Richtlijn voor Strafvordering Winkeltijdenwet

Categorie: Strafvordering

Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130, lid 4 Wet RO

Afzender: College van Procureurs-Generaal

Adressaat: Hoofden van de parketten

Registratienummer: 2010R013

Datum vaststelling: 22-11-2010

Datum inwerkingtreding: 01-01-2011

Geldigheidsduur: 31-12-2014

Publicatie in Stcrt.: PM

Vervallen: Richtlijn voor strafvordering Winkeltijdenwet (2003R003)

Relevante beleidsregels OM: Aanwijzing handhaving winkeltijdenwet (2003A008)

Wetsbepalingen: Winkeltijdenwet d.d. 21 maart 1996, Stb. 1996, 182

Bijlage(n): –

ACHTERGROND

De boetebedragen in deze richtlijn zijn geïndexeerd met 15 procent conform de door de minister voorgestelde verhoging per 1 januari 2011, waarbij de bedragen conform het Kader voor strafvordering zijn afgerond. Voor het overige is de tekst van deze richtlijn gelijk aan de versie met registratienummer 2003R003.

BESCHRIJVING

Deze richtlijn voor strafvordering geeft een regeling voor de transactiebedragen en eisen ter zitting bij overtreding van de Winkeltijdenwet.

TRANSACTIEBEDRAGEN

€ 500 voor individuele ondernemingen (geen filiaalbedrijven)

– niet structureel ongeoorloofd opengesteld

€ 1000 voor individuele ondernemingen (geen filiaalbedrijven)

– structureel ongeoorloofd opengesteld

€ 5000 voor ondernemingen die deel uitmaken van een concern.

 

Recidive

Bij recidive dient het transactiebedrag met 50% te worden verhoogd.

EIS TER ZITTING

Indien een aangeboden transactie niet is betaald, wordt het aangeboden bedrag verhoogd met 20%.

Indien rauwelijks is gedagvaard, dienen de omstandigheden die daartoe aanleiding hebben gegeven in de eis te worden verdisconteerd.

VOORLOPIGE MAATREGEL

De Wet op de economische delicten biedt in de artikelen 28 en 29 de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een voorlopige maatregel te bevelen. Aangezien ongeoorloofde openstelling er licht toe kan leiden dat winkels in de omgeving van de overtreder eveneens overgaan tot openstelling in strijd met de wet, zeker als de eerste overtreder ondanks de eerste fase van repressief optreden niet genegen blijkt om de wet na te leven, kan het bevelen van een voorlopige maatregel uitkomst bieden. Vanwege het uitstralingseffect kan immers gesteld worden dat de belangen, die de wet beoogt te beschermen een onmiddellijk ingrijpen vereisen. In het verleden is dan ook meermalen gebleken dat het bevelen van een voorlopige maatregel (of het in het vooruitzicht stellen daarvan) effectief is.

De te volgen procedure bij gebruikmaken van een voorlopige maatregel:

  • 1. Proces-verbaal van overtreding wordt aangezegd c.q. opgemaakt.

  • 2. Bij constatering van voortduring van de overtreding én vrees voor uitstraling wordt in overleg getreden met de bevoegde officier van justitie aangaande de wenselijkheid van een voorlopige maatregel.

  • 3. Indien tot een voorlopige maatregel wordt besloten, doet de officier van justitie een getekend exemplaar toekomen aan de opsporende instantie, waarna deze – uiteraard bij vaststelling van voortdurende overtreding – andermaal proces-verbaal ter zake van overtreding van de Winkeltijdenwet aanzegt c.q. opmaakt én tevens de voorlopige maatregel aan de verdachte betekent.

  • 4. Korte tijd nadat de voorlopige maatregel is betekend - maar in ieder geval op een tijdstip waarop de verdachte aan de verboden situatie een eind had kunnen maken - wordt nagegaan of de voorlopige maatregel wordt nageleefd. Bij overtreding van de voorlopige maatregel wordt proces-verbaal opgemaakt ter zake van overtreding van de Winkeltijdenwet en overtreding van artikel 33 Wet op de economische delicten.

  • 5. Mocht de verdachte desondanks volharden in overtreding, dan kan door de officier van justitie worden overwogen om op voet van het bepaalde in art. 29 van de Wet op de economische delicten van de rechtbank een voorlopige maatregel tot onmiddellijke stillegging te vorderen.

Naar boven