Regeling van de Minister van Economische Zaken van 13 oktober 2010, nr. WJZ/10144037, tot wijziging van enkele subsidieregeling in verband met het Uniform Subsidiekader, de toepasselijkheid van enkele subsidies op Bonaire, Sint Eustatius en Saba en enkele andere wijzigingen

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 3, tweede lid, 4, 5, 12, vierde lid, 13, 14, 15, 17, eerste lid, en 25 van het Kaderbesluit EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling energie en innovatie wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.6

Indien door de minister op grond van deze regeling een subsidie wordt verleend van minder dan € 25.000, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

B

Bijlage 1.1 wordt vervangen door bijlage 1 behorende bij deze regeling.

ARTIKEL II

De Subsidieregeling innoveren wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.4, eerste en tweede lid, wordt ‘€ 35’ vervangen door: € 60.

B

Na artikel 1.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.6

Indien door de minister op grond van deze regeling een subsidie wordt verleend van minder dan € 25.000, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

C

Aan artikel 3.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In aanvulling op artikel 3, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies kan ook subsidie worden verstrekt aan een MKB-ondernemer die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

D

Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In aanvulling op artikel 3, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies kan ook subsidie worden verstrekt aan een IPC-penvoerder die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

E

Artikel 4.9b wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In aanvulling op artikel 3, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies kan ook subsidie worden verstrekt aan een IPC-penvoerder die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

F

Artikel 4.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In aanvulling op artikel 3, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies kan ook subsidie worden verstrekt aan een IPC-deelnemer die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

G

Aan artikel 5.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. In aanvulling op artikel 3, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies kan ook een grote innovatievoucher worden verstrekt aan een MKB-ondernemer die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba, die een kennisoverdrachtproject wil laten uitvoeren waarvan de resultaten ten goede komen aan de activiteiten die de ondernemer aldaar verricht.

H

In artikel 5.3 wordt ‘artikel 5.2, eerste lid. Artikel 5.2, tweede lid, derde lid, onderdeel a en b, en vierde lid’ vervangen door: artikel 5.2, eerste lid. Artikel 5.2, tweede lid, derde lid, onderdeel a en b, vierde en vijfde lid.

I

Bijlage 1.1 wordt vervangen door bijlage 1 behorende bij deze regeling.

ARTIKEL III

In de Subsidieregeling internationaal excelleren wordt na artikel 1.1 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.2

Indien door de minister op grond van deze regeling een subsidie wordt verleend van minder dan € 25.000, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

ARTIKEL IV

De Subsidieregeling internationaal ondernemen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.1 wordt in de definitie ‘vergroten van kennis en kunde op gebied van internationaal ondernemen’ na ‘ervaren adviseurs of begeleiders’ ingevoegd: , die niet zijn verbonden aan de onderneming van de subsidieaanvrager noch aan een onderneming die tot dezelfde groep als de subsidieaanvrager behoort,.

B

De paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 2 komen te luiden:

§ 2. Subsidie aan een uitvoerder

Artikel 2.2
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een uitvoerder die een ondernemer ondersteunt bij het opstellen en uitvoeren van een internationaliseringsplan, tenzij het een ondernemer betreft:

    • a. aan wie geen subsidie op grond van artikel 2.7 kan worden verstrekt;

    • b. die zich uitsluitend bezighoudt met het beheer van een groep;

    • c. die op het tijdstip van indiening van de aanvraag meer dan 100 werknemers in dienst heeft;

    • d. die in de twaalf maanden voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag meer dan 25 procent van zijn omzet uit exportactiviteiten behaalde, tenzij de ondernemer in die periode een omzet van ten hoogste € 100.000 heeft behaald;

    • e. die gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag meer dan 3 procent van zijn totale fiscale omzet in het betreffende doelland heeft gerealiseerd, tenzij:

      • 1°. die omzet met niet meer dan drie afnemers is gerealiseerd, of

      • 2°. aannemelijk is gemaakt dat activiteiten ter zake van marktverkenning, partnerselectie of juridisch advies in redelijkheid noodzakelijk zijn voor zijn toegang tot een binnen dat doelland gelegen regio waarin hij nog niet actief is;

    • f. aan wie reeds subsidie is verleend op grond van dit artikel, artikel 2.7, de Subsidieregeling prepare2start of de Subsidieregeling programma starters op buitenlandse markten 2004 voor activiteiten in hetzelfde doelland;

    • g. aan wie op grond van de in onderdeel f genoemde regelingen reeds driemaal subsidie is verleend;

    • h. aan wie op grond van de in onderdeel f genoemde regelingen een subsidie is verleend die nog niet is vastgesteld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, aanhef, en onderdeel f, verstrekt de minister ten hoogste eenmaal een subsidie aan een uitvoerder voor ondersteunen bij het opstellen en uitvoeren van een internationaliseringsplan gericht op hetzelfde doelland, indien aannemelijk wordt gemaakt dat activiteiten ter zake van marktverkenning, partnerselectie of juridisch advies in redelijkheid noodzakelijk zijn voor zijn toegang tot een binnen dat doelland gelegen regio, waarin de ondernemer nog niet actief is.

Artikel 2.3

De subsidie bedraagt € 2.700.

Artikel 2.4

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 2.5

De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien het internationaliseringsplan niet gerelateerd is aan de verkoop van goederen of verlening van diensten op een of meerdere buitenlandse markten, dan wel het plan uitsluitend gericht is op een importverkenning voor de verkoop van goederen of verlening van diensten in Nederland of op een verkenning met het oog op volledige verplaatsing van de onderneming naar het buitenland.

Artikel 2.6

De subsidie-ontvanger ondersteunt de ondernemer bij het uitvoeren van het internationaliseringsplan.

§ 3. Subsidie aan een ondernemer

Artikel 2.7
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een ondernemer die één of meer activiteiten beschreven in het internationaliseringsplan heeft uitgevoerd.

  • 2. In aanvulling op artikel 3, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies kan ook subsidie worden verstrekt aan een ondernemer die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Artikel 2.8
  • 1. Voor subsidie komen uitsluitend de volgende activiteiten in aanmerking:

    • a. marktverkenning;

    • b. partnerselectie;

    • c. productpresentatie;

    • d. gebruik en vervaardiging van presentatiemateriaal en verkoopondersteunende activiteiten;

    • e. vergroten van kennis en kunde op het gebied van internationaal ondernemen;

    • f. inwinnen van juridisch advies;

    • g. aanvragen van één of meer octrooien, merk- of modelregistraties.

  • 2. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, en het tweede lid, verstrekt de minister uitsluitend subsidie voor de uitvoering van de activiteiten marktverkenning, partnerselectie of juridisch advies.

Artikel 2.9

De subsidie bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, maar niet meer dan € 11.500.

Artikel 2.10
  • 1. De kosten die in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze paragraaf zijn aan derden, die niet tot dezelfde groep als de subsidieaanvrager behoren, betaalde kosten, met uitzondering van reis- en verblijfskosten van de subsidie-ontvanger.

  • 2. In afwijking van artikel 10, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies komen vóór indiening van de aanvraag door de ondernemer gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking, tenzij de kosten zijn gemaakt voor indiening van de corresponderende aanvraag om subsidie van de uitvoerder op grond van artikel 2.2.

  • 3. De artikelen 11 tot en met 14a van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn niet van toepassing.

Artikel 2.11

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 2.12

De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie voor zover:

  • a. er geen subsidie is verstrekt op grond van artikel 2.2 aan de uitvoerder die de ondernemer heeft ondersteund bij het opstellen en uitvoeren van het internationaliseringsplan;

  • b. de aanvraag om subsidie niet is ingediend binnen 21 maanden nadat op grond van artikel 2.2 subsidie is verstrekt aan de uitvoerder die de ondernemer heeft ondersteund bij het opstellen en uitvoeren van het internationaliseringsplan;

  • c. aan de ondernemer reeds subsidie is verstrekt op grond van artikel 2.7 voor het uitvoeren van één of meer activiteiten beschreven in hetzelfde internationaliseringsplan;

  • d. de uitvoerder die de ondernemer heeft ondersteund bij de opstelling van het internationaliseringsplan tevens één of meer activiteiten beschreven in het internationaliseringsplan geheel of gedeeltelijk heeft uitgevoerd.

C

Artikel 2.13 vervalt

ARTIKEL V

De Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.6

Indien door de minister op grond van deze regeling een subsidie wordt verleend van minder dan € 25.000, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

B

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Voor de toepassing van artikel 2.3, derde lid, wordt als financier aangewezen een kredietinstelling in de zin van de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES die op grond van die wet bevoegd is in Bonaire, Sint Eustatius of Saba het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen en die niet tevens beleggingsonderneming is.

C

Aan artikel 2.3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In aanvulling op het eerste lid kan de minister ook subsidie verstrekken aan een financier voor het sluiten van een kredietovereenkomst met een MKB-ondernemer die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

D

Aan artikel 3.2 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. In aanvulling op het eerste lid kan de minister ook subsidie verstrekken aan een financier voor het verstrekken van risicokapitaal aan een ondernemer die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

  • 5. Voor de toepassing van het vierde lid wordt als financier aangewezen een kredietinstelling in de zin van de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES die op grond van die wet bevoegd is in Bonaire, Sint Eustatius of Saba het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen, of een in Bonaire, Sint Eustatius of Saba gevestigde vennootschap in de vorm van een kapitaalvennootschap of een vennootschap met een afgescheiden vermogen die blijkens haar statuten of blijkens de overeenkomst waarbij zij is aangegaan tot doel heeft of mede tot doel heeft het verstrekken van risicokapitaal aan ondernemers teneinde winst te behalen.

E

Aan artikel 3.12a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Voor de toepassing van artikel 3.12b, tweede lid, wordt als financier aangewezen een kredietinstelling in de zin van de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES die op grond van die wet bevoegd is in Bonaire, Sint Eustatius of Saba het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen.

F

Artikel 3.12b wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De minister kan ook subsidie in de vorm van een garantstelling verstrekken aan een financier voor de terugbetaling van een lening die de financier op grond van een overeenkomst aan een ondernemer die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba heeft verstrekt.

G

Hoofdstuk 9 komt te luiden:

HOOFDSTUK 9. VEILIGHEID KLEINE BEDRIJVEN

§ 1. Algemeen
Artikel 9.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

veiligheidsadviseur:

een onafhankelijke veiligheidsdeskundige:

  • 1°. die een diploma, certificaat of andere titel heeft behaald in ten minste één van de in bijlage 9.1 opgenomen opleidingen of in een gelijkwaardige opleiding;

  • 2°. die de cursus Adviseur Veiligheid Kleine Bedrijven van het Ministerie van Economische Zaken heeft gevolgd;

  • 3°. die een recente verklaring omtrent gedrag, een recente verklaring van betrouwbaarheid of een door een bestuursorgaan afgegeven vergelijkbaar document met ten minste een gelijkwaardige betrouwbaarheid kan overleggen;

  • 4°. die voldoet aan de in bijlage 9.2 opgenomen gedragscode;

  • 5°. waarvan gebleken is dat de door hem gemaakte veiligheidsscans van voldoende kwaliteit zijn;

  • 6°. die tenminste vijf jaren relevante ervaring als veiligheidsadviseur heeft.

veiligheidsmaatregelen:

de in een veiligheidsscan genoemde maatregelen ten behoeve van de preventie van criminaliteit;

veiligheidsscan:

een door een veiligheidsadviseur uitgevoerd onderzoek naar te nemen maatregelen ten behoeve van de preventie van criminaliteit in één of meer vestigingen van een MKB-ondernemer of in de voor de bedrijfsvoering van een MKB-ondernemer relevante bedrijfsmiddelen en waarin in ieder geval wordt ingegaan op de te nemen organisatorische, bouwkundige en elektronische maatregelen en hun onderlinge samenhang.

Artikel 9.2

Een subsidie die op grond van dit hoofdstuk wordt verstrekt valt onder de de-minimis verordening.

§ 2. Subsidie voor een veiligheidsscan
Artikel 9.3

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een MKB-ondernemer die een veiligheidsscan heeft laten uitvoeren.

Artikel 9.4

De subsidie voor de veiligheidsscan bedraagt € 300.

Artikel 9.5

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 9.6
  • 1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. aan de MKB-ondernemer voor dezelfde vestiging reeds eerder subsidie is verstrekt op grond van dit hoofdstuk;

    • b. de MKB-ondernemer geen Kamer van Koophandel-nummer heeft;

    • c. de aanvrager een MKB-ondernemer zonder vestigingen is, die meer dan tien fulltime-equivalents werknemers in dienst heeft;

    • d. de aanvrager een MKB-ondernemer met minder dan zes vestigingen is en bij één van die vestigingen meer dan tien fulltime-equivalents werknemers in dienst zijn;

    • e. de MKB-ondernemer meer dan vijf vestigingen heeft;

    • f. de veiligheidsscan niet wordt uitgevoerd ten behoeve van de bedrijfsuitoefening van de MKB-ondernemer in Nederland;

    • g. de veiligheidsscan geen betrekking heeft op de bedrijfsuitoefening van de MKB-ondernemer.

  • 2. De afwijzingsgronden, genoemd in artikel 23, onderdelen b, c, d, e, f en h, van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn niet van toepassing.

§ 3. Subsidie voor veiligheidsmaatregelen
Artikel 9.7

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een MKB-ondernemer voor het treffen van één of meer in een veiligheidsscan opgenomen veiligheidsmaatregelen.

Artikel 9.8

De subsidie voor de veiligheidsmaatregelen bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, maar niet meer dan € 700.

Artikel 9.9
  • 1. In afwijking van artikel 10 van het Kaderbesluit EZ-subsidies komen voor subsidie in aanmerking:

    • a. de rechtstreeks aan de veiligheidsmaatregelen toe te rekenen gemaakte kosten van derden;

    • b. de periodiek terugkerende kosten van de koop van zaken ter uitvoering van de veiligheidsmaatregelen;

    • c. de overige periodiek terugkerende kosten met betrekking tot de veiligheidsmaatregelen voor het eerste jaar.

  • 2. Onderhoudskosten komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 3. In afwijking van artikel 10, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies komen voor de aanvraag gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 4. Artikel 10, derde en vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies is niet van toepassing.

Artikel 9.10

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 9.11
  • 1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. geen subsidie aan de MKB-ondernemer is verstrekt op grond van artikel 9.3;

    • b. de aanvraag om subsidie niet is gedaan binnen zes maanden na de aanvraag van de MKB-ondernemer om subsidie op grond van artikel 9.3;

    • c. aan de MKB-ondernemer reeds subsidie is verstrekt voor het treffen van één of meer veiligheidsmaatregelen die in dezelfde veiligheidsscan zijn opgenomen.

  • 2. De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor zover:

    • a. een veiligheidsmaatregel wettelijk niet is toegestaan;

    • b. de veiligheidsmaatregelen niet zijn getroffen ten behoeve van de bedrijfsuitoefening van de MKB-ondernemer in Nederland;

    • c. de veiligheidsmaatregelen geen betrekking hebben op de bedrijfsuitoefening van de MKB-ondernemer;

    • d. de veiligheidsadviseur betrokken is bij de verwezenlijking van de in zijn veiligheidsscan opgenomen veiligheidsmaatregelen.

  • 3. De afwijzingsgronden, genoemd in artikel 23, onderdelen b, c, d, e, f en h, van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn niet van toepassing.

H

Bijlage 1.1 wordt vervangen door bijlage 1 behorende bij deze regeling.

ARTIKEL VI

De Subsidieregeling sterktes in de regio wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.4, eerste en tweede lid, wordt ‘€ 35’ vervangen door: € 60.

B

Na artikel 1.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.6

Indien door de minister op grond van deze regeling een subsidie wordt verleend van minder dan € 25.000, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

C

Bijlage 1.1 wordt vervangen door bijlage 1 behorende bij deze regeling.

ARTIKEL VII

De Subsidieregeling sterktes in innovatie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.4, eerste en tweede lid, wordt ‘€ 35’ vervangen door: € 60.

B

Na artikel 1.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.6

Indien door de minister op grond van deze regeling een subsidie wordt verleend van minder dan € 25.000, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

C

Bijlage 1.1 wordt vervangen door bijlage 1 behorende bij deze regeling.

ARTIKEL VIII

Op aanvragen om subsidie die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend en op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn verstrekt, op grond van de Subsidieregeling energie en innovatie, de Subsidieregeling innoveren, de Subsidieregeling internationaal excelleren, de Subsidieregeling internationaal ondernemen, de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen, de Subsidieregeling sterktes in de regio en de Subsidieregeling sterktes in innovatie, zijn de betreffende regelingen van toepassing zoals deze luidden direct voor de inwerkingtreding van deze regeling.

ARTIKEL IX

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 oktober 2010

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

BIJLAGE 1 BEHORENDE BIJ DE ARTIKELEN I, ONDERDEEL B, II, ONDERDEEL I, V, ONDERDEEL H, VI, ONDERDEEL C, VII, ONDERDEEL C, VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN VAN ..., NR. WJZ/10144037, TOT WIJZIGING VAN ENKELE SUBSIDIEREGELING IN VERBAND MET HET UNIFORM SUBSIDIEKADER, DE TOEPASSELIJKHEID VAN ENKELE SUBSIDIES OP BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA EN ENKELE ANDERE WIJZIGINGEN

Bijlage 1.1 behorende bij artikel 1.2, eerste lid

Het rapport van feitelijke bevindingen wordt opgesteld overeenkomstig de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (ex Artikel A-130.7 VGC) van het NIVRA. In het rapport van feitelijke bevindingen rapporteert de accountant over de hieronder genoemde aspecten en aandachtspunten van de integrale kostensystematiek.

1. Beschrijving integrale kostensystematiek

Opzet systematiek

1.1

Welke kostendragers gebruikt de organisatie in de integrale kostensystematiek?

1.2

Hoe worden de indirecte kosten toegerekend aan de kostendragers?

1.3

Worden de jaarlijkse tarieven op basis van de integrale kostensystematiek voorcalculatorisch vastgesteld? Als de subsidie-ontvanger jaarlijks vooraf de tarieven vaststelt, is aan het begin van het jaar duidelijk wat de tarieven van dat jaar zijn. Deze tarieven worden gehanteerd bij begroting en ook bij de vaststelling van projecten. Als de subsidie-ontvanger niet met voorcalculatorische tarieven werkt dan toelichten.

1.4

Hoe worden de uitgangscijfers bepaald die voor de jaarlijkse berekening van de tarieven gebruikt worden?

1.5

Sinds wanneer wordt deze integrale kostensystematiek door de organisatie toegepast?

1.6

Is er een wijziging van de integrale kostensystematiek gepland en zo ja wanneer?

Over personeelskosten

1.7

Is het personeel ingedeeld in tariefgroepen? Zo ja, welke?

1.8

Hoe wordt het aantal direct productieve uren per voltijd werknemer berekend en wat is het aantal direct productieve uren per voltijd werknemer? Is dit aantal gelijk voor alle personen? Zo nee, licht toe.

Over machines en apparatuur

1.9

Zijn de kosten voor machines en apparatuur onderdeel van de integrale kostensystematiek? Zo ja, geldt dat voor alle machines en apparatuur of zijn er ook machines en apparaten die in projecten als aparte post worden begroot?

2. Basisvoorwaarden integrale kostensystematiek

2.1

De toerekeningssystematiek en -principes (verdeelsleutels en -mechanismen van indirecte kosten; normen voor percentages, etc.) worden in de hele organisatie stelselmatig toegepast.

2.2

Kosten worden op een bedrijfseconomische aanvaardbare en stelselmatige wijze aan kostendragers toegerekend. Deze toerekening is transparant en controleerbaar.

2.3

Specifieke indirecte kosten van bepaalde activiteiten worden niet toegerekend aan andere activiteiten. Bijvoorbeeld: specifieke indirecte kosten van onderwijsactiviteiten worden niet toegerekend aan onderzoeksactiviteiten en specifieke indirecte kosten van de marketingafdeling worden niet toegerekend aan R&D activiteiten.

2.4

Toerekenbare indirecte kosten worden evenredig omgeslagen over de activiteiten.

2.5

Directe kosten worden niet nogmaals meegenomen in de indirecte kosten.

2.6

In de systematiek zijn geen winstopslagen opgenomen1

2.7

In de systematiek zijn geen toeslagen voor risico’s opgenomen.

XNoot
1

Winstopslagen bij transacties binnen een groep worden wel in aanmerking genomen, maar alleen voor zover het gebruikelijk is die winstopslagen ook bij soortgelijke transacties buiten de groep in rekening te brengen (art. 10 lid 5 Kaderbesluit EZ subsidies).

3. Niet in de integrale kostensystematiek op te nemen kostencomponenten

3.1

Kosten van algemene research1.

3.2

Kosten die al door de overheid of derden zijn of worden gefinancierd. Bijvoorbeeld afschrijvingskosten van reeds gefinancierde gebouwen, installaties en apparatuur.

3.3

Kosten die het gevolg zijn van buitensporige of roekeloze uitgaven2.

3.4

Kosten die door crediteuren in rekening worden gebracht bij te laat betalen.

3.5

Kosten van incourante voorraden.

3.6

Kosten van vaste activa als gevolg van leegstand buiten de normale bezetting.

3.7

Kosten van externe subsidie-adviseurs voor zover deze specifiek betrokken zijn bij de aanvraag van individuele projecten.

3.8

Voorzieningen en reserveringen voor verliezen en schulden3.

3.9

Alle indirecte belastingen, waaronder BTW, voor zover die kunnen worden teruggevorderd of verrekend.

3.10

Bemiddelingskosten, transactiekosten en provisies bij het afsluiten van leningen.

3.11

Bemiddelingskosten, transactiekosten en provisies bij het beleggen van geld.

3.12

Rentekosten, met uitzondering van rente voor gebouwen en technische installaties, mits toerekenbaar aan de subsidiabele activiteiten.

3.13

Rekenrente op met eigen vermogen gefinancierde activa4

3.14

Wisselkoersverliezen.

XNoot
1

Onder algemene research valt basisonderzoek, waaronder het eerste geldstroom onderzoek van universiteiten. De directe kosten van algemene research mogen niet zonder meer deel uitmaken van de integrale kostensytematiek. De indirecte kosten die aan algemene research zijn verbonden kunnen wel deel uitmaken van de systematiek, mits deze kosten evenredig worden omgeslagen over alle activiteiten.

XNoot
2

Van buitensporige uitgaven is sprake als subsidie-ontvanger beduidend meer betaalt voor producten, diensten of personeel dan tegen de gangbare markttarieven, waardoor een vermijdbaar verlies wordt geleden of een vermijdbare hoge prijs wordt betaald. Roekeloze uitgaven betreft het onzorgvuldig omgaan met het selecteren van producten, diensten of personeel waardoor eveneens een vermijdbaar verlies wordt geleden of een vermijdbare hoge prijs wordt betaald.

XNoot
3

Deze uitsluiting betreft reserveringen en voorzieningen die niet rechtstreeks aan kosten voor normale bedijfsuitoefening verbonden zijn. Overlopende activa en passiva zijn dus niet uitgesloten.

XNoot
4

Voor universiteiten geldt hier een uitzondering, voor zover activa van universiteiten beslag leggen op eigen vermogen en voor zover die activa toerekenbaar zijn aan de subsidiabele activiteiten. Als rekenrente moet dan de 10-jaars rente van de Bank Nederlandse Gemeenten per primo van een betreffend jaar gehanteerd worden.

TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

De Minister van Economische Zaken is gehouden de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking (Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 15 december 2009, nr. 3086451, houdende vaststelling van Aanwijzingen voor subsidieverstrekking (Stcrt. 2009, 20306), verder te noemen Uniform Subsidiekader of USK) toe te passen in bestaande subsidieregelingen. Dit dient te gebeuren per 1 januari 2011, voor zover het subsidies aan bedrijven betreft. Het Kaderbesluit EZ-subsidies is al in overeenstemming met het overgrote deel van dit Uniform Subsidiekader. Op enkele punten is echter aanpassing van de op het Kaderbesluit EZ-subsidies gebaseerde subsidieregelingen geboden. Tegelijkertijd is de wenselijkheid gebleken enkele subsidieregelingen ook te kunnen inzetten in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

2. USK

Het Uniform Subsidiekader (USK) bepaalt dat voor subsidies tot € 25.000 ofwel een beschikking tot subsidievaststelling zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven, ofwel dat een beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven, met vermelding van de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht en van de datum waarop de subsidie uiterlijk ambtshalve wordt vastgesteld. Met deze regeling wordt bepaald dat de hoofdregel voor de subsidies tot € 25.000 is dat er een beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven, met vermelding van de datum waarop de subsidie uiterlijk ambtshalve wordt vastgesteld. Alleen indien er geen beschikking tot subsidieverlening is, maar direct een beschikking tot subsidievaststelling, geldt de hoofdregel niet.

3. BES

Uit een analyse is gebleken dat het wenselijk is om enkele subsidie-instrumenten ook te kunnen inzetten in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het gaat om de innovatiekredieten, innovatieprestatiecontracten, innovatievouchers, private innovatievouchers, prepare2start, borgstelling MKB-kredieten, groeifaciliteit en tijdelijke garantie ondernemingsfinanciering. Door deze regeling wordt het voor ondernemers die gevestigd zijn in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba mogelijk om deze subsidies aan te vragen op dezelfde wijze en met dezelfde voorwaarden als in Nederland gevestigde ondernemers.

4. Prepare2start

Prepare2start beoogt ondernemers in het midden- en kleinbedrijf die geen of weinig ervaring hebben op het gebied van internatonaal ondernemen te ondersteunen bij het bewerken van nieuwe markten. De ondersteuning bestaat uit advies en begeleiding bij het opstellen en uitvoeren van een internationaliseringsplan en een beperkte subsidie voor de uitvoering van een aantal activiteiten. De subsidie bedraagt 50% van de kosten van deze activiteiten tot een maximum van € 11.500.

Kern van de regeling is dat ondernemers worden voorbereid om op een planmatige manier buitenlandse markten te benaderen. Een planmatige aanpak verlaagt immers de risico’s en vergroot de kans op succes. Daartoe wordt in de uitvoering nauw samengewerkt met Kamers van Koophandel, Syntens en een aantal ondernemersorganisaties.

Om prepare2start in lijn te brengen met de bepalingen van het USK wordt het systeem gewijzigd in een subsidie-instrument met twee aparte subsidiestromen. De uitvoerder, een Kamer van Koophandel, Syntens of een ondernemersorganisatie, krijgt aan het begin van het proces subsidie voor het opstellen van het internationaliseringsplan en voor het begeleiden van het bedrijf bij het uitvoeren van het plan. De ondernemer krijgt achteraf subsidie voor de uitvoering van het in het internationaliseringsplan genoemde activiteiten. Het bedrijf dient bij de aanvraag tot subsidie een verklaring aan te leveren van de totaal gemaakte kosten en de verrichtte activiteiten op hoofdlijnen. Om te voorkomen dat het onzeker is voor de ondernemer of hij in aanmerking komt voor subsidie worden de inhoudelijke eisen om in aanmerking te komen voor subsidie reeds bij de aanvraag van de uitvoerder getoetst. De ondernemer komt in aanmerking voor subsidie indien de uitvoerder die hem heeft ondersteund bij het opstellen en uitvoeren van het internationaliseringsplan subsidie heeft gekregen en de aanvraag binnen 21 maanden na de subsidieverstrekking aan de uitvoerder wordt gedaan. Wel moet op grond van de subsidieaanvraag van de ondernemer de hoogte moet worden bepaald aan de hand van de uitgevoerde activiteiten en de daarbij behorende kosten en kan er slechts subsidie worden verstrekt indien het subsidieplafond niet is overschreden.

Inhoudelijk is prepare2start niet gewijzigd. Het doel van de subsidie, de doelgroep, de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt en de hoogte van de subsidie zijn ongewijzigd gebleven.

5. Veiligheid Kleine Bedrijven

Om de subsidie voor Veiligheid Kleine Bedrijven (hierna: VKB) in lijn te brengen met de bepalingen van het USK wordt het systeem gewijzigd in een subsidie-instrument met twee aparte subsidies: één voor de veiligheidsscan en één voor de veiligheidsmaatregelen. De reden hiervoor is dat het voorafgaand aan de veiligheidsscan niet mogelijk is om te bepalen wat de hoogte van de subsidie moet zijn, omdat te nemen veiligheidsmaatregelen pas blijken uit de veiligheidsscan. Daardoor is pas na de veiligheidsscan bekend welke maatregelen subsidiabel zijn. Vooraf het hele subsidiebedrag verlenen en zonder verdere informatie vaststellen is daardoor niet goed mogelijk. De gehele subsidie verlenen nadat de veiligheidsscan is gedaan en de veiligheidsmaatregelen zijn genomen geeft te veel onzekerheid bij de ondernemer ten aanzien van het in aanmerking komen voor subsidie en het bereiken van het subsidieplafond.

Daarom is ervoor gekozen om de VKB-subsidie te splitsen in een subsidie voor de veiligheidsscan en een subsidie voor de veiligheidsmaatregelen. Eerst vraagt de ondernemer subsidie nadat de veiligheidsscan is gedaan. De ondernemer weet dan op grond van de veiligheidsscan wat hij of zij kan doen om de beveiliging van de zaak te verbeteren. Als de ondernemer vervolgens veiligheidsmaatregelen neemt die in de veiligheidsscan staan, kan de ondernemer hier na afloop subsidie voor aanvragen. De subsidies worden zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening vastgesteld en dus ook direct uitbetaald aan de ondernemer.

Bij de aanvraag om subsidie voor een veiligheidsscan wordt beoordeeld of de ondernemer behoort tot de doelgroep van VKB en of wordt voldaan aan de overige voorwaarden voor de subsidieverstrekking. Om in aanmerking te komen voor subsidie voor de veiligheidsmaatregelen zijn de voorwaarden dat de ondernemer subsidie heeft gekregen voor een veiligheidsscan en dat de aanvraag om subsidie voor veiligheidsmaatregelen niet meer dan zes maanden na de aanvraag om subsidie voor de veiligheidsscan gedaan wordt. Dit laatste is zo bepaald om zeker te zijn dat in de veiligheidsscan geadviseerde veiligheidsmaatregelen niet verouderd zijn. Bovendien is het op deze manier beter mogelijk om de subsidieplafonds voor de subsidie voor veiligheidsscans en subsidie voor veiligheidsmaatregelen zo op elkaar af te stemmen dat het risico minimaal is dat ondernemers wegens overschrijding van het subsidieplafond geen subsidie kunnen krijgen voor genomen veiligheidsmaatregelen.

De tijd om maatregelen te nemen was in 2010 zes maanden na de ontvangst van de beschikking tot subsidieverlening. Dit is nu zes maanden na aanvraag van de subsidie voor de veiligheidsscan, omdat ondernemers de datum van aanvragen zelf in de hand hebben en dus ook zelf kunnen inschatten of het haalbaar is om binnen zes maanden veiligheidsmaatregelen te nemen.

Een verandering ten opzichte van 2010 is dat er nu één keer per vestiging subsidie kan worden aangevraagd in plaats van één keer per ondernemer. Hiervoor is gekozen naar aanleiding van signalen van ondernemers en beveiligingsadviseurs dat een ondernemer met meerdere vestigingen aanzienlijk hogere kosten heeft voor de beveiliging, maar qua subsidiebedrag hetzelfde krijgt als een ondernemer die maar één vestiging beveiligt. Omdat het doel is om zoveel mogelijk bedrijven beter te beveiligen, is de regeling hierop aangepast.

6. Overige wijzigingen

6.1 Forfaitair uurtarief

Het forfaitaire uurtarief is een van de drie kostengrondslagen in het Kaderbesluit EZ-subsidies voor de berekening van loonkosten en indirecte kosten. De andere twee methoden zijn de integrale kostensystematiek en de methode van werkelijke loonkosten met een opslag van 50%.

Het forfaitair uurtarief dient ter dekking van de werkelijke loonkosten plus de indirecte kosten en is bedoeld voor MKB bedrijven. Het voordeel van een forfaitair tarief voor de aanvrager is administratieve lasten verlichting. Bij gebruik van een forfaitair tarief hoeft de aanvrager alleen een eenvoudige urenregistratie bij houden voor het project, de exacte loonkosten die hier mee samenhangen zijn niet van belang. Naar verwachting dalen ook de administratieve lasten en betekent het voor de uitvoering vereenvoudiging van de controlefunctie.

In de afgelopen tijd komen de voordelen van het forfaitair uurtarief er niet uit. Het forfaitaire tarief wordt slechts sporadisch gebruikt, alleen door partijen die niet anders kunnen. Dit zijn partijen die geen loonkosten hebben en ook niet beschikken over een integraal tarief, zoals ZZP-ers (consultants), eigenaars van eenmanszaken en vennoten van VOF’s en maatschappen.

Het huidige tarief van 35 euro is niet realistisch en te laag. Deze kleine MKB-ondernemers accepteren in veel gevallen dit tarief onder protest en met onbegrip, terwijl deze groep juist uit voor innovatie belangrijke subsidieaanvragers bestaat.

Buiten MKB-ondernemers maken andere aanvragers geen spontaan gebruik van het tarief. Zelfs als de administratieve lastenverlichting voor de aanvrager wordt meegewogen is het verschil met de werkelijke kosten te groot.

Gezien de voordelen van een forfaitaire tarief is het goed te stimuleren dat een substantieel deel van de (MKB) aanvragers het forfaitair tarief daadwerkelijk gebruikt. Hiervoor is het nodig het tarief hoog genoeg is om een aanvaardbare kostendekking te geven voor (MKB) bedrijven. Daarom wordt voor de Subsidieregelingen innoveren, sterktes in de regio en sterktes in innovatie na onderzoek het forfaitaire uurtarief vastgesteld op € 60. Dit sluit aan bij de rijksbreed gehanteerde rekenmethode ‘Meten is weten II’ waaruit voor hoogwaardig betaalde medewerkers (managers, onderzoekers of andere vakexperts op academisch niveau) een gemiddeld tarief van 60 euro volgt.

6.2 Rapport van feitelijke bevindingen

In de subsidieregelingen onder het Kaderbesluit EZ-subsidies wordt het protocol voor het rapport van feitelijke bevindingen met betrekking tot de integrale kostensystematiek vervangen. In het protocol zijn een aantal redactionele wijzigingen en nadere toelichting aangebracht naar aanleiding van de ervaring met het gebruik van het rapport in de praktijk. Deze wijzigingen maken het rapport duidelijker voor de aanvrager en daarmee eenvoudiger in gebruik.

7. Administratieve lasten

7.1 USK

Met deze regeling wordt geregeld dat subsidies tot € 25.000 ambtshalve worden vastgesteld. Daardoor hoeft de aanvrager geen aanvraag tot vaststelling meer in te dienen. De daling van de administratieve lasten die hiermee gepaard gaat wordt op grond van EIM-gegevens geschat op 30% per goedgekeurde aanvraag. Voor de regelingen onder het Kaderbesluit kan dit oplopen tot € 570.000, onder de veronderstelling dit gemiddeld twee keer per subsidie-instrument voorkomt. Dit komt neer op een reductie van 0,01% op het totaal van circa € 4,8 miljard.

7.2 Prepare2start

Prepare2start is zodanig ingericht dat de consulent internationale handel de meeste administratieve lasten uit handen neemt van de ondernemer. Zo heeft de consulent de regie bij het opstellen van het internationaliseringsplan. De consulent krijgt daarvoor subsidie. De ondernemer dient een beperkt aantal gegevens aan te leveren. Hij moet aan de hand van zijn omzetgegevens aantonen dat hij aan de criteria van de regeling voldoet.

Door de aanpassing aan het USK vermindert de administratieve last voor de deelnemende bedrijven. Immers, doordat de aanvraag om subsidievaststelling vervalt, wordt slechts één formulier gebruikt voor de subsidie aan de ondernemer. In de nieuwe systematiek vervalt ook de verplichting om facturen en betaalbewijzen bij te voegen.

Lastenarme alternatieven uit de bestaande prepare2start zijn gehandhaafd. Het aanvraagformulier wordt ingevuld door de consulent. Tijdens de uitvoering van het plan is het niet nodig dat de ondernemer een projectadministratie bijhoudt. Er moet achteraf alleen een verklaring van de totaal gemaakte kosten en de verrichtte activiteiten op hoofdlijnen worden aangetoond.

In 2009 en 2010 waren de totale administratieve lasten voor prepare2Start, waaraan naar verwachting 1050 bedrijven konden deelnemen, € 542.760,–. Gegeven het beschikbare subsidiebedrag van € 15 miljoen kwam dit neer op 3,62%.

Vanaf 2011 zijn de totale administratieve lasten voor prepare2start, waaraan naar verwachting 1100 bedrijven kunnen deelnemen, in totaal € 377.160,–. Gegeven het beschikbare subsidiebedrag van € 15 miljoen komt dit neer op 2,51% relatieve lasten. Het verschil in de totale administratieve lasten voor prepare2Start in 2011 ten opzichte van 2009 en 2010 is € 165.600,–. Dit is een reductie in administratieve lasten van 1,11%.

7.3 VKB

De administratieve lasten voor VKB 2011 zijn voor individuele ondernemers verminderd ten opzichte van 2010. Een ondernemer die beide subsidies aanvraagt (scan en maatregelen) zal hier in totaal circa 1 uur en 20 minuten aan moeten besteden in plaats van 2,5 uur. Een groot deel van het tijdsbeslag in 2010 werd gevormd door de kennisoverdracht tijdens het gesprek met de adviseur voor de beveiligingsscan. Dat gesprek is echter onderdeel van de gekochte dienst waarvoor subsidie wordt verleend. Het is ook in het eigen belang van de ondernemer, omdat de ondernemer hiermee kennis over de risico’s en de effectiviteit van beveiligingsmaatregelen krijgt. Uit de ervaringen in 2009 en 2010 blijkt bovendien dat de ondernemer dit gesprek als nuttig ervaart en zeker niet als last. Daarom is dit onderdeel in de berekening van de administratieve lasten voor 2011 niet meegenomen. Daarnaast is de aanvraag voor beide subsidies zo lastenarm mogelijk gemaakt.

In 2010 waren de administratieve lasten voor VKB, waaraan naar verwachting 10.000 bedrijven konden deelnemen, in totaal € 1.172.400,–. Gegeven het beschikbare subsidiebedrag van € 10 miljoen kwam dit neer op 11,7%.

Vanaf 2011 zijn de administratieve lasten van VKB, waaraan 10.000 ondernemers kunnen deelnemen, in totaal € 534.000,–. Gegeven het beschikbare subsidiebedrag van € 10 miljoen komt dit neer op 5,34%.

7.4 BES

De toepasselijkheid van enkele subsidie-instrumenten (zie paragraaf 3) voor ondernemers die gevestigd zijn in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba brengt geen verandering in de administratieve lasten. De ondernemers kunnen op dezelfde wijze subsidie aanvragen, de subsidie wordt onder dezelfde voorwaarden verstrekt en dezelfde subsidieplafonds gelden.

7.5 Forfaitair uurtarief

Voor aanvrager en uitvoering is het forfaitair uurtarief een simpele rekenmethode, immers het aantal projecturen is het enige dat moet worden begroot en bijgehouden. Bij vaststelling is hier ook winst te halen op de accountantskosten. Voor de regelingen als geheel blijft de besparing op AL beperkt tot 1 à 3%, omdat naar verwachting niet meer dan een kwart daadwerkelijk van deze methode gebruik zal gaan maken. Voor de aanvragers die het betreft gaat het echter om een aanzienlijke verlichting van circa 10%, en met name ook in de perceptie van de administratieve lasten. In de uitvoering resulteert het gebruik van het forfaitaire uurtarief erin dat er minder vragen over de loonkosten nodig zijn en wordt de doorlooptijd korter, al is de totale winst moeilijk in te schatten.

7.6 Rapport van feitelijke bevindingen

De wijzigingen in het protocol voor het rapport van feitelijke bevindingen veroorzaken geen verandering in de administratieve lasten.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven