Drogisterijbranche

Vervroegd Uittreden 2011/2012

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 december 2010 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de drogisterijbranche inzake vervroegd uittreden

UAW Nr. 11101

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van Syntrus Achmea Pensioenbeheer namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij(en) te ener zijde: de Vereniging van Drogisterij parfumerie Bedrijven;

Partij(en) te anderer zijde: FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:

1. drogisterij:

het uitoefenen van de detailhandel in geneesmiddelen, zoals dit in het kader van de wettelijke bepalingen is toegestaan, telkens gepaard gaande met het uitoefenen van de detailhandel in producten op het gebied van gezondheid, schoonheid en lichaamsverzorging van de mens, eventueel in combinatie met de detailhandel in huishoudelijke artikelen, verfartikelen en dierengeneesmiddelen;

2. werkgever:
  • a. de onderneming die zich uitsluitend of in belangrijke mate (meer dan 50% van de omzet) bezig houdt met het exploiteren van een of meer drogisterijen;

  • b. de onderneming die zich voor 50% van de omzet of minder bezig houdt met het exploiteren van een of meer drogisterijen én die zich tevens bezig houdt met het exploiteren van het apothekersbedrijf, indien de omzet in receptgeneesmiddelen minder dan of gelijk is aan 50% van de totale omzet;

3. werknemer:

degene die tot een werkgever als genoemd in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen, met uitzondering van;

  • a. de apothekersassistenten, die werkzaam zijn bij een onderneming als bedoeld onder 1, waarin tevens het apothekersbedrijf wordt uitgeoefend;

  • b. personen, uitsluitend werkzaam in een kantoor of magazijn van de werkgever, voor wie:

    • 1. met vakbonden of de Ondernemingsraad is afgesproken dat op hen de VGL-CAO (CAO voor personeel van grootwinkelbedrijven in levensmiddelen) van toepassing is,

    • 2. met vakbonden voor hen een eigen CAO is afgesloten, of

    • 3. met vakbonden of de Ondernemingsraad een regeling is afgesproken van minimaal een gelijk niveau als deze CAO, hetgeen vooraf wordt getoetst door de Vaste Commissie als bedoeld in artikel 8 van de CAO van de Stichting Vervroegd Uittreden Drogisterijbranche.

4. Stichting:

de ‘Stichting Vervroegd Uittreden Drogisterijbranche’;

5. premieplichtig loon:

het loon in de zin van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen, met uitzondering van:

  • a. uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen;

  • b. het genot van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto.

Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen op jaarbasis (2010: € 48.716,–), blijft buiten aanmerking voor de toepassing van de VUT-fondsregeling. Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, dan wel de werknemer minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam is, wordt het maximum premieloon naar evenredigheid toegepast. Daartoe wordt het maximum premieloon uitgedrukt in een uurbedrag door het maximum premieloon op jaarbasis te delen door het aantal uren per jaar volgens de voor het functieniveau geldende normale arbeidsduur in de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst dan wel, indien er geen collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is, de voor het functieniveau geldende bij de werkgever gebruikelijke normale arbeidsduur, waarbij het maximum uurloon naar beneden op eurocenten wordt afgerond.

Artikel 2 Doel

  • 1. Het doel van deze collectieve arbeidsovereenkomst is om voor bepaalde groepen werknemers de mogelijkheid te openen vrijwillig vervroegd uit het arbeidsproces te treden door het toekennen van inkomensvervangende uitkeringen.

  • 2. Ingaande 1 januari 2002 is voor de werknemers die deelnemer zijn in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel een prepensioenregeling ingevoerd, op grond waarvan aanspraak bestaat op een uitkering van prepensioen op 63-jarige leeftijd voor werknemers die na 31 december 2001 60 jaar werden.

  • 3. Partijen bij deze CAO zullen uiterlijk in 2010 besluiten in hoeverre ook na 2010 werknemers als bedoeld in artikel 4 van het reglement in aanmerking zullen kunnen komen voor een VUT-uitkering

Artikel 3 De uitvoering

De uitvoering van deze regeling tot vervroegde uittreding is opgedragen aan de Stichting, waarvan de statuten en het reglement als bijlage I en II aan deze overeenkomst zijn gehecht en daarvan een integrerend deel uitmaken.

Artikel 4 Verplichtingen werkgever

Werkgevers zijn gehouden zich aan te melden bij de Stichting, gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de Stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat in dit opzicht in de statuten en het reglement van de Stichting is bepaald en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en het reglement van de Stichting.

Artikel 5 Premie

Door de werkgever is aan de Stichting af te dragen een door de Stichting te bepalen percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers in de onderneming. Deze premie is vastgesteld op 0,0%.

De werkgever zal 0,0% verhalen op de bij hem werkzame werknemers door middel van inhoudingen bij elke loonbetaling.

Artikel 6 Vrijstelling

Vrijgesteld van de in artikel 5 bedoelde verplichting tot betaling van premie aan de Stichting is op diens verzoek de werkgever:

  • in of voor wiens onderneming een pensioenregeling geldt, op grond waarvan aan alle personeelsleden in de onderneming een ouderdomspensioen in uitzicht wordt gesteld, dat uiterlijk ingaat op de eerste van de maand waarin de uitkeringsgerechtigde leeftijd wordt bereikt;

  • in of voor wiens onderneming een bij CAO voor het gehele personeel vóór 1 juli 1993 ingestelde regeling voor vervroegde uittreding geldt, die, wat de aanspraken betreft welke aan deze regeling ontleend kunnen worden, als geheel genomen, ten minste gelijkwaardig is aan de regeling van de Stichting, mits deze CAO is geregistreerd bij de Arbeidsinspectie.

Het vorenstaande geldt mede voor de werkgever die behoort tot een concern waarin een pensioenregeling respectievelijk een regeling voor vervroegde uittreding geldt die voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden.

Artikel 8 Vaste Commissie

De Vaste Commissie verricht ten behoeve van de Drogisterijbranche de volgende taken:

  • a. het op verzoek van werkgever en/of werknemer verlenen van dispensatie van het in de CAO Vervroegd Uittreden Drogisterijbranche bepaalde, mits een dergelijk verzoek schriftelijk en gemotiveerd wordt ingediend;

  • b. het geven van een beslissing over alle zaken die haar in de CAO Vervroegd Uittreden Drogisterijbranche ter behandeling zijn of worden opgedragen;

  • c. het desgewenst geven van advies omtrent de uitleg en/of toepassing van de CAO Vervroegd Uittreden Drogisterijbranche aan de participerende organisaties, alsmede aan iedere werkgever of werknemer op wie de CAO Vervroegd Uittreden Drogisterijbranche van toepassing is. Een verzoek om advies dient schriftelijk bij de commissie te worden gedaan;

  • d. het behandelen bij wijze van advies van geschillen omtrent de uitleg en/of de toepassing van de CAO Vervroegd Uittreden Drogisterijbranche, indien beide partijen daarom schriftelijk verzoeken.

BIJLAGE I.

Bijlage als bedoeld in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de drogisterijbranche inzake vervroegd uittreden

STATUTEN VAN DE STICHTING VERVROEGD UITTREDEN DROGISTERIJBRANCHE

Artikel 1 Naam en Zetel
  • 1. De Stichting draagt de naam:

    ‘Stichting Vervroegd Uittreden Drogisterijbranche’.

  • 2. De Stichting is gevestigd te Utrecht.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze statuten wordt verstaan onder:

1. drogisterij:

het uitoefenen van de detailhandel in geneesmiddelen, zoals dit in het kader van de wettelijke bepalingen is toegestaan, telkens gepaard gaande met het uitoefenen van de detailhandel in producten op het gebied van gezondheid, schoonheid en lichaamsverzorging van de mens, eventueel in combinatie met de detailhandel in huishoudelijke artikelen, verfartikelen en dierengeneesmiddelen;

2. werkgever:
  • a. de onderneming die zich uitsluitend of in belangrijke mate (meer dan 50% van de omzet) bezig houdt met het exploiteren van een of meer drogisterijen;

  • b. de onderneming die zich voor 50% van de omzet of minder bezig houdt met het exploiteren van een of meer drogisterijen én die zich tevens bezig houdt met het exploiteren van het apothekersbedrijf, indien de omzet in receptgeneesmiddelen minder dan of gelijk is aan 50% van de totale omzet;

3. werknemer:

degene die tot een werkgever als genoemd in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen, met uitzondering van;

  • a. de apothekersassistenten, die werkzaam zijn bij een onderneming als bedoeld onder 1, waarin tevens het apothekersbedrijf wordt uitgeoefend;

  • b. personen, uitsluitend werkzaam in een kantoor of magazijn van de werkgever, voor wie:

    • 1. met vakbonden of de Ondernemingsraad is afgesproken dat op hen de VGL-CAO (CAO voor personeel van grootwinkelbedrijven in levensmiddelen) van toepassing is,

    • 2. met vakbonden voor hen een eigen CAO is afgesloten, of

    • 3. met vakbonden of de Ondernemingsraad een regeling is afgesproken van minimaal een gelijk niveau als deze CAO, hetgeen vooraf wordt getoetst door de Vaste Commissie als bedoeld in artikel 8 van de CAO van de Stichting Vervroegd Uittreden Drogisterijbranche.

4. Stichting:

de ‘Stichting Vervroegd Uittreden Drogisterijbranche’, gevestigd te Utrecht;

5. bestuur:

het in artikel 6 bedoelde bestuur;

6. administrateur:

de in artikel 9 bedoelde administrateur;

7. reglement:

het in artikel 13 bedoelde reglement.

Artikel 4 Doel

De Stichting heeft ten doel overeenkomstig de bepalingen van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Drogisterijbranche inzake Vervroegd Uittreden, van deze statuten en het reglement voor bepaalde groepen werknemers in de Drogisterijbranche de mogelijkheid te openen tot vrijwillige vervroegde uittreding uit het arbeidsproces, door het toekennen van een inkomensvervangende uitkering.

Artikel 5 Geldmiddelen
  • 1. De inkomsten van de Stichting bestaan uit:

    • a. bijdragen van werkgevers en werknemers, zoals omschreven in artikel 5 van de CAO voor de Drogisterijbranche inzake Vervroegd Uittreden;

    • b. de te kweken renten;

    • c. al hetgeen op andere wijze wordt verworven.

  • 2. De uitgaven van de Stichting bestaan uit:

    • a. de uitkeringen als bedoeld in artikel 4;

    • b. de overige uitgaven, te weten:

      • overlijdensuitkeringen;

      • sociale lasten en pensioenpremie;

      • administratiekosten.

Artikel 6 Bestuur
  • 1. Het bestuur van de Stichting bestaat uit zes leden, van wie drie worden benoemd door de werkgeversorganisatie, te weten:

    • a. de Vereniging van Drogisterij parfumerie Bedrijven, gevestigd te Zoetermeer;

    en drie door de werknemersorganisaties, te weten:

    • b. twee door de FNV Bondgenoten, gevestigd te Amsterdam;

    • c. één door de CNV Dienstenbond, gevestigd te Hoofddorp.

    Voor ieder bestuurslid wordt door de organisatie, die dit lid heeft benoemd, een plaatsvervanger benoemd. Een plaatsvervanger treedt alleen op bij ontstentenis casu quo afwezigheid van het lid dat hij vervangt.

  • 2. Het lidmaatschap casu quo het plaatsvervangend lidmaatschap van het bestuur eindigt door periodiek aftreden, schriftelijk bedanken, overlijden, alsmede indien de betrokken organisatie de benoeming intrekt.

  • 3. Ieder jaar in de maand januari treedt één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid, alsmede hun plaatsvervangers af volgens een door het bestuur op te maken rooster. De aftredenden zijn, met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, onmiddellijk herbenoembaar.

  • 4. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan voorzien door de organisatie die, gelet op het bepaalde in het eerste lid, daarvoor in aanmerking komt.

    Een bestuurslid, casu quo plaatsvervangend bestuurslid, dat in zulk een vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene die hij opvolgt moest aftreden. Het bestuur kan zijn bevoegdheid uitoefenen ook wanneer er vacatures zijn.

  • 5. Door het bestuur kan aan de leden casu quo plaatsvervangende leden van het bestuur voor het bijwonen van vergaderingen of daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten een vergoeding worden toegekend.

  • 6. Het bestuur wijst een werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor de tijd van één kalenderjaar als voorzitter optreden.

    Het bestuur bepaalt wie voor het eerst als voorzitter zal optreden.

    Bij ontstentenis van de fungerende voorzitter treedt de andere voorzitter als zodanig op.

  • 7. Evenzo wijst het bestuur een werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor de tijd van één kalenderjaar als secretaris optreden, met dien verstande, dat met de werkgever-voorzitter de werknemer-secretaris en met de werknemer-voorzitter de werkgever-secretaris fungeert. Bij ontstentenis van de fungerende secretaris treedt de andere secretaris als zodanig op.

Artikel 7 Bevoegdheden van het bestuur en vertegenwoordiging
  • 1. Het bestuur vertegenwoordigt de Stichting. Daarnaast zijn de voorzitter en secretaris van het bestuur gezamenlijk bevoegd de Stichting te vertegenwoordigen.

  • 2. Het bestuur is bevoegd alle handelingen te verrichten voorzover daaromtrent bij of krachtens wettelijke voorschriften, respectievelijk bij of krachtens deze statuten of het reglement van de Stichting niet anders is bepaald.

    Voorts is het bestuur bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, daaronder echter niet inbegrepen het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.

  • 3. Alle van het bestuur uitgaande stukken worden door de voorzitter en de secretaris getekend.

  • 4. Het bestuur is bevoegd om ook de administrateur tekeningsbevoegdheid te geven.

  • 5. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en het reglement.

  • 6. Het bestuur kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk mandateren aan de voorzitter en de secretaris of aan de administrateur.

    De gemandateerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 8 Bestuursvergaderingen en besluitvorming
  • 1. Het bestuur vergadert ten minste éénmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen.

    In het laatste geval is de voorzitter verplicht, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen, het betrokken schriftelijk verzoek onmiddellijk aan de overige bestuursleden toe te zenden, een bestuursvergadering uit te schrijven en deze binnen zes weken te doen houden.

  • 2. De oproeping voor alle vergaderingen geschiedt door of namens de voorzitter per schriftelijke convocatie. De te behandelen onderwerpen worden in de oproeping vermeld. Andere punten kunnen slechts worden behandeld in een vergadering, waarin ten minste vier bestuursleden aanwezig zijn, tenzij een der aanwezige bestuursleden zich tegen behandeling verzet.

  • 3. Indien de voorzitter geen gevolg geeft aan een verzoek ingevolge het eerste lid, zijn de betrokken leden van het bestuur gezamenlijk tot de convocatie der vergadering bevoegd.

  • 4. Ter vergadering brengen de aanwezige werkgeversbestuursleden gezamenlijk evenveel stemmen uit als door de aanwezige werknemersbestuursleden worden uitgebracht.

    Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit.

    Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is. Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal aanwezig is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 5. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen, wanneer ten minste vier bestuursleden ter vergadering aanwezig zijn. Ingeval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand doch niet eerder dan na tien dagen opnieuw in vergadering bijeengeroepen. In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen.

  • 6. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders is bepaald, worden alle besluiten in een bestuursvergadering over zaken genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen.

    Bij staking van stemmen wordt, tenzij de vergadering voltallig is, het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld.

    In deze en evenzo in een voltallige vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping wanneer één van de bestuursleden dit verlangt en alsdan mondeling.

    De stemming over personen geschiedt, behoudens in die gevallen waarin de verkiezing bij acclamatie plaats heeft, met gesloten en ongetekende briefjes. De volstrekte meerderheid van stemmen beslist. Heeft bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid verkregen, dan heeft een tweede vrije stemming plaats. Is er ook dan geen volstrekte meerderheid, dan heeft er tussen de twee kandidaten, die alsdan de meeste stemmen verkregen hebben, een herstemming plaats nadat zonodig door een tussenstemming is uitgemaakt tussen welke personen de herstemming zal plaatsvinden. Zo bij deze tussenstemming of herstemming de stemmen staken, beslist het lot. Blanco uitgebrachte stemmen tellen niet mee bij de berekening van het aantal stemmen, dat de volstrekte meerderheid uitmaakt.

  • 7. Een besluit van het bestuur kan via schriftelijke voorlegging aan de leden van het bestuur tot stand komen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Indien een bestuurslid de wens daartoe te kennen geeft, wordt het besluit aangehouden tot de volgende bestuursvergadering.

Artikel 9 Administrateur
  • 1. De uitvoering van de regeling inzake vervroegd uittreden en het daaraan verbonden geldelijk beheer wordt onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur opgedragen aan een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur.

  • 2. De opdracht tot het verrichten van de werkzaamheden die verband houden met de uitvoering van de regeling inzake vervroegd uittreden en het daaraan verbonden geldelijk beheer wordt schriftelijk vastgelegd in een beheerovereenkomst, die de rechten en verplichtingen van de stichting en de administrateur ten opzichte van elkaar regelt.

  • 3. De afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening door de administrateur worden nader vastgelegd in een of meer dienstverleningsovereenkomsten, die behoren bij de beheerovereenkomst.

  • 4. De administrateur is verplicht zich te doen vertegenwoordigen in de vergaderingen van het bestuur.

Artikel 10 Boekjaar

Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 11 Jaarverslag, rekening en verantwoording
  • 1. Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermogen van de Stichting en van de ontwikkeling daarvan gedurende het voorafgaande boekjaar; in dit verslag wordt door het bestuur rekenschap van het gevoerde beleid afgelegd.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verslag moet zijn gecontroleerd door een door het bestuur aangewezen externe registeraccountant. Uit het verslag en de accountantsverklaring moet blijken dat de uitgaven overeenkomstig het doel zijn gedaan.

  • 3. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de administrateur;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 4. Het verslag en de accountantsverklaring worden toegezonden aan elk der in artikel 6, eerste lid, genoemde organisaties en op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 12 Statutenwijziging en ontbinding
  • 1. Besluiten tot wijziging der statuten, alsook een besluit tot ontbinding van de Stichting kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering, waar ten minste vier bestuursleden aanwezig zijn, en indien ten minste twee/derde der ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen zich daarvóór verklaart.

  • 2. Voorstellen tot ontbinding van de Stichting worden niet in behandeling genomen dan nadat daarover schriftelijk advies is ingewonnen van de in artikel 6, eerste lid, genoemde organisaties. Voor het uitbrengen van deze adviezen moet een termijn van minstens één maand worden gegeven.

  • 3. Het bestuur zal binnen twee weken na het verlijden van een akte van statutenwijziging een authentiek afschrift van die akte voor een ieder ter inzage neerleggen ter griffie van de Rechtbank, sector kanton te Utrecht.

Artikel 13 Reglement
  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast waarin bepalingen worden opgenomen omtrent de vaststelling en invordering der verschuldigde bijdragen, alsmede de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de inkomensvervangende uitkering, zoals genoemd in artikel 4, zal worden verstrekt.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van het reglement.

  • 3. Bepalingen in het reglement welke in strijd zijn met deze statuten zijn nietig.

  • 4. Het reglement, alsmede wijzigingen in het reglement treden niet in werking alvorens een door het bestuur ondertekend exemplaar houdende de volledige tekst van het reglement of ingeval van wijziging de volledige tekst van die wijziging, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van de Rechtbank, sector kanton te Utrecht.

Artikel 14 Verplichtingen werkgevers, werknemers en uitkeringsgenietenden
  • 1. De werkgevers, de werknemers, alsmede degenen die aan de bepalingen van deze statuten en het reglement aanspraak op uitkering ontlenen, zijn verplicht alle gegevens te verstrekken die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en het reglement nodig acht.

  • 2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.

Artikel 15 Vereffening
  • 1. Bij ontbinding van de Stichting geschiedt de vereffening door een daartoe door het bestuur te benoemen commissie.

  • 2. De met de vereffening belaste commissie treedt in de bevoegdheden en de verplichtingen van het bestuur met dien verstande dat na het in werking treden van het besluit tot ontbinding:

    • a. door werkgevers en werknemers geen premies meer verschuldigd zullen worden;

    • b. geen wijzigingen in de statuten en het reglement mogen worden aangebracht.

  • 3. Bij vereffening wordt eerst een zodanig bedrag uitgetrokken dat de uitkeringen aan hen die uitkering genieten en de daarmee verband houdende financiële verplichtingen van de Stichting tot de reglementaire einddatum kunnen worden voortgezet.

    Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met de doelstelling van de Stichting.

  • 4. De slotrekening van de vereffening behoeft de goedkeuring van de in artikel 6, eerste lid, genoemde organisaties.

Artikel 16 Beleggingen
  • 1. De geldmiddelen als bedoeld in artikel 5 lid 1 worden – voor zover niet direct bestemd voor de uitgaven bedoeld in lid 2 van dat artikel – door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.

  • 3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

  • 4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 17 Vrijstelling van premiebetaling
  • 1. Vrijgesteld van de verplichting tot betaling van premie aan de Stichting is op diens verzoek de werkgever:

    • in of voor wiens onderneming een pensioenregeling geldt, op grond waarvan aan alle personeelsleden in de onderneming een ouderdomspensioen in uitzicht wordt gesteld, dat uiterlijk ingaat op de eerste dag van de maand waarin de uitkeringsgerechtigde leeftijd wordt bereikt;

    • in of voor wiens onderneming een bij CAO voor het gehele personeel vóór 1 juli 1993 ingestelde regeling voor vervroegde uittreding geldt, die, wat de aanspraken betreft welke daaraan ontleend kunnen worden, als geheel genomen, ten minste gelijkwaardig is aan de regeling van de Stichting, mits deze CAO is geregistreerd bij de Arbeidsinspectie.

  • 2. Het in lid 1 bepaalde geldt mede voor de werkgever die behoort tot een concern waarin een pensioenregeling respectievelijk een regeling voor vervroegde uittreding geldt die voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden.

Artikel 18 Onvoorziene gevallen

Het bestuur is bevoegd ingeval van bijzondere hardheid of in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in het reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.

BIJLAGE II

Bijlage als bedoeld in artikel 3 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Drogisterijbranche inzake Vervroegd Uittreden respectievelijk als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de statuten van de Stichting Vervroegd Uittreden Drogisterijbranche.

REGLEMENT VAN DE STICHTING VERVROEGD UITTREDEN DROGISTERIJBRANCHE

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 2 van de statuten.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder premieplichtig loon:

Het loon in de zin van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen, met uitzondering van:

  • a. uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen;

  • b. het genot van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto.

Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen op jaarbasis (2010: € 48.716,–), blijft buiten aanmerking voor de toepassing van de VUT-fondsregeling. Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, dan wel de werknemer minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam is, wordt het maximum premieloon naar evenredigheid toegepast. Daartoe wordt het maximum premieloon uitgedrukt in een uurbedrag door het maximum premieloon op jaarbasis te delen door het aantal uren per jaar volgens de voor het functieniveau geldende normale arbeidsduur in de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst dan wel, indien er geen collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is, de voor het functieniveau geldende bij de werkgever gebruikelijke normale arbeidsduur, waarbij het maximum uurloon naar beneden op eurocenten wordt afgerond.

Artikel 2 Premie
  • 1. De hoogte van de bijdrage als bedoeld in artikel 5 lid 1 sub a van de statuten, is een voor elk jaar door het bestuur vast te stellen percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers, in acht nemende het bepaalde in artikel 17 van de statuten. Deze premie is vastgesteld op 0,0%.

    De werkgever is verplicht deze premie aan de Stichting te voldoen.

    De werkgever zal 0,0% verhalen op de bij hem werkzame werknemers door middel van inhoudingen bij elke loonbetaling.

  • 2. De premie wordt geheven op basis van door de werkgever voor iedere werknemer verstrekte loonopgaven. Na verwerking van de loonopgaven en het vaststellen van de eindafrekening over het voorgaande kalenderjaar stelt het fonds per werkgever de bij wijze van voorschot voor het lopende kalenderjaar verschuldigde premie vast. De werkgever wordt geïnformeerd over het bepaalde voorschot. Het voorschot kan op verzoek van de werkgever worden gewijzigd. Het voorschot wordt gewijzigd als de loonsom voor het desbetreffende kalenderjaar meer dan 10% afwijkt van de loonsom waarover het voorschot is berekend. Het fonds deelt het te betalen bedrag van de voorschotpremie en de termijn waarbinnen de betaling dient te geschieden, schriftelijk aan de werkgever mee.

  • 3. Na verwerking van de loonopgaven over het kalenderjaar stelt het fonds per werknemer de definitieve premie over dat kalenderjaar vast. Per werkgever wordt de eindafrekening opgemaakt. De bij wijze van voorschot betaalde premies worden verrekend met de totaal verschuldigde definitieve premies.

  • 4. Over het verschil tussen de bij wijze van voorschot betaalde premies en de definitief verschuldigde premies wordt rente verrekend over de periode tussen het eind van het desbetreffende kalenderjaar en de datum van de eindafrekening. Deze rente is gelijk aan de depositorente Euribor voor zes maanden, zoals die geldt op 1 januari na het kalenderjaar waarover afgerekend wordt.

  • 5. Betaling van de premie vindt plaats in gelijke kwartaaltermijnen, waarbij het vervallen bedrag steeds op de eerste van het desbetreffende kwartaal in het bezit van de administrateur dient te zijn. In afwijking van het voorgaande wordt een vordering in haar geheel opeisbaar, indien de werkgever ten aanzien van de betaling van een der termijnen in gebreke is.

    Voor werkgevers die dit wensen kan betaling van de premie ook plaatsvinden in gelijke maandtermijnen, die steeds vervallen per de eerste van de maand, mits die werkgevers de administrateur machtigen tot maandelijkse afschrijving van de vervallen termijnen van hun rekening over te gaan.

    Het in de vorige volzin bepaalde vervalt, indien op de rekening van de werkgever niet voldoende saldo aanwezig is om de afschrijving te realiseren, zodat het bepaalde in de eerste en tweede volzin van dit lid ten aanzien van die werkgever weer van toepassing is.

  • 6. De werkgever, die nalaat de premie binnen de gestelde termijn te betalen, is voor elke maand verzuim rente verschuldigd ter hoogte van de alsdan geldende wettelijke rente, bedoeld in artikel 6:119 BW, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • 7. Voorts zijn in geval van nalatigheid aan de Stichting verschuldigd alle kosten die door de Stichting zijn gemaakt ter invordering van niet tijdig betaalde premies en van de rente bedoeld in het vierde lid.

Artikel 3 Realisering doelstelling
  • 1. De Stichting realiseert het in artikel 4 van de statuten genoemde doel door het toekennen van een inkomensvervangende uitkering aan werknemers die dit wensen en die voldoen aan de in artikel 4 van dit reglement genoemde voorwaarden.

  • 2. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting vast, welke voor betrokkenen beschikbaar moet zijn. De begroting omvat de inkomsten en de uitgaven van de Stichting als bedoeld in artikel 5 van de statuten.

Artikel 4 Voorwaarden voor uitkering

Om voor een uitkering in aanmerking te kunnen komen, dient de werknemer – met inachtneming van de looptijd van deze CAO – aan de navolgende voorwaarden te voldoen:

  • a. 60 jaar te zijn, mits hij is geboren in 1944 of eerder; of

  • b. 60 jaar en twee maanden te zijn, mits hij is geboren in 1945; of

  • c. 60 jaar en zes maanden te zijn, mits hij is geboren in 1946; of

  • d. 60 jaar en elf maanden te zijn, mits hij is geboren in 1947; of

  • e. 61 jaar en vijf maanden, mits hij is geboren in 1948; of

  • f. 62 jaar te zijn, mits hij is geboren in 1949; en

  • g. gedurende de laatste tien jaren onafgebroken als werknemer in de zin van artikel 2 lid 3 van de statuten in dienstverband werkzaam te zijn geweest in de Drogisterijbranche. Een korte onderbreking buiten zijn schuld kan – zulks ter beoordeling van het bestuur – buiten beschouwing worden gelaten. Voor de bepaling van deze periode van tien jaren wordt mede in aanmerking genomen een tijdvak voorafgaande aan het huidige dienstverband in de Drogisterijbranche, dat betrokkene als werknemer in de zin van de CAO voor het levensmiddelenbedrijf inzake Vervroegd Uittreden werkzaam is geweest; en

  • h. niet in aanmerking te komen voor een volledige uitkering krachtens de Ziektewet (ZW), de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), een arbeidsongeschiktheidsuitkering (IVA-uitkering) krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de Werkloosheidswet (WW); en

  • i. niet voor een uitkering krachtens een afvloeiingsregeling, non-activiteitsregeling of wachtgeldregeling in aanmerking te komen; en

  • j. niet in het genot van pensioen uit hoofde van de laatste dienstbetrekking te zijn gesteld; en

  • k. geen aanspraak te kunnen doen gelden op een uitkering uit hoofde van een andere regeling voor vervroegde uittreding.

Artikel 5 Aanvragen van de uitkering
  • 1. De uitkering dient door degene die uitkering wenst te ontvangen, schriftelijk te worden aangevraagd door inzending van door de Stichting vastgestelde en te verstrekken formulieren, onder bijvoeging van de naar het oordeel van het bestuur benodigde stukken.

  • 2. De aanvraag in het vorige lid bedoeld dient ten minste twee maanden vóór de gevraagde ingangsdatum van de uitkering in het bezit te zijn van de Stichting.

Artikel 6 Hoogte van de uitkering
  • 1. De uitkering bedraagt bruto 80% van de uitkeringsbasis.

    Als uitkeringsbasis geldt de laagste van de hieronder sub a en b bedoelde bedragen:

    • a. het brutoloon over het kalenderjaar vóór de datum waarop voor het eerst wordt voldaan aan de voorwaarden voor uitkering;

    • b. het brutoloon over het kalenderjaar vóór de datum waarop voor het eerst wordt voldaan aan de voorwaarden voor uitkering gelegen twee jaar vóór de ingangsdatum van de uitkering, verhoogd met de percentages c.q. bedragen waarmee de in de CAO voor de Drogisterijbranche opgenomen lonen nadien tot de ingangsdatum van de uitkering zijn verhoogd.

    Indien deze uitkeringsbasis op een deel van het jaar betrekking heeft, wordt deze tot een uitkeringsbasis van een geheel jaar herleid. Buiten beschouwing blijven: vergoedingen voor overwerk, reisuren en onkosten, uitbetaalde vakantiedagen, gratificaties, uitkeringen ingevolge winstdelingsregelingen, werkgeversbijdragen in premiespaarregelingen en soortgelijke emolumenten. Als maximum uitkeringsbasis geldt de premiegrens welke wordt gehanteerd voor de WAO en WW.

  • 2. De uitkering zal echter niet minder bedragen dan het voor de betrokken werknemer geldende wettelijk minimumloon, verhoogd met het percentage van de vakantiebijslag, genoemd in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, en verminderd met het werknemersaandeel in de na uittreding niet meer verschuldigde sociale verzekeringspremies.

  • 3. De uitkeringen zullen worden verhoogd op de data en met de percentages c.q. bedragen waarmede de lonen in de CAO voor de Drogisterijbranche worden verhoogd.

  • 4. De vakantiebijslag van 8% is in de uitkering verwerkt.

Artikel 7 Wijze van uitbetaling
  • 1. De uitkering bedoeld in artikel 6 zal steeds aanvangen op de eerste van een kalendermaand, op zijn vroegst op de eerste van de kalendermaand waarin de uitkeringsgerechtigde leeftijd is bereikt.

  • 2. De uitkering wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8, in gelijke maandelijkse termijnen uitbetaald en wel in de tweede helft van elke maand, waarover de uitkering plaatsvindt.

  • 3. De betaling van de uitkering geschiedt op een op naam van de uitkeringsgerechtigde staande giro- of bankrekening.

Artikel 8

Door de Stichting worden op de uitkering ingehouden:

  • de verschuldigde loonbelasting en de premies volksverzekeringen;

  • het werknemersaandeel in de pensioenpremie indien de werknemer bij een pensioenfonds is aangesloten dan wel voor hem een pensioenverzekering is afgesloten;

  • de inkomensafhankelijke bijdrage volgens de Zorgverzekeringswet.

Artikel 9 Financiële verplichtingen
  • 1. De Stichting neemt de volgende financiële verplichtingen voor haar rekening:

    • de inkomensafhankelijke bijdrage volgens de Zorgverzekeringswet;

    • de premie voor het van toepassing zijnde bedrijfstakpensioenfonds, verminderd met het door de uitkeringsgerechtigde verschuldigde aandeel in de pensioenpremie.

    Indien voor de uitkeringsgerechtigde een bijzondere pensioenvoorziening werd getroffen, komt de premie voor die voorziening, verminderd met de bijdrage verschuldigd door de uitkeringsgerechtigde ten laste van de Stichting, doch ten hoogste tot een bedrag gelijk aan het premiebedrag dat bij deelname aan de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel door de Stichting voor de betrokken uitkeringsgerechtigde zou zijn verschuldigd.

    Indien de premie voor de bijzondere pensioenvoorziening die bij voortzetting van het dienstverband ten laste van de werkgever zou zijn gekomen, hoger is dan de premie die bij vrijwillige uittreding ten laste van de Stichting komt, komt dit meerdere – zolang de uitkering bedoeld in artikel 6 wordt verleend – ten laste van de (ex-)werkgever.

  • 2. De ingehouden bedragen genoemd in artikel 8, alsmede de verplichtingen genoemd in het eerste lid van dit artikel worden door de Stichting afgedragen aan de betrokken uitvoeringsorganen respectievelijk instanties.

Artikel 10 Vermindering/Wijziging van de uitkering
  • 1. Wanneer de uitkeringsgerechtigde bij het begin van de uitkering in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de ZW, de WAO of de WIA, dan dient hij dit te melden aan de Stichting. De door de Stichting te verstrekken uitkering zal dan worden gebaseerd op het laatstverdiende loon.

    Indien de door de Stichting te verstrekken VUT-uitkering en de ZW-, WAO- of WIA-uitkering tezamen het voor de betrokken werknemer geldende wettelijk minimumloon, verhoogd met de wettelijke vakantiebijslag en verminderd met het werknemersaandeel in de na uittreding niet meer verschuldigde sociale verzekeringspremies overschrijden, vindt het bepaalde in artikel 6 lid 2 geen toepassing.

  • 2. Wanneer aan de uitkeringsgerechtigde tijdens de duur van de uitkering een uitkering krachtens de ZW, de WAO of de WIA wordt toegekend, dan dient hij dit te melden aan de Stichting. Deze ZW-, WAO- of WIA-uitkering wordt dan in mindering gebracht op de uitkering verstrekt door de stichting. De uitkeringsgerechtigde is verplicht elke wijziging in genoemde uitkeringen direct aan de Stichting te melden.

Artikel 11 Neveninkomsten

Het is aan werknemers, aan wie een VUT-uitkering is toegekend, met ingang van 26 oktober 2009 toegestaan om neveninkomsten te hebben. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de uitkeringsgerechtigde mag de neveninkomsten verdienen bij de werkgever bij wie hij direct voorafgaand aan de VUT-uitkering in dienst was, op voorwaarde dat hij bij ingang van de uitkering zich uit dienst meldt en na ingang van de VUT-uitkering weer in dienst wordt gemeld;

  • b. de uitkeringsgerechtigde mag de neveninkomsten verdienen bij een andere werkgever, in of buiten de drogisterijbranche;

  • c. de uitkeringsgerechtigde is niet verplicht opgave te doen van zijn neveninkomsten. De neveninkomsten worden niet in mindering gebracht op de VUT-uitkering.

Artikel 12 Beëindiging van de uitkering
  • 1. Het recht op uitkering eindigt op de eerste dag van de maand waarin de uitkeringsgerechtigde de leeftijd van 65 jaar bereikt.

  • 2. Het recht op uitkering eindigt vóór de in het eerste lid bedoelde datum indien de uitkeringsgerechtigde:

    • a. zich buiten Nederland vestigt, en wel met ingang van de dag volgende op die van zijn vertrek, tenzij het bestuur anders besluit;

    • b. niet langer aan de voorwaarden voor uitkering voldoet en wel met ingang van de dag waarop dit voor het eerst het geval is;

    • c. die geboren is na 31 december 1941 de leeftijd van 63 jaar bereikt, en wel met ingang van de eerste dag van de maand waarin hij die leeftijd bereikt.

    Betrokkene dient onverwijld aan de Stichting mededeling te doen van deze omstandigheden.

  • 3. Indien de werknemer tijdens het genot van de uitkering overlijdt wordt de uitkering tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgende op die waarin het overlijden plaatsvond, uitbetaald aan:

    • a. de langstlevende der echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;

    • b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;

    • c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

    Bij toepassing van het bepaalde in dit lid bedraagt de uitkering met ingang van de dag na het overlijden 100/80ste van de op het moment van overlijden geldende uitkering.

Artikel 13 Terugvordering

Indien teveel of ten onrechte uitkering is betaald doordat de uitkeringsgerechtigde niet voldeed aan de hem opgelegde meldingsplicht op grond van artikel 10 en 11, kan deze uitkering worden teruggevorderd.

De administrateur is bevoegd om in deze gevallen de uitkering te verminderen of te beëindigen.

De uitkeringsgerechtigde kan in deze gevallen in beroep gaan bij het bestuur.

Artikel 14 Uitstel van de ingangsdatum van de uitkering
  • 1. De werknemer heeft het recht de uitkering later te laten ingaan dan op de datum waarop voor het eerst wordt voldaan aan de voorwaarden voor uitkering, mits in de Drogisterijbranche wordt doorgewerkt als werknemer in de zin van artikel 2 lid 3 van de statuten. De uitkering kan uiterlijk ingaan een maand vóór het bereiken van de leeftijd van 63 jaar.

  • 2. Indien de uitkering later ingaat dan op de op de datum waarop voor het eerst wordt voldaan aan de voorwaarden, wordt de uitkering in de periode tussen bedoelde datum en de feitelijke ingangsdatum met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen herrekend tot een hogere uitkering. Indien vóór 2006 werd voldaan aan de voorwaarden voor uitkering, maar deze uitkering pas ingaat in 2006 of later, wordt de uitkering in de periode van 1 januari 2006 tot de feitelijke ingangsdatum met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen herrekend tot een hogere uitkering.

  • 3. Indien de uitkering als gevolg van de in lid 2 bedoelde herrekening hoger wordt dan 100% van het laatstelijk brutoloon, waarbij de laatste zin van artikel 6 lid 1 buiten beschouwing blijft, wordt het meerdere met inachtneming van door het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel, dan wel de andere pensioenuitvoerder als voor de uitkeringsgerechtigde een bijzondere pensioenvoorziening is getroffen, vastgestelde actuariële grondslagen omgezet in een aanspraak op ouderdomspensioen.

  • 4. Indien de werknemer de uitkering niet heeft aangevraagd vóór het bereiken van de leeftijd van 63 jaar, vervalt het recht op uitkering.

Artikel 15 Controle

De Stichting kan controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden door de uitkeringsgerechtigde.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2012.

Dictum III

Voorzover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

Dictum IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2011 en vervalt met ingang van 1 januari 2013 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 27 december 2010

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

de directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,

M.H.M. van der Goes

Naar boven