Besluit van de Minister voor Immigratie en Asiel van 9 december 2010, nummer WBV 2010/18, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De minister voor Immigratie en Asiel,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C4/2.3.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.3.2 Betekenis en voorwaarden

Aangenomen wordt, dat wanneer de vervolging of de dreiging van een behandeling in de zin van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw uitgaat van de centrale overheid of van aan de overheid gelieerde organisaties, van een binnenlands vlucht- dan wel vestigingsalternatief in beginsel geen sprake kan zijn. Een uitzondering is mogelijk in de situatie waarin de overheid nog maar in een beperkt gebied feitelijk de macht uitoefent. Voorts kan sprake zijn van een vlucht- of vestigingsalternatief, indien de vervolging uitgaat van de lokale overheden en de centrale autoriteiten elders wel bescherming bieden, of in de situatie dat bescherming niet wordt geboden door de overheid maar door derden.

Bij de beoordeling of een deel van het land van herkomst voldoet als vlucht- of vestigingsalternatief, wordt op grond van artikel 3.37d, tweede lid, VV rekening gehouden met de algemene omstandigheden in dat deel van het land en met de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling op het tijdstip waarop een beslissing inzake de aanvraag wordt genomen. In de volgende gevallen kan in redelijkheid van de vreemdeling worden verwacht dat hij zich naar elders in het land van herkomst begeeft:

  • a. het gaat om een gebied waar voor de vreemdeling geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen bestaat;

  • b. de vreemdeling kan op veilige wijze toegang tot dat gebied verkrijgen; en

  • c. de vreemdeling kan zich in het gebied vestigen en van de vreemdeling kan redelijkerwijs worden verwacht dat hij in dat deel van het land verblijft.

Ad a

Naast het vereiste dat de eerdere dreiging in het gebied niet meer bestaat, is tevens van belang dat de vreemdeling in het gebied geen nieuwe dreiging zal kennen en zich daardoor genoodzaakt ziet terug te keren naar de plaats waar de eerdere dreiging bestond (indirect refoulement).

Indien de dreiging een gevolg is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15c van richtlijn 2004/83/EG in een bepaald gebied en niet gerelateerd is aan individuele, persoonlijke vrees, kan de vreemdeling afkomstig uit dat gebied zich onttrekken aan deze dreiging door zich te vestigen in een plaats gelegen buiten het hier bedoelde 15c gebied. De voorwaarden genoemd onder b en c voor het tegenwerpen van een vestigingsalternatief blijven, ook in een dergelijke situatie, onverkort van toepassing.

Ad b

Voor de vraag of het gebied toegankelijk is, wordt gekeken naar de situatie zoals deze bestaat op het moment van de beoordeling. Dit betekent dat het gebied vanuit Nederland daadwerkelijk en reëel bereikbaar moet zijn. Daarnaast moet het gebied op legale en veilige wijze kunnen worden bereikt.

Een naar verwachting kortdurende technische belemmering vormt op grond van artikel 3.37d, derde lid, VV onvoldoende grond om geen vlucht- of vestigingsalternatief aan te nemen.

Gedacht kan worden aan de situatie dat er nog reisdocumenten voor de vreemdeling moeten worden geregeld of dat het vliegveld in het land van herkomst tijdelijk gesloten is vanwege een overstroming.

Ad c

Niet is vereist dat de bescherming die de vreemdeling in het gebied dat geldt als vlucht- of vestigingsalternatief verkrijgt, dezelfde is als de bescherming die de vreemdeling in Nederland zou hebben verkregen.

De vreemdeling dient zich in het gebied te kunnen vestigen en een leven te kunnen leiden onder omstandigheden, die naar plaatselijke maatstaven gemeten als normaal zijn aan te merken. De vreemdeling dient in het betreffende gebied niet achtergesteld te worden in de uitoefening van essentiële rechten ten opzichte van de overige bevolking. Daarnaast dienen de levensomstandigheden in het betreffende gebied in zijn algemeenheid niet zodanig te zijn dat dit op zichzelf al kan leiden tot een humanitaire noodsituatie.

Dat de omstandigheden in het vlucht- of vestigingsalternatief minder gunstig zijn dan in het oorspronkelijke woongebied van de asielzoeker is onvoldoende reden om geen vlucht- of vestigingsalternatief tegen te werpen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 december 2010

De Minister voor Immigratie en Asiel,

voor deze:

de directeur-generaal belast met de zorg voor Immigratie en Asiel,

R.K. Visser.

TOELICHTING

ALGEMEEN

In onderhavige besluit is onder A het beleid met betrekking tot het beschermingsalternatief meer in lijn gebracht met artikel 8 van de Europese richtlijn 2004/83/EG (kwalificatierichtlijn) en jurisprudentie van het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM). (Zie onder andere uitspraak EHRM inzake Salah Sheekh t. Nederland, nr. 1984/04, par.263.)

Verder is de formulering van de tekst op enkele plaatsen aangepast ten behoeve van eenduidigheid en duidelijkheid.

Daarnaast is nadere toelichting gegeven op een beschermingsalternatief in geval van een uitzonderlijke situatie. Het staande beleid is met name geschreven met het oog op de situatie van individuele vrees. In dit artikel van onderhavig besluit is meer specifiek ingegaan op een beschermingsalternatief in geval van dreiging als gevolg van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15c van bovengenoemde richtlijn in een bepaald gebied.

De Minister voor Immigratie en Asiel,

voor deze:

de directeur-generaal belast met de zorg voor Immigratie en Asiel,

R.K. Visser.

Naar boven