Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 5 februari 2010, nr. BJZ2010003288 houdende wijziging van de Tijdelijke subsidieregeling Innovatieprogramma Mooi Nederland

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 6.10 van de Wet ruimtelijke ordening, artikel 6.3.2.1, vierde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening en artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Tijdelijke subsidieregeling Innovatieprogramma Mooi Nederland wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel h, komt te luiden:

  • h. Agentschap NL: het agentschap van het Ministerie van Economische Zaken dat deze regeling uitvoert;.

B

In artikel 5, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 200.000,–‘ vervangen door: € 100.000,–.

C

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6 Subsidiabele kosten

  • 1. Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de gemaakte aan het project toe te rekenen kosten die rechtstreeks betrekking hebben op de uitvoering van de activiteiten die noodzakelijk zijn voor het leveren van een bijdrage aan het thema en die berekend zijn op basis van:

    • a. de methodiek van de loonkosten vermeerderd met een vaste opslag, waarbij de subsidiabele kosten worden berekend door de volgende te berekenen bedragen bij elkaar op te tellen:

      • 1°. de directe loonkosten per uur, vermenigvuldigd met het aantal uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken personen ten behoeve van deze activiteiten hebben gemaakt;

      • 2°. een vaste opslag voor indirecte kosten uitgedrukt in 50% van de loonkosten;

      • 3°. de kosten van het gebruik van apparatuur en de kosten van verbruikte materialen indien deze in de administratie te onderscheiden zijn, en

      • 4°. de aan derden betaalde kosten, of

    • b. de methodiek van het vaste uurtarief, waarbij de subsidiabele kosten worden berekend door de volgende te berekenen bedragen bij elkaar op te tellen:

      • 1°. het aantal uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken personen ten behoeve van deze activiteiten hebben gemaakt, vermenigvuldigd met € 60,–, in welk bedrag zowel de directe loonkosten als daaraan toegerekende indirecte kosten zijn begrepen;

      • 2°. de kosten van het gebruik van apparatuur en de kosten van verbruikte materialen indien deze in de administratie te onderscheiden zijn, en

      • 3°. de aan derden betaalde kosten.

  • 2. De directe loonkosten per uur worden berekend door de som van de op jaarbasis berekende bruto loonkosten, de niet-winstafhankelijke emolumenten dan wel de extra verdiensten naast het loon, de werkgeverslasten en de kosten van de secundaire arbeidsvoorwaarden, te delen door 1650, waarbij dat getal staat voor het aantal productieve uren per jaar voor een fulltime dienstverband. Van de 1650 productieve uren kan alleen gemotiveerd worden afgeweken.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, geldt voor zover geen loonkosten worden gemaakt, maar niettemin arbeid wordt verricht, voor de berekening van de kosten van die arbeid inclusief de opslag voor indirecte kosten een vast uurtarief van € 35,–.

  • 4. De kosten van aangeschafte apparatuur en verbruikte materialen en hulpmiddelen worden berekend op basis van historische aanschafprijzen.

  • 5. De subsidiabele kosten worden berekend op basis van een voor de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methode, die is gebaseerd op bedrijfeconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de subsidieontvanger stelselmatig toepast.

  • 6. Tot de kosten, bedoeld in het eerste lid, behoren in ieder geval niet:

    • a. kosten die gemaakt zijn vóór de indiening van de aanvraag om subsidie;

    • b. kosten voor eigen personeel van een gemeente, provincie of waterschap;

    • c. onvoorziene kosten;

    • d. plankosten van een uitvoeringsproject;

    • e. uitvoeringskosten van een idee of plan, en

    • f. overige projectkosten, voor zover die niet nader gespecificeerd zijn of niet doelmatig worden geacht door de minister.

D

Artikel 7, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De aanvraag om subsidieverlening kan vanaf 1 maart 2010 worden ingediend en moet uiterlijk 31 mei 2010 om 24:00 uur ontvangen zijn door Agentschap NL, vestiging Utrecht, met gebruikmaking van het daartoe bestemde aanvraagformulier, dat aldaar verkrijgbaar is.

E

Artikel 11, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De aanvragen voor subsidie worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria en weegfactoren:

    • a. de bijdrage aan de doelstellingen van het Programma Mooi Nederland en de thema’s van het Innovatieprogramma Mooi Nederland: weegfactor 2;

    • b. de mate van innovatie: weegfactor 2;

    • c. de mate van overdraagbaarheid: weegfactor 2;

    • d. de mate van samenwerking: weegfactor 1;

    • e. het resultaat op korte termijn: weegfactor 1, en

    • f. de doelmatigheid: weegfactor 1.

F

In artikel 12, eerste lid, wordt ‘SenterNovem’ vervangen door: Agentschap NL.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 februari 2010

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling wijzigt de Tijdelijke subsidieregeling Innovatieprogramma Mooi Nederland. De regeling is in april 2009 in werking getreden. Met het Innovatieprogramma Mooi Nederland zet het Rijk de volgende uitdaging centraal: nieuwe functies gebruiken voor nieuwe kwaliteit. Gezocht wordt naar onverwachte combinaties van lef, creativiteit en slimme uitvoering. Ook wordt gezocht naar vernieuwende projecten waar anderen inspiratie aan kunnen ontlenen. Door samen invulling te geven aan beeld, gebruik en betekenis van onze omgeving wordt ervoor gezorgd dat Nederland mooi is en mooi blijft. De eerste tenderperiode was in 2009. Er zijn toen 224 projecten ingediend, waarvan uiteindelijk 26 projecten in aanmerking zijn gekomen voor subsidie. Tijdens de eerste tenderperiode is naar voren gekomen dat de regeling op onderdelen moet worden gewijzigd om deze beter uitvoerbaar te maken.

Inhoud van de wijziging

Per 1 januari 2010 zijn drie agentschappen van het Ministerie van Economische Zaken, te weten SenterNovem, de EVD en het Octrooicentrum Nederland, opgegaan in één uitvoeringsagentschap: Agentschap NL. Het nieuwe agentschap heeft alle werkzaamheden van de drie genoemde agentschappen overgenomen.

Aanvragen dienen uiterlijk op de sluitingsdag van de tenderperiode in het bezit te zijn van Agentschap NL. De maximale bijdrage voor een idee of plan is verlaagd van € 200.000 naar € 100.000, omdat gebleken is dat € 100.000 voldoende is om een goed idee of plan uit te voeren. Om meer recht te doen aan het doel van de regeling is er een weging bij de criteria aangebracht. De criteria ‘bijdrage aan de doelstellingen en thema’s’, ‘de mate van innovatie’ en ‘de mate van overdraagbaarheid’ wegen twee keer zo zwaar als de overige criteria. Het gaat bij deze regeling immers om het vinden van innovatieve, overdraagbare projecten binnen de thema’s die voor de betreffende tenderperiode van toepassing zijn.

Inwerkingtreding van deze regeling

Deze wijziging betreft een wijziging van een regeling die op 1 maart 2009 voor de (eerste) periode van een jaar van start is gegaan. Omdat de tweede periode, die met onderhavige wijziging wordt vormgegeven, dient aan te sluiten op de eerste periode, wordt wat betreft de inwerkingtreding afgeweken van de per 1 januari 2010 ingevoerde vaste momenten van inwerkingtreding van nieuwe regelgeving en zal de regeling per 1 maart 2010 in werking treden. De datum van 1 maart 2010 als de datum vanaf welke subsidieaanvragen voor de tweede periode kunnen worden ingediend is ook reeds uitgebreid bekend gemaakt op onder meer de VROM-website en in vaktijdschriften.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

Naar boven