Regeling houdende wijziging van de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat in verband met de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking

5 november 2010

Nr. VenW/BSK-2010/180558

Hoofddirectie Juridische Zaken

De minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

Besluit:

ARTIKEL I

De Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking de volgende definitie toegevoegd:

verstrekken:

verlenen, dan wel ingeval de subsidie direct wordt vastgesteld, vaststellen;

B

In artikel 2, derde lid, onderdeel i, wordt ‘verlenen’ vervangen door: verstrekken.

C

In artikel 7, wordt ‘verlenen’ vervangen door: verstrekken.

D

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De minister beslist over een aanvraag als bedoeld in deze regeling binnen tweeëntwintig weken indien:

    • a. sprake is van cofinanciering van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen goedgekeurd programma;

    • b. over de aanvraag advies wordt ingewonnen, of

    • c. een nader onderzoek is ingesteld.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De minister beslist over een aanvraag als bedoeld in deze regeling binnen veertig weken indien bij de beoordeling van de aanvraag internationale peerreviews of internationale beoordelingscommissies zijn betrokken.

E

In artikel 33, eerste lid, wordt ‘verlenen’ vervangen door: verstrekken.

F

In artikel 34, eerste en tweede lid, wordt ‘verleent’ vervangen door: verstrekt.

G

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid van artikel 35 komt te luiden:

  • 2. De subsidieontvanger meldt schriftelijk en onverwijld aan de minister zodra aannemelijk is dat:

    • a. de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, of

    • b. niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidend:

  • 3. Indien de subsidieontvanger niet aan zijn verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kan voldoen, kan de minister op verzoek van de subsidieontvanger in het geval van het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van het project de beschikking tot subsidieverlening wijzigen of intrekken met in achtneming van het bepaalde in het subsidieprogramma.

H

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Aan het eerste lid wordt onder wijziging van de punt aan het eind van onderdeel c in een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

3. Er worden nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien de subsidie minder bedraagt dan € 125.000,– is het eerste lid niet van toepassing. In dat geval beschikt de subsidieontvanger tot vijf jaar na datum van de beschikking tot subsidievaststelling over die gegevens die nodig zijn om desgevraagd aan te tonen dat de subsidiabele activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen.

  • 3. Indien de risico-analyse van het subsidieprogramma daartoe aanleiding geeft, kan in het in het subsidieprogramma aangegeven worden in hoeverre toepassing wordt gegeven aan het eerste lid.

I

Artikel 39 komt te luiden:

  • 1. Indien bij een subsidie van € 25.000,– of meer de periode van uitvoering van de activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen, meer dan twaalf maanden in beslag neemt, kan in de beschikking tot subsidieverlening de verplichting worden opgelegd tot indiening van één of meer rapportages, waarbij geldt dat ten hoogste één rapportage per periode van twaalf maanden kan worden voorgeschreven.

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening kan worden opgenomen op welke wijze de subsidieontvanger op verzoek kan aantonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

J

In artikel 40, eerste lid, wordt ‘verleend’ vervangen door: verstrekt.

K

In artikel 41, eerste lid, wordt ‘verleend’ vervangen door: verstrekt.

L

In artikel 42, eerste lid worden de woorden ‘Indien een ontheffing als bedoeld in artikel 35, tweede lid is verleend voor het vertragen, essentieel wijzigen of stopzetten van het project’ vervangen door: Indien toepassing is gegeven aan artikel 35, derde lid.

M

In artikel 43, wordt ‘verleend’ vervangen door: verstrekt

N

Artikel 44 komt te luiden:

  • 1. De minister verstrekt ambtshalve voorschotten voor een subsidie die nog niet is vastgesteld.

  • 2. Indien de subsidie € 25.000,– of minder bedraagt vindt betaling van het voorschot van 100% van de maximale hoogte van de subsidie in één keer plaats na de datum genoemd in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 3. Indien op basis van het subsidieprogramma subsidies kunnen worden verleend van € 25.000,– of meer bedraagt het maximaal te verlenen voorschot 80 procent van de maximale hoogte van de subsidie. In het subsidieprogramma kan een ander percentage worden opgenomen, tot een maximum van 90 procent.

  • 4. Indien de subsidie € 25.000,– of meer bedraagt worden de tijdstippen van uitbetaling van de voorschotbedragen, de hoogte van de voorschotbedragen en eventuele mijlpalen in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen.

O

Artikel 45 komt te luiden:

  • 1. Een aanvraag tot subsidievaststelling, indien daaraan voorafgaand een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, wordt ingediend binnen dertien weken na het tijdstip waarop de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn voltooid dan wel binnen een in het subsidieprogramma of de beschikking tot subsidieverlening opgenomen langere termijn.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een bij de in het subsidieprogramma genoemde uitvoeringsinstantie verkrijgbaar formulier, en gaat vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

  • 3. In het subsidieprogramma wordt voor subsidies die tussen € 25.000,– en € 125.000,– bedragen, opgenomen of een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten is vereist. Indien een dergelijke verklaring is vereist, geeft de subsidieontvanger hierbij aan:

    • a. dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht, voorzien van een korte toelichting;

    • b. dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan;

    • c. wat het totale bedrag van de gerealiseerde subsidiabele kosten is;

    • d. wat, in voorkomend geval, de stand van de egalisatiereserve is;

    • e. wat het totale bedrag van de gerealiseerde opbrengsten inclusief bijdragen van derden is, en,

    • f. wat het totale bedrag van de gerealiseerde eigen bijdrage is.

  • 4. Indien het subsidiebedrag € 125.000,– of meer bedraagt, wordt rekening en verantwoording afgelegd omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden kosten en een accountantsverklaring overlegd volgens het in de bijlage opgenomen model.

  • 5. Indien de risico-analyse van het subsidieprogramma daartoe aanleiding geeft kan in het subsidieprogramma worden opgenomen dat de aanvraag niet vergezeld hoeft te gaan van een accountantsverklaring.

P

Artikel 46 komt te luiden:

  • 1. De minister geeft een beschikking tot subsidievaststelling binnen tweeëntwintig weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geeft de minister, indien een beschikking tot subsidieverlening tevens de subsidievaststelling inhoudt, de beschikking binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag van de subsidie.

  • 3. Indien de beschikking niet tijdig kan worden gegeven, stelt de minister de betrokkene daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

ARTIKEL II

  • 1. De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

  • 2. Op een subsidie die is verleend voor 1 januari 2011 op basis van een subsidieprogramma dat voor de inwerkingtreding van deze regeling is vastgesteld en inwerking getreden, blijft de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat van toepassing zoals deze gold voor 1 januari 2011.

  • 3. Op een subsidie die na 1 januari 2011 wordt verleend op basis van een voor of op 1 januari 2011 vastgesteld en inwerking getreden subsidieprogramma zijn artikel I, onderdeel G, I en N, voorzover het artikel 44, eerste, tweede en vierde lid betreft, van toepassing.

  • 4. Een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het derde lid met een subsidiebedrag boven de € 25.000,– bevat tevens het maximale percentage van het totale voorschot.

  • 5. Op een subsidie die is verleend voor 1 januari 2011 kan op verzoek van de subsidieontvanger artikel I, onderdeel N, voorzover het artikel 44, vierde lid betreft, van toepassing worden verklaard door een wijziging van de beschikking tot subsidieverlening.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen.

BIJLAGE BEDOELD IN ARTIKEL I, ONDERDEEL O

Bijlage behorende bij artikel 45 van de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat

CONTROLEPROTOCOL AANGAANDE HET GEVEN VAN AANWIJZINGEN OVER DE REIKWIJDTE EN INTENSITEIT VAN DE ACCOUNTANTSCONTROLE VAN SUBSIDIES WAAROP DE KADERREGELING SUBSIDIES DUURZAAMHEID VERKEER EN WATERSTAAT VAN TOEPASSING IS.

behorende bij

ACCOUNTANTSVERKLARING

Betreffende het verzoek tot vaststelling van een subsidie.

1. Uitgangspunten

1.1 Doelstelling

Dit controleprotocol heeft als doel het geven van aanwijzingen omtrent de reikwijdte en de intensiteit van de controle aan de accountant, die is belast met de controle van de, door de subsidieontvanger, bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (hierna te noemen IenM) in te dienen aanvraag om subsidievaststelling. De controle kan worden uitgevoerd door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

1.2 Procedures

Reviewbeleid Ministerie van Infrastructuur en Milieu

De Departementale Auditdienst van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu of een andere door deze dienst aangewezen accountant(sdienst) kan een review uitvoeren op de uitgevoerde accountantscontrole inzake deze subsidie. De accountant, die de controle uitvoert, verstrekt de Auditdienst desgevraagd alle inlichtingen en bescheiden1. De eventuele extra kosten van deze accountant in verband met de review zijn niet voor rekening van het ministerie.

1.3 Wet- en regelgeving

Voor de controle van de rechtmatigheid volgens dit protocolis de volgende wet- en regelgeving (incl. eventuele wijzigingen) van toepassing:

  • Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat en daarbinnen met name de artikelen 11 tot en met 24;

  • Het subsidieprogramma op basis waarvan de subsidie verleend is;

  • Eventuele specifieke subsidievoorwaarden volgens de beschikking tot subsidieverlening met directe financiële gevolgen voor de subsidieverantwoording;

2. Controleaanpak

2.1 Eisen voor de controleaanpak

De controle dient te voldoen aan de zogenaamde nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS), die daarvoor door het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) zijn vastgesteld. Zonder de in voorgaande alinea geformuleerde voorschriften in te perken zijn voor de controle van specifieke financiële verantwoordingen ten behoeve van de vaststelling van bijdragen vanuit het Ministerie van IenM met name de volgende voorgeschreven controlewerkzaamheden van toepassing: De accountant stelt een risicoanalyse op inzake het risico dat de specifieke financiële verantwoording een materiële fout bevat. Deze risicoanalyse wordt specifiek gemaakt voor deze controle; niet volstaan kan worden met een standaard analyse. In de risicoanalyse maakt de accountant zichtbaar welke (eventuele aanvullende) controles gericht op deze risico’s zullen worden uitgevoerd. De accountant ontwikkelt op grond van de risicoanalyse een controleplan waarin zijn vastgelegd: de aard, de tijdsfasering en de omvang van de controlewerkzaamheden die door leden van het opdrachtteam moeten worden uitgevoerd om toereikende controle-informatie te verkrijgen om het controlerisico tot een aanvaardbaar laag niveau te reduceren. In het controleplan worden de feitelijk gebruikte controletolerantie (in relatie tot de financiële verantwoording) in euro’s vastgelegd. Hierbij wordt de goedkeuringstolerantie (zie paragraaf 2.2) vertaald naar toegepaste controletolerantie, waarbij de goedkeuringstolerantie het maximum is. Bij de controle wordt vastgesteld of de in de financiële verantwoording opgenomen posten, met in achtneming van de gestelde marges (zie 2.2), rechtmatig (zie definitie 2.3) zijn besteed. De accountant controleert of de financiële verantwoording voldoet aan de daarvoor gestelde eisen in de onder 1.3 genoemde wet- en regelgeving. De accountant controleert de bij de aanvraag om subsidievaststelling verstrekte informatie op de volgende punten:

  • De juiste en volledige weergave van de door andere bestuursorganen of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen verstrekte subsidies (en indien van toepassing bijdragen van andere derden) ter zake van de kosten van de gesubsidieerde activiteiten.

  • De juistheid van de verstrekte informatie over het al dan niet in aftrek kunnen brengen van de BTW.

  • De mededeling of de subsidieontvanger ten tijde van de beschikking tot subsidieverlening als een kleine of middelgrote onderneming moet worden aangemerkt in de zin van de bijlage 1 van de Verordening (EG) 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (Pb EU 2008, L 214).

  • De accountant kan bij zijn controle gebruik maken van controlewerkzaamheden die zijn uitgevoerd bij de controle van de jaarrekening. Een enkele verwijzing hiernaar is onvoldoende documentatie. In het controledossier voor de specifieke verklaring dienen deze werkzaamheden te worden beschreven evenals de belangrijkste relevante conclusies. Het controledossier voor de specifieke verklaring moet zelfstandig bruikbaar zijn. Dit betekent dat de relevante stukken in dat dossier zelf opgenomen moeten worden en dat de informatie uit het jaarrekeningdossier voor dit doel gekopieerd en indien nodig bewerkt moet worden. De accountant zorgt voor adequate controledocumentatie waaruit blijkt, dat de werkzaamheden conform het controleplan zijn uitgevoerd, wat de uitkomsten van de controle zijn alsmede dat deze zijn beoordeeld door de eindverantwoordelijke partner. Deze documentatie omvat in ieder geval stukken waaruit blijkt:

    • o dat de cijfermatige juistheid van de verantwoording is nagegaan;

    • o dat de verantwoording aansluit met de financiële administratie;

    • o welke de aard en de omvang is van verrichte deelwaarnemingen op in de verantwoording opgevoerde kosten;

    • o dat een cijferbeoordeling is uitgevoerd van de werkelijk verantwoorde kosten ten opzichte van de begrote kosten;

    • o dat de accountant heeft gecontroleerd of de Europese aanbestedingsrichtlijnen door de instelling – indien van toepassing2 – zijn nageleefd;

2.2 Goedkeuringstoleranties en gewenste zekerheid

Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de subsidievoorwaarden streeft de accountant naar een redelijke mate van zekerheid. Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid van 95 procent. Een accountantsverklaring met een goedkeurende strekking impliceert dat, gegeven eerder genoemde betrouwbaarheid, de meest waarschijnlijke fout in de financiële verantwoording niet groter is dan één procent van het totaal financieel belang van die verantwoording. De hierna vermelde tabel van toepassing.

Soort verklaring

Goedkeurend

Met beperking

Oordeelonthouding

Afkeurend

Fouten in de verantwoording

≤1%

> 1% en ≤ 3%

N.v.t.

> 3%

Onzekerheden in de controle

≤3%

> 3% en ≤ 10%

> 10%

N.v.t.

Genoemde percentages zijn ontleend aan het Handboek Auditing Rijksoverheid (HARo) van het Interdepartementaal Overleg Departementale Auditdiensten (IODAD).

2.3 Definitie rechtmatigheidsfouten en -onzekerheden

Van een rechtmatigheidsfout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet voldoet aan de geldende wet- en regelgeving (zie ook paragraaf 1.3).

Rechtmatigheidsfouten worden in absolute zin opgevat; saldering van fouten isdaarom niet toegestaan. Van een rechtmatigheidsonzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende controle-informatie beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Kortom als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de eisen. Bij fouten in de verantwoording kan onderscheid gemaakt worden in incidentele en structurele fouten. Van een incidentele fout is sprake als het een toevallige fout betreft. Kenmerkend voor incidentele fouten is dat in principe geen herhaling optreedt van de geconstateerde fout. Van een structurele fout is sprake als de oorzaak van de fout is gelegen in (onderdelen van) het systeem van uitvoering, waardoor fouten met een (zeker) herhalingskarakter (kunnen) optreden. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op onzekerheden in de controles. Voor een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de accountant fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.

Omgaan met geconstateerde fouten en onzekerheden

Onderscheid moet gemaakt worden tussen materiële en niet-materiële fouten.

Materiële fouten, die niet worden gecorrigeerd, leiden tot een andere dan een goedkeurende strekking van de accountantsverklaring (cf. tabel par. 2.2).

Voor niet-materiële fouten, die bij de accountantscontrole blijken, is het uitgangspunt dat gevonden fouten in eerste instantie worden gecorrigeerd. Voor zover dat niet gebeurt, worden individuele fouten boven een belang van 0,1% van het absolute financieel belang (dus geen saldering van uitgaven en inkomsten) van de financiële verantwoording door de accountant in zijn bevindingen rapport gerapporteerd. Het ministerie van VenW beoordeelt in hoeverre deze fouten tot correcties leiden.

3. Verslaglegging

De accountant legt de uitkomsten van de controle vast in een accountantsverslag, dat bestaat uit de volgende onderdelen:

  • accountantsverklaring: het format van deze verklaring is hieronder opgenomen en is afgeleid van de ‘Voorbeeldtekst HRA 3 sectie II hoofdstuk 10.3: accountantsverklaring bij een subsidiedeclaratie in de publieke sector’ gehanteerd.

  • verslag van niet gecorrigeerde fouten: hierin rapporteert de accountant de gebleken niet-materiële fouten bij de controle, welke niet zijn gecorrigeerd, voor zover deze (per fout) de omvang van 0,1% van het financieel belang van de financiële verantwoording overschrijden. Dit rapport heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage. De aard en omvang van deze fouten worden vermeld. Deze rapportage kan (uitsluitend) achterwege blijven indien dergelijke fouten niet zijn gebleken.

Voorbeeldtekst basis goedkeurende accountantsverklaring bij een subsidiedeclaratie waarop de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat van toepassing is.

Aan: Opdrachtgever

ACCOUNTANTSVERKLARING

bij een aanvraag tot subsidievaststelling waarop de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat van toepassing is.

Afgegeven ten behoeve van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Opdracht

Wij hebben bijgevoegde en door ons gewaarmerkte aanvraag tot subsidievaststelling ingevolge het Subsidieprogramma ...........(naam subsidieprogramma) van ........... (naam entiteit) te ........... (statutaire vestigingsplaats) over de periode dd/mm/jj3 tot en met dd/mm/jj4 gecontroleerd. De aanvraag tot subsidievaststelling is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de entiteit5. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de declaratie te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, en het controleprotocol voor subsidies waarop de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat van toepassing is. Dienovereenkomstig dienen wij onze controle zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de subsidiedeclaratie geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van relevante gegevens.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de aanvraag tot subsidievaststelling de financiële verantwoording ten bedrage van EUR.................6 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist en volledig weer, in overeenstemming met het controleprotocol van het Ministerie van IenM van toepassing op subsidieprogramma’s gepubliceerd onder de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat en de relevante wet- en regelgeving genoemd in dit controleprotocol.

Indien sprake is van een investeringssubsidie dient in het oordeel aangegeven worden dat de gesubsidieerde voorzieningen in Nederland in gebruik zijn genomen.

Overige aspecten- beperking in het gebruik (en verspreidingskring)7

De subsidiedeclaratie van ............... (naam entiteit) en onze verklaring daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor ............... (naam entiteit) ter verantwoording aan ............... (naam subsidiegever) en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

TOELICHTING

Algemeen

Met deze wijziging van de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat (hierna: kaderregeling) worden de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking (Stcrt. 2009, 20306 hierna: Aanwijzingen) geïmplementeerd. Het doel van de Aanwijzingen is om de uitvoerings- en administratieve lasten van subsidies te reduceren. Het gaat daarbij om vereenvoudiging van voorwaarden en procedures van de uitvoerings- en verantwoordingseisen.

De Aanwijzingen vloeien voort uit de invoering door het kabinet van het uniforme kader voor een eenvoudiger uitvoering en financieel beheer van subsidies. Zie voor meer achtergrond informatie de toelichting op de Aanwijzingen. Dit subsidiekader uniformeert en vereenvoudigt de regels voor de uitvoering en verantwoording van rijkssubsidies.

Het subsidiekader bevat daartoe drie standaard uitvoerings- en verantwoordingsarrangementen waarvan de toepassing wordt bepaald door de hoogte van het subsidiebedrag. Het subsidiekader gaat uit van proportionaliteit tussen het subsidiebedrag en de lasten. De volgende indeling is gemaakt:

  • tot € 25.000,– directe vaststelling of desgevraagd verantwoording over de prestatie;

  • vanaf € 25.000,– tot € 125.000,– verantwoording over de prestatie;

  • vanaf € 125.000,– verantwoording over kosten en prestaties.

Voorts brengt het kader uniformering en vereenvoudiging van begrippen en verplichtingen in het subsidieproces mee ten aanzien van termijnen, voorschotten, rapportages en voorziet het in rijksbreed beleid, gericht op het voorkomen van misbruik.

De onderhavige wijziging van de kaderregeling realiseert een vereenvoudiging van onder meer de bepalingen met betrekking tot de bevoorschotting en de vaststelling van de subsidie. Over de uitvoering en de handhaving van deze wijziging is overleg geweest met de uitvoeringsinstantie Agentschap NL, de uitvoeringsinstantie de veel die subsidieprogramma’s uitvoert en zal gaan uitvoeren. Het Agentschap heeft vastgesteld dat de vereenvoudigde systematiek voor de subsidieverstrekking door het bedrijfsleven, de subsidieontvangers eenvoudig kan worden toegepast.

De wijziging treedt met ingang van 1 januari 2011 in werking, conform de Aanwijzingen.

Verwerking Aanwijzingen in de kaderregeling

Er wordt voorzien in een meldingsplicht van de subsidieontvanger (Aanwijzing 8,12 en 16). Zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan dient de subsidieontvanger dit onverwijld te melden. Hierdoor is het mogelijk om de voortgang van een gesubsidieerd project in geval van afwijkingen te volgen en indien nodig te handelen.

Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt. De subsidieontvanger hoeft geen aanvragen voor bevoorschotting in te dienen (Aanwijzing 18).

De uniforme termijnen voor het afgeven van een beschikking tot subsidieverlening en beschikking tot subsidievaststelling zijn opgenomen (Aanwijzing 17).

De verplichtingen die bij de verschillende arrangementen mogelijk zijn zijn uitgewerkt (Aanwijzing 9, 12, 13, 15 en 16).

Europeesrechtelijke aspecten

De systematiek van de kaderregeling, de omschrijving van de projecten die voor een subsidie in aanmerking kunnen komen en de daarbij horende subsidiabele kosten en subsidiepercentages blijft hetzelfde. De onderhavige wijziging heeft slechts betrekking op de administratieve aspecten van de subsidieverlening en subsidievaststelling. Het is derhalve niet noodzakelijk deze wijziging voor te leggen aan de Europese Commissie. Ingeval een subsidieverlening onder de reikwijdte van de kaderregeling de Europese regels van toepassing zijn zal bij vaststelling van het subsidieprogramma en bij de beschikking tot subsidieverlening gewaarborgd worden dat die regels worden nageleefd.

Voor wat betreft de toepassing van een subsidie in de vorm van een de-minimissteun zij opgemerkt dat de subsidieontvanger er op zal worden gewezen dat de Europese Commissie naderhand nog informatie kan opvragen over de aanwending van de subsidie. De algemene administratie- en bewaarplicht die ingevolge het Burgerlijk Wetboek gelden voor ondernemers speelt daarbij een belangrijke rol. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar toelichting op Aanwijzing 11.

Administratieve lasten

De wijziging van de kaderregeling heeft tot gevolg dat de administratieve handelingen die de subsidieontvanger moet verrichten worden verminderd. De toepassing van de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking leidt immers tot vermindering van administratieve lasten. In de op deze regeling gebaseerde subsidieprogramma’s zal dat ook tot uiting komen. Deze regeling is ter toetsing voorgelegd aan het adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) het College heeft besloten wijziging van de kaderregeling niet te selecteren voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten.

Verandermomenten

Deze regeling voorziet in een vereenvoudiging van de administratieve lasten bij het verstrekken van subsidies. De Aanwijzingen moeten met ingang van 1 januari 2012 zijn geïmplementeerd, maar subsidieregelingen met ondernemingen als ontvangende partijen met ingang van 1 januari 2011. Deze regeling treedt op die datum ook in werking. Deze inwerkingtredingsdatum is gunstig voor marktpartijen. De afwijking van vaste verandermomenten in die zin dat publicatie twee maanden voor de inwerkingtreding plaatsvindt, is daarom gerechtvaardigd.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Met deze wijziging wordt aangesloten op de terminologie die gehanteerd wordt in de Aanwijzingen. Als in de kaderregeling de term ‘verstrekken ‘wordt gebezigd, kan daarmee zowel de verlening van, en in het geval van de subsidie direct wordt vastgesteld, de vaststelling van de subsidie worden bedoeld. Als een bepaling uitsluitend betrekking kan hebben op ‘verlenen’ of ‘vaststellen’ blijkt dat uit het gebruik van een van deze termen.

In lijn hiermee zijn een aantal bepalingen tekstueel aangepast. Zie artikel I, onderdeel B tot en met F, onderdeel J, K en M.

Onderdeel D (Aanwijzing 17)

Met deze wijziging wordt aangesloten op alle termijnen die in de Aanwijzingen (Aanwijzing 17) staan vermeld.

De termijn die artikel 32, tweede lid, tot nu toe aangaf voor het beslissen over een aanvraag blijkt te kort te zijn voor aanvragen waarbij internationale peerreviews of internationale beoordelingscommissies zijn betrokken.

Onderdeel G (Aanwijzing 8, 12 en 16)

Artikel 35, eerste lid, bepaalt dat de subsidieontvanger het project moet uitvoeren overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening. Dit is de kern van de verplichtingen van de subsidieontvanger. Uit aanwijzing 8, 12 en 16 volgt een meldingsplicht zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan (tweede lid). Na melding kan indien daartoe aanleiding bestaat de subsidiebeschikking worden gewijzigd of kunnen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen. Zie ook de toelichting bij de hierboven genoemde Aanwijzingen. In het derde lid van artikel 35 wordt de mogelijkheid opgenomen om, eventueel tegelijk met voornoemde melding, een wijziging van de subsidiebeschikking te vragen. Indien daar gevolg aan zal worden gegeven zal de wijziging binnen de reikwijdte van de kaderregeling en van het desbetreffende subsidieprogramma moeten passen.

Onderdeel H (Aanwijzing 9, 12 en 13)

De inrichting van de administratie is de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger. Het nieuwe eerste lid wordt uitgebreid met de verplichting dat uit de administratie de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten moeten kunnen worden afgeleid. Hiermee wordt aangesloten bij de praktijk van individuele subsidiebeschikkingen. Voor subsidies beneden de € 125.000,– is het voldoende dat de subsidieontvanger beschikt over gegevens die aantonen dat de subsidiabele activiteiten zijn verricht (Aanwijzing 12). De subsidie ontvanger dient wel te voldoen aan de bewaarplicht zoals hiervoor genoemd.

Indien uit de risicoanalyse van het op te stellen subsidieprogramma blijkt dat een lichter regime dan het eerste lid mogelijk is wordt dat in het subsidieprogramma opgenomen.

Onderdeel I (Aanwijzing 8, 12 en 13)

Het systeem van halfjaarlijkse rapportage over de voortgang maakte het mogelijk om de voortgang van het project te kunnen volgen. Ingevolge de aanwijzingen wordt thans voor een ander systeem gekozen om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen bij de uitvoering van een project: het systeem van de meldingsplicht (wordt nu opgenomen in artikel 35). Hierdoor zal de rapportagedruk van de subsidieontvangers aanzienlijk verminderen. De verantwoordelijkheid voor de voortgang van het project ligt bij de subsidieontvanger. Immers als de uitvoering niet geschiedt conform de subsidiebeschikking moet hij dat melden.

Bij projecten boven de € 25.000,–, en waarvan de uitvoering langer dan 12 maanden in beslag neemt, kan éénmaal of een aantal malen een tussenrapportage met een maximum van een per twaalf maanden worden gevraagd. Bij projecten die minder dan 12 maanden in beslag nemen kan worden volstaan met een eindrapportage. In de beschikking tot subsidieverlening wordt concreet aangegeven of en wanneer een rapportage moet worden ingediend.

De Aanwijzingen bepalen dat bij subsidieverlening desgevraagd een verantwoording kan worden gevraagd (Aanwijzing 8 en 12) Dit is uitgewerkt in het vierde lid.

Onderdeel L

Deze wijziging houdt verband met onderdeel G (wijziging van artikel 35, tweede lid).

Onderdeel N (Aanwijzing 18)

De bepaling over voorschotten geldt in de situatie dat een subsidie wordt verleend en de subsidie nog niet is vastgesteld. Indien een beschikking zowel de verlening als de vaststelling bevat is bevoorschotting immers niet nodig. In de beschikking tot subsidieverlening wordt ambtshalve de bevoorschotting opgenomen. (Aanwijzing 18) De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor een voorschot in te dienen.

Er zijn verschillende regimes voor de voorschotten. Voor subsidies onder de € 25.000,– geldt dat het voorschot van 100% van het subsidiebedrag na de datum genoemd in de beschikking tot subsidieverlening wordt uitgekeerd (Aanwijzing 18, onderdeel b).

Indien het gaat om subsidies boven de € 25.000,– is het maximale percentage 80 procent. De percentages zijn niet opgenomen in de Aanwijzingen. Aangesloten wordt bij gangbare percentages. Indien nodig kan in het subsidieprogramma een ander percentage worden opgenomen.

In de beschikking tot subsidieverlening wordt vervolgens de hoogteen de termijnen en eventueel mijlpalen waarbinnen de voorschotten worden uitgekeerd opgenomen Indien op basis van artikel 35 een melding wordt gedaan kan dat uiteraard ook gevolgen hebben voor de bevoorschotting. Een en ander zal dan tot een wijziging van de beschikking kunnen leiden.

Onderdeel O (Aanwijzing 15 en 17)

In het eerste lid is de termijn opgenomen waarbinnen de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling moet indienen (Aanwijzing 17) Indien de subsidie bij verlening tevens wordt vastgesteld hoeft geen aanvraag tot subsidievaststelling te worden ingediend.

Indien een aanvraag tot subsidievaststelling nodig is geschiedt dat met gebruikmaking van een formulier dat bij de desbetreffende uitvoeringinstantie is te verkregen. Dit is geen wijziging ten opzichte van de huidige situatie. Indien een verklaring inzake werkelijke kosten nodig wordt geacht wordt dat opgenomen in het subsidieprogramma (Aanwijzing 15). Het derde lid geeft vervolgens weer wat de subsidieontvanger dient aan te geven (Aanwijzing 15).

Indien de subsidie meer dan € 125.000,– bedraagt dient door de subsidieontvanger een accountantsverklaring te worden overgelegd over de juistheid van de financiële gegevens in de subsidieverantwoording. In de bijlage is een model opgenomen voor deze accountantsverklaring. Door de opname van dit model is het niet meer nodig bij het vaststellen van een subsidieprogramma het model vast te stellen.

In een subsidieprogramma kan van deze verplichting worden afgeweken.

Onderdeel P (Aanwijzing 17)

De termijn waarbinnen een beschikking tot subsidievaststelling afgegeven moet worden is in overeenstemming gebracht met de aanwijzingen. Indien een aanvraag leidt tot een beschikking houdende subsidieverlening en vaststelling dient binnen dertien weken een beschikking te worden genomen.

Artikel II

De wijziging van de kaderregeling treedt 1 januari 2011 in werking. Dit betekent dat subsidies die zijn aangevraagd en verleend in 2010 op basis van subsidieprogramma’s die in 2009 en 2010 zijn vastgesteld onder de huidige bepalingen van de Kaderregeling duurzaamheid subsidies verkeer en vervoer vallen. Afhankelijk van het moment van subsidieverlening is een overgangsbepaling opgesteld.

Voor subsidies die zijn aangevraagd op basis van subsidieprogramma’s die voor of op 1 januari 2011 in werking treden en worden verleend na 1 januari 2011 zijn artikel I, onderdeel G, I en N, voorzover het artikel 44, eerste, tweede en vierde lid betreft, van toepassing verklaard. Dit betreft de meldingsplicht, de rapportage en de bevoorschotting. Dit zijn bepalingen die de lasten van subsidieontvangers verminderen en derhalve ten voordele van de subsidieontvanger uitwerken. Het vierde lid van het onderhavige artikel maakt het mogelijk de vermindering van administratieve lasten zo snel mogelijk van toepassing te laten zijn voor de subsidieontvangers. Artikel I, onderdeel N, voorzover het artikel 44, derde lid betreft, kan nog niet in de desbetreffende subsidieprogramma zijn opgenomen. Om de duidelijkheid en vereenvoudiging van de bevoorschotting toch al in de praktijk te kunnen toepassen is er voor gekozen deze mogelijkheid van het maximale percentage van het voorschot op te nemen in de beschikking tot subsidieverlening (vierde lid).

Het vijfde lid maakt het mogelijk om op verzoek van de subsidieontvanger die een subsidiebeschikking voor 1 januari 2011 heeft ontvangen de bepaling betreffende de tijdstippen van uitbetaling van de voorschotbedragen en de hoogte van de voorschotbedragen in de subsidiebeschikking op te nemen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen.


XNoot
1

Krachtens de Comptabiliteitswet 2001 (artikelen 43, 43a) heeft de Minister bij – commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen aan wie door de Staat of een derde voor rekening of risico van de Staat rechtstreeks of middellijk een subsidie, een lening of garantie wordt verstrekt – het recht nadere inlichtingen in te winnen n.a.v. terzake ontvangen bescheiden.

Ook zijn onze Ministers bevoegd inzage te vorderen in de controledossiers van de accountant die de betreffende bescheiden heeft gecontroleerd om te bepalen of bij de vaststelling kan worden gesteund op de door deze accountant uitgevoerde controle. Met betrekking tot het verlenen van inzage in het controledossier kan de accountant zich niet beroepen op de omstandigheid dat hij op grond van andere bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot geheimhouding is verplicht van in dit dossier opgenomen vertrouwelijke gegevens. Onze Ministers zijn bevoegd van stukken inzake de betreffende controle uit de controledossiers kopieën te maken.

XNoot
2

Bedrijven/instellingen die in totaal voor meer dan 50% gesubsidieerd worden door aanbestedende diensten zijn daarmee zelf ook aanbestedende dienst geworden.

XNoot
3

Aanvangsdatum activiteiten

XNoot
4

Einddatum van het project waarvoor subsidie is verleend (zie hiervoor de beschikking tot subsidieverlening)

XNoot
5

Afhankelijk van de aard van de entiteit te vervangen door een meer passende aanduiding zoals ‘het bestuur van de vennootschap’(BV/NV), ‘vereniging’, ‘stichting’ enz.

XNoot
6

Het bedrag van de totale subsidiabele projectkosten waarover subsidie wordt aangevraagd conform het formulier ‘aanvraag tot subsidievaststelling’.

XNoot
7

Deze paragraaf kan, vooruitlopend op de implementatie van ISA 800 (revised) optioneel worden toegepast.

Naar boven