De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op de artikelen J 7, R 1, R 2, R 8, S 7, T 2, T 11 en U 16 juncto P 22 van de Kieswet;
Gezien het advies van de Kiesraad van 21 september 2010, nr. 2010-0000619241;
Besluit:
ARTIKEL I
De bijlage bij de Modellenregeling Kieswet en Kiesbesluit (Stcrt. 2010, 18874) wordt als volgt gewijzigd:
A
Het overzicht van de modellen met vermelding van de artikelen van de Kieswet of het Kiesbesluit waarop zij berusten, wordt
als volgt gewijzigd:
1. Na R 1 wordt ingevoegd:
R 2 | R 2 kw | Verklaring van ondersteuning van een kandidatenlijst voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal |
2.
S 8 | S 8 Kw | Verklaring betreffende het verbinden van kandidatenlijsten tot een lijstencombinatie voor de verkiezing van de leden van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal
|
vervalt.
B
Het model J 7 van de stempas voor de verkiezing van de leden van provinciale staten op woensdag 2 maart 2011 en de modellen
R 1, R 8, S 1, S 2, T 2, T 11 en U 16 worden vervangen door de modellen in de bijlage bij deze regeling.
C
Na model R 1 (nieuw) wordt ingevoegd model R 2 dat in de bijlage bij deze regeling is opgenomen.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 18 november 2010 tot wijziging van de Kieswet houdende verhoging
van de voorkeurdrempel, beperking van de mogelijkheid tot het aangaan van lijstencombinaties alsmede vaststelling van het
tijdstip van de stemming voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer (Stb. 790) in werking treedt.
BIJLAGE
Voor de verkiezing van de leden van provinciale staten op woensdag 2 maart 2011 luidt de stempas als volgt:



TOELICHTING
1. Algemeen
De kandidatenlijst wordt ingeleverd bij de voorzitter van het centraal stembureau (de Kiesraad) of bij het door deze aan te
wijzen lid van dat bureau. Indien voor verschillende provincies identieke lijsten worden ingeleverd, kan worden volstaan met
het inleveren van één lijst. Op de kandidatenlijst wordt aangegeven voor welke provincie(s) de lijst wordt ingeleverd.
2. De wijze waarop de kandidaten op de lijst vermeld moeten worden
Aan de naam mogen nadere aanduidingen (zoals sr. en jr.) worden toegevoegd, mits op de gebruikelijke wijze afgekort. Achter
de voorletters kan tussen haakjes de roepnaam van de kandidaat worden vermeld. Achter de voorletters of, indien vermeld, de
roepnaam, mag ter aanduiding van het geslacht van de kandidaat de toevoeging ‘(m)’ of ‘(v)’ worden geplaatst.
Gehuwd of gehuwd geweest zijnde personen, dan wel personen wier partnerschap geregistreerd is of geregistreerd is geweest,
worden op de lijst vermeld hetzij met de eigen naam, hetzij, voor zover zij daartoe op grond van artikel 9 van Boek 1 van
het Burgerlijk Wetboek dan wel van artikel 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES bevoegd zijn, met de naam van echtgenoot
of geregistreerde partner dan wel met de eigen naam door middel van een liggend streepje gevolgd door of voorafgegaan door
de naam van de echtgenoot of geregistreerde partner.
3. Vermelding van de woonplaats en het correspondentieadres
De vermelding van de woonplaats van de kandidaat is verplicht.
De vermelding van het adres en de postcode van de kandidaat is echter niet verplicht. In verband met correspondentie wordt
de kandidaat die zijn woonadres niet op de kandidatenlijst wenst te vermelden verzocht een correspondentieadres (niet zijnde
een postbusnummer) te vermelden. Bijvoorbeeld het adres van het partijkantoor. Meerdere kandidaten kunnen gebruik maken van
eenzelfde correspondentieadres.
4. Het maximum aantal namen op een lijst
Op de lijst mogen de namen van ten hoogste vijftig kandidaten worden geplaatst. Op de lijst van een politieke groepering wier
aanduiding was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende
vertegenwoordigend orgaan meer dan vijftien zetels zijn toegekend, mag een aantal namen worden geplaatst dat ten hoogste tachtig
bedraagt.
De naam van een kandidaat mag niet voorkomen op meer dan één van de lijsten die voor eenzelfde provincie zijn ingeleverd.
5. Verklaring van ondersteuning
Bij de lijst moet een schriftelijke verklaring worden overgelegd van ten minste één lid van provinciale staten van iedere
provincie waarvoor de lijst wordt ingeleverd dat hij de lijst ondersteunt (model R 2).
6. Het plaatsen van een aanduiding van een politieke groepering boven de lijst
De gemachtigde van een politieke groepering bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer
of de Eerste Kamer kan aan degene die de lijst inlevert, de bevoegdheid verlenen boven de lijst de aanduiding van deze groepering
te plaatsen, zoals die door dat centraal stembureau is geregistreerd. Bij de lijst moet een verklaring van de gemachtigde
worden overgelegd waaruit deze bevoegdheid blijkt (model R 7-1).
De inleveraar mag boven de lijst ook een aanduiding plaatsen, gevormd door samenvoeging van door het centraal stembureau voor
de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer of de Eerste Kamer geregistreerde aanduidingen of afkortingen daarvan, indien
hem daartoe de bevoegdheid is verleend door de gemachtigden van de onderscheidene groeperingen. Bij de lijst moet een verklaring
van de gemachtigden worden overgelegd waaruit deze bevoegdheid blijkt (model R 7-2). Een aldus gevormde aanduiding mag niet
meer dan 35 letters of andere tekens bevatten.
7. Verklaring van instemming
Bij de lijst moet van iedere daarop voorkomende kandidaat een schriftelijke verklaring worden overgelegd dat hij instemt met
zijn kandidaatstelling op deze lijst voor de provincie of provincies waarvoor deze lijst is ingeleverd (model R 8). Indien
de kandidaat zich buiten Nederland bevindt, is de verklaring niet aan het voorgeschreven formulier gebonden en kan zij ook
per fax geschieden.
8. Identiteitsbewijs
Bij de lijst moet van iedere daarop voorkomende kandidaat die geen zitting heeft in de Eerste Kamer een afschrift van een
geldig identiteitsbewijs worden overgelegd. Als identiteitsbewijs wordt hierbij geaccepteerd de documenten genoemd in artikel
1 van de Wet op de identificatieplicht zijnde:
° een geldig Nederlands paspoort, of een paspoort van een van de landen van de Europese Unie respectievelijk Europese Economische
ruimte;
° een geldige Nederlandse identiteitskaart of een identiteitskaart van een van de landen van de Europese Unie respectievelijk
Europese Economische ruimte;
° een geldig Nederlands rijbewijs of een rijbewijs van een van de landen van de Europese Unie respectievelijk Europese Economische
ruimte;
° een document waarover een vreemdeling ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 moet beschikken ter vaststelling van zijn identiteit,
nationaliteit of verblijfsrechtelijke positie.


TOELICHTING
1. De verklaring van instemming
De verklaring van instemming wordt afgelegd door iedere kandidaat op de kandidatenlijst. Daarbij wordt vermeld voor welke
van de provincie(s) waarvoor de lijst is ingeleverd en met welke lijst de kandidaat instemt met zijn kandidaatstelling.
Een overgelegde verklaring van instemming kan niet worden ingetrokken.
Een kandidaat mag voor eenzelfde provincie niet voorkomen op meer dan één kandidatenlijst.
Indien u zich buiten Nederland bevindt, is de verklaring niet aan enig formulier gebonden en kan zij ook per fax geschieden.
2. Het aanwijzen van een gemachtigde
Voorwaarden
De kandidaat wijst in twee gevallen een gemachtigde aan:
1. Indien de woonplaats van de kandidaat is gelegen buiten het Europees deel van Nederland, dan is de kandidaat verplicht een
gemachtigde aan te wijzen die woont in het Europees deel van Nederland. Ook indien u woont in Bonaire, Sint Eustatius of Saba
dient u dus een gemachtigde in het Europees deel van Nederland aan te wijzen.
2. De politieke groepering van de kandidaat maakt gebruik van een zogenaamde ‘moederlijst’. De kandidaat kan dan een gemachtigde
aanwijzen, maar is daartoe niet verplicht.
In alle andere gevallen mag de kandidaat geen gemachtigde aanwijzen.
Gevolgen van de machtiging
De gemachtigde is bevoegd tot het verrichten van enkele benoemingshandelingen, indien de kandidaat is gekozen. Deze handelingen
strekken tot het al dan niet aanvaarden van, of het niet in aanmerking willen komen voor, een eventuele benoeming (artikelen
V 2, eerste, vierde en vijfde lid, V 3, eerste, tweede en derde lid en W 2, eerste lid, onderdeel f, van de Kieswet).
De kandidaat die een gemachtigde heeft aangewezen, kan deze handelingen niet zelf meer verrichten. De kandidaat is wel bevoegd
een volmacht in te trekken. De kandidaat dient hiervan schriftelijk of per fax kennis te geven aan de voorzitter van het centraal
stembureau, zo nodig met aanwijzing van een nieuwe gemachtigde.
Indien de kandidaat voor verschillende provincies een aparte instemmingsverklaring afgeeft, moet in iedere verklaring dezelfde
gemachtigde worden aangewezen.
Een moederlijst
Het gebruik van een moederlijst door de politieke groepering houdt in dat de politieke groepering een volgorde van kandidaten
voor een verkiezing heeft vastgesteld, omdat de politieke groepering voor twee of meer kieskringen verschillende lijsten heeft
ingeleverd. Bovendien is de moederlijst uiterlijk twee weken na de kandidaatstelling aan het centraal stembureau medegedeeld.
Om vervolgens de benoemingshandelingen soepel te laten verrichten, kunnen kandidaten een centrale persoon machtigen. Deze
persoon bericht dan, namens degenen die volgens de moederlijst nog niet voor hun benoeming aan de beurt zijn, aan het centraal
stembureau dat zij hun benoeming niet aanvaarden, of niet voor benoeming in aanmerking willen komen. Indien gebruik wordt
gemaakt van een moederlijst is het wenselijk dat alle kandidaten dezelfde gemachtigde aanwijzen.

















TOELICHTING
Op 16 november 2010 is door de Eerste Kamer het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet houdende verhoging van de voorkeurdrempel,
beperking van de mogelijkheid tot het aangaan van lijstencombinaties alsmede vaststelling van het tijdstip van de stemming
voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer aanvaard (Wet van 18 november 2010, Stb. 790). Hierdoor wordt het verkiezingsproces van de leden van de Eerste Kamer op verschillende onderdelen gewijzigd. Ten eerste
is de voorkeurdrempel verhoogd tot minimaal het aantal stemmen dat nodig is voor het behalen van een zetel. Ten tweede is
het niet langer mogelijk dat lijstencombinaties worden aangegaan. Ten derde is wettelijk vastgelegd dat de stemming om 15:00
uur plaatsvindt. Ten vierde is de mogelijkheid gecreëerd tot centrale inlevering van kandidatenlijsten bij de Kiesraad, fungerend
als centraal stembureau. Daarbij is de voorwaarde dat een lid van provinciale staten de kandidatenlijst moet ondertekenen,
vervangen door de ondersteuningsverklaring. Ten vijfde kan een politieke groepering niet langer meer dan één kandidatenlijst
binnen eenzelfde provincie indienen.
De onderhavige regeling brengt de modellenregeling, behorend bij de Kieswet en het Kiesbesluit, in overeenstemming met deze
wijzigingen. De modellen R 1, R 8, S 1, S 2, T 2, T 11 en U 16 worden vervangen. Model S 8, betreffende het aangaan van lijstencombinaties,
vervalt. Tot slot wordt voor de verklaring van ondersteuning van een kandidatenlijst door een lid van provinciale staten een
nieuw model opgenomen: model R 2.
Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om het model van de stempas voor de provinciale statenverkiezingen van 2 maart
2011 aan te passen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.P.H. Donner.