Regeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 december 2010, nr. BJZ2010032496, houdende vaststelling van percentages, bedragen en inkomensklassen ingevolge de Wet bevordering eigenwoningbezit en wijziging van enkele bedragen in die wet (Regeling koopsubsidiegrenzen 2011)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 23, 26, tweede lid, 29, derde, vijfde en zevende lid, en 41, eerste en tweede lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit;

Besluit:

§ 1 Vaststelling van percentages, bedragen en inkomensklassen ingevolge de Wet bevordering eigenwoningbezit

Artikel 1

De rentevaste periode, bedoeld in artikel 23 van de Wet bevordering eigenwoningbezit, is: 10 jaar.

Artikel 2

Het percentage van de toetsrente, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, bedraagt: 4,5.

Artikel 3

De financieringslastnorm, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, bedraagt:

  • a. voor een- en meerpersoonshuishoudens:

     

    Financieringslastnorm

    1

    20,30%

    2

    20,30%

    3

    21,80%

    4

    23,00%

    5

    24,00%

    6

    25,00%

    7

    25,60%

    8

    26,40%

    9

    27,10%

    10

    27,80%

    11

    28,40%

    12

    29,00%

    13

    29,40%

    14

    29,40%

    15

    29,40%

    16

    29,40%

    17

    29,40%

    18

    29,40%

    19

    29,40%

    20

    29,40%

    21

    29,40%

    22

    29,40%

    23

    29,40%

    24

    29,40%

    25

    29,40%

    26

    29,40%

    27

    29,40%

    28

    29,40%

    29

    29,40%

    30

    29,40%

    31

    29,40%

    32

    29,40%

    33

    29,40%

    34

    29,40%

    35

    29,40%

    36

    29,40%

    37

    29,40%

    38

    29,40%

    39

    29,40%

    40

    29,40%

    41

    29,40%

    ,en

  • b. voor een- en meerpersoonsouderenhuishoudens:

     

    Financieringslastnorm

    1

    19,50%

    2

    19,50%

    3

    21,00%

    4

    22,50%

    5

    23,90%

    6

    25,20%

    7

    26,10%

    8

    26,60%

    9

    27,10%

    10

    27,60%

    11

    28,10%

    12

    28,50%

    13

    28,90%

    14

    29,00%

    15

    29,20%

    16

    29,30%

    17

    29,50%

    18

    29,60%

    19

    29,70%

    20

    29,90%

    21

    30,10%

    22

    30,30%

    23

    30,50%

    24

    30,70%

    25

    31,00%

    26

    31,20%

    27

    31,40%

    28

    31,70%

    29

    31,90%

    30

    32,10%

    31

    32,30%

    32

    32,50%

Artikel 4

Het percentage, bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, waarmee de financieringslastnorm, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, ten hoogste kan worden vermeerderd, bedraagt:

  • a. voor een- en meerpersoonshuishoudens:

     

    Opslagpercentage

    1

    6,20%

    2

    6,20%

    3

    6,20%

    4

    6,20%

    5

    6,20%

    6

    6,20%

    7

    6,20%

    8

    6,20%

    9

    6,20%

    10

    6,20%

    11

    6,20%

    12

    6,20%

    13

    6,20%

    14

    6,20%

    15

    6,20%

    16

    6,20%

    17

    6,20%

    18

    6,20%

    19

    6,20%

    20

    6,20%

    21

    6,20%

    22

    6,20%

    23

    6,20%

    24

    6,20%

    25

    6,20%

    26

    6,20%

    27

    6,20%

    28

    6,09%

    29

    5,54%

    30

    5,00%

    31

    4,48%

    32

    3,97%

    33

    3,48%

    34

    3,01%

    35

    2,54%

    36

    2,09%

    37

    1,66%

    38

    1,23%

    39

    0,82%

    40

    0,41%

    41

    0,02%

    ,en

  • b. voor een- en meerpersoonsouderenhuishoudens:

     

    Opslagpercentage

    1

    3,10%

    2

    3,10%

    3

    3,10%

    4

    3,10%

    5

    3,10%

    6

    3,10%

    7

    3,10%

    8

    3,10%

    9

    3,10%

    10

    3,10%

    11

    3,10%

    12

    3,10%

    13

    3,10%

    14

    3,10%

    15

    3,10%

    16

    3,10%

    17

    3,10%

    18

    3,10%

    19

    3,10%

    20

    3,10%

    21

    3,10%

    22

    3,10%

    23

    3,10%

    24

    3,10%

    25

    3,10%

    26

    3,10%

    27

    4,09%

    28

    3,24%

    29

    2,50%

    30

    1,78%

    31

    1,07%

    32

    0,38%

Artikel 5

De inkomensklassen, en de daarbij behorende maximale hypothecaire lening, bedoeld in artikel 29, vijfde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zijn:

  • a. voor een- en meerpersoonshuishoudens:

     

    Inkomensklasse

    Inkomensklasse

    Maximale hypothecaire lening

    Maximale hypothecaire lening

     

    Ondergrens

    Bovengrens

    Ondergrens

    Bovengrens

    1

    € 0

    € 18.499

    € 0

    € 80.626

    2

    € 18.500

    € 18.999

    € 80.631

    € 82.806

    3

    € 19.000

    € 19.499

    € 87.497

    € 89.795

    4

    € 19.500

    € 19.999

    € 93.648

    € 96.045

    5

    € 20.000

    € 20.499

    € 99.339

    € 101.817

    6

    € 20.500

    € 20.999

    € 105.194

    € 107.755

    7

    € 21.000

    € 21.499

    € 109.832

    € 112.442

    8

    € 21.500

    € 21.999

    € 115.276

    € 117.951

    9

    € 22.000

    € 22.499

    € 120.489

    € 123.222

    10

    € 22.500

    € 22.999

    € 125.818

    € 128.609

    11

    € 23.000

    € 23.499

    € 130.884

    € 133.723

    12

    € 23.500

    € 23.999

    € 136.048

    € 138.937

    13

    € 24.000

    € 24.499

    € 140.522

    € 143.443

    14

    € 24.500

    € 24.999

    € 143.449

    € 146.371

    15

    € 25.000

    € 25.499

    € 146.377

    € 149.298

    16

    € 25.500

    € 25.999

    € 149.304

    € 152.226

    17

    € 26.000

    € 26.499

    € 152.232

    € 155.153

    18

    € 26.500

    € 26.999

    € 155.159

    € 158.081

    19

    € 27.000

    € 27.499

    € 158.087

    € 161.008

    20

    € 27.500

    € 27.999

    € 161.014

    € 163.936

    21

    € 28.000

    € 28.499

    € 163.942

    € 166.864

    22

    € 28.500

    € 28.999

    € 166.869

    € 169.791

    23

    € 29.000

    € 29.499

    € 169.797

    € 172.719

    24

    € 29.500

    € 29.999

    € 172.724

    € 175.646

    25

    € 30.000

    € 30.499

    € 175.652

    € 178.574

    26

    € 30.500

    € 30.999

    € 178.579

    € 181.501

    27

    € 31.000

    € 31.499

    € 183.843

    € 183.843

    28

    € 31.500

    € 31.999

    € 183.843

    € 183.843

    29

    € 32.000

    € 32.499

    € 183.843

    € 183.843

    30

    € 32.500

    € 32.999

    € 183.843

    € 183.843

    31

    € 33.000

    € 33.499

    € 183.843

    € 183.843

    32

    € 33.500

    € 33.999

    € 183.843

    € 183.843

    33

    € 34.000

    € 34.499

    € 183.843

    € 183.843

    34

    € 34.500

    € 34.999

    € 183.843

    € 183.843

    35

    € 35.000

    € 35.499

    € 183.843

    € 183.843

    36

    € 35.500

    € 35.999

    € 183.843

    € 183.843

    37

    € 36.000

    € 36.499

    € 183.843

    € 183.843

    38

    € 36.500

    € 36.999

    € 183.843

    € 183.843

    39

    € 37.000

    € 37.499

    € 183.843

    € 183.843

    40

    € 37.500

    € 37.999

    € 183.843

    € 183.843

    41

    € 38.000

    € 38.021

    € 183.843

    € 183.843

    , en

  • b. voor een- en meerpersoonsouderenhuishoudens:

     

    Inkomensklasse

    Inkomensklasse

    Maximale hypothecaire lening

    Maximale hypothecaire lening

     

    Ondergrens

    Bovengrens

    Ondergrens

    Bovengrens

    1

    € 0

    € 18.999

    € 0

    € 70.619

    2

    € 19.000

    € 19.499

    € 70.632

    € 72.478

    3

    € 19.500

    € 19.999

    € 77.292

    € 79.270

    4

    € 20.000

    € 20.499

    € 84.208

    € 86.309

    5

    € 20.500

    € 20.999

    € 91.033

    € 93.249

    6

    € 21.000

    € 21.499

    € 97.744

    € 100.066

    7

    € 21.500

    € 21.999

    € 103.253

    € 105.650

    8

    € 22.000

    € 22.499

    € 107.464

    € 109.901

    9

    € 22.500

    € 22.999

    € 111.756

    € 114.235

    10

    € 23.000

    € 23.499

    € 116.131

    € 118.651

    11

    € 23.500

    € 23.999

    € 120.588

    € 123.149

    12

    € 24.000

    € 24.499

    € 124.733

    € 127.326

    13

    € 24.500

    € 24.999

    € 128.943

    € 131.569

    14

    € 25.000

    € 25.499

    € 131.986

    € 134.620

    15

    € 25.500

    € 25.999

    € 135.464

    € 138.115

    16

    € 26.000

    € 26.499

    € 138.548

    € 141.207

    17

    € 26.500

    € 26.999

    € 142.084

    € 144.760

    18

    € 27.000

    € 27.499

    € 145.209

    € 147.893

    19

    € 27.500

    € 27.999

    € 148.350

    € 151.042

    20

    € 28.000

    € 28.499

    € 151.969

    € 154.677

    21

    € 28.500

    € 28.999

    € 155.620

    € 158.344

    22

    € 29.000

    € 29.499

    € 159.304

    € 162.045

    23

    € 29.500

    € 29.999

    € 163.021

    € 165.778

    24

    € 30.000

    € 30.499

    € 166.771

    € 169.545

    25

    € 30.500

    € 30.999

    € 171.055

    € 173.854

    26

    € 31.000

    € 31.499

    € 183.843

    € 183.843

    27

    € 31.500

    € 31.999

    € 183.843

    € 183.843

    28

    € 32.000

    € 32.499

    € 183.843

    € 183.843

    29

    € 32.500

    € 32.999

    € 183.843

    € 183.843

    30

    € 33.000

    € 33.499

    € 183.843

    € 183.843

    31

    € 33.500

    € 33.999

    € 183.843

    € 183.843

    32

    € 34.000

    € 34.394

    € 183.843

    € 183.843

§ 2 Wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit

Artikel 6

De Wet bevordering eigenwoningbezit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 15, eerste lid, onderdeel a, wordt “€ 167.300” vervangen door: € 170.225.

B

In artikel 29, tweede lid, onderdelen a en b, wordt “€ 31.025” telkens vervangen door: € 31.400.

§ 3 Slotbepalingen

Artikel 7

De Regeling koopsubsidiegrenzen 2010 wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011. De rentevaste periode, genoemd in artikel 1, geldt mede voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2010.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling koopsubsidiegrenzen 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 december 2010

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

Algemeen

De Wet bevordering eigenwoningbezit (hierna: Wet BEW) bepaalt dat verschillende van de grootheden die worden gebruikt bij het berekenen van de eigenwoningbijdrage bij ministeriële regeling worden gewijzigd. Deze regeling voorziet daarin. Vanwege de wijziging van bepaalde grootheden moeten ook de zogenoemde inkomensklassen opnieuw worden gepubliceerd.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Artikel 23 van de Wet BEW bepaalt dat voor een primaire toekenning in de zin van die wet is vereist dat de hypothecaire lening wordt afgesloten voor een bij ministeriële regeling te bepalen rentevaste periode. Die periode wordt vastgesteld op 10 jaar opdat onverwachte renteontwikkelingen gedurende een vrij lange tijd op het toekennen en de hoogte van een eigenwoningbijdrage in de zin van de Wet BEW niet van invloed zijn. Na het tweede vijfjaarstijdvak vindt een continueringstoets plaats waarbij de eigenwoningbijdrage opnieuw wordt berekend en waarbij dan ook rekening wordt gehouden met de renteontwikkeling (artikel 23a van de Wet BEW).

Artikel 2

Artikel 26, eerste lid, van de Wet BEW bepaalt dat het percentage van de toetsrente bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. De toetsrente is mede bepalend voor het berekenen van de eigenwoningbijdrage. Afhankelijk van de hoogte van het vastgestelde percentage aan toetsrente wordt de financieringslast bepaald. Voor het bepalen van het percentage van de toetsrente is gekozen voor het middelen van de rentepercentages van tien grote financiële instellingen voor een annuïteitenhypotheek van 10 jaar, rekening houdend met de Nationale Hypotheekgarantie en dit gemiddelde af te ronden op één cijfer achter de komma, zulks om een handzame toetsrente te kunnen hanteren. Het percentage kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd als daartoe aanleiding bestaat als gevolg van de ontwikkeling van het rentetarief, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet BEW. De gemiddelde rente voor een annuïteitenhypotheek van 10 jaar is gedaald. Daarom wordt de toetsrente naar beneden bijgesteld. Dit artikel voorziet daarin.

Artikel 3

Artikel 29, eerste lid, van de Wet BEW bepaalt dat de zogenoemde financieringslastnorm bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. De financieringslastnorm is het gedeelte van de financieringslast (het te betalen bedrag aan rente over en aflossing van de hypothecaire lening, blijkens de geldleningsovereenkomst) dat per maand ten minste voor rekening van de eigenaar-bewoner blijft, uitgedrukt in een percentage van het toetsinkomen, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet BEW.

Artikel 4

Artikel 29, tweede lid, van de Wet BEW bepaalt dat bij ministeriële regeling een percentage wordt vastgesteld waarmee de financieringslastnorm ten hoogste kan worden vermeerderd. Dit percentage kan bij toetsinkomens van € 31.400 of meer zodanig worden vastgesteld dat een hypothecaire lening in de vorm van een annuïteitenhypotheek kan worden afgesloten ter hoogte van het bedrag, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet BEW. Dit zogenoemde opslagpercentage (als opslag boven op de financieringslastnorm) geeft in feite het uiteindelijke op grond van de Wet BEW subsidiabele leningsdeel aan. Met het opslagpercentage wordt bewerkstelligd dat een koopwoning met ten hoogste een koopsom van € 170.225 vermeerderd met 8% kan worden gekocht.

Artikel 5

Artikel 29, vijfde lid, van de Wet BEW bepaalt dat met het oog op de uitvoering van de Wet BEW bij ministeriële regeling de toetsinkomens in inkomensklassen worden verdeeld, waarbij de toetsrente, de maximale hypothecaire lening, de daarbij behorende financieringslastnorm en het daarbij behorende opslagpercentage worden opgenomen. Deze onderdelen zijn voor de berekening van de eigenwoningbijdrage van essentieel belang.

De van toepassing zijnde toetsrente en de tabellen betreffende de financieringslastnorm en het zogenoemde opslagpercentage zijn opgenomen in de artikelen 2, 3 en 4 van deze regeling. In artikel 5 van deze regeling is de maximale hypothecaire lening opgenomen. Voor de goede orde wordt hierbij nog opgemerkt dat de nummering in de tabel correspondeert met de nummering in de tabellen, zoals opgenomen in de artikelen 3 (de financieringslastnorm) en 4 (het opslagpercentage) van deze regeling. Dat in de onderhavige tabel tevens de bij de desbetreffende inkomensklassen opgenomen maximale hypothecaire lening is vermeld, heeft slechts een informatief karakter.

In de tabel zijn de bij de toepassing van de Nationale Hypotheek Garantie gehanteerde tabellen die gelden vanaf 1 januari 2011 en die onderdeel uitmaken van de formule, genoemd in artikel 30 van de Wet BEW, opgenomen.

Artikel 6

A

Artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de Wet BEW bepaalt de maximale koopsom die een koper die voor een eigenwoningbijdrage op grond van die wet in aanmerking wil komen, mag betalen. Op grond van artikel 41, eerste lid, van de Wet BEW wordt de maximale koopsom met ingang van 1 januari bij ministeriële regeling gewijzigd met de ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de bouwkosten. Het prijsindexcijfer voor de bouwkosten bedraagt 1,0175. De maximale koopsom is daarmee gewijzigd en overeenkomstig het bepaalde in artikel 41, vierde lid, onderdeel a, van de Wet BEW naar boven afgerond op een veelvoud van € 25.

B

Artikel 41, tweede lid, van de Wet BEW bepaalt dat het bedrag van het toetsinkomen dat wordt genoemd in artikel 29, tweede lid, van die wet bij ministeriële regeling wordt gewijzigd met de ontwikkeling van de consumentenprijzen. Die ontwikkeling bedraagt 1,012. Het bedrag, genoemd in artikel 29, tweede lid, van de Wet BEW, komt daarmee, na afronding conform het bepaalde in artikel 41, vierde lid, van die wet, op € 31.400.

Artikel 8

De rentevaste periode van 10 jaar, opgenomen in artikel 1, was voorheen opgenomen in de Regeling koopsubsidiegrenzen 2007. Echter, met de Regeling koopsubsidiegrenzen 2009 is de vaststelling van die periode per abuis komen te vervallen. Bij de uitvoering van de Wet BEW in het tijdvak dat loopt van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2010 is deze periode wel steeds aangehouden. Deze regeling voorziet er zowel – in artikel 1 – in dat de rentevaste periode opnieuw is vastgesteld, als – in dit artikel – dat die periode mede geldt voor het eerdergenoemde tijdvak.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.P.H. Donner.

Naar boven