De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 9, vierde lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, artikel 10, tweede lid, artikel 16, vierde
lid en artikel 18, vierde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 4, vierde lid en artikel 6, vierde lid,
van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, artikel 11, derde lid, van het Besluit
sociaal flankerend beleid sector Rijk 2008–2012, artikel 16, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, artikel
21, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, artikel 2, tweede en vierde lid, van het Rechtspositiebesluit
raads- en commissieleden, artikel 2, tweede en vierde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, artikel
25, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, artikel 7, derde lid, en artikel 10, derde lid, van het Voorzieningenbesluit
ministers en staatssecretarissen, artikel 32a van de Waterschapswet, artikel 13, eerste lid, van het Reisbesluit binnenland,
artikel 10, tweede lid, van het Reisbesluit buitenland en artikel 12bb van het Verplaatsingskostenbesluit 1989;
Besluit:
TOELICHTING
1. Algemeen
Deze regeling bevat de aanpassing van de bedragen die jaarlijks met ingang van 1 januari worden gewijzigd overeenkomstig diverse
indexcijfers van de prijs- en loonontwikkeling. Deze regeling ziet op bedragen in regelgeving op het terrein van de sector
Rijk en politieke ambtsdragers. Het gaat in hoofdzaak om de volgende indexcijfers.
• de vergoedingsbedragen bij dienstreizen voor logies, ontbijt, lunch, diner, kleine uitgaven overdag en kleine uitgaven ’s
avonds worden jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de ontwikkeling van de relevante onderdelen van de consumentenprijzen.
De vanaf 1 januari 2011 geldende bedragen zijn vastgesteld op basis van de prijsontwikkeling over de periode november 2009
tot en met oktober 2010.
• De tegemoetkomingen voor het met eigen vervoer reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling worden jaarlijks met
ingang van 1 januari aangepast aan de ontwikkeling van de prijzen van een OV jaarkaart 2e klasse. Hierover zijn afspraken
gemaakt met de Samenwerkende Centrales voor Overheidspersoneel bij het in 2008 bereikte akkoord over een nieuwe voorziening
voor het woon-werkverkeer.
• De maximum bedragen voor vergoeding voor werkzaamheden en onkostenvergoeding voor raads- en statenleden worden jaarlijks aan
de hand van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar vastgestelde
indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen en de consumentenprijsindex geldend voor de maand september
van het voorafgaande kalenderjaar aangepast.
Verder wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt enkele bedragen aan te passen die bij de invoering van de regelgeving betreffende
de BES-eilanden niet correct zijn gewijzigd.
2. Artikelsgewijs
Artikel I, nummers 1, 3, 9, 10, 13 tot en met 16, 26 tot en met 34, 42, 44 tot en met 47, en 49 tot en met 52
De volgende toelagen en onkostenvergoedingen worden jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de consumentenprijsindex,
geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar. De consumentenprijsindex voor 2010 is bepaald op 107,26.
Voor 2009 was dit indexcijfer 105,59. Dit betekent dat de bedragen per 1 januari 2011 worden verhoogd met 1,6%. Het betreft
de volgende vergoedingen:
• de vergoeding voor leden van de Eerste en Tweede Kamer voor kosten verbonden aan de uitoefening van het ambt (artikel 16,
eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en artikel 9, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede
Kamer),
• de ambtstoelage voor burgemeesters (artikel 16, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters),
• de onkostenvergoeding voor gedeputeerden (artikel 21, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden),
• de onkostenvergoeding voor wethouders (artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders),
• de onkostenvergoeding voor raadsleden (tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden),
• de onkostenvergoeding voor statenleden (artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden),
• de vergoeding voor ministers en staatssecretarissen voor de kosten van voorzieningen die voor hun eigen rekening komen en
door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt (artikel 10, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit
ministers en staatssecretarissen),
• de vergoeding voor de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman,
de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de leden van de Raad van State en de staatsraden,
de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen voor de kosten van voorzieningen
die voor hun eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt (artikel 7,
tweede lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman).
Op grond van artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 kunnen kamerleden er voor kiezen het kamerlidmaatschap
aan te merken als een dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Op grond van artikel 9, tweede lid,
van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en artikel 16, tweede lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer wordt
de vergoeding voor aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten verhoogd met de voor die vergoeding verschuldigde loonbelasting.
Voor leden van de Tweede Kamer bedraagt de vergoeding op grond van artikel 9, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden
Tweede Kamer in dat geval in 2011 € 5.090,22 per jaar. Voor leden van de Eerste Kamer bedraagt de vergoeding op grond van
artikel 16, tweede lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer in dat geval in 2011 € 4.847,45 per jaar.
Artikel I, nummers 2 en 4 tot en met 7
Artikel 10, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ziet op een vergoeding waarmee de leden van de Eerste Kamer
voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. artikel 18, tweede lid, van de Wet
vergoedingen leden Eerste Kamer betreft de vergoeding voor verblijfkosten. Voor leden van de Eerste Kamer die hebben gekozen
voor het aanmerken van het kamerlidmaatschap als dienstbetrekking wordt deze vergoeding op grond van artikel 18, derde lid,
van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer verhoogd met de verschuldigde loonbelasting.
Met ingang van 1 januari 2011 bedragen de jaarlijkse vergoedingen, bedoeld in artikel 18, derde lid, van de Wet vergoedingen
leden Eerste Kamer:
Reisafstand | Vergoeding art. 18, derde lid |
---|
0 km | € 634,28 |
10 km | € 6.315,54 |
75 km | € 12.633,61 |
150 km | € 20.529,94 |
De vergoeding voor verblijfkosten voor leden van de Tweede Kamer is geregeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling
leden Tweede Kamer. Deze bepaling bevat een rekenregel, zodat in onderhavige regeling de bedragen niet gewijzigd hoeven te
worden. In artikel 8, vierde lid, is voorts bepaald dat de vergoeding wordt verhoogd met de verschuldigde loonbelasting, indien
het kamerlid kiest voor het aanmerken van zijn lidmaatschap als dienstbetrekking. Op grond van artikel 10 van de Wet schadeloosstelling
leden Tweede Kamer dienen wijzigingen in de bedragen van artikel 8 in de Staatscourant te worden bekend gemaakt. Om deze reden
volgt hieronder een overzicht van de jaarlijkse vergoedingen op grond van artikel 8, tweede en vierde lid, van de Wet schadeloosstelling
leden Tweede Kamer per 1 januari 2011.
Reisafstand | Vergoeding art. 18, derde lid |
---|
0 km | € 634,28 |
10 km | € 6.315,54 |
75 km | € 12.633,61 |
150 km | € 20.529,94 |
Artikel I, nummer 8 en 48
Deze wijzigingen strekken tot aanpassing van de bedragen die zijn opgenomen in artikel 7, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit
ministers en staatssecretarissen en artikel 4, derde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer
en Nationale ombudsman. Het in deze bepalingen vermelde bedrag heeft betrekking op de maximaal toegestane kilometerprijs van
een aan te schaffen dienstauto. Het bedrag wordt per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig
de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease inclusief brandstof, zoals door het
Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd, over het tweede kalenderjaar voorafgaand aan genoemde datum ten opzichte
van hetzelfde indexcijfer over het jaar daaraan voorafgaand. De stijging van de normbedragen zoals die met dit besluit gestalte
krijgt is als volgt berekend. Het prijsindexcijfer autolease personenauto’s 2009 was 129. Het prijsindexcijfer autolease personenauto’s
2008 was 126,9. Het verschil is dus 129 -126,9 = 2,1. In een percentage uitgedrukt is de stijging 1,65%. Het normbedrag voor
2011 was (niet afgerond) € 0,573051875 vermenigvuldigd met 1,65% wordt dat 0,5825072309375, afgerond € 0,58.
Artikel I, nummers 11 en 12
In artikel 11 van het Besluit sociaal flankerend beleid sector Rijk 2008–2012 zijn twee voorzieningen opgenomen die betrekking
hebben op verhuizing. De bij deze voorzieningen behorende bedragen worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd op basis van
het consumentenprijsindexcijfer over de periode november tot en met oktober. De index bedraagt 1,6%.
Artikel I, nummers 17 tot en met 25, 35 tot en met 41, 43 en 53
Het maximumbedrag van de vergoeding voor werkzaamheden toegekend aan raadsleden en statenleden (tabel I van het Rechtspositiebesluit
raads- en commissieleden respectievelijk artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden) worden
jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de hand van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de maand
september van het voorafgaande kalenderjaar vastgestelde indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen. De
vergoedingen per 1 januari 2011 worden verhoogd met 2,0%. Dit is de procentuele verhoging van het indexcijfer van 2010 (130,2)
ten opzichte van 2009 (127,7). De vergoeding aan een lid van een commissie, vermeld in tabel IV van het Rechtspositiebesluit
raads- en commissieleden en artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden worden overeenkomstig aangepast.
Tot slotwordt ook de vergoeding voor leden van het algemeen bestuur die geen lid zijn van het dagelijks bestuur (artikel 3.2,
eerste lid, van het Waterschapsbesluit overeenkomstig aangepast.
Artikel I, nummers 54 tot en met 59
De bedragen voor de vergoeding van kleine uitgaven overdag en kleine uitgaven ‘s avonds worden geïndexeerd met 1,6%, de gemiddelde
stijging van het totaal van de componenten ontbijt, lunch en diner.
De bedragen voor lunch en diner worden geïndexeerd met 2,2%, de gemiddelde wijziging van de consumentenprijsindexen voor restaurants,
fastfood en afhaalservice en cafés.
De bedragen voor logies en ontbijt worden geïndexeerd met -0,8%, de wijziging van de consumentenprijsindex voor accommodaties.
Artikel I, nummers 60 tot en met 67
Het maximumbedrag per maand van de tegemoetkoming per kilometer voor degene die de plaats van tewerkstelling niet of niet
doelmatig per openbaar vervoer kan bereiken (artikel 12a Verplaatsingskostenbesluit 1989) en voor degene die de afstand tussen
de woning en de plaats van tewerkstelling per fiets aflegt (artikel 12b, tweede lid, Verplaatsingskostenbesluit 1989) wordt
vastgesteld op een twaalfde deel van de per 1 januari 2011 geldende grootverbruikcontractprijs van een OV jaarkaart 2e klasse.
Deze grootverbruikcontractprijs bedraagt, op basis van de door de NS opgegeven prijs van een OV jaarkaart 2e klasse, op 1 januari
2011 € 3.992,92. De tegemoetkoming in gemaakte reiskosten bedraagt vanaf 1 januari 2011 aldus € 332,74.
Het maximumbedrag per maand van de tegemoetkoming per kilometer voor degene die de plaats van tewerkstelling met het openbaar
vervoer kan bereiken, maar daarvan geen gebruik maakt (artikel 12b, eerste lid, Verplaatsingskostenbesluit 1989) wordt geïndexeerd
met 1,4%, de prijsstijging van een OV jaarkaart 2e klasse, en bedraagt per 1 januari 2011 € 49,98.
Voor degenen die niet regelmatig naar dezelfde plaats van tewerkstelling reizen (artikel 12, tweede lid, en artikel 13, eerste
lid, onder b van de Verplaatsingskostenregeling 1989) is een maximale tegemoetkoming per dag van toepassing. De maximale bedragen
per dag (€ 18,66 respectievelijk € 2,80) zijn het resultaat van de volgende berekening: Het maandbedrag ( € 332,74 respectievelijk
€ 49,98), vermenigvuldigd met twaalf (maanden) en gedeeld door 214 (het reguliere aantal reisdagen per jaar, zoals opgenomen
in de formule in artikel 12 van de verplaatsingskostenregeling 1989).
De bedragen voor de tegemoetkoming per kilometer (artikel 12, vijfde lid, onderdeel d, en artikel 13, eerste lid, onderdeel
c, van de Verplaatsingskostenregeling 1989) worden per 1 januari 2011 verhoogd tot 17 respectievelijk 6 eurocent per kilometer.
De hoge tegemoetkoming per kilometer wordt vastgesteld, door het niet afgeronde bedrag van 1 januari 2010 (16,43 eurocent)
te indexeren met de prijsstijging van een OV jaarkaart 2e klasse van 1,4% en de uitkomst (16,66 eurocent) rekenkundig af te
ronden op hele eurocenten (17 eurocent). De lage tegemoetkoming wordt vastgesteld, op een derde deel van de niet afgeronde
hoge tegemoetkoming per kilometer, hetgeen resulteert in een bedrag van 5,55 eurocent, en wordt eveneens rekenkundig afgerond
op hele eurocenten (6 eurocent).
Artikel II
In de Aanpassingsregeling BES BZK is onder meer de bijlage I behorende bij het Reisregeling buitenland aangepast aan de nieuwe
staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk. In bijlage I zijn echter abusievelijk oude bedragen opgenomen. De bijlage
wordt met terugwerkende kracht tot en met 10 oktober 2010 aangepast.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
J.P.H. Donner.