Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Raad voor de Rechtspraak | Staatscourant 2010, 19246 | Interne regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Raad voor de Rechtspraak | Staatscourant 2010, 19246 | Interne regelingen |
Voor u ligt het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven.
Dit procesreglement vindt zijn oorsprong in een initiatief van het Project procesreglementen, dat onderdeel uitmaakt van het Programma Civiele Sectoren en is ontwikkeld door een door dit project geïnitieerde en door het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Familiesectoren-Hoven (LOVF-H) gefaciliteerde werkgroep, in samenspraak met de Nederlandse Orde van Advocaten. Op 12 oktober 2007 heeft het LOVF-H het procesreglement goedgekeurd, waarna alle gerechtshoven het procesreglement als eigen reglement hebben vastgesteld. In de tweede versie van het reglement is de tekst aangepast aan de afschaffing van het verplichte procuraat in burgerlijke zaken per 1 september 2008.
In de derde versie van het reglement zijn de artikelen 1.1.5, 1.2.4, 1.2.6, 1.2.8, 1.3.3, 1.3.6, 2.1.1, aanhef en sub k, 2.3.3, 2.3.7, 2.4.8 en 2.6.4 gewijzigd. Daarnaast zijn de artikelen 1.1.8, 1.2.3 en 1.3.4 gewijzigd in verband met de invoering van de Wet griffierechten burgerlijke zaken per 1 januari 2011. Het LOVF-H heeft de derde versie op 12 november 2010 goedgekeurd, waarna de besturen van de gerechtshoven, na verkregen groen licht van de presidentenvergadering, deze versie hebben geaccordeerd.
Het reglement en de wijzigingen daarvan zijn steeds gepubliceerd in de Staatscourant.
Met het ontwikkelen van het procesreglement is beoogd een verdere bijdrage te leveren aan het harmoniseren van de werkwijze en werkprocessen van de verschillende gerechtshoven in verzoekschriftprocedures in familiezaken. Hierbij is het belang van de justitiabele vooropgesteld. Daarnaast is gestreefd naar een zo goed mogelijke interne werkbaarheid en, waar mogelijk, naar verkorting van de doorlooptijden.
Mocht u de gedrukte uitgave van het procesreglement raadplegen, dan maken wij u erop attent dat dit niet het brondocument is. Vanwege de wijzigingen die met enige regelmaat in de tekst worden aangebracht, is het brondocument, behalve in de Staatscourant, te vinden op de website http://www.rechtspraak.nl/Naar+de+rechter/Landelijke+regelingen/Sector+civiel+recht/. Op de website staat altijd de meest recente versie van dit reglement, inclusief de inhoud van de hyperlinks die in de gedrukte versie niet is weergegeven.
Derde versie, januari 2011
Dit reglement bevat, in aanvulling op de wettelijke bepalingen, regels voor verzoekschriftprocedures in familiezaken bij de gerechtshoven, hierna te noemen de hoven. Deze regels gelden voor zover daarvan in het Bijzonder deel niet wordt afgeweken.
In dit reglement wordt/worden onder ‘de belanghebbende’ of ‘belanghebbenden’ ook verzoeker(s) in hoger beroep begrepen, tenzij anders aangegeven.
Met ‘andere belanghebbende’ of ‘andere belanghebbenden’ wordt iedere belanghebbende met uitzondering van verzoeker(s) in hoger beroep bedoeld.
Met ‘overige belanghebbende’ of ‘overige belanghebbenden’ wordt iedere belanghebbende met uitzondering van de indiener van het betreffende (geding)stuk bedoeld.
Het beroepschrift, het verweerschrift in hoger beroep en de overige stukken worden als volgt ingediend:
− door toezending per post aan de griffie van het hof http://www.rechtspraak.nl/Gerechten/Gerechtshoven/, of
− door afgifte aan de balie van de griffie van het hof http://www.rechtspraak.nl/Gerechten/Gerechtshoven/, of
− door toezending per fax aan de griffie van het hof http://www.rechtspraak.nl/Gerechten/Gerechtshoven/, mits het faxbericht, voor zover het niet het beroepschrift of verweerschrift in hoger beroep zelf betreft, in totaal niet meer dan twintig pagina’s omvat. Na indiening per fax worden de stukken per omgaande nagezonden per post of afgegeven aan de balie.
Indiening van stukken per e-mail is niet mogelijk.
De griffie is op werkdagen telefonisch bereikbaar van 8.30 tot 17.00 uur http://www.rechtspraak.nl/Gerechten/Gerechtshoven/.
De afzender stuurt van alle berichten en stukken gericht aan het hof, met uitzondering van het beroepschrift en het verweerschrift, tegelijkertijd een kopie aan de overige belanghebbenden. Uit het bericht blijkt dat hieraan is voldaan.
Processtukken worden niet ongevraagd aan minderjarigen gestuurd en desgevraagd slechts met inachtneming van artikel 811 lid 1 en onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Indien een belanghebbende zich op stukken beroept, worden (kopieën van) deze stukken als bijlagen overgelegd. Alle bijlagen worden (door)genummerd en er wordt een overzicht gegeven van de bijlagen. Indien deze belanghebbende in eerste aanleg al (een) bijlage(n) heeft overgelegd, worden de in hoger beroep over te leggen bijlagen doorgenummerd.
Bij stukken die in een vreemde taal zijn gesteld, wordt een beëdigde vertaling in de Nederlandse taal gevoegd, tenzij het eenvoudig leesbare stukken betreft, zoals de huwelijksakte en geboorteakte, die zijn gesteld in de Engelse, Franse of Duitse taal.
Indien een voor de zaak geldende toevoeging is verleend, wordt de toevoeging in kopie bij het beroepschrift of het verweerschrift in hoger beroep gevoegd.
Indien een toevoeging is aangevraagd maar nog niet of nog niet definitief is verleend, wordt een kopie van de aanvraag bij het beroepschrift of het verweerschrift in hoger beroep gevoegd en wordt in de kop daarvan vermeld dat een toevoeging is aangevraagd.
Indien de Raad voor Rechtsbijstand een verklaring heeft afgegeven waaruit blijkt dat het inkomen niet meer bedraagt dan de bedragen als bedoeld in artikel 35 van de Wet op de rechtsbijstand, wordt de verklaring in kopie bij het beroepschrift of het verweerschrift in hoger beroep gevoegd.
Een beroepschrift wordt ingediend en ondertekend door een advocaat en kan niet ‘i/o’ door een ander dan een advocaat worden ondertekend, tenzij de wet een andere mogelijkheid biedt.
Het beroepschrift en de bijgevoegde stukken worden in meervoud ingediend: vijf exemplaren voor het hof en één exemplaar voor iedere andere belanghebbende. Het hof zorgt voor verzending naar iedere andere belanghebbende.
De verzoeker(s) in hoger beroep is/zijn bij indiening van een beroepschrift griffierecht verschuldigd, tenzij anders bepaald in de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) http://www.rechtspraak.nl/Naar+de+rechter/Kosten+van+een+procedure/Griffierechten/. Indien het verzoek in hoger beroep na indiening wordt ingetrokken, blijft/blijven de verzoeker(s) in hoger beroep griffierecht verschuldigd.
Het verschuldigde griffierecht dient binnen vier weken te zijn betaald, te rekenen vanaf de indiening van het beroepschrift. De zaak wordt aangehouden zolang de betaling niet is verricht en de termijn van vier weken nog loopt. Bij niet tijdige betaling door verzoeker(s) zal het hof verzoeker(s) niet-ontvankelijk verklaren in het verzoek.
Met toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 282a lid 4 Rv is in de volgende zaken wel griffierecht verschuldigd, maar wordt de zaak niet aangehouden in afwachting van de betaling van het verschuldigde griffierecht:
− zaken betreffende alsnog uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een beschikking;
− zaken betreffende schorsing tenuitvoerlegging van een beschikking;
− zaken betreffende voorlopige voorzieningen als bedoeld in artikel 822 Rv dan wel binnen het kader van de bodemprocedure;
− zaken waarvan het spoedeisende karakter zich tegen aanhouding verzet.
Met toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 282a lid 4 Rv is in zaken betreffende gezag, verblijfplaats, omgang, alsmede informatie en consultatie ten aanzien van minderjarigen, wel griffierecht verschuldigd, maar wordt de zaak niet aangehouden in afwachting van de betaling van het verschuldigde griffierecht en wordt aan de niet-tijdige volledige betaling ook niet de processuele consequentie van niet-ontvankelijkheid in het verzoek verbonden.
Het beroepschrift wordt ter griffie ingeschreven en krijgt een zaaknummer.
Aan de verzoeker(s) in hoger beroep wordt een ontvangstbevestiging met vermelding van het zaaknummer toegezonden.
Het beroepschrift vermeldt:
− de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker(s) in hoger beroep en de naam en het adres van de behandelend advocaat in hoger beroep, en
− de naam en woonplaats van hen die in eerste aanleg in de procedure zijn verschenen of bij name zijn opgeroepen en de naam en het adres van hun advocaat in eerste aanleg, en
− in zaken betreffende minderjarigen: de naam en de voornamen en, voor zover bekend, de woonplaats en de werkelijke verblijfplaats van de minderjarige(n), en
− een duidelijke omschrijving van het verzoek in hoger beroep en de gronden waarop het berust, en
− indien van toepassing: de mededeling dat vóór of tijdens de procedure in eerste aanleg een mediation heeft plaatsgehad.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.1.6 worden bij het beroepschrift alle stukken uit de eerste aanleg gevoegd, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling.
De processtukken in eerste aanleg worden voorzien van genummerde tabs. Een overzicht van deze processtukken met een met deze tabs corresponderende nummering wordt bijgevoegd.
Zolang een beroepschrift niet in het vereiste aantal en niet compleet, dat wil zeggen voorzien van de stukken uit de eerste aanleg, is ontvangen, wordt aan de andere belanghebbende(n) door de griffie slechts medegedeeld dat hoger beroep is ingesteld en dat, zodra de stukken compleet en in voldoende aantallen zijn ontvangen, de zaak in behandeling zal worden genomen. Eerst nadat de zaak in behandeling is genomen, begint de verweertermijn te lopen. Indien alleen het proces-verbaal van de mondelinge behandeling ontbreekt, wordt de zaak niettemin als compleet aangemerkt.
Iedere belanghebbende kan een verweerschrift in hoger beroep indienen, waarbij incidenteel hoger beroep kan worden ingesteld. Het verweerschrift in hoger beroep wordt ingediend en ondertekend door een advocaat en kan niet ‘i/o’ door een ander dan een advocaat worden ondertekend, tenzij de wet een andere mogelijkheid biedt.
Het hof geeft het einde van de verweertermijn op bij doorzending van het beroepschrift dan wel het verweerschrift in hoger beroep, tevens houdende incidenteel hoger beroep. De termijn beloopt zes weken.
Een verweerschrift in hoger beroep en de bijgevoegde stukken worden in meervoud ingediend: vijf exemplaren voor het hof en één exemplaar voor iedere overige belanghebbende. Het hof zorgt voor verzending naar de overige belanghebbende(n).
Aan de indieners(s) van het verweerschrift wordt een ontvangstbevestiging met vermelding van het zaaknummer toegezonden
Bij indiening van een verweerschrift in hoger beroep is griffierecht verschuldigd, tenzij anders bepaald in de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) http://www.rechtspraak.nl/Naar+de+rechter/Kosten+van+een+procedure/Griffierechten/.
Het verschuldigde griffierecht dient binnen vier weken te zijn betaald, te rekenen vanaf de indiening van het verweerschrift. De zaak wordt aangehouden zolang de betaling niet is verricht en de termijn van vier weken nog loopt. Bij niet-tijdige betaling van het volledige bedrag aan griffierecht, betrekt het hof het verweerschrift niet bij zijn beslissing op het verzoek.
Met toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 282a lid 4 Rv is in de volgende zaken wel griffierecht verschuldigd, maar wordt de zaak niet aangehouden in afwachting van de betaling van het verschuldigde griffierecht:
− zaken betreffende alsnog uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een beschikking;
− zaken betreffende schorsing tenuitvoerlegging van een beschikking;
− zaken betreffende voorlopige voorzieningen als bedoeld in artikel 822 Rv dan wel binnen het kader van de bodemprocedure;
− zaken waarvan het spoedeisende karakter zich tegen aanhouding verzet.
Met toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 282a lid 4 Rv is in zaken betreffende gezag, verblijfplaats, omgang, alsmede informatie en consultatie ten aanzien van minderjarigen, wel griffierecht verschuldigd, maar wordt de zaak niet aangehouden in afwachting van de betaling van het verschuldigde griffierecht en wordt aan de niet-tijdige volledige betaling ook niet de processuele consequentie van het niet betrekken van het verweerschrift bij de beslissing op het verzoek verbonden.
Een verweerschrift in hoger beroep vermeldt:
− voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verweerder in hoger beroep en de naam en het adres van de behandelend advocaat, en
− een omschrijving van het verweer en de gronden waarop het berust.
Het hof bepaalt dag en tijdstip van de mondelinge behandeling, tenzij het aanstonds een beschikking geeft waarbij het zich onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst.
Er heeft in beginsel slechts één mondelinge behandeling plaats.
Het hof kan tijdens de mondelinge behandeling met de belanghebbenden de mogelijkheden van mediation bespreken als het de zaak hiertoe geëigend acht.
Voor de mondelinge behandeling van het verzoek in hoger beroep wordt de bij het hof gebruikelijke tijd gereserveerd: zie www.rechtspraak.nl.
De mondelinge behandeling dient vooral ertoe om aan de belanghebbende(n) vragen te stellen.
Advocaten hebben een korte spreektijd van ten hoogste tien minuten.
Een belanghebbende legt de stukken waarop hij zich wenst te beroepen, zo spoedig mogelijk over. Uiterlijk op de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling kunnen nog stukken worden overgelegd, mits in vijfvoud en met toezending in kopie aan iedere overige belanghebbende.
Op stukken die nadien worden overgelegd en op stukken waarvan tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zij niet door iedere overige belanghebbende zijn ontvangen en tegen overlegging waarvan bezwaar is gemaakt, wordt geen acht geslagen, tenzij het hof anders beslist.
Omvangrijke stukken die zonder noodzaak op of vlak voor de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling worden overgelegd, kunnen als in strijd met de goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten.
Tijdens de mondelinge behandeling kan een belanghebbende of zijn advocaat een notitie van hooguit twee bladzijden, A4-formaat en enkelzijdig beschreven, voordragen en overleggen, met inachtneming van de in artikel 1.4.2 genoemde korte spreektijd.
Indien een belanghebbende de Nederlandse taal niet (voldoende) machtig is, draagt deze, dan wel zijn advocaat, zorg voor een tolk.
Na afloop van de mondelinge behandeling kunnen geen stukken meer worden overgelegd, tenzij het hof tijdens de mondelinge behandeling een belanghebbende daartoe de gelegenheid heeft gegeven. In het laatste geval wordt tevens medegedeeld binnen welke termijn deze stukken en de eventuele reactie hierop bij het hof moeten zijn ingekomen.
Een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling dat schriftelijk is gedaan binnen twee weken na de oproeping, onder vermelding van de verhinderdata van alle betrokkenen, wordt in beginsel ingewilligd.
Een later verzoek om uitstel vermeldt de reden en ook of alle belanghebbenden instemmen met het uitstel. Dit later verzoek om uitstel wordt slechts ingewilligd indien er naar het oordeel van het hof sprake is van een klemmende reden die voldoende aannemelijk is gemaakt.
Lopende schikkingonderhandelingen zijn geen reden voor uitstel.
Wegens schikkingsonderhandelingen mogen belanghebbenden wel gezamenlijk afzien van een mondelinge behandeling in ruil voor de bevoegdheid binnen een door hen voor te stellen termijn van enkele maanden nog eenmaal schriftelijk mee te delen wat zij voor de beslissing van belang achten.
De beslissing op het verzoek om uitstel wordt, in beginsel schriftelijk, aan de belanghebbenden medegedeeld.
De uitspraak wordt gedaan op een vaste dag, tenzij het hof anders bepaalt: zie www.rechtspraak.nl.
In zaken waarin een mondelinge behandeling heeft plaatsgehad, wordt in beginsel binnen de volgende termijnen en op de volgende dagen uitspraak gedaan: zie www.rechtspraak.nl. In spoedeisende zaken wordt zo mogelijk eerder uitspraak gedaan.
Indien de behoefte of de draagkracht van (één van) de belanghebbenden wordt betwist, wordt de volgende financiële informatie overgelegd:
a. van werknemers en uitkeringsgerechtigden: de meest recente jaaropgave en de drie meest recente loonopgaven en/of uitkeringsspecificaties;
b. van een zelfstandige: de vastgestelde jaarrekeningen over de laatste drie jaren en eventuele voorlopige cijfers, ook tussentijdse, alles met toelichting;
c. de meest recente aangifte inkomstenbelasting, indien gedaan, met de bijbehorende aanslag;
d. een specificatie van de woonlasten met bewijsstukken, waaronder een bewijsstuk van de eventuele huurtoeslag;
e. bewijsstukken van de eventuele schuld(en) en opgave van de restantschuld(en) en restantlooptijd, alsmede opgave wanneer en waarvoor deze schuld(en) is (zijn) aangegaan en bewijsstukken van de aflossing van die schulden;
f. een bewijsstuk en specificatie van de premie Zorgverzekeringswet en van de eventuele zorgtoeslag;
g. bewijsstukken van andere posten die in geschil zijn;
h. de relevante financiële gegevens van de eventuele nieuwe partner van de alimentatieplichtige;
i. een draagkrachtberekening met alle daaraan ten grondslag liggende stukken, voor zover hiervoor nog niet genoemd;
j. een behoefteberekening met alle daaraan ten grondslag liggende stukken, voor zover hiervoor nog niet genoemd;
k. bij kinderalimentatie: een berekening van de draagkracht van de verzorgende ouder en de eventuele onderhoudsplichtige stiefouder, met bewijsstukken;
l. een convenant, voor zover aanwezig.
Indien het een wijzigingsverzoek betreft, wordt tevens overgelegd de onder a. tot en met k. bedoelde financiële informatie over de periode waarover wijziging wordt verzocht.
In alimentatiezaken waarin de alimentatie ten behoeve van een minderjarige van zestien jaar en ouder aan de orde is, wordt deze minderjarige in de gelegenheid gesteld zijn mening schriftelijk kenbaar te maken. Aan de belanghebbenden wordt geen kopie verstrekt van de brief van de minderjarige.
Tijdens de mondelinge behandeling deelt het hof kort en zakelijk mee wat de minderjarige heeft geschreven.
In bijstandsverhaalzaken worden bij het beroepschrift ten minste de volgende stukken overgelegd:
a. indien de gemeente verhaal zoekt:
– de stukken uit de eerste aanleg, waaronder het besluit tot verhaal van de gemeente en het besluit tot verhaal in rechte;
– indien van toepassing: het besluit van burgemeester en wethouders tot het instellen van hoger beroep;
– indien de draagkracht wordt betwist: de in artikel 2.1.1 onder a. tot en met i. genoemde financiële informatie;
b. indien de gemeente verhaal zoekt in afwijking van een rechterlijke alimentatiebeschikking:
– de onder a. genoemde stukken, voor zover van toepassing;
– een kopie van die alimentatiebeschikking;
c. indien het betreft een verzoek tot wijziging van een eerdere rechterlijke verhaalsbeschikking:
– de onder a. genoemde stukken, voor zover van toepassing;
– een kopie van die eerdere verhaalsbeschikking;
d. indien het betreft verzet tegen verhaal overeenkomstig een rechterlijke alimentatiebeschikking:
– de onder a. genoemde stukken, voor zover van toepassing;
– een kopie van die alimentatiebeschikking.
Van het beroepschrift, het verweerschrift in hoger beroep en de bijgevoegde stukken worden vijf exemplaren voor het hof, één exemplaar voor de raad voor de kinderbescherming, één exemplaar voor de centrale autoriteit en één exemplaar voor iedere overige belanghebbende ingediend. Het hof zorgt voor verzending.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.3.2 is de verweertermijn ten hoogste twee weken.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.4.3 kunnen ook binnen de in dit artikel genoemde termijn van tien kalenderdagen nog stukken worden ingediend die van belang zijn en niet eerder konden worden ingediend.
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.1.4 wordt een kopie van de in dit artikel bedoelde stukken ook aan de raad voor de kinderbescherming en aan de centrale autoriteit toegestuurd.
Een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling wordt slechts ingewilligd indien naar het oordeel van het hof sprake is van een klemmende reden die voldoende aannemelijk is gemaakt.
Het verzoek wordt per omgaande na de oproeping voor de mondelinge behandeling gedaan, onder vermelding van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de volgende twee weken.
De mondelinge behandeling zal zoveel mogelijk plaatsvinden in de derde of vierde week na de uitspraak in eerste aanleg.
Onder jeugdzaken worden verstaan zaken betreffende gezag, verblijfplaats, omgang, informatie en consultatie ten aanzien van minderjarigen, alsmede maatregelen van kinderbescherming.
In jeugdzaken worden van het beroepschrift, het verweerschrift in hoger beroep en de bijgevoegde stukken vijf exemplaren voor het hof, één exemplaar voor de raad voor de kinderbescherming en één exemplaar voor iedere overige belanghebbende ingediend. Het hof zorgt voor verzending.
Het bepaalde in artikel 1.2.7 is niet van toepassing in zaken betreffende een maatregel van kinderbescherming.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.3.2 is in zaken betreffende een maatregel van kinderbescherming de verweertermijn in beginsel drie weken.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.4.3 kunnen in zaken betreffende een maatregel van kinderbescherming ook binnen de in dit artikel genoemde termijn van tien kalenderdagen nog stukken worden overgelegd die van belang zijn en niet eerder konden worden ingediend.
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.1.4 wordt een kopie van de in dit artikel bedoelde stukken ook aan de raad voor kinderbescherming toegestuurd.
Een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling wordt slechts ingewilligd indien naar het oordeel van het hof sprake is van een klemmende reden die voldoende aannemelijk is gemaakt.
Het verzoek wordt per omgaande na de oproeping voor de mondelinge behandeling gedaan, onder vermelding van de verhinderdata van alle betrokkenen.
Een minderjarige van twaalf jaar en ouder wordt in de gelegenheid gesteld zijn mening mondeling of schriftelijk kenbaar te maken. Aan de belanghebbenden wordt geen kopie verstrekt van de brief van de minderjarige.
Het hof kan een minderjarige jonger dan twaalf jaar horen.
De minderjarige wordt buiten de mondelinge behandeling gehoord. Van dit verhoor wordt geen proces-verbaal opgemaakt.
Tijdens de mondelinge behandeling deelt het hof kort en zakelijk mee wat de minderjarige heeft verklaard.
In zaken betreffende gesloten jeugdzorg als bedoeld in Hoofdstuk IVA van de Wet op de jeugdzorg dient de jeugdige te worden gehoord conform artikel 29f van die wet.
Bij verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap worden ten minste de volgende gegevens verschaft:
– een voorstel voor de te hanteren peildatum voor de omvang van de gemeenschap en voor de te hanteren peildatum voor de waardering van de afzonderlijke bestanddelen ervan;
– een overzicht van de omvang van de gemeenschap en de waarde van de verschillende bestanddelen op de voorgestelde peildatum;
– indien verschil van mening bestaat over de waarde van een of meer bestanddelen van de gemeenschap: een voorstel voor de wijze waarop de waarde moet worden vastgesteld, vergezeld van een voorstel voor (een) eventueel te benoemen taxateur(s);
– een voorstel tot verdeling.
Bij afwikkeling van huwelijkse voorwaarden worden ten minste de volgende gegevens verschaft:
– een kopie van de huwelijkse voorwaarden;
– een overzicht van eventueel te verrekenen vermogensbestanddelen met bewijsstukken;
– een voorstel tot afwikkeling.
Voor zover sprake is van gemeenschappelijke vermogensbestanddelen is het bepaalde in artikel 2.5.1 van overeenkomstige toepassing.
Indien van een beschikking ook hoger beroep is ingesteld van de echtscheidingsbeslissing, kan het hof naar aanleiding van een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek van een belanghebbende besluiten op korte termijn een mondelinge behandeling te bepalen, waarbij alleen het hoger beroep tegen de uitgesproken echtscheiding zal worden behandeld. Daarbij komt alleen de ontvankelijkheid van dat deel van het hoger beroep aan de orde. De overige in hoger beroep aan de orde gestelde onderwerpen zullen op een later tijdstip worden behandeld.
Een verzoek tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van (een deel van) de beschikking waarvan beroep of een verzoek tot schorsing van de in de beschikking waarvan beroep bepaalde uitvoerbaarheid bij voorraad, wordt met voorrang behandeld. Hierop wordt bij afzonderlijke beschikking beslist, nadat wederhoor heeft plaatsgehad.
Een dergelijk verzoek dient duidelijk kenbaar te worden gedaan, hetzij bij afzonderlijk verzoekschrift, hetzij door vermelding in de kop van het beroepschrift of verweerschrift in hoger beroep, dan wel door daarop in een begeleidende brief uitdrukkelijk te wijzen.
Een verklaring van non-appel wordt slechts afgegeven indien uit het petitum van het beroepschrift blijkt dat geen hoger beroep wordt ingesteld tegen de echtscheiding zelf. In geval van onduidelijkheid wordt een akte van berusting verlangd.
Indien de hoofdzaak bij het hof aanhangig is, kan het hof worden verzocht voorlopige voorzieningen te treffen voor zover die nog niet eerder zijn getroffen. Om proceseconomische redenen kan ook wijziging van een voorlopige voorziening die de rechtbank heeft gegeven, worden verzocht indien het hoger beroep van de hoofdzaak bij het hof aanhangig is en voldoende samenhang bestaat tussen de voorziening waarvan wijziging wordt verzocht en de hoofdzaak. Een dergelijk verzoek wordt in beginsel binnen drie weken na indiening van het verzoek behandeld. De hoofdzaak wordt met inachtneming van de gebruikelijke termijnen afgehandeld.
Dit reglement is in de vergadering van het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Familiesectoren-Hoven (LOVF-H) van 12 november 2010 opnieuw vastgesteld.
Dit gewijzigde reglement treedt in werking op 1 januari 2011.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010-19246.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.