Wijziging van de Regeling voorkoming verontreiniging door schepen in verband met de implementatie van richtlijn 2009/123/EG (invoering strafrechtelijke sancties voor lozingen)

2 november 2010

Nr. VENW/BSK-2010/168973

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 32, eerste lid, van het Besluit voorkoming verontreiniging door schepen;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 13, onderdeel b, wordt ‘de bemanning die onder de verantwoordelijkheid van de kapitein handelt’ gewijzigd in: de bemanning.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen.

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling strekt tot implementatie van richtlijn 2009/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie 21 oktober 2009 tot wijziging van Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties voor inbreuken (PB L 280/52) (hierna: richtlijn 2009/123). De richtlijn moet uiterlijk op 16 november zijn geïmplementeerd. Aan het eind van deze toelichting is een transponeringstabel opgenomen waaruit blijkt hoe de afzonderlijke bepalingen van de richtlijn zijn geïmplementeerd.

Richtlijn 2005/35 en 2009/123

Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties voor inbreuken (PB L 255) (hierna: richtlijn 2005/35) verplicht lidstaten ertoe om te voorzien in sanctionering van lozingen van olie en schadelijke vloeistoffen in bulk in strijd met de voorschriften van het MARPOL-verdrag1. Richtlijn 2009/123 voorziet richtlijn 2005/35 van een strafrechtelijk kader.

Op grond van richtlijn 2005/35, zoals deze wordt gewijzigd door richtlijn 2009/123 worden lidstaten verplicht opzettelijk, roekeloos en met grove schuld begane verontreiniging vanaf schepen aan te merken als strafbaar feit. Ook herhaalde minder ernstige gevallen die samen de kwaliteit van het water aantasten, indien zij opzettelijk, uit roekeloosheid of door ernstige nalatigheid gebeuren, alsmede uitlokking van, hulp bij en medeplichtigheid aan een met opzet begaan misdrijf, moeten als strafbaar feit worden aangemerkt. Wat betreft natuurlijke personen moeten de lidstaten in hun wetgeving voorzien in effectieve, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties. Wat betreft rechtspersonen moeten de lidstaten in hun wetgeving voorzien in effectieve, evenredige en afschrikkende sancties. Deze laatste sancties hoeven niet strafrechtelijk van aard te zijn.

Implementatie richtlijn

Bij de implementatie van richtlijn 2005/35 die, zoals hierboven aangegeven, verplichtte tot sanctionering van lozingen in strijd met het MARPOL-verdrag, is reeds gekozen voor strafrechtelijke sanctionering. Op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen in samenhang met artikel 29, eerste en tweede lid, van het Besluit voorkoming verontreiniging door schepen en artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten (hierna: WED), zijn deze lozingen, ook de minder ernstige gevallen, strafbaar gesteld. Bij artikel 4 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 47 en 48 van het Wetboek van Strafrecht is ook uitlokking van, hulp bij en medeplichtigheid aan een met opzet begaan misdrijf reeds strafbaar gesteld. In zoverre leidt richtlijn 2009/123 dan ook niet tot aanpassing van nationale regelgeving.

Richtlijn 2009/123 noopt wel tot aanpassing van nationale regelgeving, waar het betreft de uitzondering die geldt in het geval dat schade aan het schip of de uitrusting daarvan is ontstaan, mits na het ontstaan van de schade of na het ontdekken van de lozing alle redelijke voorzorgen zijn getroffen om de lozing te voorkomen of tot een minimum te beperken, uitgezonderd in geval de kapitein of de eigenaar handelde met de bedoeling om schade te veroorzaken, ofwel roekeloos handelde in de wetenschap dat er waarschijnlijk schade zou ontstaan. Op grond van artikel 5, tweede lid, van de richtlijn 2005/35 werd in deze situatie overtreding van de lozingsvoorschriften, voor zover het een lozing in de exclusieve economische zone van een lidstaat of een lozing op volle zee betrof, niet als inbreuk aangemerkt voor de eigenaar, de kapitein of de bemanning die onder verantwoordelijkheid van de kapitein handelt. Artikel 13, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling voorkoming verontreiniging door schepen (Rvvs) vormde daarvan de implementatie. Met richtlijn 2009/123 wordt de kring van personen voor wie deze laatste uitzondering geldt, verruimd. De uitzondering geldt, anders dan vóór de wijziging van richtlijn 2005/35, voor alle bemanning, derhalve ook voor de bemanning die niet onder verantwoordelijkheid van de kapitein handelt. Om die reden wordt met de onderhavige regeling artikel 13, eerste lid, onderdeel b, van de Rvvs gewijzigd.

De overige bepalingen van richtlijn 2005/35 met betrekking tot de uitzonderingssituaties uit het MARPOL-verdrag zijn ongewijzigd gebleven. Voor een nadere toelichting hierop zij gewezen op de toelichting bij de Rvvs (2006, nr. 249).

Inwerkingtreding

Het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling wijkt af van de voorgeschreven tijdstippen volgens het systeem van vaste verandermomenten (TK 2009–2010, 29 515, nr. 309). Deze afwijking is mogelijk, omdat de regeling de implementatie van Europese regelgeving betreft.

Transponeringstabel

Bepaling Richtlijn 2009/123

Bepaling in implementatie-regeling of in bestaande regelgeving

Artikel 1, punt 1

Behoeft geen implementatie (betreft titel richtlijn)

Artikel 1, punt 2

Behoeft geen implementatie (betreft doel richtlijn)

Artikel 1, punt 3

Behoeft geen implementatie (betreft verwijzing naar toepasselijke nationale recht)

Artikel 1, punt 4

Artikel 1a, onder 1°, van de WED in samenhang met artikel 5 Wvvs in samenhang met artikel 29, eerste en tweede lid, van het Bvvs en artikel 13 van de Rvvs.

Artikel 1, punt 5

(art. 5bis)

Artikel 1a, onder 1°, van WED in samenhang met artikel 5 Wvvs in samenhang met artikel 29, eerste en tweede lid, van het Bvvs en artikel 13 van de Rvvs.

Artikel 1, punt 5

(art. 5 ter)

Artikel 4 van de WED en artikelen 47 en 48 van het Wetboek van Strafrecht

Artikel 1, punt 6 en punt 7 (art. 8, 8 bis en 8 quater)

Artikel 1a, onder 1°, van de WED in samenhang met artikelen 6 en 7 WED

Artikel 1, punt 7

(art. 8 ter)

Artikel 51 Wetboek van Strafrecht

Artikel 2

Behoeft geen implementatie (betreft omzettingstermijn

Artikel 3

Behoeft geen implementatie

(betreft inwerkingtreding richtlijn)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen.


XNoot
1

Het op 2 november 1973 te Londen tot stand gekomen Internationaal verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Trb. 1975, 147) met het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen protocol bij dat Verdrag (Trb. 1978, 188).

Naar boven