Regeling van het stimuleringsfonds voor de pers van 23 december 2009, nr. 19064, tot vaststelling van een tijdelijke subsidieregeling minderhedenbladen en journalistieke internet-informatieproducten

Het Stimuleringsfonds voor de pers,

Handelende na overleg met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 8.3, tweede lid, onder a, van de Mediawet 2008;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALING

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt onder ‘uitgever’ verstaan: een rechtspersoon die een persorgaan of een journalistiek informatieproduct als bedoeld in hoofdstuk 3 uitgeeft.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIE TEN BEHOEVE VAN PERSORGANEN GERICHT OP CULTURELE EN ETNISCHE MINDERHEDEN

Artikel 2. Subsidieverlening aan persorganen voor minderheden

  • 1. Ten behoeve van persorganen die gericht zijn op culturele en etnische minderheden kan aan uitgevers daarvan projectsubsidie worden verstrekt indien de continuïteit dan wel het starten van de exploitatie van het persorgaan in gevaar is, respectievelijk niet mogelijk is en de noodzakelijke financiële steun niet of niet afdoende op andere wijze kan worden verkregen.

  • 2. Subsidie kan slechts worden verstrekt voor een project dat wordt uitgevoerd overeenkomstig een goedgekeurd activiteitenplan dat uitzicht biedt op een rendabele exploitatie binnen een redelijke periode. Het activiteitenplan bevat in elk geval:

    • a. een beschrijving van de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten;

    • b. een begroting;

    • c. een beschrijving van de wijze waarop de beoogde doelgroep bereikt kan worden en de manier waarop inkomsten via lezers, adverteerders of andere mogelijkheden verworven kunnen worden;

    • d. een analyse van de vraag of het projectplan doelmatiger via of in combinatie met een internet-informatieproduct, andere media of uitgevers kan worden uitgevoerd.

  • 3. Subsidie kan slechts worden verstrekt ten behoeve van persorganen als bedoeld in het eerste lid, die voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 8.10, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met h, van de Mediawet 2008, en:

    • a. die regelmatig en minder dan éénmaal per maand, doch ten minste éénmaal per kwartaal verschijnen; of

    • b. die regelmatig en minder dan zesmaal per week, doch ten minste éénmaal per kwartaal zullen verschijnen.

Artikel 3. Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk is jaarlijks ten hoogste € 300.000,– beschikbaar.

  • 2. Per project kan subsidie tot ten hoogste een bedrag van € 115.000,– per jaar worden verstrekt.

  • 3. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van krediet of kredietfaciliteiten. De subsidie kan worden verstrekt in de vorm van een uitkering, als wordt aangetoond dat het activiteitenplan niet op doeltreffende wijze kan worden uitgevoerd met krediet of kredietfaciliteiten.

HOOFDSTUK 3. SUBSIDIE TEN BEHOEVE VAN JOURNALISTIEKE INFORMATIEPRODUCTEN DIE VIA INTERNET WORDEN VERSPREID

Artikel 4. Subsidieverlening ten behoeve van internet-informatieproducten

  • 1. Ten behoeve van projecten gericht op de totstandkoming en verspreiding van journalistieke informatieproducten via het internet kan aan uitgevers daarvan projectsubsidie worden verstrekt.

  • 2. Subsidie kan slechts worden verstrekt voor een project dat wordt uitgevoerd overeenkomstig een goedgekeurd activiteitenplan. Het activiteitenplan bevat in elk geval:

    • a. een beschrijving van de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten;

    • b. een begroting;

    • c. een beschrijving van de wijze waarop de beoogde doelgroep bereik kan worden en de manier waarop inkomsten via lezers, adverteerders of andere mogelijkheden verworven kunnen worden;

    • d. een analyse van de vraag of het activiteitenplan doelmatiger in combinatie met een ander internet-informatieproduct, andere media of andere uitgevers kan worden uitgevoerd;

    • e. een onderbouwing van het uitzicht op verdere continuïteit in de exploitatie en verschijning van het journalistieke informatieproduct via het internet nadat subsidie is verkregen.

  • 3. Subsidie kan slechts worden verstrekt ten behoeve van journalistieke informatieproducten:

    • a. die voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 8.10, tweede lid, onderdelen a, c tot en met e, g en h van de Mediawet 2008;

    • b. die nieuws, analyse, commentaar en achtergrondinformatie over de maatschappelijke actualiteit bevatten, mede in het belang van de politieke meningsvorming en de pluriforme informatievoorziening;

    • c. die naar inhoud en strekking, exploitatiewijze of vormgeving zodanig afwijken van andere journalistieke informatieproducten, dat de verscheidenheid van informatie en opinievorming wordt vergroot en daarmee een vernieuwende bijdrage wordt geleverd aan de journalistieke informatievoorziening via het internet;

    • d. die via het internet verschijnen en regelmatig en ten minste maandelijks vernieuwd worden;

    • e. die informatie geven die mede bestaat uit tekst, waarbij advertentieteksten buiten beschouwing worden gelaten;

    • f. die ondernemingsgewijs worden uitgegeven door een uitgever die het (doen) uitgeven en (doen) verspreiden van informatieproducten voor een algemeen publiek als hoofdactiviteit heeft;

    • g. als het starten van het project zonder subsidie niet of niet afdoende mogelijk is; en

    • h. voor zover niet reeds op grond van een ander wettelijk voorschrift subsidieverstrekking voor de projectactiviteiten mogelijk is of subsidie is verkregen.

Artikel 5. Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk is jaarlijks ten hoogste € 450.000,– beschikbaar.

  • 2. Per goedgekeurd project kan subsidie tot ten hoogste 40 procent van de projectkosten, berekend volgens nader vast te stellen richtlijnen, worden verstrekt, met dien verstande dat de subsidie maximaal € 180.000,– bedraagt.

  • 3. Geen subsidie wordt verleend voor activiteiten of kosten die zijn aangevangen respectievelijk gemaakt voorafgaand aan de subsidieverlening.

  • 4. Per project kan slechts eenmaal subsidie worden verstrekt.

  • 5. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van krediet of kredietfaciliteiten. De subsidie kan beschikbaar worden gesteld als een uitkering, als wordt aangetoond dat het activiteitenplan niet op doeltreffende wijze kan worden uitgevoerd met krediet of kredietfaciliteiten.

HOOFDSTUK 4. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Subsidie kan uitsluitend op aanvraag van de uitgever worden verleend.

  • 2. De subsidieaanvraag omvat naast een activiteitenplan in elk geval:

    • a. naam en adres van rechtspersoon die de uitgavenrechten bezit van het desbetreffende persorgaan, bedoeld in artikel 2, of het journalistieke informatieproduct, bedoeld in artikel 4;

    • b. een omschrijving van de juridische structuur van de bij de aanvraag betrokken ondernemingen;

    • c. indien de aanvrager deel uitmaakt van een groep, een omschrijving van de structuur van de groep en een omschrijving van de juridische en economische verhoudingen tussen de aanvrager en andere onderdelen van de groep;

    • d. gegevens over de financiële positie van het persorgaan of het journalistieke product;

    • e. gegevens over oplage en verspreiding van het persorgaan;

    • f. gegevens over het aantal unieke bezoekers respectievelijk lezers van het journalistieke informatieproduct;

    • g. het redactiestatuut van het persorgaan of het journalistieke informatieproduct;

Artikel 7. Behandeling aanvraag

  • 1. Subsidieaanvragen worden behandeld in volgorde van ontvangst.

  • 2. Op een subsidieaanvraag wordt binnen dertien weken beslist.

  • 3. Subsidies ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 8. Subsidieverplichtingen

Naast de verplichtingen, bedoeld in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht, kunnen aan de subsidieontvanger verplichtingen opgelegd worden die betrekking hebben op:

  • a. de financiële structuur van de subsidieontvanger;

  • b. het openbaar maken van de verslaglegging over en de resultaten van het project.

Artikel 9. Voorschotten

  • 1. Bij toewijzing van een aanvraag kunnen voorschotten worden verleend tot ten hoogste 50 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening worden de hoogte en het tempo van de bevoorschotting vastgesteld.

HOOFDSTUK 5. SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 10. Aanvraag tot vaststelling

Binnen twee maanden na afloop van het project waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in. De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag.

Artikel 11. Financieel verslag en accountantsverklaring

  • 1. Het financieel verslag gaat vergezeld van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waarin deze verklaart dat de in het verslag opgenomen bedragen juist en volledig zijn.

  • 2. De accountantsverklaring bevat tevens een oordeel over de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen door de subsidieontvanger.

  • 3. Het Stimuleringsfonds kan nadere verplichtingen opleggen in verband met de inrichting van het financieel verslag en de accountantsverklaring.

  • 4. In afwijking van het eerste lid is het voor toegewezen subsidies tot ten hoogste € 50.000,– niet nodig het financieel verslag te laten vergezellen door een verklaring van een accountant.

  • 5. Het Stimuleringsfonds kan ten behoeve van de subsidievaststelling een door hem aan te wijzen accountant een onderzoek laten instellen naar de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie.

Artikel 12. Activiteitenverslag

  • 1. Het activiteitenverslag bevat een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten.

  • 2. De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van het activiteitenplan.

  • 3. Het verslag bevat, voor zover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten, vermeld in het activiteitenplan, en de feitelijke realisatie.

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding, tenzij voor het verstrijken van die periode een ander tijdstip wordt vastgesteld waarop deze regeling vervalt.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling minderhedenbladen en journalistieke internet-informatieproducten.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 december 2009

De voorzitter van het Stimuleringsfonds voor de Pers,

G.W. Noomen.

TOELICHTING

Deze tijdelijke subsidieregeling voor minderhedenbladen en journalistieke informatieproducten via internet is een voortzetting in aangepaste vorm van de gelijknamige regeling van 5 juli 2002 (Nr. MLB/JZ/2002/27/080) die op 10 juli 2002 in de Staatscourant is geplaatst. Deze voortzetting van de regeling is aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer van 14 november 2008 inzake het Persbeleid1 op basis van een advies van het Stimuleringsfonds voor de Pers van 28 augustus 20082 en een evaluatie door TNO Informatie- en Communicatietechnologie3.

Aangezien de te subsidiëren activiteiten vanuit publieke middelen worden gefinancierd, dienen de resultaten in principe ten goede te komen aan de persbedrijfstak in zijn geheel. In overleg met de aanvrager wordt een passende manier gevonden voor een te publiceren eindrapportage van elk project waaruit anderen lering kunnen trekken.

1. Tijdelijke subsidieregeling voor minderhedenbladen

Deze regeling is in het leven geroepen omdat er een knelpunt bestaat bij de informatievoorziening van en voor minderheden. De bestaande kranten en tijdschriften worden door hen over het algemeen weinig gelezen, omdat zij in deze bladen (te) weinig vinden wat aansluit bij hun eigen leefwereld. De bladen die voor deze subsidie in aanmerking willen komen, moeten zich richten op ontwikkelingen binnen de Nederlandse samenleving en dragen zodoende bij aan een goede integratie.

Deze regeling geldt voor een periode van twee jaar. Gelet op de toegekende bedragen in de periode 2002–2007 is het jaarlijks beschikbare budget ten opzichte van de vorige regeling benedenwaarts aangepast van € 700.000,– naar € 300.000,– als jaarlijks plafond. Deze middelen worden voor dit doel binnen de huidige middelen van het Fonds geoormerkt. Om te bereiken dat deze subsidiemogelijkheid voor meerdere persorganen open staat, is de hoogte van de subsidie bepaald op ten hoogste € 115.000,– per project per jaar.

2. Tijdelijke subsidieregeling voor journalistieke informatieproducten via internet

Deze regeling is in het leven geroepen ter stimulering van kwalitatief hoogwaardige journalistieke informatievoorziening via het internet, dat zich immers in betrekkelijk korte tijd heeft ontwikkeld tot een belangrijke informatiebron voor burgers. In het kader van de overheidszorg voor een optimale informatievoorziening wordt een dergelijke stimuleringsregeling van belang geacht. Het moet uitgevers in staat stellen om met nieuwe producten op internet te experimenteren.

Ook deze regeling geldt voor een periode van twee jaar. Voor deze regeling wordt een jaarlijks plafond ingesteld van € 450.000,–.

Om meerdere projecten in aanmerking te laten komen, is de maximale subsidie vastgesteld op € 180.000,– per project.

Gelet op het sterk risicodragend karakter van dergelijke projecten dienen deze overwegend door de aanvrager c.q. door derden gefinancierd te worden: de subsidie per project kan ten hoogste 40% van de projectkosten bedragen (artikel 5, tweede lid).

De voorzitter

van het Stimuleringsfonds voor de Pers,

G.W. Noomen.


XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 777, nr. 1.

XNoot
2

Stimuleringsfonds voor de Pers, Advies Persbeleid, Den Haag 2008.

XNoot
3

TNO Informatie- en Communicatietechnologie, Evaluatie Stimuleringsregeling bladen voor etnische en culturele minderheden en journalistieke internet informatieproducten, Delft 2008.

Naar boven