meer vergaderingen op dezelfde dag worden als één vergadering aangemerkt.

ARTIKEL III

De Regeling behandeling bezwaarschriften OCW wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel c van artikel 1 vervalt.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘4 tot en met 9’ vervangen door: 4 en 5.

2. Het derde lid vervalt.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervallen de zinsneden ‘, bedoeld in het eerste lid,’ en ‘dan wel van de voorzitter van de commissie, bedoeld in artikel 6,’.

2. In het derde lid vervalt de zinsnede ‘of de commissie’.

D

De artikelen 6 tot en met 10 vervallen.

ARTIKEL IV

De Regeling vaste vergoeding voorzitters Commissie voor bezwaarschriften OCW wordt ingetrokken.

ARTIKEL V

Artikel 1 van de Regeling vaste vergoeding voorzitters Commissie voor bezwaarschriften OCW, zoals dat artikel luidde op 31 maart 2011, respectievelijk zoals dat luidde op 31 mei 2011, blijft van toepassing met betrekking tot de afhandeling van betalingsverplichtingen die voor 1 april 2011, respectievelijk in het tijdvak van 1 april 2011 tot en met 31 mei 2011, zijn ontstaan.

ARTIKEL VI

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van de artikelen II tot en met IV.

  • 2. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 april 2011.

  • 3. De artikelen III en IV treden in werking met ingang van 1 juni 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

Algemeen

Eind augustus 2010 is besloten te komen tot opheffing van de onafhankelijke Commissie voor bezwaarschriften zoals bedoeld in artikel 6 van de Regeling behandeling bezwaarschriften OCW (hierna: de regeling). Deze commissie is in 2008 ingesteld als opvolger van de Commissie voor de bezwaarschriften (de Commissie Van Alderwegen) die gefunctioneerd heeft tussen 1 september 1996 en 1 januari 2008.

De Commissie voor bezwaarschriften markeerde bij haar instelling in 2008 de overgang naar een andere wijze waarop binnen OCW bezwaarschriften worden behandeld. In beginsel worden (ontvankelijke) bezwaarschriften niet meer aan de onafhankelijke commissie voorgelegd, maar wordt in alle zaken ambtelijk gehoord, tenzij het hoofd van de uitvoeringsorganisatie waar de behandeling van bezwaarschriften is ondergebracht (sinds 1 januari 2009: de directeur-generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs) meent dat sprake is van een ‘bijzonder geval’ in de zin van artikel 6 van de regeling. Alleen dan wordt het betreffende bezwaarschrift om advies voorgelegd aan de commissie.

Sinds de invoering van deze nieuwe werkwijze is het aantal zaken waarin de commissie heeft gehoord en geadviseerd spectaculair gedaald. Momenteel schommelt het aantal commissiezaken tussen de 3 en de 5 procent. En in tegenstelling tot de verwachting heeft deze ontwikkeling (waarbij dus in ongeveer 95% van het aantal zaken het bezwaar ambtelijk wordt afgedaan) niet geleid tot een stijging van het aantal beroepszaken of van het aantal gegrond verklaarde beroepschriften. De invoering van het (als regel) ambtelijk afdoen van bezwaarschriften heeft overigens ook niet geleid tot een stijging van het aantal ongegrond verklaarde bezwaren.

De nieuwe werkwijze droeg bij aan een sterke verbetering van de tijdige afhandeling van bezwaarschriften. Daardoor wordt beter voldaan aan de termijn uit de Algemene wet bestuursrecht en dat is gelet op bijvoorbeeld de Wet Dwangsom niet onbelangrijk.

De met deze nieuwe werkwijze opgedane ervaringen hebben geleid tot een herbezinning van de rol en positie van de commissie zoals deze sinds januari 2008 functioneert. Met deze regeling wordt uitvoering gegeven aan de uitkomst hiervan, het opheffen van de commissie.

Drie aspecten zijn, in samenhang bezien, bij het besluit tot opheffing van de commissie doorslaggevend geweest:

  • De positie van de commissie: in de afgelopen periode is in vrijwel alle gevallen waarin de commissie adviseerde tot gegrondverklaring van een bezwaarschrift contrair gegaan en zijn de bezwaren om beleidsmatige redenen toch steeds ongegrond verklaard. Dit heeft overigens niet geleid tot een toename in het aantal gegrond verklaarde beroepschriften. Ofschoon het natuurlijk zorgelijk is dat de commissie kennelijk onvoldoende gezag heeft binnen de eigen organisatie moet gezegd worden dat dit de meerwaarde van het in stand laten van de commissie in doorslaggevende mate heeft aangetast;

  • De kosten die verbonden zijn aan de instandhouding van de commissie;

  • De grote kwetsbaarheid van de bezwaarprocedure voor termijnoverschrijdingen.

Met de nu voorliggende regeling worden een aantal wijzigingen doorgevoerd in de Regeling behandeling bezwaarschriften OCW: alle bepalingen met betrekking tot de commissie en alle andere verwijzingen naar die bepalingen worden uit de regeling geschrapt. Verder wordt de vergoedingenregeling voor de voorzitter en vicevoorzitters ingetrokken.

Met de inwerkingtreding van deze regeling zal de commissie per 1 juni 2011 formeel ophouden te bestaan. Op grond van de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) betekent dat concreet dat in alle zaken waarin de commissie eerder om advies gevraagd kon worden voortaan uitsluitend ambtelijk gehoord zal worden. Artikel 7:13 van de Awb is dus niet meer van toepassing.

De Regeling behandeling bezwaarschriften OCW blijft voor het overige bestaan. De behandeling van bezwaarschriften is en blijft opgedragen aan de Dienst Uitvoering Onderwijs. Aan wat in de regeling is opgenomen over de verhouding tot enige bijzondere gebieden (personele aangelegenheden, zaken op grond van de WSF 2000 en de WTOS, de verhouding tot de Regeling adviescommissie bezwaarschriften uitgelote gegadigden) veranderd niets.

Met de opheffing van de commissie vervalt ook de benoeming van de voorzitter, vicevoorzitters en ambtelijke leden van de commissie. Voor de ambtelijke leden heeft dit verder geen gevolgen. Voor de huidige voorzitter en de twee vicevoorzitters betekent de opheffing van de commissie dat zij de periode waarvoor zij benoemd zijn niet zullen kunnen volmaken. Ook de vergoedingenregeling voor de voorzitters wordt ingetrokken.

Sinds 22 september 2010 worden er geen nieuwe zaken meer aan de commissie toebedeeld.

De commissie wordt op basis van deze regeling per 1 juni 2011 formeel opgeheven. Omdat de verwachting is dat de commissie de nu lopende zaken in maart 2011 zal hebben afgedaan, wordt de vaste vergoeding voor de voorzitters met ingang van 1 april 2011 beëindigd. De resterende periode tot 1 juni kan worden benut om onvoorziene bezwaarzaken voor de commissie af te ronden. Te denken valt aan onvoorzien langlopende zaken of zaken die in beroep worden terugverwezen. Voor deze periode wordt een tijdelijke vacatiegeldenregeling per zitting getroffen.

Artikelsgewijs

In artikel II wordt in de Regeling vaste vergoeding voorzitters Commissie voor bezwaarschriften OCW de vaste vergoeding vervangen door een tijdelijke vacatiegeldenregeling. Deze regeling zal gelden van 1 april 2011 tot en met 31 mei 2011, zie artikel VI.

In artikel III wordt de Regeling behandeling bezwaarschriften OCW gewijzigd. De artikelen die de instelling, benoeming en werkwijze van de commissie regelen (de artikelen 6 t/m 9) vervallen. Omdat in de artikelen 3 en 5 naar deze artikelen wordt verwezen, zijn deze artikelen eveneens aangepast. Artikel 10 vervalt omdat deze bepaling is uitgewerkt. Dit artikel treedt op 1 juni 2011 in werking, zie artikel VI.

In artikel IV wordt de Regeling vaste vergoeding voorzitters Commissie voor bezwaarschriften OCW ingetrokken. Nadat de commissie wordt opgeheven heeft deze regeling geen bestaansreden meer. Dit artikel treedt op 1 juni 2011 in werking, zie artikel VI.

In artikel V wordt ten aanzien van de Regeling vaste vergoeding voorzitters Commissie voor bezwaarschriften OCW geregeld dat deze regeling van toepassing blijft op betalingsverplichtingen jegens de voorzitters die voor de wijziging van deze regeling per 1 april 2011, respectievelijk voor de intrekking van deze regeling per 1 juni 2011, zijn ontstaan.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Naar boven