Deelregeling beurzen en stipendia Fonds Podiumkunsten

17 november 2010

Het bestuur van het Fonds Podiumkunsten,

Gelet op artikel 10 lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid en artikel 4 van het Algemeen Reglement van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+;

Besluit:

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 1.1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

bestuur:

de raad van bestuur van de stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+;

Fonds Podiumkunsten:

de stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+;

Nederland:

Het Koninkrijk der Nederlanden, bestaande uit Nederland inclusief Bonaire, Sint-Eustatius en Saba en Aruba, Curaçao en Sint Maarten;

podiumkunstenaar:

iemand die artistiek-inhoudelijk actief is in de podiumkunsten en in die hoedanigheid aantoonbaar geïntegreerd is in de professionele podiumkunstpraktijk in Nederland;

verzamelinkomen:

het bedrag zoals gedefinieerd in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel 1.2. Subsidievormen

Het bestuur kan subsidie verstrekken aan individuen in de vorm van ontwikkelingsbeurzen, werkbeurzen en stipendia.

Artikel 1.3. Beperking

Een individu kan nooit over enige periode tegelijkertijd meerdere subsidies ontvangen op basis van deze regeling.

Artikel 1.4. De aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend met behulp van een door het bestuur opgesteld aanvraagformulier voor de betreffende subsidievorm.

  • 2. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde aanvraagformulier tijdig is ontvangen door het fonds en vergezeld gaat van de op het formulier vermelde bijlagen.

  • 3. Het bestuur kan een of meer aanvraagrondes per jaar per subsidievorm vaststellen. De bijbehorende indiendata worden bekendgemaakt via de website van het Fonds Podiumkunsten.

  • 4. Het bestuur kan digitale indiening mogelijk maken. Het bepaalde in lid een tot en met drie is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1.5. Procedure

  • 1. Het bestuur kan advies vragen over ingediende aanvragen. Adviseurs beoordelen de aan hen voorgelegde aanvragen met inachtneming van het bepaalde in deze regeling.

  • 2. Het bestuur informeert de aanvrager binnen 13 weken na de uiterlijke indiendatum schriftelijk over zijn besluit. Als voor de motivering van het besluit wordt verwezen naar een over de aanvraag uitgebracht advies wordt de tekst van het advies aan de aanvrager toegezonden, tenzij deze heeft aangegeven daar geen prijs op te stellen.

Artikel 1.6. Subsidieplafond

  • 1. Het bestuur kan een of meer subsidieplafonds vaststellen voor de in deze regeling opgenomen subsidievormen.

  • 2. Het bestuur kan eerder vastgestelde subsidieplafonds verhogen of verlagen.

  • 3. Besluiten als bedoeld in het eerste en tweede lid worden bekendgemaakt via de website van het Fonds Podiumkunsten.

Artikel 1.7. Verdeling budget

  • 1. Aanvragen die aan de voorwaarden voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen worden onderverdeeld in drie categorieën:

    • A: honoreren;

    • B: honoreren voor zover het budget dat toelaat; en

    • C: niet honoreren.

  • 2. Als een subsidieplafond ontoereikend is om alle aanvragen in de categorieën a en b te honoreren, plaatst het bestuur de aanvragen in categorie b in een rangorde op basis van de criteria voor de betreffende aanvragen.

  • 3. Het bestuur honoreert eerst de aanvragen in categorie a voor het geadviseerde subsidiebedrag en vervolgens de aanvragen in categorie b voor het geadviseerde subsidiebedrag in volgorde van de rangorde totdat het subsidieplafond is bereikt. De resterende aanvragen worden afgewezen.

  • 4. Indien het bestuur een subsidieplafond verhoogt, wordt eerst het subsidiebedrag van een aanvraag die wegens ontoereikendheid van het budget gedeeltelijk was gehonoreerd alsnog verhoogd tot het geadviseerde subsidiebedrag.

Artikel 1.8. Algemene weigeringsgronden

Het bestuur kan, onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, subsidie weigeren:

  • a) als de aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten;

  • b) als reeds tweemaal eerder voor dezelfde activiteit subsidie is aangevraagd;

  • c) als de aanvrager in de voorgaande twee jaar niet heeft voldaan aan een of meer aan een subsidie verbonden voorwaarden of verplichtingen, waaronder in elk geval ook vallen het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de uitvoering en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

  • d) als de aanvraag betrekking heeft op een reeds geheel of gedeeltelijk voltooide activiteit;

  • e) als de eerste openbare activiteit waarvoor het subsidie (mede) is bestemd plaatsvindt binnen 4 maanden na de uiterste indiendatum;

  • f) als aannemelijk is dat de activiteit ook tot stand zal komen als geen subsidie wordt verstrekt.

Paragraaf 2: Ontwikkelingsbeurzen

Artikel 2.1. Doel

Het bestuur verstrekt ontwikkelingsbeurzen aan individuen om bij te dragen aan de verdieping van hun vakmatige of artistiek-inhoudelijke kennis of vaardigheden en zo de kwaliteit en verscheidenheid in de podiumkunsten in Nederland te stimuleren.

Artikel 2.2. Aanvrager

  • 1. Een ontwikkelingsbeurs kan worden aangevraagd door een podiumkunstenaar die aantoonbaar gedurende geruime tijd als zodanig actief is.

  • 2. Een aanvrager kan per ronde niet meer dan één aanvraag voor een ontwikkelingsbeurs indienen.

Artikel 2.3. Vereisten

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt als de resultaten naar verwachting zullen bijdragen aan het functioneren van de aanvrager in zijn eigen werkpraktijk.

  • 2. Subsidie wordt niet verstrekt als de aanvraag betrekking heeft op:

    • a) een opleiding in Nederland waarvoor studiefinanciering kan worden verstrekt, ongeacht of de aanvrager daarvoor in aanmerking komt;

    • b) activiteiten waarin reeds wordt voorzien door instellingen in het culturele veld die daar subsidie voor ontvangen van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of het Fonds Podiumkunsten;

    • c) het doen van wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 2.4. Beoordeling

  • 1. Aanvragen worden ten opzichte van elkaar afgewogen aan de hand van de volgende criteria:

    • a) artistieke kwaliteiten van de aanvrager;

    • b) mate waarin het plan bijdraagt aan de ontwikkeling van de aanvrager;

    • c) mate waarin het te verwachten resultaat bijdraagt aan diversiteit van de podiumkunstpraktijk in Nederland.

  • 2. Een auditie of motivatiegesprek kan onderdeel zijn van de beoordelingsprocedure.

Artikel 2.5. Hoogte ontwikkelingsbeurs

Het bestuur kan richtlijnen vaststellen aan de hand waarvan de hoogte van de ontwikkelingsbeurs wordt bepaald.

Paragraaf 3: Werkbeurzen theatertekst

Artikel 3.1. Doel

Het bestuur verstrekt werkbeurzen theatertekst om bij te dragen aan de artistieke ontplooiing van auteurs en zo de kwaliteit en verscheidenheid binnen de podiumkunsten te stimuleren.

Artikel 3.2. Aanvrager

  • 1. Een werkbeurs kan worden aangevraagd door een podiumkunstenaar die minimaal vier literaire werken heeft voortgebracht, waarvan minimaal twee theaterteksten, die voldoen aan de door het fonds daaraan gestelde eisen.

  • 2. Een aanvrager kan per ronde niet meer dan één aanvraag voor een werkbeurs theatertekst indienen.

  • 3. Een aanvrager kan geen aanvraag indienen als hij eerder subsidie heeft ontvangen van het Letterenfonds voor het schrijven van een theatertekst en de activiteiten in dat kader nog niet zijn afgerond.

  • 4. Literaire werken als bedoeld in het eerste lid zijn theaterteksten met een verwachte minimale tijdsduur van circa 60 minuten die in productie zijn genomen door een professioneel gezelschap of producent en boeken die in een oplage van minimaal 500 exemplaren zijn uitgegeven door een professionele uitgever en in de reguliere boekhandel gedistribueerd.

Artikel 3.3. Vereisten

  • 1. Een werkbeurs kan worden verstrekt als aannemelijk is dat een theatertekst tot stand komt die binnen 18 maanden na de indiendatum afgerond zal zijn.

  • 2. Als er een instelling is die zich specifiek richt op het uitvoeren van het werk van de auteur of die eerder een of meer teksten van de betreffende auteur heeft uitgevoerd kan subsidie alleen worden verstrekt als de aanvrager overtuigend aantoont dat de te schrijven theatertekst niet met het oog op deze partij wordt geschreven.

Artikel 3.4. Beoordeling

Aanvragen worden ten opzichte van elkaar afgewogen aan de hand van de volgende criteria:

  • a) kwaliteit van eerdere literaire werken van de aanvrager;

  • b) oorspronkelijkheid en zeggingskracht van de te schrijven theatertekst;

  • c) mate waarin het voornemen bijdraagt aan concrete verdieping of verbreding in het werk van de aanvrager;

  • d) verwachtingen ten aanzien van de speelpotentie van de theatertekst waarvoor de werkbeurs wordt aangevraagd;

  • e) mate waarin het te verwachten resultaat bijdraagt aan de diversiteit in het repertoire voor theater.

Artikel 3.5. Hoogte werkbeurs

Het bestuur kan richtlijnen vaststellen aan de hand waarvan de hoogte van de werkbeurs wordt bepaald.

Paragraaf 4: Werkbeurzen compositie

Artikel 4.1. Doel

Het bestuur verstrekt werkbeurzen compositie om bij te dragen aan de artistieke ontplooiing van componisten en zo de kwaliteit en verscheidenheid binnen de podiumkunsten te stimuleren.

Artikel 4.2. Aanvrager

  • 1. Een werkbeurs compositie kan worden aangevraagd door een podiumkunstenaar die minimaal vier composities heeft voortgebracht, waarvan minimaal twee composities in het openbaar zijn uitgevoerd.

  • 2. Een aanvrager mag op het moment van indiening van de aanvraag geen opleiding volgen op het terrein van compositie.

  • 3. Als meerdere individuen collectief verantwoordelijk zijn voor het totstandkomen van een compositie kan een van de leden van het collectief aanvragen voor de gezamenlijke compositieactiviteiten. De voorwaarde uit het eerste lid geldt voor elk van de leden van het collectief.

  • 4. Een individu kan per ronde bij niet meer dan twee aanvragen voor een werkbeurs compositie betrokken zijn.

Artikel 4.3. Beoordeling

Aanvragen worden ten opzichte van elkaar afgewogen aan de hand van de volgende criteria:

  • a) kwaliteit van eerdere composities van de aanvrager;

  • b) mate waarin het plan bijdraagt aan concrete verdieping of verbreding in het werk van de aanvrager;

  • c) verwachtingen ten aanzien van de speelpotentie van de composities waarvoor de werkbeurs wordt aangevraagd;

  • d) mate waarin het te verwachten resultaat bijdraagt aan de diversiteit in het eigentijdse muziekrepertoire in Nederland.

Artikel 4.4. Hoogte werkbeurs

Een werkbeurs wordt verstrekt voor een periode van 3 of 6 maanden en wordt berekend op basis van een door het bestuur vast te stellen subsidiebedrag per maand.

Paragraaf 5: Stipendium compositie

Artikel 5.1. Doel

Het bestuur verstrekt stipendia compositie om componisten in staat te stellen gedurende een langere periode te werken aan een of meerdere werken en zo de kwaliteit en verscheidenheid binnen de podiumkunsten te stimuleren.

Artikel 5.2. Aanvrager

Een stipendium compositie kan worden aangevraagd door een podiumkunstenaar die minimaal 8 jaar actief componeert en wiens werk regelmatig wordt uitgevoerd in de Nederlandse muziekpraktijk.

Artikel 5.3. Vereisten

  • 1. Het verstrekken van een stipendium is alleen mogelijk als het verzamelinkomen van een aanvrager in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend niet hoger is dan een door het bestuur vast te stellen bedrag.

  • 2. Als het verzamelinkomen van een aanvrager niet voldoet aan de eis uit het eerste lid, kan een stipendium desalniettemin worden verstrekt als en voor zover de aanvrager kan aantonen dat dit in de jaren waarvoor het stipendium wordt aangevraagd wel het geval zal zijn.

  • 3. Uit het ingediende plan moet overtuigend blijken dat de aanvrager gedurende de periode waarvoor het stipendium wordt aangevraagd componeren als voornaamste activiteit heeft.

Artikel 5.4. Beoordeling

Aanvragen worden ten opzichte van elkaar afgewogen aan de hand van de volgende criteria:

  • a) kwaliteit van eerdere composities van de aanvrager;

  • b) mate waarin het plan bijdraagt aan concrete verdieping of verbreding in het werk van de aanvrager;

  • c) verwachtingen ten aanzien van de speelpotentie van de composities waarvoor de werkbeurs wordt aangevraagd;

  • d) mate waarin het te verwachten resultaat bijdraagt aan de diversiteit in het eigentijdse muziekrepertoire in Nederland.

Artikel 5.5. Hoogte stipendium

  • 1. Een stipendium compositie wordt verstrekt voor een aaneengesloten periode van twee kalenderjaren. De hoogte van het stipendium wordt bepaald op basis van een door het bestuur vast te stellen subsidiebedrag per maand.

  • 2. Als in enig jaar ten behoeve van een ontvanger van een stipendium compositie een subsidie compositieopdracht wordt verstrekt, wordt het stipendium verlaagd met de helft van het bedrag van het subsidie compositieopdracht.

  • 3. Een stipendium compositie kan lager worden vastgesteld of ingetrokken als blijkt dat het verzamelinkomen van de aanvrager in enig jaar waarvoor een stipendium is verstrekt hoger is dan de door het bestuur vastgestelde inkomensgrens als bedoeld in artikel 5.3. De verlaging is gelijk aan het verschil tussen het verzamelinkomen en de inkomensgrens en is maximaal gelijk aan het bedrag van het over het betreffende kalenderjaar verstrekte stipendium.

Artikel 5.6. Uitbetaling stipendium

  • 1. Een stipendium compositie wordt bevoorschot in termijnen van drie maanden.

  • 2. Een ontvanger van een stipendium kan het bestuur verzoeken de uitbetaling van voorschotten op een andere wijze te verdelen over de periode waarvoor het stipendium is toegekend.

Artikel 5.7. Verplichtingen

De ontvanger van een stipendium compositie dient opgaaf te doen van zijn verzamelinkomen zoals dat wordt vastgesteld op basis van de Wet op de loonbelasting over de jaren waarop het stipendium betrekking heeft. Deze opgaaf dient zo spoedig mogelijk na afloop van dat jaar, maar uiterlijk vóór 15 juli van het daar opvolgende jaar te geschieden door indiening van een kopie van de aangifte alsmede een kopie van de definitieve aanslag, zodra deze door de aanvrager ontvangen is.

Paragraaf 6: Overige bepalingen

Artikel 6.1. Aan het subsidie verbonden verplichtingen

  • 1. De ontvanger van het subsidie meldt onverwijld aan het bestuur als:

    • a) de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen doorgaan;

    • b) niet of niet geheel aan de aan het subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; of

    • c) er aanzienlijke wijzigingen zijn ten opzichte van het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt.

  • 2. Het bestuur kan bij beschikking andere dan de in het eerste lid opgenomen verplichtingen aan het subsidie verbinden.

Artikel 6.2. Verantwoording van het subsidie

  • 1. Het bestuur kan na het verstrijken van de in de aanvraag opgenomen einddatum de ontvanger van het subsidie verzoeken bewijsstukken te overleggen waarmee kan worden aangetoond dat de gesubsidieerde activiteiten volgens plan hebben plaatsgevonden.

  • 2. Als de ontvanger van het subsidie niet kan aantonen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt volgens plan hebben plaatsgevonden, kan het bestuur het subsidie lager vaststellen of intrekken.

  • 3. Als op enig moment blijkt dat niet is voldaan aan een enige verplichting, kan het bestuur het subsidie lager vaststellen of intrekken.

  • 4. Binnen 22 weken na het verstrijken van de in de aanvraag opgenomen afrondingsdatum stelt het bestuur het subsidie ambtshalve vast, tenzij dit niet mogelijk is omdat het bestuur de ontvanger van het subsidie heeft verzocht bewijsstukken als bedoeld in het eerste lid in te sturen.

Artikel 6.3. Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 6.4. Inwerkingtreding en overgangsrecht

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6.5. Intrekking

  • 1. De Deelregeling werkbeurzen theaterauteurs van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ en de Deelregeling individuele subsidies van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ 2009–2010 worden ingetrokken.

  • 2. Op subsidies die zijn verleend op basis van de in het eerste lid genoemde regelingen, blijft het bepaalde in die regelingen van toepassing.

Artikel 6.6. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Deelregeling beurzen en stipendia Fonds Podiumkunsten.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Het bestuur van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+,

namens deze:

G. Lawson,

directeur/voorzitter Raad van Bestuur.

Vastgesteld in de vergadering van het bestuur van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+, d.d. 17 november 2010.

TOELICHTING

1. Inleiding

Met de Deelregeling werkbeurzen en stipendia beoogt het Fonds Podiumkunsten podiumkunstenaars in de gelegenheid te stellen hun vakmatige of artistiek-inhoudelijke kennis of vaardigheden te verdiepen of een concreet werk te scheppen zonder dat direct sprake is van een opdrachtgever. Zo wordt de kwaliteit en verscheidenheid in de podiumkunsten in Nederland gestimuleerd.

De Deelregeling bevat verschillende subsidievormen: ontwikkelingsbeurzen, werkbeurzen theatertekst en compositie en stipendia compositie. Deze worden hieronder een voor een toegelicht.

2A. Ontwikkelingsbeurzen

algemeen

Ontwikkelingsbeurzen worden verstrekt voor individuele artistieke heroriëntatie en bijscholing. Daarnaast is de ontwikkelingsbeurs bedoeld voor jonge talenten die zich in Nederland niet verder meer kunnen ontwikkelen omdat ze reeds zijn afgestudeerd op het hoogste niveau. Daarbij valt te denken aan het volgen van masterclasses of een vervolgstudie aan een prestigieus buitenlands instituut.

wie kan aanvragen

Een ontwikkelingsbeurs kan worden aangevraagd door een podiumkunstenaar die al gedurende geruime tijd actief is in het Nederlandse podiumkunstenveld. Docenten kunnen geen ontwikkelingsbeurs aanvragen, de aanvrager moet actief zijn in de uitvoeringspraktijk.

waarvoor kan worden aangevraagd

Een ontwikkelingsbeurs kan voor heel uiteenlopende activiteiten worden verstrekt. Bij de beoordeling wordt gekeken naar het verband tussen de specifieke aanvrager en het gevraagde (de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd). Bij iemand die pas is afgestudeerd is een subsidieaanvraag voor artistieke heroriëntatie niet subsidiabel, net zomin als een vervolgopleiding voor iemand die al geruime tijd in de praktijk werkzaam is.

Een ontwikkelingsbeurs bestaat uit een bedrag dat wordt vastgesteld op basis van de kosten die met het plan gemoeid zijn. Het kan gaan om voorbereidingskosten, reis- en verblijfskosten, kosten voor de opleiding/cursus/masterclass, studiemateriaal en dergelijke. Er wordt van de aanvrager verwacht dat hij of zij ook gebruik maakt van andere financieringsmogelijkheden, voor zover aanwezig. De hoogte van het bedrag is variabel, maar het gaat in de regel om een beperkt bedrag dat past bij een incidentele investering in de ontwikkeling van een podiumkunstenaar.

Aanvragen moeten vier maanden voordat de activiteiten beginnen worden ingediend. Ontwikkelingsbeurzen worden niet verstrekt voor het volgen van reguliere opleidingen in Nederland, zoals bachelor- of masteropleidingen aan hogescholen voor de kunsten (conservatoria en theaterscholen). Ook wordt geen ontwikkelingsbeurs verstrekt als bijvoorbeeld een productiehuis al voorziet in het soort activiteit dat de aanvrager wil ondernemen. Het deelnemen aan post-doctorale trajecten of het doen van promotie-onderzoek is evenmin subsidiabel in dit kader.

Het volgen van een buitenlandse masteropleidingen kan wel voor een bijdrage in aanmerking komen, zij het dat het Fonds Podiumkunsten nooit de totale kosten kan subsidiëren.

hoe wordt de aanvraag beoordeeld

De subsidieaanvragen voor een ontwikkelingsbeurs worden in meerdere jaarlijkse subsidierondes behandeld. De bijbehorende indiendata worden bekend gemaakt via de website van het Fonds Podiumkunsten.

Alle aanvragen die aan de eisen voldoen, worden getoetst aan de volgende criteria:

  • a) artistieke kwaliteiten van de aanvrager;

  • b) mate waarin het plan bijdraagt aan de ontwikkeling van de aanvrager;

  • c) mate waarin het te verwachten resultaat bijdraagt aan de diversiteit van de podiumkunstpraktijk in Nederland.

Voor de toets van criterium a wordt gekeken naar de kwaliteit van het recente werk van de aanvrager. Vakmanschap, oorspronkelijkheid en zeggingskracht zijn de drie onderdelen die daarbij worden getoetst. Daarbij heeft vakmanschap betrekking op de ambachtelijke vaardigheid. Vakmanschap valt niet één-op-één samen met het gevolgd hebben van een vakopleiding. Oorspronkelijkheid gaat over de eigenheid en de herkenbare artistieke signatuur van het werk. Zeggingskracht ten slotte hangt af van de wijze waarop een aanvrager met zijn werk het publiek aanspreekt. Weet de aanvrager zijn publiek te beroeren, te prikkelen of te verrassen?

Criterium b toetst hoe het plan past in de ontwikkeling van de aanvrager. Wat is de meerwaarde voor de ontwikkeling van de aanvrager? Levert het plan naar verwachting op wat nodig is? Is dit het juiste moment?

Criterium c beoogt vast te leggen dat, hoewel de autonome ontwikkeling van de aanvrager centraal staat, ook gekeken wordt naar de waarde voor de podiumkunstenpraktijk in het algemeen. In hoeverre levert het plan een interessante bijdrage aan dat wat er al is of dat wat al wordt gemaakt? Daarbij wordt ook over de grenzen van de gesubsidieerde podiumkunstpraktijk gekeken.

2B. Werkbeurzen theatertekst

algemeen

Werkbeurzen worden verstrekt aan professionele auteurs die zelf het initiatief nemen om een theatertekst te schrijven. Daarmee wordt gedoeld op een situatie waarin de primaire beslissing om een tekst te schrijven bij de auteur ligt. Dit tegenover de situatie waarin een gezelschap of producent als opdrachtgever optreedt waarbij de schrijver gevraagd is te schrijven over een bepaald thema, voor een bepaalde groep acteurs et cetera. De werkbeurzen zijn dus bedoeld voor situaties waar de scheppingsdrang van de auteur centraal staat. Uiteindelijk is het doel om enerzijds verdieping en verbreding op individueel niveau mogelijk te maken en langs die weg een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het (tekst)theater in Nederland, terwijl het ook tot een speelbare tekst komt (dat wil zeggen een tekst waarvan het realistisch is dat deze, mits de auteur slaagt in zijn bedoeling, ook aantrekkelijk is voor een gezelschap of producent om deze op te voeren).

Deze regeling wordt uitgevoerd door het Fonds Podiumkunsten en staat voorlopig naast de werkbeurzen voor auteurs zoals die worden verstrekt door het Nederlands Letterenfonds, waar de aanwezigheid van een opdrachtgever juist vereist is. Beide fondsen streven naar samenvoegen van de subsidiemogelijkheden.

wie kan aanvragen

Deze subsidievorm richt zich op auteurs die al enige ervaring hebben met het schrijven van teksten voor theater. Daarom is aanvragen alleen mogelijk als de aanvrager in totaal minimaal vier literaire werken (waarbij naast theaterteksten ook boeken meetellen) waaronder minimaal twee theaterteksten op zijn naam heeft staan. Een theatertekst telt alleen mee als de tekst in productie is genomen door een professionele producent of een professioneel gezelschap. Daaronder vallen ook productiehuizen of commerciële producenten. Boeken moeten zijn uitgegeven door een professionele uitgever in een oplage van minimaal 500 exemplaren en gedistribueerd in de reguliere boekhandel. Uitgaven in eigen beheer, boeken die alleen digitaal verkrijgbaar zijn of via print-on-demand tellen niet mee. Als een toneeltekst ook als boek verkrijgbaar is, telt deze maar één keer.

Een auteur kan per ronde maar één aanvraag indienen. Het is dus niet mogelijk kansen te spreiden door meerdere aanvragen tegelijk te doen. Verder kan ook niet worden aangevraagd als een auteur al een individuele subsidie heeft voor het schrijven van een theatertekst en die tekst nog niet is afgerond. Dat geldt zowel voor auteurs die een werkbeurs hebben ontvangen van het Fonds Podiumkunsten op basis van deze regeling, als voor auteurs die subsidie hebben ontvangen van het Nederlands Letterenfonds.

waarvoor kan worden aangevraagd

Een werkbeurs theatertekst kan alleen worden toegekend als het gaat om een aanvraag die op eigen initiatief tot stand komt. Een tekst die in opdracht van een derde wordt geschreven, komt niet voor subsidie in aanmerking. Als er een instelling is die zich specifiek richt op het uitvoeren van het werk van de aanvragende auteur of die al meerdere teksten van de betreffende auteur heeft uitgevoerd, kan een werkbeurs alleen worden aangevraagd als de aanvrager aantoont dat de theatertekst niet met het oog op deze partij wordt geschreven. Te denken valt aan een auteur die ook als regisseur optreedt en in dat kader zijn eigen werk produceert of een auteur die als huisschrijver van een gezelschap fungeert.

Overigens verwacht het Fonds wel van een aanvrager dat hij zich rekenschap geeft van de uitvoeringsmogelijkheden. Zie wat hierover onder de criteria is vermeld.

Verder wordt geen werkbeurs verstrekt, als de verwachting is dat het werk zonder subsidie ook tot stand zou komen. Daarmee wordt niet gedoeld op een situatie waarin een auteur zonder subsidie toch aan de betreffende tekst zou gaan werken, maar op de situatie waarin er een derde partij is van wie aannemelijk is dat die in dat geval de kosten zal vergoeden.

Verder moet de aanvrager aannemelijk maken dat de tekst – in principe – binnen 18 maanden zal worden afgerond.

hoe wordt de aanvraag beoordeeld

De subsidieaanvragen voor een werkbeurs theatertekst worden in beginsel in twee jaarlijkse subsidierondes behandeld. De bijbehorende indiendata worden bekend gemaakt via de website van het Fonds Podiumkunsten.

Alle aanvragen die aan de eisen voldoen, worden getoetst aan de volgende criteria:

  • a) kwaliteit van eerdere literaire werken van de aanvrager;

  • b) oorspronkelijkheid en zeggingskracht van de te schrijven theatertekst;

  • c) mate waarin het voornemen bijdraagt aan concrete verdieping of verbreding in het werk van de aanvrager;

  • d) verwachtingen ten aanzien van de speelpotentie van de theatertekst waarvoor de werkbeurs wordt aangevraagd;

  • e) mate waarin het te verwachten resultaat bijdraagt aan de diversiteit in het repertoire voor theater.

Voor de toets van criterium a wordt gekeken naar de kwaliteit van het recente werk van de aanvrager. Vakmanschap, oorspronkelijkheid en zeggingskracht zijn de drie onderdelen die daarbij worden getoetst. Daarbij heeft vakmanschap betrekking op de ambachtelijke vaardigheid van de auteur. Vakmanschap valt niet één-op-één samen met het gevolgd hebben van een vakopleiding. Oorspronkelijkheid gaat over de eigenheid en de herkenbare artistieke signatuur van het werk van de auteur. Zeggingskracht ten slotte hangt af van de wijze waarop een auteur met zijn werk het publiek aanspreekt. Weet de auteur zijn publiek te beroeren, te prikkelen of te verrassen?

Bij criterium b staat de beschrijving uit de aanvraag centraal. Geeft die het vertrouwen dat een interessante tekst tot stand komt, met voldoende zeggingskracht en oorspronkelijkheid?

Criterium c zet de tekst zoals die is beschreven in de aanvraag af tegen het eerdere werk van de aanvrager. Het moet niet gaan om een herhalingsoefening, maar er moet daadwerkelijk sprake zijn van verbreding of verdieping.

Criterium d beoogt vast te leggen dat, hoewel de autonome ontwikkeling van de auteur centraal staat, dat niet betekent dat er ‘voor de plank’ wordt geschreven. Dit vanuit de gedachte: wel speelpotentie, geen speelplicht. Uiteindelijk is het streven dat alle geschreven teksten ook daadwerkelijk uitgevoerd zullen worden.

Criterium e zet de tekst af tegen dat wat er verder in Nederland gebeurt. In hoeverre levert de tekst die zal worden geschreven een interessante bijdrage aan dat wat er al is of dat wat al wordt gemaakt. Daarbij wordt ook over de grenzen van het gesubsidieerde theater gekeken.

Voor een beoordeling van de kwaliteit van eerder literair werk is het referentiepunt de kwaliteit van de literaire werken die de aanvrager (direct) voorafgaand aan de aanvraag heeft geschreven. Als de aanvrager meent dat dat geen goed beeld geeft van zijn werk, dan kan hij bij de aanvraag ander referentiemateriaal voegen met een toelichting waarom hij dit wenselijk vindt. Uitgangspunt is de wens een zo reëel mogelijk beeld te krijgen van de kwaliteit van het werk in het recente verleden, aangezien dat de beste voorspeller is voor de kwaliteit van de nog te schrijven theatertekst.

hoogte subsidie

Bij het vaststellen van de hoogte van de werkbeurs wordt gekeken naar de tijdsduur en de bewerkelijkheid c.q. complexiteit van de tekst. Afhankelijk van genoemde factoren zullen de meeste werkbeurzen die worden verstrekt variëren van circa € 5.000 tot maximaal € 20.000.

Naast het bedrag voor het schrijven van de tekst kan een apart bedrag worden aangevraagd dat kan worden ingezet om (tijdens het schrijfproces) de artistieke kwaliteit en de speelbaarheid te toetsen. Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een bijdrage voor begeleiding door een dramaturg of het organiseren van een reading met acteurs. De aanvrager moet aangeven of hij een dergelijke bijdrage wenst te ontvangen en in zijn plan motiveren waarvoor hij de bijdrage wil gebruiken. De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van dezelfde factoren als de werkbeurs en bedraagt minimaal € 500 en maximaal € 1.500.

2C. Werkbeurzen compositie

algemeen

Het Fonds Podiumkunsten kan werkbeurzen verstrekken aan componisten die compositorisch onderzoek willen verrichten of een compositie willen vervaardigen. Het eigen initiatief van de componist staat centraal. Dit tegenover de situatie waarin een zaal, festival, gezelschap, ensemble of orkest als opdrachtgever optreedt, hiervoor is de mogelijkheid van een subsidie compositieopdracht beter geschikt. Uiteindelijk is het doel om verdieping en verbreding op individueel niveau mogelijk te maken en langs die weg een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het componeren in Nederland.

wie kan aanvragen

Deze subsidievorm richt zich op componisten die al enige ervaring hebben met het componeren. Daarom is aanvragen alleen mogelijk als de aanvrager in totaal minimaal vier composities op zijn naam heeft staan, waarvan er minimaal twee ook daadwerkelijk dienen te zijn uitgevoerd.

Werkbeurzen zijn niet bedoeld als structurele bron van inkomsten, maar hebben een incidenteel karakter naast andere inkomsten uit bijvoorbeeld optredens of opdrachten.

Een aanvrager kan weliswaar per ronde betrokken zijn bij maximaal twee aanvragen, maar het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat een componist twee individuele aanvragen indient. Deze mogelijkheid is met name opgenomen omdat een componist naast een zelfstandige aanvraag ook de mogelijkheid moet hebben betrokken te zijn bij een gezamenlijke aanvraag.

Verder kan niet worden aangevraagd als de aanvrager al een individuele subsidie ontvangt en de activiteiten in dat kader nog niet zijn afgerond of als de aanvrager nog een muziekvakopleiding volgt.

waarvoor kan worden aangevraagd

Een werkbeurs compositie kan worden aangevraagd voor het verrichten van compositorisch onderzoek of het maken van een nieuw werk. De aanvraag moet duidelijk zicht geven op de activiteiten die de aanvrager wil gaan verrichten. Die moeten voldoende bijdragen aan zijn ontwikkeling en voldoende substantie hebben om een werkbeurs te rechtvaardigen. Het maken van een arrangement is onvoldoende om voor een werkbeurs in aanmerking te komen.

hoe wordt de aanvraag beoordeeld

De subsidieaanvragen voor een werkbeurs compositie worden in beginsel in twee subsidierondes per jaar behandeld. De bijbehorende indiendata worden bekend gemaakt via de website van het Fonds Podiumkunsten.

Alle aanvragen die aan de eisen voldoen, worden getoetst aan de volgende criteria:

  • a) kwaliteit van eerdere composities van de aanvrager;

  • b) mate waarin het plan bijdraagt aan concrete verdieping of verbreding in het werk van de aanvrager;

  • c) verwachtingen ten aanzien van de speelpotentie van de composities waarvoor de werkbeurs wordt aangevraagd;

  • d) mate waarin het te verwachten resultaat bijdraagt aan de diversiteit in het eigentijdse muziekrepertoire in Nederland.

Voor de toets van criterium a wordt gekeken naar de kwaliteit van het recente werk van de aanvrager. Vakmanschap, oorspronkelijkheid en zeggingskracht zijn de drie onderdelen die daarbij worden getoetst. Daarbij heeft vakmanschap betrekking op de ambachtelijke vaardigheid van de componist. Vakmanschap valt niet één-op-één samen met het gevolgd hebben van een vakopleiding. Oorspronkelijkheid gaat over de eigenheid en de herkenbare artistieke signatuur van het werk van de componist. Zeggingskracht ten slotte hangt af van de wijze waarop een componist met zijn werk het publiek aanspreekt. Weet de componist zijn publiek te beroeren, te prikkelen of te verrassen?

Criterium b zet de compositie zoals die is beschreven in de aanvraag af tegen het eerdere werk van de aanvrager. Het moet niet gaan om een herhalingsoefening, maar er moet daadwerkelijk sprake zijn van verbreding of verdieping.

Criterium c beoogt vast te leggen dat, hoewel de autonome ontwikkeling van de componist centraal staat, dat niet betekent dat er ‘voor de plank’ wordt geschreven. Dit vanuit de gedachte: wel speelpotentie, geen speelplicht. Uiteindelijk is het streven dat alle geschreven composities ook daadwerkelijk uitgevoerd zullen worden.

Criterium d zet de compositie af tegen dat wat er verder in Nederland gebeurt. In hoeverre levert de compositie die zal worden geschreven een interessante bijdrage aan dat wat er al is of dat wat al wordt gemaakt. Daarbij wordt ook over de grenzen van het gesubsidieerde muziekleven gekeken.

Voor een beoordeling van de kwaliteit van eerdere composities is het referentiepunt de kwaliteit van de composities die de aanvrager (direct) voorafgaand aan de aanvraag heeft geschreven. Daarbij is in elk geval het resultaat van het meest recent toegekende subsidie van belang, mits dat relevant is. Als de aanvrager meent dat dat geen goed beeld geeft van zijn werk, dan kan hij bij de aanvraag ander referentiemateriaal voegen met een toelichting waarom hij dit wenselijk vindt. Uitgangspunt is de wens een zo reëel mogelijk beeld te krijgen van de kwaliteit van het werk in het recente verleden.

hoogte subsidie

Een werkbeurs wordt voor drie of zes maanden verstrekt. Bij het bepalen van de omvang wordt gekeken naar de aard en omvang van het plan. Uitgangspunt is dat per jaar voor nooit meer dan in totaal 6 maanden een werkbeurs wordt verstrekt. Verder is een werkbeurs altijd lager dan een subsidie compositieopdracht voor een vergelijkbaar werk.

2D. Stipendia compositie

algemeen

Het Fonds Podiumkunsten kan stipendia compositie verstrekken aan componisten met een bewezen staat van dienst die voor hun inkomen overwegend afhankelijk zijn van hun componeren, maar daarmee onvoldoende inkomsten weten te genereren. Het stipendium is bedoeld als basis om continuïteit te garanderen. Waar mogelijk dient het stipendium als springplank naar een werkpraktijk waarbinnen de componist voldoende opdrachten verwerft om zelfstandig te functioneren.

wie kan aanvragen

Deze subsidievorm richt zich op componisten die zich als componist een plaats hebben verworven in de Nederlandse muziekpraktijk. De stipendia zijn dus niet bedoeld voor muzikanten die meer willen gaan componeren of voor pas beginnende componisten; zij kunnen een werkbeurs aanvragen. Het gaat hier uitsluitend om aanvragers die reeds ruime ervaring hebben met het componeren. Daarom is aanvragen alleen mogelijk als de aanvrager al minimaal 8 jaar actief is als componist. In die tijdspanne moet de aanvrager ook in continuïteit hebben gecomponeerd, blijkend uit een portfolio van composities die ook regelmatig zijn uitgevoerd in Nederland.

Er geldt een inkomensgrens, die door het bestuur wordt vastgesteld. Daarbij wordt in eerste instantie teruggekeken naar het belastbare inkomen in het voorgaande jaar. Als dat hoger is dan de inkomensgrens, is het aanvragen van een stipendium niet mogelijk. Alleen als de aanvrager overtuigend duidelijk kan maken dat zijn of haar situatie gewijzigd is en het inkomen in de jaren waarvoor het stipendium wordt aangevraagd niet boven deze grens zal liggen, kan het bestuur desondanks een stipendium verstrekken.

waarvoor kan worden aangevraagd

Een stipendium compositie bestaat uit een vast bedrag dat gespreid over een periode van twee jaar door de componist kan worden opgenomen. De hoogte van het bedrag wordt door het bestuur bepaald.

Het is uitdrukkelijk de bedoeling componisten te stimuleren andere inkomsten te verwerven met hun compositieactiviteiten. Als een componist een opdracht krijgt waarvoor geen speciale opdrachtsubsidie wordt verstrekt door het Fonds Podiumkunsten, verhoogt dat het inkomen. Zolang de aanvrager daarmee niet boven de inkomensgrens komt, heeft dat geen gevolg voor de hoogte van het stipendium. Als voor de opdracht door de opdrachtgever een losse opdrachtsubsidie wordt aangevraagd bij het Fonds Podiumkunsten, ligt dat anders. Dan wordt de hoogte van het stipendium verlaagd als een opdrachtsubsidie wordt verstrekt. De verlaging is gelijk aan 50% van het subsidiebedrag van de opdracht, waardoor de componist er per saldo op vooruit gaat. Zo stimuleert het Fonds Podiumkunsten componisten om gericht opdrachten te verwerven. In alle gevallen geldt dat als in enig jaar waarin een stipendium is verkregen het inkomen boven de inkomensgrens uitkomt, het meerdere moet worden terugbetaald.

hoe wordt de aanvraag beoordeeld

Een aanvraag voor een stipendium compositie kan eens per jaar worden ingediend. Alle ingediende aanvragen worden in één subsidieronde behandeld. De bijbehorende indiendatum wordt bekend gemaakt via de website van het Fonds Podiumkunsten.

Alle aanvragen die aan de eisen voldoen, worden getoetst aan de volgende criteria:

  • a) kwaliteit van eerdere composities van de aanvrager;

  • b) mate waarin het plan bijdraagt aan concrete verdieping of verbreding in het werk van de aanvrager;

  • c) verwachtingen ten aanzien van de speelpotentie van de composities waarvoor de werkbeurs wordt aangevraagd;

  • d) mate waarin het te verwachten resultaat bijdraagt aan de diversiteit in het eigentijdse muziekrepertoire in Nederland.

De toetsing van een aanvraag om een stipendium wordt aan dezelfde criteria getoetst als een aanvraag om een werkbeurs, maar de toetsing wordt ingevuld in relatie tot wat wordt aangevraagd. Omdat een stipendium een langere looptijd heeft en een groter bedrag betreft, is de toetsing ook strenger.

Voor de toets van criterium a wordt gekeken naar de kwaliteit van het recente werk van de aanvrager. Vakmanschap, oorspronkelijkheid en zeggingskracht zijn de drie onderdelen die daarbij worden getoetst. Daarbij heeft vakmanschap betrekking op de ambachtelijke vaardigheid van de componist. Vakmanschap valt niet één-op-één samen met het gevolgd hebben van een vakopleiding. Oorspronkelijkheid gaat over de eigenheid en de herkenbare artistieke signatuur van het werk van de componist. Zeggingskracht ten slotte hangt af van de wijze waarop een componist met zijn werk het publiek aanspreekt. Weet de componist zijn publiek te beroeren, te prikkelen of te verrassen?

Criterium b zet de beschreven activiteiten in de aanvraag af tegen het eerdere werk van de aanvrager. Het moet niet gaan om een herhalingsoefening, maar er moet daadwerkelijk sprake zijn van verbreding of verdieping.

Criterium c heeft betrekking op de uitvoeringsmogelijkheden. Hoe meer reden er is om aan te nemen dat de composities die een aanvrager wil schrijven ook regelmatig worden uitgevoerd, hoe beter.

Criterium d zet de compositie af tegen dat wat er verder in Nederland gebeurt. In hoeverre levert de compositie die zal worden geschreven een interessante bijdrage aan dat wat er al is of dat wat al wordt gemaakt. Daarbij wordt ook over de grenzen van het gesubsidieerde muziekleven gekeken.

Voor een beoordeling van de kwaliteit van eerdere composities is het referentiepunt de kwaliteit van de composities die de aanvrager (direct) voorafgaand aan de aanvraag heeft geschreven. Daarbij is in elk geval het resultaat van het meest recent toegekende subsidie van belang, mits dat relevant is. Als de aanvrager meent dat dat geen goed beeld geeft van zijn werk, dan kan hij bij de aanvraag ander referentiemateriaal voegen met een toelichting waarom hij dit wenselijk vindt. Uitgangspunt is de wens een zo reëel mogelijk beeld te krijgen van de kwaliteit van het werk in het recente verleden.

3. Indiening en behandeling

wijze van indiening

Aanvragen moeten worden ingediend met behulp van een aanvraagformulier dat bij de betreffende subsidievorm hoort. Aanvraagformulieren zijn te vinden op de website van het Fonds Podiumkunsten. De activiteiten moeten worden beschreven aan de hand van een aantal door het Fonds Podiumkunsten geformuleerde vragen. De aanvraag en de daarbij behorende informatie is leidend voor toetsing of de aanvrager in aanmerking komt voor subsidie. Het is dus van belang dat de aanvraag helder is en een goed beeld geeft.

Alleen als de aanvraag op tijd is ingediend, het aanvraagformulier juist is ingevuld en alle gevraagde informatie is bijgesloten, kan de aanvraag in behandeling worden genomen. Het Fonds Podiumkunsten vraagt geen nadere informatie op als de aanvraag onvoldoende helder is. Informatie en bijlagen die te laat worden ingediend, worden niet meegenomen in de beoordeling van de aanvraag.

aanvraagrondes

Aanvragen worden in rondes behandeld. Het aantal rondes per jaar is afhankelijk van het beschikbare budget en het soort subsidie. De aanvraagrondes worden per jaar vastgesteld, de bijbehorende indiendata worden bekendgemaakt via de website van het Fonds Podiumkunsten. Een aanvraag moet op de uiterlijke indiendatum door het Fonds Podiumkunsten zijn ontvangen. Dit is de verantwoordelijkheid van de aanvrager. Aanvragen kunnen op werkdagen tot 17.00 uur worden afgegeven aan de receptie.

geen subsidie

Voor een bepaalde activiteit kan niet meer dan twee keer subsidie worden aangevraagd. Dat betekent dus dat als een aanvraag niet wordt gehonoreerd, deze maar maximaal 1 keer opnieuw kan worden ingediend. De aard van het advies maakt daarbij niet uit. Ook als het advies in principe positief was, maar de aanvraag niet is gehonoreerd omdat de aanvraag een lage prioriteit heeft gekregen, mag maar eenmaal opnieuw worden ingediend. De activiteiten staan bij deze toets centraal. Het maakt niet uit of de aanvraag is aangepast. Deze beperking geldt ook als voor een bepaalde activiteit een andersoortige subsidie bij het Fonds Podiumkunsten is aangevraagd.

Een aanvrager die eerder subsidie van het Fonds Podiumkunsten heeft ontvangen, maar zich niet aan de aan dat subsidie verbonden voorwaarden en verplichtingen heeft gehouden kan in beginsel 2 jaar lang niet opnieuw aanvragen. De achtergrond van deze regeling is dat het Fonds Podiumkunsten aanvragers in principe het vertrouwen geeft dat zij het subsidie juist gebruiken. Als dat vertrouwen wordt beschaamd, geldt in beginsel voor een periode van 2 jaar een aanvraagblokkade. In beginsel, omdat wel gekeken wordt naar de aard en ernst van de overtreding.

Subsidie kan niet worden aangevraagd als binnen 4 maanden na de indiendatum een openbare activiteit plaatsvindt. Als het gaat om het volgen van een opleiding of masterclasses geldt dat de datum van aanvang van dit traject niet binnen genoemde 4 maanden mag liggen. Dit om te voorkomen dat lopende de behandeltijd van 13 weken wijzigingen in de activiteiten optreden.

Verder kan een aanvraag worden afgewezen als die te vaag of onduidelijk is over de activiteiten, en daardoor niet goed kan worden beoordeeld. Ook kan een aanvraag worden afgewezen als subsidie niet noodzakelijk is, omdat de activiteiten sowieso doorgaan, of als de aanvraag betrekking heeft op reeds afgeronde activiteiten.

4. Budgetten en verdeling

Omdat het aantal aanvragen in de regel het beschikbare budget ver overstijgt, werkt het Fonds Podiumkunsten met financiële plafonds. Plafonds kunnen worden vastgesteld per subsidievorm en waar nodig daarbinnen per discipline. Als er meerdere rondes per jaar zijn, kunnen ook plafonds per ronde worden vastgesteld. Alle plafonds worden op de website van het Fonds Podiumkunsten gepubliceerd.

Aanvragen worden na de beoordeling aan de hand van de criteria verdeeld in drie categorieën:

  • A: honoreren;

  • B: honoreren indien budget toereikend is; en

  • C: afwijzen.

Een aanvraag moet op elk van de criteria in enige mate positief scoren om voor honorering (indeling in categorie A of B) in aanmerking te komen. Het totaalbeeld bepaalt uiteindelijk of een aanvraag wel of niet voor subsidie in aanmerking komt.

5. Verplichtingen en verantwoording

Veranderingen die wezenlijk zijn voor de subsidiëring moeten worden gemeld. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de activiteiten niet of anders worden uitgevoerd. Ook kan in het subsidiebesluit een verplichting zijn opgenomen op grond waarvan specifieke zaken gemeld moeten worden.

Als achteraf blijkt dat er sprake is van een wezenlijke verandering die niet is gemeld, kan het Fonds Podiumkunsten het subsidie lager vaststellen of zelfs helemaal intrekken. Dit is geheel voor risico van de aanvrager. In geval van twijfel kan een aanvrager contact opnemen met het Fonds Podiumkunsten om te bepalen of sprake is van een wezenlijke wijziging.

Er hoeft niet standaard verantwoord te worden. Het Fonds Podiumkunsten controleert door middel van steekproeven of de activiteiten volgens plan zijn uitgevoerd. De aanvrager moet dus kunnen aantonen dat dit het geval is. Dat kan bijvoorbeeld door het op verzoek insturen van het geproduceerd resultaat (bijvoorbeeld de compositie of theatertekst die is geschreven).

Als niet in het kader van de steekproef gevraagd wordt nadere informatie in te sturen, wordt het subsidie ambtshalve door het Fonds Podiumkunsten vastgesteld. De aanvrager wordt hierover schriftelijk geïnformeerd.

6. Tot slot

Deze toelichting moet worden gelezen in combinatie met de Deelregeling beurzen en stipendia Fonds Podiumkunsten. Als u vragen hebt of meer informatie wilt, kunt u contact met ons opnemen.

Naar boven