Besluit van het bestuur van de huurcommissie, onderscheidenlijk de voorzitter van de huurcommissie, van 27 september 2010, nr. DHC2010024996, houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging voor de uitvoering van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Besluit mandaat, volmacht en machtiging uitvoering Uhw)

Het bestuur,

Onderscheidenlijk de voorzitter van de huurcommissie,

Gelet op de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte;

Gelet op afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op het Organisatiebesluit dienst van de huurcommissie;

Gelet op de instemming van de directeur van het Centraal Justitieel Incasso Bureau met artikel 4 van dit besluit, conform artikel 10:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluiten:

Artikel 1: Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet:

de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte;

b. huurcommissie:

de huurcommissie, bedoeld in artikel 3a, van de wet;

c. bestuur:

het bestuur van de huurcommissie, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de wet;

d. voorzitter:

de voorzitter van de huurcommissie, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de wet;

e. plaatsvervangend voorzitter:

de plaatsvervangend voorzitter van de huurcommissie, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de wet;

f. zittingsvoorzitter:

een zittingsvoorzitter van de huurcommissie, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de wet;

g. administratieve ondersteuning:

de administratieve ondersteuning van de huurcommissie, bedoeld in de artikelen 3c en 3h, van de wet;

h. functionaris:

een medewerker van de administratieve ondersteuning;

i. afdelingshoofd geschilbeslechting:

het afdelingshoofd van de afdeling geschilbeslechting, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Organisatiebesluit dienst van de huurcommissie;

j. hoofd bestuursbureau:

het hoofd van het bestuursbureau tevens bestuurssecretaris, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Organisatiebesluit dienst van de huurcommissie;

k. clusterhoofd frontoffice:

het clusterhoofd van het cluster frontoffice van de afdeling geschilbeslechting, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Organisatiebesluit dienst van de huurcommissie;

l. teamleider frontoffice:

een teamleider van het cluster frontoffice van de afdeling geschilbeslechting, bedoeld in artikel 3, derde lid, van het Organisatiebesluit dienst van de huurcommissie;

m. clusterhoofd zaakbehandeling:

het clusterhoofd van het cluster zaakbehandeling van de afdeling geschilbeslechting, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Organisatiebesluit dienst van de huurcommissie;

n. teamleider zaakbehandeling:

een teamleider van het cluster zaakbehandeling van de afdeling geschilbeslechting, bedoeld in artikel 3, derde lid, van het Organisatiebesluit dienst van de huurcommissie;

o. zittingsfunctionaris:

een zittingssecretaris alsmede een senior adviseur zittingen van het cluster zaakbehandeling van de afdeling geschilbeslechting, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder e en f, van het Organisatiebesluit dienst van de huurcommissie;

p. casemanager:

een casemanager van het cluster zaakbehandeling van de afdeling geschilbeslechting, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, van het Organisatiebesluit dienst van de huurcommissie;

q. functionaris frontoffice:

een medewerker frontoffice, een seniormedewerker frontoffice van het cluster frontoffice alsmede een medewerker publieksinformatie van het cluster frontoffice van de afdeling geschilbeslechting, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Organisatiebesluit dienst van de huurcommissie, en

r. directeur CJIB:

de hoofddirecteur van het Centraal Justitieel Incasso Bureau, bedoeld in de Nota Hoofdstructuur CJIB.

Artikel 2: Mandaat betreffende bevoegdheid van de voorzitter

Aan de zittingsvoorzitters wordt mandaat verleend voor het besluiten tot het voegen van zaken, bedoeld in artikel 29 van de wet.

Artikel 3: Mandaat betreffende bevoegdheden van het bestuur

  • 1. Aan het afdelingshoofd geschilbeslechting wordt mandaat verleend voor het voeren van een openbaar register, bedoeld in artikel 3i, van de wet.

  • 2. Aan het hoofd bestuursbureau wordt mandaat verleend voor het beslissen ten aanzien van verzoeken, bedoeld in de Wet openbaarheid bestuur.

  • 3. Aan de casemanagers wordt mandaat verleend voor

    • a. het vaststellen van de dag en het uur van de zitting, bedoeld in artikel 28, vierde lid, van de wet, en

    • b. het besluiten tot het instellen van een voorbereidend onderzoek, bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de wet.

  • 4. Aan het afdelingshoofd geschilbeslechting, de casemanagers en de functionarissen frontoffice wordt mandaat verleend voor het kennis geven aan partijen van het overschrijden van de in artikel 37, eerste lid, van de wet genoemde termijnen, een en ander conform de vereisten bedoeld in voornoemd artikel.

  • 5. Aan het afdelingshoofd geschilbeslechting, de casemanagers en de functionarissen frontoffice wordt mandaat verleend voor

    • a. het verzenden van een afschrift van een voorzittersuitspraak, bedoeld in artikel 20, vijfde lid, van de wet;

    • b. het in kennis stellen van partijen, bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet;

    • c. het kennisgeven aan partijen, bedoeld in artikel 28, zesde lid, van de wet, en

    • d. het verzenden van een afschrift van een uitspraak aan partijen, aan de inspecteur, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet en aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de woonruimte is gelegen, een en ander als bedoeld in artikel 37, derde en vijfde lid, van de wet.

  • 6. Aan de casemanagers, de zittingsfunctionarissen en de functionarissen frontoffice wordt mandaat verleend voor het ter inzage leggen van stukken, bedoeld in artikel 28, vijfde lid, van de wet.

  • 7. Aan alle functionarissen wordt mandaat verleend voor het verwerken van persoonsgegevens, conform de Wet bescherming persoonsgegevens, voor zover dit is vereist voor de uitoefening van hun taken en bevoegdheden en met in achtneming van de Regeling Wet bescherming persoonsgegevens Ministerie VROM.

Artikel 4: Mandaat betreffende bevoegdheden van het bestuur aan de directeur CJIB

  • 1. Aan de directeur CJIB wordt mandaat verleend voor het oproepen tot betaling, bedoeld in artikel 7, zevende lid, van de wet.

  • 2. De directeur CJIB kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid in ondermandaat verlenen aan onder hem ressorterende medewerkers van het Centraal Justitieel Incasso Bureau. Hij doet van de verlening van ondermandaat schriftelijk mededeling aan het bestuur.

Artikel 5: Omvang van het mandaat

  • 1. De uitoefening van mandaat, bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 geschiedt binnen de grenzen van de vastgestelde taken, de functieomschrijving en het ter zake geldende recht alsmede de voor de huurcommissie en de administratieve ondersteuning geldende beleidsregels en uitvoeringsregels.

  • 2. De bevoegdheden, in mandaat verleend in de artikelen 2, 3 en 4 omvatten niet de bevoegdheid tot het besluiten tot toekenning dan wel afwijzing van een dwangsom in geval van niet tijdig beslissen, bedoeld in artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. De bevoegdheden, overeenkomstig dit besluit in mandaat verleend, behelzen niet het beslissen op bezwaar.

Artikel 6: Volmacht en machtiging

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met mandaat gelijkgesteld, de verlening van volmacht tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en de machtiging handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 7: Informatieplicht

Elke functionaris aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat is verleend, heeft een informatieplicht en signaleringsplicht jegens degene die het mandaat heeft verleend.

Artikel 8: Overige bepalingen

  • 1. Indien een besluit wordt genomen op grond van een bij artikel 2 gemandateerde bevoegdheid, dan luidt de ondertekening:

    De Voorzitter van de Huurcommissie,

    namens deze:

    gevolgd door functieaanduiding, handtekening en naam van de functionaris

  • 2. Indien een besluit wordt genomen op grond van een bij artikel 3 of bij of krachtens artikel 4 gemandateerde bevoegdheid, luidt de ondertekening:

    Het Bestuur van de Huurcommissie,

    namens deze:

    gevolgd door functieaanduiding, handtekening en naam van de functionaris.

Artikel 9: Slotbepalingen

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging uitvoering Uhw.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 27 september 2010

Het bestuur van de huurcommissie, onderscheidenlijk de voorzitter:

voorzitter van de huurcommissie,

A.A. van Heur,

plaatsvervangend voorzitter van de huurcommissie,

T. Knoester.

TOELICHTING

Algemeen

Op grond van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (hierna: Uhw), is de Huurcommissie een zelfstandig bestuursorgaan dat deel uitmaakt van de rechtspersoon Staat. De Huurcommissie heeft de wettelijke taak op een laagdrempelige en toegankelijke wijze huurgeschillen te beslechten. Bij deze taak horen dan ook de bevoegdheden van de Huurcommissie.

De wetgever heeft binnen de Huurcommissie aan het bestuur, bestaande uit de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter en aan de voorzitter afzonderlijk, taken en bevoegdheden toegekend. Het bestuur heeft namelijk de integrale eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit en kwantiteit van de huurprijsgeschillenbeslechting en de bijbehorende middelen. Het bestuur geeft zowel leiding aan de Huurcommissie als aan de administratieve ondersteuning. De voorzitter heeft daarnaast een bijzondere positie als inhoudelijk deskundige op het terrein van de wettelijke taak (de voorzitter kan bijvoorbeeld, overeenkomstig artikel 22 Uhw, ook optreden als zittingsvoorzitter).1

De Huurcommissie en in het bijzonder het bestuur en de voorzitter, heeft in de praktijk behoefte aan administratieve ondersteuning. De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie voorziet, overeenkomstig artikel 3h van de Uhw, in de administratieve ondersteuning, met inbegrip van personeel, informatietechnologie, organisatie, financiën, administratie en huisvesting van de Huurcommissie. Deze administratieve ondersteuning vormt een onderdeel van het Ministerie van VROM. In het kader van die ondersteuning behoeven sommige functionarissen van de administratieve ondersteuning mandaat om in naam van de Huurcommissie publiekrechtelijke rechtshandelingen te verrichten (het nemen van besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)). In andere gevallen is juist volmacht nodig voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen namens de Staat of machtiging voor het verrichten van handelingen die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Conform de artikelen 10:6 en 10:7 Awb kan de mandaatgever aan de gemandateerde algemene of specifieke instructies geven en kan hij de bevoegdheid ook zelf uitoefenen. In dit besluit is mandaat verleend aan alle functionarissen van de administratieve ondersteuning die daadwerkelijk gebruik zullen maken van hun bevoegdheden. Het is niet noodzakelijk ook alle leidinggevenden de bevoegdheden in mandaat te verlenen opdat zij over een instructiebevoegdheid als bedoeld in artikel 10:6 Awb beschikken. De leidinggevenden beschikken reeds uit hoofde van hun positie ten opzichte van de betreffende functionarissen, uit hoofde van ambtelijke hiërarchie, over de mogelijkheid om de functionarissen instructies te geven met betrekking tot de uitoefening van hun werkzaamheden.

Bij de Huurcommissie wordt het werkproces steeds meer gedigitaliseerd. Bij veel van de brieven en overige bescheiden die worden verstuurd, die de uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden betreffen, wordt een elektronische handtekening geplaatst door een functionaris. In dit besluit worden bevoegdheden verleend aan die functionarissen die zelfstandig deze geautomatiseerde afhandeling voor hun rekening nemen, waaronder het plaatsen van een elektronische handtekening.

Artikelsgewijs

Artikel 3: Mandaat betreffende bevoegdheden van het bestuur

In dit artikel verleent het bestuur mandaat voor een aantal van zijn bevoegdheden. Het betreft mandaat aan achtereenvolgens het afdelingshoofd geschilbeslechting, aan het hoofd bestuursbureau en aan de casemanagers. Bovendien wordt mandaat verleend aan de functionarissen frontoffice (medewerkers frontoffice, senior medewerkers frontoffice en medewerkers publieksinformatie), alsmede aan de zittingsfunctionarissen (zittingssecretarissen en senior zittingsadviseurs).

In artikel 3, tweede lid, wordt aan het hoofd bestuursbureau mandaat verleend voor het beslissen op verzoeken, bedoeld in de Wet openbaarheid bestuur (Wob). Op Wob-verzoeken wordt in beginsel beslist door het bestuur zelf. Echter, indien het bestuur hierbij ondersteuning nodig mocht hebben, bijvoorbeeld gelet op de hoeveelheid Wob-verzoeken dan wel daartoe niet in de gelegenheid is, is ook het hoofd bestuursbureau bevoegd tot het besluiten op Wob-verzoeken.

De mandaatverlening op grond van het zevende lid ziet op het verwerken van persoonsgegevens. Deze bevoegdheid wordt aan alle functionarissen verleend, omdat, gezien de aard van de werkzaamheden van de Huurcommissie, alle functionarissen bij hun taakuitoefening in meerdere of mindere mate persoonsgegevens zullen verwerken. Op de verwerking van persoonsgegevens is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing. De Wbp geeft een raamwerk voor de verwerking van persoonsgegevens. Onder persoonsgegevens verstaat de Wbp in artikel 1, onder a: ‘elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.’ Het is van groot belang zorgvuldig met persoonsgegevens om te gaan. Het Ministerie van VROM heeft hiertoe een regeling opgesteld. De Huurcommissie past deze regeling toe.

Artikel 4: Mandaat betreffende bevoegdheden van het bestuur aan de directeur CJIB

In dit artikel mandateert het bestuur de bevoegdheid op te roepen tot betaling aan de directeur van het CJIB voor het invorderen van de aan de Staat verschuldigde betaling.

Deze mandaatverlening is mandaat aan niet ondergeschikten. Artikel 10:4 van de Awb bepaalt dat ‘indien de gemandateerde niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de mandaatgever, de mandaatverlening de instemming van de gemandateerde behoeft en in het voorkomende geval van degene onder wiens verantwoordelijkheid hij werkt.’ De directeur CJIB is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de Huurcommissie, om die reden is zijn instemming benodigd en is in de aanhef ook verwezen naar de instemming van de directeur CJIB met deze mandaatverlening.

Artikel 5: Omvang van het mandaat

Dit artikel begrenst de uitoefening van de in de eerdere artikelen in mandaat verleende bevoegdheden en benoemt de kaders waarbinnen de uitoefening van de bevoegdheden plaats dient te vinden. Dit zijn kaders die rijksbreed gelden, door de Huurcommissie zelf of door de Minister van VROM worden vastgesteld.

Het tweede lid betreft een inperking van de bevoegdheden die in de artikelen 2, 3, 4 en 5 in mandaat zijn verleend. Deze inperking betreft de toekenning dan wel afwijzing van een dwangsom (artikel 4:17 van de Awb) in geval van niet tijdig beslissen door het bestuursorgaan. Het betreft hier een te laat genomen beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid, van de Awb. Het bestuur neemt deze besluiten zelf.

Het derde lid behelst een beperking van het mandaat ten aanzien van het beslissen op bezwaar.

Artikel 6: Volmacht en machtiging

Naast mandaat bestaan ook nog twee andere vertegenwoordigingsfiguren (zie artikel 10:12 Awb): de volmacht voor privaatrechtelijke rechtshandelingen en de machtiging voor feitelijke handelingen. Overal waar in dit mandaatbesluit ‘mandaat’ wordt genoemd, kan ook ‘volmacht’ of ‘machtiging’ worden gelezen.

Volmacht wordt verleend om namens de rechtspersoon Staat een privaatrechtelijke rechtshandeling te mogen verrichten.

Machtiging wordt verleend om namens het zelfstandig bestuursorgaan Huurcommissie of de rechtspersoon Staat feitelijke handelingen te kunnen verrichten. Deze handelingen kunnen dus publiekrechtelijk en privaatrechtelijk van aard zijn.

Artikel 7: Informatieplicht

Bij de uitoefening van de bij dit mandaatbesluit in mandaat verleende bevoegdheden kan zich een situatie voordoen die ertoe noodzaakt degene die het mandaat heeft verleend, van die situatie op de hoogte te stellen. In ieder geval valt bij dergelijke gebeurtenissen te denken aan gebeurtenissen die voor de voorzitter dan wel het bestuur van de Huurcommissie van belang zijn op grond van de ‘eindverantwoordelijkheid van het bestuur voor de kwaliteit en kwantiteit van de geschillenbeslechting en de bijbehorende middelen.’2 In dit artikel wordt aan de gemandateerde overgelaten welke situaties of gebeurtenissen dusdanig van belang zijn voor de mandaatgever dat hij daarover dient te worden geïnformeerd.

Het bestuur van de huurcommissie, onderscheidenlijk de voorzitter:

voorzitter van de huurcommissie,

A.A. van Heur,

plaatsvervangend voorzitter van de huurcommissie,

T. Knoester.


XNoot
1

Zie voor een uitgebreide toelichting op de taken van de Huurcommissie, het bestuur en de voorzitter paragraaf 3.2. van het Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2008/09, 31 903, nr. 3.

XNoot
2

Memorie van Toelichting, Kamerstukken II, 2008/09, 31 903, nr. 3, p. 8.

Naar boven