Regeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 7 december 2010, nr. BJZ2010031193, houdende aanpassing van de bedragen, genoemd in de artikelen 13, eerste lid, onderdelen a en b, 14, eerste lid, 17, tweede lid, 18, eerste en derde lid, en 20, eerste en tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, van de minimum-inkomensijkpunten, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van die wet en van de factoren, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van die wet alsmede van de bedragen, genoemd in artikel 2a, tweede lid, onderdelen b en c, van het Besluit op de huurtoeslag (Regeling huurtoeslaggrenzen 2011)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Na overleg met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 19, vierde lid, en 27, eerste, derde, vierde, vijfde en zesde lid, van de Wet op de huurtoeslag, en artikel 2a, vierde lid, van het Besluit op de huurtoeslag;

Besluit:

§ 1. Wijziging van de Wet op de huurtoeslag en het Besluit op de huurtoeslag

Artikel 1

De Wet op de huurtoeslag wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 13, eerste lid, wordt:

a. in onderdeel a ‘€ 647,53 per maand’ vervangen door’€ 652,52 per maand’ en

b. in onderdeel b ‘€ 357,37 per maand’ vervangen door: € 361,66 per maand.

B

In artikel 14, eerste lid, wordt:

a. in onderdeel a ‘€ 21 450’ vervangen door ‘€ 21 625’;

b. in onderdeel b ‘€ 29 125’ vervangen door ‘€ 29 350’;

c. in onderdeel c ‘€ 19 100,27’ vervangen door ‘€ 19 247,35’ en

d. in onderdeel d ‘€ 25 284,11’ vervangen door: € 25 478,80.

C

In artikel 17, tweede lid, wordt ‘€ 192,32’ vervangen door: € 194,33.

D

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt:

  • a. in onderdeel a ‘€ 22 275’ vervangen door ‘€ 22 650’;

  • b. in onderdeel b ‘€ 28 900’ vervangen door ‘€ 29 450’;

  • c. in onderdeel c ‘€ 20 950’ vervangen door ‘€ 21 275’ en

  • d. in onderdeel d ‘€ 28 100’ vervangen door: € 28 550.

2. In het derde lid wordt ‘€ 391,02’ vervangen door: € 395,09.

E

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 357,37 per maand’ vervangen door: € 361,66 per maand.

2. In het tweede lid wordt:

  • a. in onderdeel a ‘€ 511,50 per maand’ vervangen door ‘€ 517,64 per maand’ en

  • b. in onderdeel b ‘€ 548,18 per maand’ vervangen door: € 554,76 per maand.

Artikel 2

In artikel 2a, tweede lid, van het Besluit op de huurtoeslag wordt:

a. in onderdeel b ‘€ 3 751’ vervangen door ‘€ 3 780’ en

b. in onderdeel c ‘€ 41 150’ vervangen door: € 41 475.

§ 2. Vaststelling van bedragen en factoren ingevolge de Wet op de huurtoeslag

Artikel 3

Het minimum-inkomensijkpunt, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag, is:

  • a. voor een eenpersoonshuishouden ‘€ 15 500’;

  • b. voor een meerpersoonshuishouden ‘€ 20 050’;

  • c. voor een eenpersoonsouderenhuishouden ‘€ 15 900’;

  • d. voor een meerpersoonsouderenhuishouden: € 21 425.

Artikel 4

De factoren, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, zijn:

Factor

Eenpersoons-huishouden

Meerpersoons-huishouden

Eenpersoonsouderen-huishouden

Meerpersoonsouderen-huishouden

A

0,000000674894

0,000000382988

0,000001182582

0,000000670694

B

0,002076557038

0,002013352663

–0,006695504780

–0,005468796372

§ 3. Slotbepalingen

Artikel 5

De Regeling huurtoeslaggrenzen 2009/2010 en de Regeling huurtoeslaggrenzen 2010 worden ingetrokken.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling huurtoeslaggrenzen 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 december 2010

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

Algemeen

Op 1 januari van elk jaar worden de zogenoemde inkomensgerelateerde parameters van de Wet op de huurtoeslag (hierna: de Wht), te weten de maximale inkomensgrenzen, genoemd in artikel 14, eerste lid, van die wet, de minimum-inkomensijkpunten, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van die wet, de referentie-inkomensijkpunten, genoemd in artikel 18, eerste lid, van die wet, en de factoren, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van die wet, bij ministeriële regeling gewijzigd of vastgesteld. Voorts is nog een tweetal bedragen uit het Besluit op de huurtoeslag (hierna: Bht) gewijzigd.

De huurgerelateerde parameters uit de Wht, te weten de maximale huurgrenzen huurtoeslag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wht, de kwaliteitskortingsgrens, genoemd in artikel 20, eerste lid, van die wet, en de aftoppingsgrenzen, genoemd in artikel 20, tweede lid, van die wet, dienen met ingang van 1 januari 2010 ook per 1 januari van elk jaar te worden gewijzigd, maar op grond van artikel II van de wet van 12 maart 2009 tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (uitvoeringstechnische wijzigingen) (Stb. 138) geschiedt dat voor het eerst per 1 januari 2011.

Dit geldt ook voor de bij het minimum-inkomensijkpunt behorende normhuur, genoemd in artikel 17, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag (hierna: Wht) en de bij het referentie-inkomensijkpunt behorende normhuur, genoemd in artikel 18, derde lid, van de Wht. Deze normhuren werden voorheen gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur.

Alle parameters uit de Wht worden derhalve met ingang van 1 januari 2011 per januari van elk jaar gewijzigd. Deze regeling strekt daartoe.

Voor een nadere toelichting kan worden verwezen naar het artikelsgewijze gedeelte van deze toelichting.

Artikelsgewijs

Artikel 1

A
Onderdeel a

Met dit onderdeel is de maximale huurgrens huurtoeslag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wht, gewijzigd met de zogenoemde tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, met dien verstande dat in het eerste en tweede lid van laatstgenoemd artikel voor ‘kalenderjaar’ telkens wordt gelezen ‘berekeningsjaar’ en dat in het tweede lid van dat artikel voor ‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens afgeleid’ wordt gelezen ‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens’. Deze factor is berekend als de verhouding van de gemiddelde consumentenprijsindex over juli 2009 tot en met juni 2010 ten opzichte van de gemiddelde consumentenprijsindex over juli 2008 tot en met juni 2009, zijnde 1,0077.

Onderdeel b

Voorts is met dit artikel de maximale huurgrens, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b, van de Wht (de zogenoemde ‘jongerengrens’), conform artikel 27, derde lid, van de Wht gewijzigd met het percentage van de verwachte huurprijsontwikkeling per 1 januari 2011, zijnde 1,2%.

B

Met dit artikel zijn de norminkomens, genoemd in artikel 14, eerste lid, van de Wht, op de wijze zoals beschreven in artikel 27, eerste lid, van de Wht, eveneens gewijzigd met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001,met dien verstande dat in het eerste en tweede lid van laatstgenoemd artikel voor ‘kalenderjaar’ telkens wordt gelezen ‘berekeningsjaar’ en dat in het tweede lid van dat artikel voor ‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens afgeleid’ wordt gelezen ‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens’, zijnde 1,0077. De onafgeronde bedragen zijn vervolgens overeenkomstig artikel 27, zevende lid, van de Wht naar boven afgerond op een veelvoud van € 25.

Geen huurtoeslag wordt verstrekt indien het rekeninkomen bij de eenpersoons- en meerpersoonshuishoudens meer bedraagt dan de (afgeronde) grens, genoemd in artikel 14, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wht, zijnde € 21 625 voor eenpersoonshuishoudens en € 29 350 voor meerpersoonshuishoudens.

Bij de ouderenhuishoudens worden de norminkomens, zoals die zijn opgenomen in artikel 14, eerste lid, onderdelen c en d, van de Wht, nog vermeerderd met de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet (per 1 januari 2011: € 397 bij eenpersoonsouderenhuishoudens en € 794 bij meerpersoonsouderenhuishoudens). In verband met het per 1 januari 2009 afschaffen van de fiscale aftrekmogelijkheid voor buitengewone uitgaven worden de norminkomens voor eenpersoonsouderenhuishoudens verhoogd met € 665 en voor meerpersoonsouderenhuishoudens met € 1462.

De (conform de Wht afgeronde) som van deze bedragen, zijnde € 20 325 voor eenpersoonsouderenhuishoudens en € 27 750 voor meerpersoonsouderenhuishoudens, vormt het rekeninkomen voor de ouderenhuishoudens waarboven geen huurtoeslag wordt verstrekt.

C

Artikel 27, derde lid, van de Wht bepaalt dat jaarlijks per 1 januari de normhuur die behoort bij het minimum-inkomensijkpunt bij ministeriële regeling wordt gewijzigd. De normhuur voor dit inkomensijkpunt bepaalt mede de hoogte van de huurtoeslagbedragen. De normhuur maakt onderdeel uit van de zogenoemde basishuur (het gedeelte van de rekenhuur dat ten minste voor rekening van de huurder blijft).

De normhuur voor het minimum-inkomensijkpunt wordt gewijzigd met het percentage van de huurprijsontwikkeling zoals die naar redelijke verwachting in het tijdvak dat loopt van 1 juli van het aan het berekeningsjaar voorafgaande jaar tot 1 juli van het berekeningsjaar zal plaatsvinden (artikel 27, derde lid, van de Wht). Daarnaast wordt de normhuur voor het minimum-inkomensijkpunt gewijzigd met het percentage waarmee het bedrag, bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand is gewijzigd, als dat percentage lager is dan het in het derde lid van artikel 27 bedoelde percentage. De indexering is dan gekoppeld aan het stijgingspercentage van het netto-bijstandsinkomen van gehuwden (artikel 27, vierde lid, van de Wht).

De huurprijsontwikkeling, zoals die naar redelijke verwachting per 1 juli zal plaatsvinden, bedraagt 1,2%. De ontwikkeling van het netto-bijstandsinkomen van gehuwden bedroeg in 2010 1,14% en is daarmee lager dan het percentage van de verwachte huurprijsontwikkeling.

Op grond van artikel II van de wet van 12 maart 2009 tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (uitvoeringstechnische wijzigingen) (Stb.138) moet voor de wijziging van het bedrag, genoemd in artikel 17, tweede lid (bij minimum-inkomensijkpunt behorende normhuur), een correctie worden aangebracht naar de mate waarin de huurprijsontwikkeling op 1 juli van het direct aan de datum van inwerkingtreding van die wet voorafgaande kalenderjaar afweek van de verwachting waarvan werd uitgegaan bij de wijziging van die bedragen met ingang van 1 juli van dat kalenderjaar.

De huurprijsontwikkeling op 1 juli 2009 bedroeg 2,4%. De verwachte huurprijsontwikkeling waarvan is uitgegaan bij de wijziging van de normhuren per 1 juli 2009 was 2,5%. Derhalve heeft voor de aanpassing van de normhuren per 1 januari 2011 een correctie plaatsgevonden van –0,1%.

De normhuren zijn derhalve per 1 januari 2011 gewijzigd met 1,14%–0,1%=1,04%.

De normhuur bij het minimum-inkomensijkpunt van € 192,32 (artikel 17, tweede lid, van de Wht) wordt als gevolg van de wijziging aan de hand van de bijstandsontwikkeling € 194,33 (krachtens artikel 27, zevende lid, eerste volzin, van de Wht wordt de normhuur naar boven afgerond op hele eurocenten).

D

Ingevolge artikel 27, zesde lid, van de Wht dienen de referentie-inkomensijkpunten aangepast te worden met hetzelfde percentage als waarmee de minimum-inkomensijkpunten worden aangepast. Ook de onafgeronde referentie-inkomensijkpunten zijn vervolgens overeenkomstig artikel 27, zevende lid, van de Wht naar boven afgerond op een veelvoud van € 25.

Artikel 27, derde lid, van de Wht bepaalt dat jaarlijks per 1 januari de normhuur die behoort bij het referentie-inkomensijkpunt bij ministeriële regeling wordt gewijzigd. De normhuur bepaalt mede de hoogte van de huurtoeslagbedragen. De normhuur maakt onderdeel uit van de zogenoemde basishuur (het gedeelte van de rekenhuur dat ten minste voor rekening van de huurder blijft).

De normhuur voor het referentie-inkomensijkpunt wordt, evenals de normhuur voor het minimum-inkomensijkpunt, gewijzigd met het percentage van de huurprijsontwikkeling zoals die naar redelijke verwachting in het tijdvak dat loopt van 1 juli van het aan het berekeningsjaar voorafgaande jaar tot 1 juli van het berekeningsjaar zal plaatsvinden (artikel 27, derde lid, van de Wht).

Daarnaast wordt de normhuur voor het referentie-inkomensijkpunt gewijzigd met het percentage waarmee het bedrag, bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand is aangepast, als dat percentage lager is dan het in het derde lid van artikel 27 bedoelde percentage. De indexering is gekoppeld aan het stijgingspercentage van het netto-bijstandsinkomen van gehuwden (artikel 27, vierde lid, van de Wht).

De huurprijsontwikkeling, zoals die naar redelijke verwachting per 1 juli zal plaatsvinden, bedraagt 1,2%. De ontwikkeling van het netto-bijstandsinkomen van gehuwden bedroeg in 2010 1,14% en is daarmee lager dan het percentage van de verwachte huurprijsontwikkeling.

Op grond van artikel II van de wet van 12 maart 2009 tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (uitvoeringstechnische wijzigingen) (Stb. 138) moet voor de wijziging van het bedrag, genoemd in artikel 18, derde lid (bij referentie-inkomensijkpunt behorende normhuur), een correctie worden aangebracht naar de mate waarin de huurprijsontwikkeling op 1 juli van het direct aan de datum van inwerkingtreding van die wet voorafgaande kalenderjaar afweek van de verwachting waarvan werd uitgegaan bij de wijziging van die bedragen met ingang van 1 juli van dat kalenderjaar.

De huurprijsontwikkeling op 1 juli 2009 bedroeg 2,4%. De verwachte huurprijsontwikkeling waarvan is uitgegaan bij de wijziging van de normhuren per 1 juli 2009 was 2,5%. Derhalve heeft voor de aanpassing van de normhuren per 1 januari 2011 een correctie plaatsgevonden van -0,1%. De normhuren zijn derhalve per 1 januari 2011 gewijzigd met 1,14%–0,1%=1,04%.

De normhuur bij het referentie-inkomensijkpunt van € 391,02 € (artikel 18, derde lid, van de Wht) wordt als gevolg van de wijziging aan de hand van de bijstandsontwikkeling € 395,09 (krachtens artikel 27, zevende lid, eerste volzin, van de Wht wordt de normhuur naar boven afgerond op hele eurocenten).

E

De kwaliteitskortingsgrens, genoemd in artikel 20, eerste lid, en de aftoppingsgrenzen, genoemd in artikel 20, tweede lid, van de Wht, zijn gewijzigd met het percentage van de verwachte huurprijsontwikkeling per 1 januari 2011, zijnde 1,2%.

Artikel 2

Op verzoek van de huurder blijft voor de toepassing van artikel 2 van de Wht, van artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de op die artikelen berustende bepalingen, diens partner of een medebewoner buiten beschouwing indien sprake is van een verzorgingsbehoefte bij de huurder, diens partner of een medebewoner (artikel 2a, van het Besluit op de huurtoeslag).

In voorkomende gevallen kan een beroep worden gedaan op deze zogenoemde ‘bijzondere gevallen’ indien (onder meer) het voordeel uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 over het berekeningsjaar van de buiten beschouwing te laten persoon, niet meer bedraagt dan € 3 751, dan wel het gezamenlijke toetsinkomen van de huurder, diens partner en de medebewoners, met inbegrip van de hiervoor bedoelde buiten beschouwing te laten persoon, niet meer bedraagt dan € 41 150.

Ingevolge artikel 2a, vierde lid, van het Besluit op de huurtoeslag (Bht) worden die bedragen, genoemd in artikel 2a, tweede lid, onderdelen b en c, van het Bht, jaarlijks geïndexeerd op de wijze zoals beschreven in artikel 27, eerste lid, van de Wht en dus aangepast met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001,met dien verstande dat in het eerste en tweede lid van laatstgenoemd artikel voor ‘kalenderjaar’ telkens wordt gelezen ‘berekeningsjaar’ en dat in het tweede lid van dat artikel voor ‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens afgeleid’ wordt gelezen ‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens’, zijnde 1,0077 . Vervolgens wordt het bedrag, genoemd in artikel 2a, tweede lid, onderdeel c, van het Bht, op grond van artikel 2a, vierde lid, van het Bht naar boven afgerond op een veelvoud van € 25. Per 1 januari 2011 gelden dan de volgende bedragen: ten aanzien van het voordeel uit sparen en beleggen geldt een grens van € 3 780, en voor het gezamenlijke toetsingsinkomen geldt een grens van € 41 475.

Artikel 3

Ingevolge artikel 27, vijfde lid, van de Wht dienen jaarlijks per 1 januari de minimum-inkomensijkpunten te worden vastgesteld. De basis voor deze bedragen wordt blijkens artikel 17, eerste lid, van de Wht gevormd door bedragen die in de Wet werk en bijstand en de Algemene Ouderdomswet zijn opgenomen.

De onafgeronde minimum-inkomensijkpunten zijn vervolgens overeenkomstig artikel 27, zevende lid, van de Wht naar boven afgerond op een veelvoud van € 25.

Voor ouderen is daarenboven de ongewijzigde franchise van € 1675 voor alleenstaanden en € 1050 voor gehuwden bijgeteld.

Ten slotte is voor ouderen een bedrag van € 665 voor eenpersoonshuishoudens onderscheidenlijk € 1462 voor meerpersoonhuishoudens toegevoegd als (gedeeltelijke) compensatie voor het verlies aan huurtoeslag als gevolg van het afschaffen van de huidige fiscale aftrekmogelijkheid voor buitengewone uitgaven.

Artikel 4

Sinds 1 januari 2008 worden de normhuren niet meer in tabellen vastgesteld, maar berekend overeenkomstig de in artikel 19 van de Wht opgenomen formule (wet van 21 juli 2007 tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (formule berekening normhuur) (Stb. 290)). De bij de berekening volgens de formule, genoemd in artikel 19, tweede lid, van de Wht, gebruikte factoren dienen ingevolge artikel 19, vierde lid, van de Wht jaarlijks per 1 januari te worden herzien.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.P.H. Donner.

Naar boven