Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 11 oktober 2010, nr. WJZ/241730 (8301), houdende wijziging van de Archiefregeling vanwege ondermeer lichtere eisen aan archiefruimten

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 11, tweede lid, 12 en 13, vierde lid van het Archiefbesluit 1995;

Besluit:

ARTIKEL I

De Archiefregeling wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:

In het opschrift en het derde lid wordt ‘elektromagnetische gegevensdragers’ telkens vervangen door: magnetische gegevensdragers.

B

Artikel 38 vervalt.

C

Artikel 41 wordt gewijzigd als volgt:

In het opschrift en het artikel wordt ‘elektromagnetische materialen’ telkens vervangen door: magnetische gegevensdragers.

D

Artikel 51 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onder a, wordt ‘5,5 ppb’ vervangen door: 1.3 ppb.

2. In het eerste lid, onder b, wordt ‘10 ppb’ vervangen door: 6.7 ppb.

3. In het eerste lid, onder c wordt ‘5 ppb’ vervangen door 0.3 ppb.

E

Na artikel 45 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 45a. Relatieve luchtvochtigheid en temperatuur van archiefruimten

De relatieve luchtvochtigheid van archiefruimten heeft een zo constant mogelijke waarde van 50% R.V. +/- 10%. De temperatuur varieert tussen de 16°C en 20°C. Een overschrijding tot 25°C gedurende ten hoogste 10 etmalen per jaar is toegestaan.

F

Na artikel 54 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2a

Artikel 54a. Relatieve luchtvochtigheid en temperatuur van archiefbewaarplaatsen
  • 1. de relatieve luchtvochtigheid en temperatuur voor archiefbewaarplaatsen bedragen:

    • a. 50% R.V. +/- 5% onderscheidenlijk 18°C +/- 2°C voor bewaring van:

      • 1°. papier;

      • 2°. perkament;

      • 3°. was;

      • 4°. leer;

      • 5°. textiel;

      • 6°. hout;

      • 7°. fotomateriaal op papier; of

      • 8°. optische schijven;

    • b. 35% R.V. +/- 5% onderscheidenlijk 13° C +/- 2°C voor de bewaring van zwart-wit negatiefmaterialen;

    • c. 38% R.V.+/- 5% R.V. onderscheidenlijk –20°C +/- 2°C voor de bewaring van zwart-wit negatiefmaterialen van di- en triacetaat en nitraatfilm en kleurnegatiefmaterialen;

    • d. 40% R.V.+/- 2% R.V. onderscheidenlijk 10°C +/- 2°C voor de bewaring van moederkopieën van tapes; of

    • e. 40% R.V.+/- 2% R.V. onderscheidenlijk 18°C +/- 2°C voor de bewaring van werkkopieën van tapes.

  • 2. Bij tussentijdse verplaatsing van archiefbescheiden naar een andere ruimte wordt voorzien in acclimatisering van de archiefbescheiden, indien gerede kans bestaat dat schadelijke condensvorming op zal treden als gevolg van verandering van relatieve vochtigheid of temperatuur.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. van Bijsterveldt- Vliegenthart.

TOELICHTING

In de Staatscourant van 6 januari 2010, nr. 70, is de Archiefregeling afgekondigd. De Archiefregeling is per 1 april 2010 van kracht geworden. Op grond van een evaluatie, uitgevoerd in de jaren 2004–2006, zijn drie eerdere regelingen, gebaseerd op artikel 11, 12 en 13 van het Archiefbesluit, uit 2001 aangepast en samengevoegd in één nieuwe Archiefregeling.

Na inwerkingtreding is gebleken dat de Archiefregeling niet volledig is. Daarom is het nodig de Archiefregeling aan te passen. Door de wijziging wordt een paragraaf over de eisen van temperatuur en luchtvochtigheid voor archiefruimten toegevoegd. Archiefruimten worden ingericht voor tijdelijke bewaring, daarom kunnen daar lichtere eisen aan worden gesteld dan aan archiefbewaarplaatsen. Elke zorgdrager (overheidsorganisatie) moet beschikken over een archiefruimte.

Daarnaast is een aantal bepalingen technisch aangepast, zoals de juiste toegestane waarde voor de aanwezigheid van zwaveldioxide, stikstofoxide en ozon in archiefbewaarplaatsen. Hiermee loopt de regeling in de pas met de inzichten over deze waarden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. van Bijsterveldt- Vliegenthart.

Naar boven