Regeling van 1 december 2010, nr. DJZ/BR/0873-10, van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken tot wijziging van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met het oog op aanpassing van de wijze van subsidieverlening voor activiteiten, gericht op structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

Gelet op de artikelen 2 en 3 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 2.1, 2.2 en 2.4 wordt na ‘activiteiten’ telkens ingevoegd: die niet op grond van een van de overige bepalingen van deze regeling voor subsidie in aanmerking kunnen komen en.

B

Het opschrift van Afdeling 4 komt te luiden:

AFDELING 4. STRUCTURELE ARMOEDEBESTRIJDING IN ONTWIKKELINGSLANDEN

C

Het opschrift van paragraaf 1 van Afdeling 4 komt te luiden:

Paragraaf 1. Medefinancieringsstelsel

D

Voor artikel 4.4 vervallen het opschrift en de paragraafaanduiding van paragraaf 2.

E

In artikel 4.4, eerste lid, aanhef, wordt ‘afdeling’ vervangen door: paragraaf.

F

Voor artikel 4.5 vervallen het opschrift en de paragraafaanduiding van paragraaf 3.

G

Paragraaf 4 wordt vervangen door twee nieuwe paragrafen, luidende:

Paragraaf 2. Standaardkader ontwikkelingssamenwerking

Artikel 4.8

De minister kan in beleidsregels als bedoeld in artikel 6 van het Subsidiebesluit, bepalen dat in aanvulling op paragraaf 1 voor een in de beleidsregels te bepalen tijdvak en met toepassing van artikel 7, tweede lid, van het Subsidiebesluit, subsidie kan worden verleend voor activiteiten, gericht op structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden. De activiteiten hebben betrekking op een of meer van de thema’s, genoemd in paragraaf 1, en kunnen zich mede uitstrekken tot onderzoek.

Paragraaf 3. Bijzondere bepalingen

Artikel 4.9

Toepassing van paragraaf 1 en van de artikelen 6 en 7, tweede lid, van het Subsidiebesluit kan achterwege blijven bij de verstrekking van subsidies voor activiteiten, bedoeld in deze afdeling door een Nederlandse vertegenwoordiging namens de minister en bij de verstrekking van subsidies die minder bedragen dan € 125.000.

H

De afdelingen 5 en 6 vervallen.

I

Aan het slot van artikel 7.2 wordt toegevoegd: Voor subsidieverlening in het kader van deze paragraaf komen uitsluitend bedrijven in aanmerking.

J

Artikel 7.3 vervalt.

K

In artikel 10.5, tweede lid, vervalt de zinsnede: en heeft een werkingsduur van ten hoogste twee jaar.

ARTIKEL II

De bepalingen van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006, zoals luidend voor inwerkingtreding van deze regeling, blijven van toepassing op voor inwerkingtreding van deze regeling verstrekte subsidies en op de toepassing van voor inwerkingtreding van deze regeling bekendgemaakte beleidsregels en subsidieplafonds op grond van artikel 7 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vindt voor het eerst toepassing op de verstrekking van subsidies voor het subsidietijdvak dat met ingang van 1 januari 2011 aanvangt.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H.P.M. Knapen.

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige wijziging van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 legt de grondslag voor de invoering van het Standaardkader ontwikkelingssamenwerking. Het Standaardkader bevat de uitgangspunten voor de subsidiëring van activiteiten van maatschappelijke organisaties gericht op structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden. Het doel daarvan is tweeërlei. In de eerste plaats het bieden van een eenvormig kader waarbinnen flexibel kan worden ingespeeld op actuele wereldwijde ontwikkelingen en desgewenst een (extra) inzet op (nieuwe) beleidsprioriteiten mogelijk is. Ten tweede beoogt het een stroomlijning van de verschillende (individuele) subsidieprogramma’s voor maatschappelijke organisaties door subsidieverstrekking in de toekomst zoveel mogelijk te laten plaatsvinden aan de hand van tenders die zijn opgesteld volgens de uitgangspunten en criteria van dit standaard subsidiebeleidskader.

Het Standaardkader is een subsidieraamwerk waarbinnen op basis van beleidsinhoudelijke afwegingen afzonderlijke subsidietenders per thema, land of regio kunnen worden uitgeschreven. Nederlandse en internationale maatschappelijke organisaties kunnen in het kader van die subsidietenders aanvragen indienen en zullen onderling op kwaliteit moeten concurreren. De algemene beleidsregels van het Standaardkader zullen bij het uitschrijven van deze subsidietenders en bij de beoordeling van deze subsidieaanvragen steeds van toepassing zijn. In gevallen waarin er sprake is van subsidieverlening waarmee een bedrag per jaar van € 125.000 of minder gemoeid is, is het Standaardkader niet van toepassing.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

In de artikelen 2.1, 2.2 en 2.4 wordt verduidelijkt dat deze bepalingen complementair zijn aan de overige bepalingen van de Subsidieregeling die de grondslag voor subsidieverstrekking vormen. Deze artikelen kunnen derhalve niet als ‘sluiproute’ worden benut voor subsidieverstrekking ten behoeve van activiteiten die reeds op grond van het Medefinancieringsstelsel of het Standaardkader subsidiabel kunnen zijn. Dat betekent dat de artikelen 2.1, 2.2 en 2.4 niet kunnen worden benut voor de subsidiëring van activiteiten in ontwikkelingslanden die betrekking hebben op een van de MFS-thema’s of die anderszins gericht zijn op structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden.

B, C

Deze wijzigingen brengen tot uitdrukking dat structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden de centrale doelstelling van subsidieverstrekking in het kader van afdeling 4 van de regeling is. In twee afzonderlijke paragrafen worden de bepalingen met betrekking tot het medefinancieringsstelsel en het Standaardkader neergelegd.

G

Artikel 4.8 vormt de grondslag voor het Standaardkader. Dit artikel biedt een subsidiegrondslag voor activiteiten gericht op structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden, additioneel aan subsidieverlening in het kader van het Medefinancieringsstelsel. Subsidie kan worden verleend voor activiteiten op het terrein van een of meer van de MFS-thema’s alsmede voor activiteiten op het gebied van het onderzoek. Subsidie kan uitsluitend worden verleend met toepassing van de artikelen 6 en 7, tweede lid, van het Subsidiebesluit, dat wil zeggen op voet van een specifieke ‘subsidietender’.

Artikel 4.9 bevat een uitzondering op toepassing van het Medefinancieringsstelsel en het Standaardkader voor subsidieverlening namens de minister door een Nederlandse vertegenwoordiging – deze uitzondering bestond al voor het medefinancieringsstelsel – en voor subsidies die minder bedragen dan € 125.000. Voor dergelijke subsidies behoeft derhalve geen tender te worden uitgeschreven.

H

De introductie van het Standaardkader maakt een aantal afzonderlijke subsidiegrondslagen in de regeling overbodig. De volgende subsidieparagrafen kunnen derhalve vervallen:

  • Personele samenwerking met ontwikkelingslanden

  • Vakbeweging (vakbondsfinancieringsprogramma)

  • Werkgeverssamenwerking

  • Technische assistentie

  • Gemeentelijke samenwerking; kleinschalige plaatselijke activiteiten; particuliere initiatieven

  • Politieke en interparlementaire samenwerking

  • Internationaal onderwijs en -onderzoek

  • Onderzoek

  • Hoger onderwijs

  • Toepassingsgericht onderzoek drinkwater en sanitatie

Afzonderlijke subsidiegrondslagen voor het bedrijfsleven, zoals het Private sector Investeringsprogramma, voor activiteiten verricht in het kader van een publiek private samenwerking in de zin van artikel 10.1 en voor activiteiten op het gebied van cultuur blijven gehandhaafd, omdat de organisaties die op een van die grondslagen voor subsidie in aanmerking kunnen komen naar doelstellingen, activiteiten of werkwijze niet passen in het Standaardkader.

Om te waarborgen dat de subsidiegrondslag ‘bedrijfsleven’ uitsluitend benut kan worden voor subsidieverstrekking aan bedrijven, wordt dit uitgangspunt met zoveel woorden vastgelegd in artikel 7.2. Maatschappelijke organisaties die zich richten op de economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden, kunnen op voet van het Medefinancieringsstelsel of het Standaardkader voor subsidie in aanmerking komen.

K

Omdat de hiervoorbedoelde wijzigingen een vergaande ingreep in de wijze van subsidieverstrekking op het terrein van ontwikkelingssamenwerking meebrengen, is de kans niet denkbeeldig dat als gevolg hiervan een enkele maal gebruik zal moeten worden gemaakt van de afwijkingsbepaling die in artikel 10.5, tweede lid, is geregeld. Met het oog daarop vervalt de beperking van de werkingsduur van een dergelijke subsidieverstrekking tot een tijdvak twee jaar.

Artikel II

Op grond van de overgangsregeling in artikel II heeft de invoering van het Standaardkader geen gevolgen voor reeds verleende subsidies.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H.P.M. Knapen.

Naar boven