Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 november 2010, nr. DMO/OHW-U-3034076, houdende aanpassing van de factoren, grondslagen en bedragen wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen per 1 januari 2011

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 , 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

Besluit:

Artikel 1

De pensioenbedragen, bedoeld in artikel 31b van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en in artikel 28b van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, zoals zij golden op 1 juli 2010, worden per 1 januari 2011 verhoogd met 0,59%.

Artikel 2

De factoren waarmee het peil der buitengewone pensioenen ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt aangepast, worden per 1 januari 2011 vastgesteld als volgt:

A

pensioengrondslagen 1947 per jaar in euro

B

welvaartstoeslag vanaf 1 januari 2011

van

tot en met

23 533,08 minus pensioengrondslag

1.225,21

1.356,79

 

van

tot en met

pensioengrondslag maal factor

plus extra bedrag in euro

1.356,80

1.404,44

16,2151

186,00

1.404,45

1.446,64

16,2406

186,00

1.446,65

2.021,13

16,2841

186,00

2.021,14

2.066,96

16,3009

186,00

2.066,97

2.113,24

16,3025

186,00

2.113,25

2.158,62

16,3038

186,00

2.158,63

2.204,45

16,3055

186,00

2.204,46

2.248,92

16,3073

186,00

2.248,93

2.294,76

16,3090

186,00

2.294,77

2.385,51

16,3108

186,00

2.385,52

2.485,34

16,3144

186,00

2.485,35

2.583,36

16,3175

186,00

2.583,37

2.678,65

16,3211

186,00

2.678,66

2.679,11

16,3519

186,00

2.679,12

2.726,30

16,3551

186,00

2.726,31

2.773,49

16,3567

186,00

2.773,50

2.820,23

16,3619

186,00

2.820,24

2.867,88

16,3635

186,00

2.867,89

2.914,62

16,3691

186,00

2.914,63

2.961,36

16,3708

186,00

2.961,37

2.961,81

16,3715

186,00

2.961,82

3.004,92

16,3747

187,00

3.004,93

3.048,94

16,3756

187,00

3.048,95

3.092,96

16,3798

187,00

3.092,97

3.136,07

16,3806

187,00

3.136,08

3.136,52

16,3842

187,00

3.136,53

3.180,08

16,3851

187,00

3.180,09

3.223,19

16,3859

187,00

3.223,20

3.223,64

16,3894

187,00

3.223,65

3.267,21

16,3901

187,00

3.267,22

3.310,32

16,3909

187,00

3.310,33

3.353,88

16,3961

187,00

3.353,89

3.397,44

16,4064

187,00

3.397,45

3.441,01

16,4091

187,00

3.441,02

3.484,57

16,4102

187,00

3.484,58

3.528,13

16,4148

187,00

3.528,14

3.571,69

16,4156

187,00

3.571,70

3.615,26

16,4203

187,00

3.615,27

3.658,82

16,4216

187,00

3.658,83

3.659,27

16,4228

187,00

3.659,28

3.713,73

16,4259

187,00

3.713,74

3.768,18

16,4270

187,00

3.768,19

3.822,63

16,4318

187,00

3.822,64

3.823,09

16,4459

187,00

3.823,10

3.877,54

16,4475

187,00

3.877,55

3.932,00

16,4509

187,00

3.932,01

3.986,45

16,4521

187,00

3.986,46

4.040,90

16,4567

187,00

4.040,91

4.084,02

16,4582

187,00

Artikel 3

De pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, zoals zij golden op 1 juli 2010, worden per 1 januari 2011 verhoogd met 0,59%.

Artikel 4

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, worden per 1 januari 2011 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 23 535,58;

  • b. de bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op achtereenvolgens:

€  49 096,38;

€  30 319,40;

€  15 955,88;

€  16 195,91;

€  15 999,73;

€  31 898,84.

Artikel 5

De grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 , zoals zij golden op 1 juli 2010 worden per 1 januari 2011 verhoogd met 0,59%.

Artikel 6

De bedragen, genoemd in de artikelen 8, zevende lid, onder a en b, en 10, eerste lid, onder e en f, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 , worden per 1 januari 2011 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a, op € 1 961,09;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder b, op € 4 071,17;

  • c. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder e, op € 2 660,34;

  • d. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder f, op € 2 475,44.

Artikel 7

De grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli 2010, worden per 1 januari 2011 verhoogd met 0,59%.

Artikel 8

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 , worden per 1 januari 2011 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 1 961,09;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op € 4 071,17.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner

TOELICHTING

De artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp), 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo), 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (WIV), 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv) en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo), waarin de indexering van de in de onderscheiden wetten gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen is geregeld, vormen de grondslag van de voorliggende regeling.

Bij de op 1 januari 2009 in werking getreden wet van 20 november 2008 tot wijziging van de Wbp, Wbpzo, WIV, Wuv en Wubo, ter vereenvoudiging van de uitvoering, alsmede tot het aanbrengen van wijzigingen van andere en ondergeschikte aard, zijn de in deze wetten opgenomen zogenaamde indexeringsbepalingen gewijzigd. De indexering van de factoren, grondslagen en bedragen was tot aan de inwerkingtreding van de wet van 20 november 2008 gekoppeld aan de indexering van de pensioenen van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds. Vanwege de vele kritiek op dit systeem is voor een andere indexeringssystematiek gekozen. Ingaande 1 januari 2009 is de indexering van de factoren, grondslagen en bedragen gekoppeld aan de index die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt gehanteerd voor de indexering van het wettelijk minimumloon.

De indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen blijft om een tweetal redenen ook onder de nieuwe indexeringssystematiek noodzakelijk. Ten eerste zijn bij het opnieuw vaststellen van een buitengewoon pensioen, een garantietoeslag, een (periodieke) uitkering of een garantie-uitkering actuele berekeningsgegevens noodzakelijk waaronder een grondslag die geïndexeerd is naar het tijdstip van de hernieuwde vaststelling. Ten tweede blijft indexering van minimum- en maximumgrondslagbedragen noodzakelijk voor degenen die na de inwerkingtreding van de wet van 20 november 2008 voor het eerst een aanvraag op grond van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen. Door deze indexering houden de toekenningen van financiële rechten aan hen gelijke tred met de welvaartsontwikkeling in Nederland.

Met de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 november 2010, nr. ASEA/SAS/2010/20736 (Staatscourant nr. 17432), wordt het wettelijk minimumloon per 1 januari 2011 aangepast. Het aanpassingspercentage is na afronding 0,59%. Conform de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen opgenomen indexeringsbepalingen voorziet deze regeling erin dat de factoren, grondslagen en bedragen dienovereenkomstig worden aangepast.

In de Wbp en de Wbpzo wordt bij de berekening van het buitengewoon pensioen teruggegaan naar de grondslag zoals die bij de inwerkingtreding van deze wetten (1947) zou zijn geweest, waarna deze grondslag, om tot de actuele grondslag te komen, met een jaarlijks te indexeren welvaartsfactor wordt vermenigvuldigd. In artikel 2 geeft kolom A de verdeling naar het niveau van de pensioengrondslagen aan. Kolom B geeft de met ingang van 1 januari 2011 vastgestelde factor aan, waarmee het peil van de buitengewone pensioenen wordt aangepast in relatie tot de pensioengrondslagen.

Per 1 januari 2010 is de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) uitgebreid naar ministeriële regelingen (brief van de Minister van Justitie en de Staatssecretarissen van Economische Zaken, Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 december 2009, TK 2009–2010, 29 515, nr. 309). Het in het kader van VVM gehanteerde uitgangspunt dat een invoeringstermijn van twee maanden vereist is tussen de publicatie van een regeling en de feitelijke inwerkingtreding ervan is op de onderhavige regeling niet van toepassing. Gelet op de strekking van deze regeling, te weten de jaarlijkse indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen, is de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond ‘Reparatiewetgeving’ van toepassing.

Gelet op de strekking van deze regeling zijn hieraan geen financiële consequenties verbonden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner.

Naar boven