Regeling tot wijziging van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen in verband met de tweejaarlijkse revisie van internationale voorschriften en ter implementatie van de richtlijn nr. 2010/61/EU

10 december 2010

Nr. VENW/BSK-2010/151191

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op richtlijn nr. 2010/61/EU van de Europese Commissie van 2 september 2010 tot eerste aanpassing van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang (PbEU L 233), artikel 4b van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 10a van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel a wordt ‘Minister van Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: Minister van Infrastructuur en Milieu;

B

In artikel 4, eerste lid wordt ‘de Commissie van de Europese Gemeenschappen’ vervangen door: de Europese Commissie.

C

Bijlage 1 wordt gewijzigd overeenkomstig de wijzigingen opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

D

Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1. Toepassingsbereik

  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op elk vervoer van gevaarlijke stoffen op Nederlands grondgebied en:

    • a. is gebaseerd op de randnummers 1.9.2, 1.9.3 en 1.9.4, of

    • b. dient ter invulling van specifiek in de randnummers van bijlage 1 opgenomen bevoegdheden.

  • 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op het vervoer dat plaatsvindt overeenkomstig de randnummers 1.1.3 en hoofdstuk 3.4 van bijlage 1.

E

Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdelen i tot en met k worden geletterd j tot en met l.

2. In het eerste lid wordt een nieuw onderdeel gevoegd, luidende:

  • i. de Waterwolftunnel, gelegen in de N201 tussen Aalsmeer en Haarlemmermeer;

3. In het tweede lid worden de onderdelen f tot en met k geletterd d tot en met i.

F

Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘tabel 3’ wordt telkens vervangen door: tabel 1.

2. In tabel 1 (nieuw) wordt het onderdeel ‘Bij inademen giftige stoffen van verpakkingsgroep I, zoals UN-nummers 1092, 1238, 1239, 1259, 1613, 1695, 2334, 2382, 2438 en 3294, 3381, 3382, 3383, 3384, 3385, 3386, 3387, 3388, 3389, en 3390’ vervangen door: Stoffen van verpakkingsgroep I die specifiek als giftig bij inademing zijn aangemerkt ingevolge de juiste vervoersnaam als bedoeld in randnummer 3.2.1 van bijlage 1 of middels bijzondere bepaling 354 van hoofdstuk 3.3 van bijlage 1.

3. In tabel 1 (nieuw) vervalt het onderdeel ‘Bij inademen giftige stoffen van verpakkingsgroep I, zoals UN-nummers 1052, 1744, 1786, 1790, en 1831’.

4. Tabel 4 vervalt.

G

Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘tabel 5’ wordt telkens vervangen door: tabel 2.

2. In tabel 2 (nieuw) wordt het onderdeel ‘Bij inademen giftige stoffen van verpakkingsgroep I, zoals UN-nummers 1092, 1238, 1239, 1259, 1613, 1695, 2334, 2382, 2438 en 3294, 3381, 3382, 3383, 3384, 3385, 3386, 3387, 3388, 3389, en 3390’ vervangen door: Stoffen van verpakkingsgroep I die specifiek als giftig bij inademing zijn aangemerkt ingevolge de juiste vervoersnaam als bedoeld in randnummer 3.2.1 van bijlage 1 of middels bijzondere bepaling 354 van hoofdstuk 3.3 van bijlage 1.

3. In tabel 2 (nieuw) wordt het onderdeel ‘Bij inademen giftige stoffen van verpakkingsgroep I, zoals UN-nummers 1051, 1092, 1238, 1239, 1259, 1613, 1614, 1695, 2334, 2382, 2407, 2438, 2480 en 3294, 3381, 3382, 3383, 3384, 3385, 3386, 3387, 3388, 3389, en 3390.’ vervangen door: Stoffen van verpakkingsgroep I die specifiek als giftig bij inademing zijn aangemerkt ingevolge de juiste vervoersnaam als bedoeld in randnummer 3.1.2 van bijlage 1 of middels bijzondere bepaling 354 van hoofdstuk 3.3 van bijlage 1.

4. In tabel 2 (nieuw) vervalt telkens het onderdeel ‘stoffen van verpakkingsgroep I met UN-nummers 1098, 1143, 1163, 1182, 1185, 1244, 1251, 1994,, 2482, 2484, 2485, 2606, 2929, 3279’.

H

In bijlage 2, hoofdstuk II, wordt na artikel 10 een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 11. 1.3.3 en 1.10.2.4 Bewaartermijn opleidingsdossiers

De werkgever bewaart de dossiers, bedoeld in randnummers 1.3.3 en 1.10.2.4 van bijlage 1 gedurende de arbeidsrelatie met de werknemer, die de opleiding heeft genoten.

I

Bijlage 3 wordt vervangen door bijlage 2 bij deze regeling.

J

Bijlage 4, artikel 1, onderdeel k komt te luiden:

  • k. richtlijn 2010/35/EU: Richtlijn 2010/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2010 betreffende vervoerbare drukapparatuur en houdende intrekking van Richtlijnen 76/767/EEG, 84/525/EEG, 84/526/EEG, 84/527/EEG en 1999/36/EG van de Raad (PbEU L 165);

K

Bijlage 4, artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2 Europese Normen

In deze bijlage wordt verwezen naar onderstaande Europese normen die betrekking hebben op de daarbij genoemde onderwerpen:

EN 50 020:1992: Stroomkringen met weerstand zonder cadmium, zink, magnesium of aluminium;

EN 10204:2004: Producten van metaal – Soorten keuringsdocumenten;

IEC 529:1993: Degrees of protection provided by enclosures of electrical equipment (IP Code);

IEC 60079–11:1999: Electrical apparatus for explosive gas atmospheres – part 11: intrinsic safety ‘i’.

L

In bijlage 4, artikel 3, tweede lid wordt ‘voertuigen’ telkens vervangen door: voertuigen, tanks en tankcontainers.

M

In bijlage 4, artikel 4 wordt ‘richtlijn 99/36/EG’ telkens vervangen door: richtlijn 2010/35/EU.

N

De artikelen 7 tot en met 10, de artikelen 12 en 13, artikel 19 en de artikelen 21 en 22 van bijlage 4 vervallen.

O

In bijlage 4, artikel 24 wordt ‘ISO-norm 3759:1989’ vervangen door: ISO-norm 3795:1989.

P

De artikelen 26 en 29 van bijlage 4 vervallen.

Q

Bijlage 4, artikel 31 van bijlage 4 komt te luiden:

Artikel 31 rn. 6.8.2.2.2 bedieningsinrichting van de bodemkleppen

In aanvulling op rn. 6.8.2.2.2 wordt de stand of sluitrichting van de inwendige afsluiters herkenbaar geacht indien bepaalde voorafgaande aan het wegrijden noodzakelijke handelingen, zoals het sluiten van een meterkastluik, het uitschakelen van de p.t.o. of de parkeerremrichting, slechts mogelijk zijn indien de inwendige afsluiters gesloten zijn of indien deze handeling of handelingen het sluiten tot gevolg hebben.

R

Bijlage 4, artikel 33, tweede lid komt te luiden:

  • 2. In geval de in de randnummer 6.8.2.6 opgenomen normen niet op de uitvoering van de uitrustingsdelen, bedoeld in het eerste lid van toepassing zijn, voldoet die uitvoering aan de artikelen 34 tot en met 37, 39 en 40.

S

Bijlage 4, artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot tweede lid.

2. De aanhef van het tweede lid (nieuw) komt te luiden: De inrichtingen voor tanks voldoen aan:

  • 3. In het tweede lid (nieuw), onderdeel b, wordt ‘is de in artikel 29 bedoelde bescherming tegen vlaminslag’ vervangen door: is de in rn. 4.3.4.1.1. onder deel 4 van bijlage 1 genoemde bescherming tegen vlaminslag.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, wordt aan het tweede lid (nieuw) een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. Indien instelbaar is het afstelmechanisme van de ontsluitingsinrichting zodanig geborgd dat de instelling onder normale gebruiksomstandigheden gehandhaafd blijft en beveiligd is tegen onbedoeld verstellen.

T

Bijlage 4, artikel 35, onderdeel b komt te luiden:

  • b. kunnen op zodanige wijze op de voorgeschreven druk worden afgesteld dat wordt geborgd dat het afstelmechanisme onder normale gebruiksomstandigheden gehandhaafd blijft en beveiligd is tegen onbedoeld verstellen;

U

Bijlage 4, artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid alsmede de aanduiding ‘2’ voor het tweede lid vervallen.

2. De aanhef komt te luiden: De bodemafsluiters voor tanks:.

3. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel e door een punt, vervallen de onderdelen a en f.

4. De onderdelen b tot en met e worden geletterd a tot en met d.

V

Artikel 41 van bijlage 4 vervalt.

W

Bijlage 4, artikel 46 komt te luiden:

Artikel 46 rn. 9.2.4.3 tot en met 9.2.4.5

Indien het voertuig is uitgevoerd als FL-voertuig of is uitgevoerd als EX/II of EX/III voertuig wordt ten aanzien van de motor die het voertuig voortbeweegt, voldaan aan de artikelen 47 tot en met 49.

X

Aan bijlage 4, artikel 50 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op voertuigen die zijn uitgerust met een uitlaatgasnabehandelingssysteem, voor zover het voertuigen betreft die minimaal voldoen aan de emissiegrenswaarden als opgenomen in de rijen B1, B2 of C van tabel 1 van bijlage 1 van richtlijn nr. 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PbEU L 275) of als opgenomen in bijlage 1 van verordening (EU) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU L 188).

Y

Bijlage 4, artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden:

Bij een FL-voertuig mag een verbrandingsmotor als hulpmotor zijn aangebracht die de apparatuur aandrijft, mits aan de volgende voorschriften is voldaan:.

2. De zinsnede ‘aan de zijkant van het voertuig gelegen, doch niet’ in onderdeel c, onder 1, wordt vervangen door: niet gelegen.

Z

De aanhef van bijlage 4, artikel 54 komt te luiden:

Bij een FL-voertuig is het aanbrengen van elektrische apparatuur in gesloten ruimten waarin tevens leidingen en pompen ten behoeve van de lading aanwezig zijn, toegestaan indien:

AA

Artikel 59 van bijlage 4 vervalt.

BB

Artikel 80 van bijlage 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Onmiddellijk voor de inwendige inspectie van de tank wordt een door een gasdeskundige als bedoeld in artikel 3.5h van het Arbeidsomstandighedenbesluit opgemaakt veiligheids- en gezondheidsverklaring overgelegd. Deze veiligheids- en gezondheidsverklaring wordt opgesteld overeenkomstig het in bijlage IX van de Arbeidsomstandighedenregeling vastgesteld modellen.

2. Het derde lid vervalt.

3. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

CC

Het opschrift van artikel 82 van bijlage 4 komt te luiden:

rn. 6.8.2.4.1 hydraulische proefpersing

DD

Bijlage 4, artikel 83 komt te luiden:

Artikel 83

Ten aanzien van tanks waarop rn. 6.8.2.1.14 onder a) van toepassing is, die zijn verdeeld in compartimenten en die zijn gebouwd overeenkomstig voorschriften die golden voor 1 januari 1990 behoeven de compartimenten geen afzonderlijke beproeving van de in rn. 6.8.2.1.14 onder a) bedoelde druk.

EE

Artikel 85 van bijlage 4 vervalt.

FF

In bijlage 4, artikel 86, onderdeel b wordt de zinsnede ‘het in artikel 8, tweede lid, bedoelde rapport’ vervangen door: de rapportage van het in rn. 6.8.2.1.23 bedoelde niet-destructieve onderzoek.

GG

In bijlage 4, artikel 88 vervalt de zinsnede ‘tijdig voor het aflopen van de in rn. 6.8.2.4.2 genoemde termijnen’.

HH

De artikelen 91 en 92 van bijlage 4 vervallen.

II

In bijlage 4, artikel 95, onderdeel 4 wordt ‘voornoemd keuringsstation’ vervangen door: de eigenaar of de houder.

JJ

Bijlage 4, artikel 97 komt te luiden:

Artikel 97

  • 1. De voorschriften van bijlage 4 zoals die luidden ten tijde van de toelating van een voertuig of die tank of tankcontainer blijven op dat voertuig respectievelijk die tank of tankcontainer van toepassing.

  • 2. De Regeling Rijkskeuringsvoorschriften betreffende het vervoer over land van gevaarlijke stoffen 1990, zoals die luidde ten tijde van de toelating van een voertuig of die tank of tankcontainer blijven op dat voertuig respectievelijk die tank of tankcontainer van toepassing.

  • 3. De Rijkskeuringsvoorschriften betreffende het vervoer over land van gevaarlijke stoffen 1985 zoals die luidden ten tijde van de toelating van een voertuig of die tank of tankcontainer blijven op dat voertuig respectievelijk die tank of tankcontainer van toepassing.

  • 4. De Rijkskeuringsvoorschriften betreffende het vervoer over land van gevaarlijke stoffen 1978 zoals die luidden ten tijde van de toelating van een voertuig of die tank of tankcontainer blijven op dat voertuig respectievelijk die tank of tankcontainer van toepassing.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van bijlage 1, die ter inzage wordt gelegd bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

De Minister van Infastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen.

BIJLAGE 1

(De wijzigingen van de bijlagen A en B van de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (het ADR), versie 2011)

Deze bijlage behoort bij de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen in verband met de tweejaarlijkse revisie van internationale voorschriften en ter implementatie van de richtlijn nr. 2010/61/EU.

BIJLAGE 2 ALS BEDOELD IN ARTIKEL I, ONDERDEEL I

Bijlage 3 als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen

Artikel 1. Erkende instanties

  • 1. In de onderstaande tabel zijn de erkende instanties opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover bedoelde handelingen worden uitgevoerd door Nederlandse instanties.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover deze betrekking hebben op drukhouders en tanks als bedoeld in de Regeling vervoerbare drukapparatuur voorbehouden aan de op grond van die regeling aangewezen instanties.

Tabel 1

Randnummer

Instanties

1.1.3.1 d)

brandweer of politie

1.3.3, eerste volzin

IVW

1.4.2.2.4, 1.8.1.1, 1.8.1.2. 1.8.1.3, 1.8.1.4, 1.8.2.2, 1.8.2.3, 1.8.3.5, 1.8.5.1

IVW

1.8.3.7, 1.8.3.8, 1.8.3.10, 1.8.3.14, 1.8.3.16

CBR

1.9.4

DGMo

1.10.1.6

CBR

1.10.2.4, eerste volzin

IVW

1.10.3.2.2, Opmerking

politie

2.2.1.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria

TNO DV

2.2.1.1.3

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

2.2.1.1.7.2

IVW

2.2.1.3, Opmerking bij UN-nummer 0190

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

2.2.41.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.41.1.13

2.2.51.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.52.1.8

TNO DV

2.2.62.1.9, Opmerking, 2.2.62.1.12

EL&I of VWS

3.1.2.6

LR

3.3.1, bijzondere bepalingen 16 en 178

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

3.3.1, bijzondere bepalingen 181, 237, 266, 271, 272 en 278

TNO DV

3.3.1, bijzondere bepaling 239

IVW

3.3.1, bijzondere bepaling 283

LR

3.3.1, bijzondere bepalingen 288, 309, 311

TNO DV

3.3.1, bijzondere bepaling 637

Minister

3.3.1, bijzondere bepaling 645

IVW

4.1.1.15

TNO C in overeenstemming met DGMo

4.1.3.6

LR

4.1.4.1, P099, P101

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

4.1.4.1, P200, P201

LR

4.1.4.1, P405 (2) b)

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

4.1.4.1, P601 (3) g)

TNO C

4.1.4.1, P620, P650

EL&I of VWS

4.1.4.1, P902, 4.1.4.1, P905

LR

4.1.4.2 IBC99, 4.1.4.2 IBC520, 4.1.4.3 LP99

TNO DV

4.1.4.3 LP902

LR

4.1.5.15, 4.1.5.18

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

4.1.7.2.2

TNO DV

4.1.8.7

EL&I of VWS

4.1.10.4, MP21

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

4.2.1.7, 4.2.1.9.1

RDW/LR/klassenbureau

4.2.1.13.1, 4.2.1.13.3

RDW in overeenstemming met TNO DV

4.2.3.7.1, 4.2.5.1.1

RDW/LR

4.2.5.3 TP4, TP9, TP10, TP16, TP24

RDW/LR/klassenbureau

4.3.2.1.5, voetnoot 2

RDW/LR

4.3.2.1.7

RDW/LR/klassenbureau

4.3.3.2.5

RDW/LR

4.3.5, TU39

RDW in overeenstemming met TNO DV

5.2.2.1.9

TNO DV

6.1.1.2, 6.1.1.4

TNO C in overeenstemming met DGMo

6.1.3.1, 6.1.3.8

TNO C

6.1.4.8.8, 6.1.4.13.7

TNO C in overeenstemming met DGMo

6.1.5.1.1, 6.1.5.1.3, 6.1.5.1.5, 6.1.5.1.10,

6.1.5.2.5, 6.1.5.8.2

TNO C

6.2.1.4.1, 6.2.1.4.2, 6.2.1.5.1 g), 6.2.1.6.1, 6.2.1.7.2, 6.2.2.1.1, Opmerking 2, 6.2.2.5.2, 6.2.2.5.3, 6.2.2.5.4, 6.2.2.5.5, 6.2.2.6.2, 6.2.2.6.3, 6.2.2.6.4, 6.2.2.7.2 d), 6.2.2.7.4, 6.2.2.7.7, 6.2.2.7.8, 6.2.2.9, 6.2.2.9.4, 6,2,2,10, 6.2.3.4.2, 6.2.3.5, 6.2.3.6.1, 6.2.5.4.2, 6.2.6.3.2.2, 6.2.6.3.3

LR

6.3.2.1, 6.3.2.2

TNO C in overeenstemming met DGMo

6.3.4.2, 6.3.4.3, 6.3.5.1.1, 6.3.5.1.3, 6.3.5.1.5, 6.3.5.1.7, 6.3.5.1.8, 6.3.5.5.2

TNO C

6.5.1.1.2

TNO C in overeenstemming met DGMo

6.5.1.1.3

TNO C

6.5.4.1

TNO C in overeenstemming met DGMo

6.5.2.1.1, 6.5.2.2.5, 6.5.4.4.1, 6.5.6.1.1, 6.5.6.2.1, 6.5.6.2.3, 6.5.6.3.4, 6.5.6.14.2

TNO C

6.6.1.2, 6.6.1.3

TNO C in overeenstemming met DGMo

6.6.3.1, 6.6.5.1.1, 6.6.5.1.3, 6.6.5.1.5, 6.6.5.1.7, 6.6.5.1.8, 6.6.5.4.3

TNO C

6.7.1.2

RDW/LR

6.7.2.2.1, 6.7.2.2.10, 6.7.2.2.14

RDW/LR/klassenbureau

6.7.2.3.1, 6.7.2.3.3.1

RDW/LR

6.7.2.4.3, 6.7.2.6.2, 6.7.2.6.3, 6.7.2.6.4, 6.7.2.7.1, 6.7.2.8.3, 6.7.2.10.1, 6.7.2.12.2.4, 6.7.2.18.1, 6.7.2.19.5, 6.7.2.19.9, 6.7.2.19.10

RDW/LR/klassenbureau

6.7.3.2.1, 6.7.3.2.11, 6.7.3.3.3.1, 6.7.3.7.3, 6.7.3.8.1.2, 6.7.3.14.1, 6.7.3.15.3, 6.7.3.15.5, 6.7.3.15.9, 6.7.3.15.10, 6.7.4.2.1, 6.7.4.2.8.1, 6.7.4.2.8.2, 6.7.4.2.14, 6.7.4.3.3.1, 6.7.4.5.10

6.7.4.6.4, 6.7.4.7.4, 6.7.4.13.1, 6.7.4.14.3, 6.7.4.14.6 b)

RDW/LR

6.7.4.14.10, 6.7.4.14.11

RDW/LR/klassenbureau

6.7.5.2.9, 6.7.5.4.1, 6.7.5.4.3, 6.7.5.11.1

RDW/LR

6.7.5.12.3, 6.7.5.12.7

RDW/LR/klassenbureau

6.8.2.1.4, 6.8.2.1.16, 6.8.2.1.19

RDW/LR/klassenbureau

6.8.2.1.20

RDW/LR

6.8.2.1.23, 6.8.2.2.2

RDW/LR/klassenbureau

6.8.2.2.10

RDW

6.8.2.3.1, 6.8.2.3.3, 6.8.2.4.1 voetnoot 9, 6.8.2.4.2 voetnoot 9, 6.8.2.4.5, 6.8.2.7

RDW/LR/klassenbureau

6.8.3.2.16, 6.8.3.2.26, 6.8.3.4.4

RDW/LR

6.8.3.4.6 b)

RDW/LR/klassenbureau

6.8.3.4.12, 6.8.3.4.16, 6.8.3.7

RDW/LR

6.8.4 TA4, TT2, TT7, TT9

RDW

6.8.4 TA2

RDW in overeenstemming met TNO DV

6.8.5.2.2

RDW/LR

6.9.1.1, 6.9.2.1, 6.9.2.5, 6.9.2.13, 6.9.2.14.4, 6.9.2.14.5, 6.9.4.2.4, 6.9.4.4.1, 6.9.5.3

RDW

6.11.2.4, 6.11.4.4 (Code BK1)

RDW

6.12.3.1.2, 6.12.3.1.3, 6.12.3.2.2

RDW/LR

7.3.2.6.2

IVW

7.3.3, VV12, VV13

RDW

7.5.11 CV1

burgemeester

7.5.2.2 voetnoot a)

RDW

8.1.4.4

V&J

8.2.1.1, 8.2.1.2, 8.2.1.3, 8.2.1.5, 8.2.2.4.2, 8.2.2.6.1, 8.2.2.6.4, 8.2.2.6.5, 8.2.2.6.7, 8.2.2.7.1.3, 8.2.2.7.1.5, 8.2.2.8.2, 8.2.2.8.4

CBR

8.5 S1 (4)

burgemeester

9.1.2, 9.1.3

RDW

Artikel 2

  • 1. In tabel 1 wordt verstaan onder:

    brandweer:

    brandweerdiensten, met uitzondering van de bedrijfsbrandweer als bedoeld in het Besluit Bedrijfsbrandweren;

    burgemeester:

    de burgemeester van de desbetreffende gemeente;

    CBR:

    Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen;

    Defensie:

    Minister van Defensie, namens deze de Militaire Commissie Gevaarlijke Stoffen;

    DGMo:

    Minister, namens deze de Directeur Mobiliteit;

    EL&I:

    Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    IVW:

    Minister, namens deze de Inspecteur-Generaal Verkeer en Waterstaat;

    klassenbureau:

    privaatrechtelijke organisatie die keuringen van tankcontainers of transporttanks uitvoert in opdracht van de fabrikant, de eigenaar of de gebruiker van tankcontainers of transporttanks en die is erkend overeenkomstig artikel 4 van deze bijlage;

    politie:

    Korps landelijke politiediensten dan wel de regiopolitie in de desbetreffende regio;

    LR:

    Lloyd’s Register Nederland B.V.;

    RDW:

    Dienst Wegverkeer;

    RDW/LR:
    • 1°. Dienst Wegverkeer, of

    • 2°. Lloyd’s Register Nederland B.V.;

    RDW/LR/klassenbureau:
    • 1°. Dienst Wegverkeer, of

    • 2°. Lloyd’s Register Nederland B.V., of

    • 3°. klassenbureau, voor zover het betreft tankcontainers of transporttanks voor gevaarlijke stoffen, met uitzondering van gassen van klasse 2 (behoudens de dichtheidsproef);

    V&J:
    • 1°. Minister van Veiligheid en Justitie,

    • 2°. ten aanzien van de inspectie: een ieder die een erkenning heeft van de Vereniging van Beveiligingsondernemingen in Nederland (VBON) op grond van de regeling voor de erkenning van onderhoudsbedrijven kleine blusmiddelen (REOB);

    TNO DV:

    kerngebied Defensie en Veiligheid van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek;

    TNO C:

    TNO Certification B.V. van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek;

    VWS:

    Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 2. Bij de uitvoering van de bevoegdheden van V&J, bedoeld in artikel 1 van deze bijlage, geldt als merkteken het rijkstypekeur.

Artikel 3

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. overeenstemming vooraf: het CBR doet schriftelijk een voorstel aan de Minister, die, indien akkoord, instemt;

    • b. informatie achteraf: het CBR informeert schriftelijk achteraf de Minister door toezending van een jaarlijks verslag, houdende:

      • 1°. aantallen examens;

      • 2°. aantallen geslaagden aan wie een ADR-vakbekwaamheidscertificaat is verstrekt; en

      • 3°. een evaluatie van het in onderdeel a en b genoemde.

  • 2. Bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden, bedoeld in artikel 1 van deze bijlage, geeft het CBR toepassing aan tabel 2.

Tabel 2. Specificatie bevoegdheden CBR

ADR-randnummer

bevoegdheid van het CBR

overeenstemming vooraf

Informatie achteraf

8.2.1.2, 8.2.1.4 + 8.5; S1, S11, S12, 8.2.1.5, 8.2.1.6, 8.2.2.1

Afgifte vakbekwaamheids-

certificaten en aantekening herhalingscursus

 

X

8.2.1.2, 8.2.1.3, 8.2.1.4, 8.2.2.3.1, 8.2.2.3.2, 8.2.2.3.3, 8.2.2.3.4, 8.2.2.3.5

inhoudelijke eisen opleiding: vaststellen eindtermen

X

 

8.2.2.6.1, 8.2.2.6.4, 8.2.2.6.5

goedkeuren van de opleidingen; vaststellen van erkenningsrichtlijn

X

 

8.2.2.7.1.3, 8.2.2.7.1.6

eisen aan examens en wijze van examineren: opstellen van examenrichtlijn en afnemen examen

X

 

Artikel 4. Erkenningsvoorwaarden

  • 1. Een in artikel 1 erkende instantie, met uitzondering van bij de Staat der Nederlanden behorende organen, de politie en de brandweer, bedoeld in artikel 2:

    • a. heeft rechtspersoonlijkheid;

    • b. is redelijkerwijs onafhankelijk van de betrokken opdrachtgever;

    • c. beschikt over voldoende vakbekwaamheid voor de desbetreffende taak op ten minste MBO-niveau;

    • d. beschikt over een geschikt kwaliteitsborgingssysteem, en

    • e. voldoet aan andere door de Minister met het oog op het behoorlijk uitvoeren van de desbetreffende taak te stellen nadere voorschriften.

  • 2. De Minister kan een erkenning intrekken of schorsen, indien naar zijn oordeel niet wordt voldaan aan het eerste, derde of vierde lid.

  • 3. De erkende instantie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de Minister binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar een overzicht van de in dat jaar verrichte keuringen, bevattende goedkeuringen, weigeringen tot goedkeuring, alsmede de redenen voor weigeringen tot goedkeuring.

  • 4. De erkende instantie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt alle inlichtingen die namens de Minister verlangd worden door de Inspecteur-Generaal Verkeer en Waterstaat en die betrekking hebben op het eerste lid voor zover betreffende handelingen met betrekking tot wagens en tanks als bedoeld in bijlage 1.

TOELICHTING

Aanleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG) in verband met de implementatie van de tweejaarlijkse revisie van de in UNECE-verband (United Nations Economic Commission for Europe) vastgestelde Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR). Daarnaast dient deze wijziging ter implementatie van richtlijn nr. 2010/61/EU van de Europese Commissie van 2 september 2010 tot eerste aanpassing van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang (PbEU L 233).

De bijlagen

De technische voorschriften van het ADR zijn in het Nederlands vertaald opgenomen in bijlage 1 bij de VLG. De revisie van het ADR heeft daarom ook aanpassing van deze bijlage tot gevolg. Gezien de omvang van die wijzigingen is er voor gekozen deze niet in de Staatscourant te publiceren. In het slotformulier is, zoals gebruikelijk, bepaald dat bijlage 1 bij deze regeling wordt bekendgemaakt door terinzagelegging. Terinzagelegging vindt plaats in de bibliotheek van de Hoofddirectie Juridische Zaken van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Koningskade 4, 2500 EX Den Haag. Ook is de bijlage te raadplegen via de internetsite van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, www.ivw.nl.

Bijlage 2 bij de VLG bevat voorschriften ter invulling van of in aanvulling op bijlage 1 bij de VLG. In bijlage 3 bij de VLG zijn de instanties opgenomen die als bevoegde autoriteit zijn aangewezen om de taken en bevoegdheden uit te voeren, zoals deze zijn opgenomen in de internationale voorschriften. Bijlage 4 bij de VLG bevat de rijkskeuringsvoorschriften voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Wijzigingen van internationale voorschriften

De wijzigingen van bijlage 1 bij de VLG houden onder meer verband met de per december 2008 vastgestelde wijzigingen van de mondiale VN-Aanbevelingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gericht op een multimodale harmonisatie van voorschriften. Zo zijn de voorschriften voor het Europese vervoer van verpakkingen met gelimiteerde hoeveelheden zijn grotendeels in lijn gebracht met die van de mondiale VN-Aanbevelingen, met name op het gebied van hoeveelheden die per binnenverpakking zijn toegelaten en de kenmerking van buitenverpakkingen. Ook moeten vervoermiddelen waarin grote hoeveelheden van dit soort van kleine verpakkingen worden vervoerd, aanvullend worden gekenmerkt.

Ook is het hoofdstuk ten aanzien van gegaste ladingen opnieuw geformuleerd teneinde de risico’s voor het personeel, dat belast is met ontgassing, te verlagen. En zijn de voorschriften voor het vervoer van vloeistoffen die zeer giftig zijn bij inademen aangescherpt, vanwege hun buitengewone giftigheidsgevaar in vergelijking tot andere giftige stoffen.

Nieuwe indeling van departementen

Van deze gelegenheid is voorts gebruik gemaakt om de VLG, inclusief bijlagen, aan te passen aan het Koninklijk Besluit van 14 oktober 2010 (Stcrt. 2010, 16525) tot opheffing van de ministeries van Verkeer en Waterstaat en Volkshuisvestiging, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het instellen van een Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Voorts zijn bij Koninklijk Besluit van eveneens 14 oktober 2010 (Stcrt. 2010, 16584) de ministeries van Economische Zaken en die van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit opgeheven en is een nieuw ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ingesteld. Ook is de VLG aangepast aan de nieuwe portefeuilleverdeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en die van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Administratieve lasten

De wijzigingen van bijlage 1 bij de VLG noch van het VLG anderszins brengen nieuwe informatieverplichtingen met zich. Nu de wijziging van de VLG bovenden rechtstreeks verband houdt met de wijzigingen van internationale voorschriften en de implementatie van richtlijn nr. 2010/61/EG is de ontwerpregeling niet voorgelegd aan het Adviescollege voor de toetsing van administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Met de totstandkoming van een nieuw kabinet is bij Koninklijk Besluit van 14 oktober 2010 het Ministerie van Verkeer en Waterstaat opgeheven. De in dit VLG opgenomen bevoegdheden gaan mede als gevolg daarvan over naar het nieuw ingestelde Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De begripsbepaling is dienovereenkomstig aangepast.

B

Deze wijziging houdt verband met de inwerkingtreding op 1 december 2009 van het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (PbEU C307).

C

Bijlage 1 bij de VLG wordt gewijzigd conform de wijzigingen die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling en volgen de internationale wijzigingen. De omvang van de wijzigingen is dusdanig dat zij ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

D en E

Met deze wijzigingen van hoofdstuk II van bijlage 2 bij de VLG wordt met name een aantal onjuistheden gerepareerd. Daarnaast wordt een nieuwe tunnel toegevoegd. Het betreft de Waterwolftunnel, gelegen in de N201. De tunnel is ontworpen en gebouwd om een grote brand te kunnen weerstaan. De brandbestendigheid van de tunnel sluit aan bij een indeling in categorie C. Er is voor gekozen om geen stoffen die een grote explosie kunnen veroorzaken in de tunnel toe te laten. Dit is in lijn met de huidige praktijk bij tunnels die onder water liggen. Aan deze keuze is ook een kwantitatieve risico-analyse voorafgegaan. Uit die analyse is gebleken dat er bij de keuze voor deze categorie geen knelpunten zijn ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico die voortvloeien uit de transporten van gevaarlijke stoffen.

F en G

De wijzigingen in de nieuwe tabellen 1 en 2 met betrekking tot klasse 6.1 en klasse 8 in de tabellen 1 en 2 dienen er toe te verduidelijken dat het álle bij inademing giftige stoffen betreft. Dit zijn de stoffen die ofwel op basis van de officiële naamsaanduiding in de stoffenlijst van bijlage 1 bij de VLG, de Juiste Vervoersnaam, als zodanig worden aangemerkt. Ofwel het betreft stoffen die als zodanig moeten worden aangemerkt vanwege bijzondere bepaling (Special Provision) 354 van hoofdstuk 3.3 van bijlage 1 bij de VLG.

H

De randnummers 1.3.3. en 1.10.2.4, als opgenomen in bijlage 1 bij de VLG, bevatten reeds de verplichting voor de werkgever om informatie over de gevolge opleidingen en trainingen van zijn werknemers te bewaren. Aan de verplichting was geen termijn verbonden.

Door de wijziging van de randnummers dient de bevoegde autoriteit alsnog een termijn te bepalen gedurende welke de werkgever de opleidingsdossiers van zijn werknemers dient te bewaren. Met dit nieuwe artikel 11 in hoofdstuk II van bijlage 2 bij de VLG wordt daar invulling aan gegeven. Aangezien ook voor deze wijziging reeds werd beoogd dat de dossiers zo lang mogelijk bewaard bleven, is er voor gekozen om de termijn gelijk te stellen met de gehele periode dat er tussen de werkgever en de werknemer die de opleidingen heeft genoten een arbeidsrelatie bestaat. Op die manier kan gedurende die gehele periode inzicht in het totale opleidingsdossier worden verkregen. Tegelijkertijd wordt op deze manier niet de werkgever belast om ook na het beëindigen van de werkrelatie het dossier te bewaren.

I

De wijzigingen in tabel 1 van bijlage 3 bij de VLG zijn conform de wijzigingen in het ADR en brengen geen inhoudelijke wijzigingen in bevoegdheden met zich.

Wel brengt de wijziging van randnummer 1.1.3.1 d) als opgenomen in bijlage 1 een zodanige aanscherping met zich dat een nadere invulling van de aldaar genoemde bevoegdheid wenselijk is. In deze randnummers gaat het om de bevoegdheid om, in geval van calamiteiten of een ongeval, aanwijzingen te geven of het vervoer te dirigeren. In internationaal verband is afgesproken dat deze bevoegdheden enkel voor hulpverlenende overheidsdiensten zijn bedoeld. En niet voor privaatrechtelijke hulpverlenende instanties. Om dit ook voor de Nederlandse situatie te verduidelijken zijn in bijlage 3 de brandweer en de politie expliciet als bevoegde instantie in de zin van randnummer 1.1.3.1 d) aangemerkt. Dit sluit aan bij de bestaande praktijk.

Daarnaast is artikel 3 van bijlage 3 bij de VLG aangepast in verband met de op 1 april 2010 in werking getreden Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen (Stcrt. 2009, 19721). Ondernemingen als bedoeld in die Regeling worden geacht op grond van die Regeling een aanvraag in te dienen om erkend te worden. Zodra de aanvraag is ingewilligd of zodra de overgangsperiode in die Regeling is verstreken, vervalt de erkenning van deze ondernemingen op grond van bijlage 3 bij de VLG. Artikel 3 van bijlage 3 bij de VLG heeft betrekking op instanties die (nog) op grond van die bijlage zijn erkend, met uitzondering van de Rijksorganen, de politie en de brandweer.

J en M

In 2010 is een nieuwe richtlijn met betrekking tot vervoerbare drukapparatuur tot stand gekomen. Als gevolg daarvan is de richtlijn 99/36/EG ingetrokken. De verwijzingen naar deze oude richtlijn in deze bijlage zijn dienovereenkomstig aangepast.

K, N, P, U, V en EE

Bij de Rijkstypekeuringen wordt van een groot aantal Europese normen gebruik gemaakt. Met de laatste wijzigingen van het ADR zijn veel van deze normen ook in het ADR opgenomen. Via bijlage 1 bij de VLG, de Nederlandse vertaling van het ADR, dient derhalve reeds aan die verschillende normen te worden voldaan. Het is dan ook niet langer noodzakelijk om die reeds in het ADR opgenomen normen ook in bijlage 4 op te nemen. Om die reden is artikel 2 aangepast en kunnen de artikelen 8 tot en met 10, 12 en 13, 19, 21 en 22, 26, het eerste lid van artikel 36, artikel 41 en artikel 85 vervallen.

L

Artikel 3 van hoofdstuk I van bijlage 4 bij de VLG heeft betrekking op zowel voertuigen als tanks en tankcontainers. Met deze wijziging wordt die omissie in het tweede lid hersteld.

O

Met deze wijzing is een onjuiste aanduiding van het nummer van de ISO-norm hersteld.

Q

De formulering van artikel 31 van bijlage 4 is met deze wijziging aangepast aan de gehanteerde praktijk en de formulering van randnummer 6.8.2.2.2.

R

Randnummer 6.8.2.6 van bijlage 1 bij de VLG bevat een groot aantal EN-normen die toegepast dienen te worden bij het ontwerpen, vervaardigen of beproeven van tanks. De daar genoemde normen zijn evenwel niet geschikt voor alle toepassingen van de verschillende uitvoeringsdelen. Totdat ook voor die toepassingen voorzien is in normen en deze normen in bijlage 1 bij de VLG zijn opgenomen, blijven de artikelen 34 tot en met 37, 39 en 40 van toepassing op die uitvoeringen.

S en T

Het verzegelen als ook de duurzaamheid daarvan wordt in de praktijk als problematisch ervaren. Het opnieuw verzegelen na losraken of het vervangen van bijvoorbeeld pakkingen door de gebruiker in de periode tussen de periodieke testen brengt kosten met zich terwijl het aanpassen van de afstelling niet eenvoudig is uit te voeren. Om deze reden zijn de artikelen 34 en 35 aangepast. Uitgangspunt blijft wel dat de afstelinrichting zelfborgend is en die instelling, waar mogelijk, niet onbedoeld veranderd wordt.

W, Y en Z

De definitie van FL-voertuig staat reeds vermeld in bijlage 1 bij de VLG. Op grond van artikel 1, tweede lid, van de VLG is die definitie ook van toepassing op bijlage 4. De artikelen 46, 51 en 54 zijn dienovereenkomstig aangepast.

X

Voertuigen die voldoen aan de emissie-eisen van Euro 4 en hoger zijn zodanig geconstrueerd dat de kans op vonken zeer gering is. De eis van een vonkenvanger wordt voor die voertuigen dan ook niet langer redelijk geacht.

AA

De in artikel 59 van bijlage 4 opgenomen eisen voor opschriften en symbolen hebben gelet op de eisen waar ingevolge bijlage 1 bij de VLG reeds aan moet worden voldaan in de praktijk geen toegevoegde waarde meer, zodat deze bepaling kan vervallen.

BB

Het Veiligheidsbesluit Tankschepen is ingetrokken. In plaats daarvan wordt aangesloten bij de eisen aan en wijze van certificeren als opgenomen in het Arbeidsomstandighedenbesluit.

CC

Met deze wijziging is een typefout in het opschrift hersteld.

DD

De compartimenten van tanks die zijn gebouwd na 1990 worden onderworpen aan afzonderlijke beproevingen. Inmiddels geldt dit voor het overgrote deel van de tanks. Deze afzonderlijke beproeving vormt dus niet langer de uitzondering. Op dit moment is veeleer de uitzondering dat compartimenten geen afzonderlijke beproeving behoeven. Om deze omslag te benadrukken is artikel 83 dienovereenkomstig aangepast.

FF

Artikel 8 is komen te vervallen mede vanwege hetgeen daaromtrent thans reeds in het ADR is geregeld. Dit onderdeel van artikel 86 wordt dienovereenkomstig aangepast.

GG

In hoofdstuk 1.4.2 van bijlage 1 bij de VLG is de verantwoordelijkheid voor de vervoerder vastgelegd om de geldigheid van de keuring van de tank te bewaken. Het tijdig aanvragen van een volgende periodieke keuring is daarmee ook de verantwoordelijkheid van de vervoerder. Het wordt dan ook niet langer noodzakelijk geacht om dit expliciet op te nemen.

HH

De RDW zal de gewenste gang van zaken rond een keuring betrekken bij de communicatie en informatie-voorziening rond die keuringen. Het wordt niet langer noodzakelijk geacht hiervoor regels te stellen.

II

Dit artikel wordt aangepast aan de reeds bestaande praktijk dat het IKS direct door de eigenaar of houder, in plaats van via een keuringsstation, in kennis wordt gesteld van schade aan de tank.

JJ

Artikel 97 bevat het overgangsrecht met betrekking tot de rijkskeuringsvoorschriften. Uitgangspunt is dat die voorschriften blijven gelden die ook golden ten tijde van de toelating van een voertuig. Dat geldt niet alleen voor de voorschriften als opgenomen in bijlage 4, maar ook die zijn opgenomen in de Regeling Rijkskeuringsvoorschriften betreffende het vervoer over land van gevaarlijke stoffen 1990 en in de Rijkskeuringsvoorschriften betreffende het vervoer over land van gevaarlijke stoffen 1985 als ook in die van 1978.

Artikel II

Deze wijziging treedt op 1 januari 2011 in werking. Dit is conform het tijdstip waarop de wijzigingen van het ADR van toepassing zijn ingevolge de vaststelling daarvan in UNECE-verband. In de wijzigingen van het ADR, als opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling, is voorts bepaald dat tot 1 juli 2011 nog de tot en met 31 december 2010 geldende voorschriften mogen worden toegepast, tenzij anders is vermeld.

Met betrekking tot het kabinetsbesluit tot instelling van Vaste Verandermomenten wordt het volgende opgemerkt. Ingevolge dat besluit dient een regeling minimaal twee maanden voor inwerkingtreding te worden gepubliceerd. Met deze regeling wordt evenwel voldaan aan de Nederlandse verdragverplichting om het ADR uiterlijk 1 januari 2011 te implementeren. Implementatie van Europese of internationale regelgeving is één van de uitzonderingsgronden met betrekking tot het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten van regelgeving. Ten behoeve van tijdige implementatie van de internationale voorschriften is dan ook besloten af te wijken van deze minimale invoeringstermijn. Daarbij is in aanmerking genomen dat de branche nauw betrokken is bij het de wijzigingen van de internationale voorschriften en deze over het algemeen reeds bij de gebruiker van deze regeling bekend zijn.

De Minister van Infastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen.

Naar boven