Richtlijn voor Strafvordering varen onder invloed

Categorie: strafvordering

Rechtskarakter: aanwijzing i.d.z.v. artikel 130, lid 4 Wet RO

Afzender: College van procureurs-generaal

Adressaat: Hoofden van de parketten

Registratienummer: 2010R029

Datum vaststelling: 22-11-2010

Datum inwerkingtreding: 01-01-2011

Geldigheidsduur: 31-12-2014

Publicatie in Staatscourant: PM

Vervallen: Richtlijn voor strafvordering varen onder invloed (2010R008)

Relevante beleidsregels OM: Aanwijzing varen onder invloed (2010A020)

Wetsbepalingen art. 27, 28, 28a, 29 en 31 Scheepvaartverkeerswet, art.1.02 lid 7 en 1.03 lid 4 Rijnvaartpolitiereglement 1995 (RPR95) en artikel 32 Herziene Rijnvaartakte, Besluit alcoholonderzoeken

Jurisprudentie: –

Evaluatie: –

Bijlage(n): 1

ACHTERGROND

In deze richtlijn zijn de boetebedragen geïndexeerd met 15 procent conform de door de minister voorgestelde verhoging per 1 januari 2011 waarbij de bedragen conform het Kader voor strafvordering zijn afgerond. Voor het overige is deze versie – afgezien van enkele tekstuele wijzigingen – gelijk aan die met registratienummer 2010R008.

Met ingang van 24 juli 20101 is in artikel 27, tweede lid, van de Scheepvaartverkeerswet de maximaal toegestane alcoholconcentratie in de uitgeademde lucht verlaagd van 350 µg/l naar 220 µg/l; de toegestane maximum alcoholconcentratie in het bloed is verlaagd van 0,8 ‰ naar 0,5 ‰. Naar aanleiding van die wetswijziging is deze richtlijn herzien.

De wet- en regelgeving op de Nederlandse binnenwateren verschilt per water. Op de internationale Rijn (grosso modo de Rijn, het Pannerdensch Kanaal, de Lek en de Waal) geldt bijvoorbeeld een ander regime dan op de overige scheepvaartwegen. Tegen varen onder invloed op de internationale Rijn wordt – op grond van de Herziene Rijnvaartakte/Akte van Mannheim – opgetreden op basis van het Rijnvaartpolitiereglement 1995; tegen varen onder invloed op de overige scheepvaartwegen wordt opgetreden op basis van de Scheepvaartverkeerswet. Tot voor kort liepen de alcohollimieten in het Rijnvaartpolitiereglement 1995 en de Scheepvaartverkeerswet uiteen. Met voornoemde wijziging van de Scheepvaartverkeerswet is de limiet geharmoniseerd; zowel op de internationale Rijn als op de overige binnenwateren geldt nu een maximaal toegestane alcoholconcentratie in de uitgeademde lucht, respectievelijk in het bloed van 220 µg/l, respectievelijk 0,5‰. In deze richtlijn is voor het strafvorderings- en transactiebeleid ten aanzien van varen onder invloed op de internationale Rijn aansluiting gezocht bij het beleid voor varen onder invloed op de overige wateren (regime Scheepvaartverkeerswet). De Herziene Rijnvaartakte maakt echter dat het laatstgenoemde regime niet altijd onverkort kan worden toegepast ten aanzien van overtredingen op de internationale Rijn (zie de kolom ‘Rijnvaart’ in de bijlage bij deze richtlijn).

SAMENVATTING

In deze richtlijn zijn het strafvorderings- en transactiebeleid bij varen onder invloed vastgelegd.

De objectief vast te stellen factoren die in deze richtlijn de grondslag vormen voor het strafvorderings- en transactiebeleid, zijn het adem(/bloed)alcoholgehalte (AAG/BAG), schade en/of letsel toegebracht aan derden, de gevaarzetting, het soort schip, de recidive en de draagkracht.

VERVOLGING

1. Artikel 27, tweede lid, van de Scheepvaartverkeerswet (Rijnvaart: artikel 1.02, zevende lid, of artikel 1.03, vierde lid, van het Rijnvaartpolitiereglement 1995): varen onder invloed (AAG/BAG bekend)

1.1 Transactie/dagvaarding

Uitgangspunt bij artikel 27, tweede lid, van de Scheepvaartverkeerswet is dat in de schijven I t/m V (bijlage) volgens een vast tarief een transactie kan worden aangeboden. Hierbij wordt een aantal situaties onderscheiden.

  • Zogenoemde first-offenders wordt bij overtreding van voornoemde bepaling een transactie aangeboden indien het AAG/BAG lager is dan 655 µg/l, respectievelijk 1,51‰ (dus bij schijf V of lager), tenzij het OM aanleiding ziet om ook beneden genoemde waarde (bijvoorbeeld bij samenloop met andere delicten) de zaak voor te leggen aan de rechter.

  • In geval van ‘enkelvoudige recidive’ (binnen een tijdsverloop van vijf jaar is de verdachte eenmaal eerder onherroepelijk voor een soortgelijk delict veroordeeld of heeft hij eenmaal eerder ter zake hiervan een transactie betaald) kan de verdachte een transactie worden aangeboden indien het AAG/BAG lager is dan 355 µg/l, respectievelijk 0,81‰ (dus binnen de marges van schijf I blijft). Vanaf schijf II dient hij in een dergelijk geval te worden gedagvaard.

  • Indien de verdachte binnen een tijdsverloop van vijf jaar al twee maal eerder (het gaat hier dus om de derde zaak binnen vijf jaar) onherroepelijk voor een soortgelijk delict is veroordeeld of ter zake een transactie heeft betaald (‘meervoudige recidive’), dient hij in principe altijd te worden gedagvaard.

  • Indien voor derden meer dan lichte schade en/of meer dan licht letsel (zie par. 1.2) is ontstaan, wordt geen transactie aangeboden.

1.2 Schijvensysteem en strafverzwarende omstandigheden

De hoogte van de aan te bieden transactie, respectievelijk de soort en de hoogte van de te vorderen straffen, worden in de eerste plaats bepaald door de hoogte van het AAG/BAG. Per schijf zijn richtstraffen vastgesteld voor het gemiddelde geval in de desbetreffende schijf (zie bijlage). Afwijking naar boven en naar beneden blijft mogelijk.

De kans op ongevallen en derhalve de mate van gevaarzetting hangt samen met de hoogte van het AAG/BAG. Of zich in concreto een ongeval voordoet met voor derden nadelige gevolgen, is daarentegen van allerlei toevallige omstandigheden afhankelijk. Naarmate het AAG/BAG hoger is, is een hogere straf geïndiceerd. In het schijvensysteem is de statistisch bepaalde mate van gevaarzetting in beginsel reeds verdisconteerd. Dat neemt niet weg dat met een aantal strafverzwarende omstandigheden rekening dient te worden gehouden.

Zo lijkt het juist om wanneer derden meer dan lichte schade en/of meer dan licht letsel dan wel zwaar letsel2 hebben opgelopen zonder dat daarvoor aparte strafvervolging wordt ingesteld, daarmee als strafverzwarende omstandigheid rekening te houden. Een dergelijk gevolg is van zodanig maatschappelijk gewicht dat het bezwaarlijk buiten beschouwing kan blijven. Indien meer dan lichte schade en/of meer dan licht letsel voor derden is ontstaan zal daarom ook nimmer een transactie dienen te worden aangeboden. Indien de veiligheid op het water in concreto in ernstige mate in gevaar is gebracht dient dit, ook zonder dat dit tot een ongeval heeft geleid, als strafverzwarende omstandigheid te worden aangemerkt.

Daarnaast wordt in het verlengde van de gevaarzetting een onderscheid gemaakt naar het soort schip. Dit omdat bij bepaalde soorten schepen de risico’s van varen onder invloed op voorhand kleiner of groter ingeschat mogen worden dan bij andere schepen. Een verminderd risico geldt voor kleine schepen in de zin van artikel 27, zesde lid, van de Scheepvaartverkeerswet (zie par. 3 van deze richtlijn). Een vergroot risico is aan de orde bij schepen die gevaarlijke stoffen vervoeren, passagiersschepen, zogenoemde ‘snelle’ schepen en loodsplichtige zeeschepen. Het is evident dat van degene, die een dergelijk varend schip voert of stuurt, dan wel als loods aan boord van een zodanig schip adviseert over de te voeren navigatie, een bovengemiddeld verantwoordelijkheidsbesef verwacht mag worden. Voor de verdachte dient dit dus als strafverzwarende omstandigheid te worden aangemerkt.

Meer verantwoordelijkheidsbesef mag eveneens worden verwacht van degene die reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld of een transactie heeft betaald ter zake van een soortgelijk delict; recidive binnen 5 jaar na betaling van een transactie dan wel veroordeling ter zake van varen onder invloed geldt derhalve als strafverzwarende omstandigheid.

Als strafverzwarende omstandigheden gelden derhalve:

  • a. Recidive: recidive binnen 5 jaar na betaalde transactie dan wel onherroepelijke veroordeling ter zake van een soortgelijk delict (relevante artikelen Scheepvaartverkeerswet, dan wel relevante artikelen Rijnvaartpolitiereglement);

  • b. Gevaarzetting:

  • c. het veroorzaken van een ongeval waarbij meer dan lichte schade en/of meer dan licht letsel dan wel zwaar letsel aan derden is toegebracht;

  • d. het in ernstige mate in gevaar brengen van de veiligheid op het water. Bijvoorbeeld samenloop met andere ernstige feiten;

  • e. Soort schip. Het varen met:

    • een schip, bestemd of gebruikt voor het vervoer van beseinde (kegelplichtige) gevaarlijke stoffen;

    • een passagiersschip;

    • een ‘snel schip’;

    • een loodsplichtig zeeschip.

Indien een strafverzwarende omstandigheid zich voordoet, dient te worden uitgegaan van de voor de naast hogere schijf vastgestelde OM-transactie of eis ter zitting. Bij cumulatie van strafverzwarende omstandigheden wordt in principe per cumulatie een schijf hoger gehanteerd. Afwijking naar boven en naar beneden blijft mogelijk.

Door de aanwezigheid van een of meer strafverzwarende omstandigheden kan de schijfindeling worden overschreden. In die gevallen kan een hogere straf worden gevorderd dan de voor de hoogste schijf vastgestelde eis ter zitting.

2. Artikel 27, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet (Rijnvaart: artikel 1.02, zevende lid, eerste volzin of artikel 1.03, vierde lid, eerste volzin van het Rijnvaartpolitiereglement 1995): varen onder invloed (AAG/BAG onbekend)

Indien een tenlastelegging de bestanddelen van artikel 27, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet respectievelijk artikel 1.02, zevende lid, eerste volzin of artikel 1.03, vierde lid, eerste volzin van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 bevat, zijn voor de strafvordering geen nadere uitgangspunten aan te geven wegens het ontbreken van voldoende objectief vast te stellen factoren (zoals AAG/BAG).

De uitgangspunten voor de straftoemeting bij overtreding van artikel 27, tweede lid, van de Scheepvaartverkeerswet (zoals uiteengezet in de vorige paragraaf) dienen hier als algemeen richtsnoer, met dien verstande dat in geval van overtreding van artikel 27, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet of van de corresponderende bepalingen uit het Rijnvaartpolitiereglement schijf VI, VII, VIII, IX, X of XI dient te worden toegepast, afhankelijk van de mate van ‘het niet in staat zijn’ (c.q. het ‘belemmerd worden in het functioneren’) en de gevaarzetting. Indien er sprake is van kennelijke staat van dronkenschap, dient schijf XI te worden toegepast.

Ook hier moet onverkort rekening worden gehouden met de strafverzwarende omstandigheden die in paragraaf 1.2 zijn genoemd. Bij cumulatie van strafverzwarende omstandigheden dient in principe per cumulatie een schijf hoger te worden geëist.

3. Artikel 27, vierde lid, van de Scheepvaartverkeerswet: klein schip

Voor kleine schepen3, heeft de wetgever aan de delictsinhoud van artikel 27, eerste en tweede lid, van de Scheepvaartverkeerswet een bestanddeel toegevoegd;het is degene die op een scheepvaartweg een varend klein schip voert of stuurt verboden dit te doen terwijl hij verkeert in een toestand als omschreven in het eerste of het tweede lid van artikel 27 van de Scheepvaartverkeerswet en daarbij het verkeer belemmert of dreigt te belemmeren.

Voor dit feit kan een transactie worden aangeboden van € 400; ter zitting dient een straf te worden gevorderd van € 480 (schijf II).

N.B. Gelet op artikel 29a van de Scheepvaartvaartverkeerswet is dit niet van toepassing op de wateren van de Herziene Rijnvaartakte

4. Artikel 28, eerste lid, en artikel 28a, tweede en zevende lid, van de Scheepvaartverkeerswet: weigeren ademtest, respectievelijk ademanalyse of vervangende bloedproef

In het geval iemand weigert medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht (de ademtest, artikel 28, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet), kan er een OM-transactie van  € 140 worden aangeboden. De eis ter zitting bedraagt  € 170.

Indien de ademanalyse of vervangende bloedproef wordt geweigerd (artikel 28a, tweede en zevende lid, van de Scheepvaartverkeerswet), dient voor de strafvordering aansluiting te worden gezocht bij schijf IX.4 Als er sprake is van kennelijke staat van dronkenschap, dient schijf XI te worden toegepast. Ook hier gelden onverkort de strafverzwarende omstandigheden die hiervoor zijn genoemd. Bij cumulatie van strafverzwarende omstandigheden dient in principe per cumulatie een schijf hoger te worden geëist.

5. Artikel 29, derde lid, van de Scheepvaartverkeerswet

In het geval dat iemand wordt verdacht van het feit varen tijdens een vaarverbod (artikel 29, derde lid, van de Scheepvaartverkeerswet), en er geen samenloop is met andere strafbare feiten, geldt schijf II.

6. Aanvragen van een voorlichtingsrapport

Uitgangspunt is dat in beginsel steeds ten behoeve van de strafmaatbepaling een voorlichtingsrapport bij de verslavingsreclassering wordt aangevraagd indien:

  • a. de verdachte voor de derde maal binnen een termijn van vijf jaar een soortgelijk delict heeft gepleegd;

  • b. gebleken is van andere bijzondere omstandigheden gelegen in de persoon van de verdachte.

BIJLAGE BIJ DE RICHTLIJN VOOR STRAFVORDERING VAREN ONDER INVLOED

Artikel 27, tweede lid, van de Scheepvaartverkeerswet

Schijf

AAG in µg/l

BAG in ‰

Politie-transactie

OM- transactie

Eis ter zitting

Eis ter zitting

(Rijnvaart)1

I

235–350

0,54–0,80

geen

€ 290

€ 340

€ 340

II

355–435

0,81–1,00

geen

€ 400

€ 480

€ 480

III

440–500

1,01–1,15

geen

€ 500

€ 600

€ 600

IV

505–570

1,16–1,30

geen

€ 600

€ 700

€ 700

V

575–650

1,31–1,50

geen

€ 750

€ 900

€ 900

VI

655–715

1,51–1,65

geen

geen

€ 1000

€ 1000

VII

720–785

1,66–1,80

geen

geen

€ 1100

€ 1100

VIII

790–865

1,81–2,00

geen

geen

€ 1300

€ 1300

IX

870–945

2,01–2,15

geen

geen

€ 1400

€ 1400

X

950–1020

2,16–2,35

geen

geen

€ 1500

€ 1500

XI

1025–1090

2,36–2,50

geen

geen

28 uur TS

(cq 14 dg GS) ov

€ 1600

XII

1095–1195

2,51–2,75

geen

geen

36 uur TS

(cq 18 dg GS) ov

€ 1800

XIII

1200

of hoger

2,76 of hoger

geen

geen

42 uur TS

(cq 21 dg GS) ov

€ 1900

Extra schijf

    

48 uur TS

(cq 24 dg GS) ov

€ 2000

Extra schijf

    

54 uur TS

(cq 27 dg GS) ov

€ 2200

Extra schijf

    

60 uur TS

(cq 30 dg GS) ov

€ 2400

XNoot
1

Gelet op art. 32 van de Herziene Rijnvaartakte geldt voor de Rijnvaart een maximum van 2500 bijzondere trekkingsrechten op het IMF (ca. € 2600/2700 euro).

  • AAG: alcoholgehalte van de adem in microgram alcohol per liter uitgeademde lucht (µg/l).

  • BAG: alcoholgehalte van het bloed in milligram alcohol per milliliter bloed (‰).

  • TS: taakstraf

  • GS: gevangenisstraf


XNoot
1

Wet van 7 juli 2010 tot wijzigingen van de Scheepvaartwet in verband met het verlagen van het toegestane alcolholpromillage enz., Stb.2010, 300.

XNoot
2

Bij ‘meer dan lichte schade’ gaat het om meer dan geringe materiële schade (meer dan krasschade). Bij ‘meer dan licht letsel’ kan worden gedacht aan letsel voor de behandeling waarvan hulp van een arts of medisch specialist dient te worden ingeroepen, zoals wonden waarvoor hechtingen nodig zijn, een hersenschudding, zwaardere kneuzingen of ontvellingen, schade aan het gebit en wonden die littekens in het gezicht tot gevolg kunnen hebben. Bij ‘zwaar lichamelijk letsel’ gaat het om letsel dat in het normaal spraakgebruik als zodanig wordt aangeduid, alsmede hetgeen in art. 82 Sr. onder zwaar lichamelijk letsel wordt begrepen. Vergelijk in dit verband ook de Aanwijzing verkeersongevallen.

XNoot
3

Zie artikel 27, zesde lid, van de Scheepvaartverkeerswet. Het betreft a. een schip met een lengte van minder dan 20 meter dat uitsluitend door spierkracht wordt voortbewogen of b. een schip met een lengte van minder dan 5 meter dat uitsluitend door middel van zijn zeilen wordt voortbewogen of dat ter voortbeweging gebruik maakt van een motor waarmee geen hogere snelheid bereikt kan worden dan zes kilometer per uur.

XNoot
4

Weigeraars komen dus niet voor een transactie in aanmerking.

Naar boven