Rectificatie mededeling aanwijzingsbesluiten Rotterdam The Hague Airport

In de Staatscourant van 18 oktober 2010, nr. 16205, is de mededeling aanwijzingsbesluiten Rotterdam The Hague Airport gepubliceerd. In deze publicatie is abusievelijk het besluit niet opgenomen. Hieronder volgt alsnog het besluit.

Wijzigingsbesluit van de Aanwijzing luchtvaartterrein Rotterdam the Hague Airport

Aanwijzing Luchtvaartwet

22 september 2010

Nr. VenW/BSK-2010/132401

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelezen de verzoeken van Rotterdam the Hague Airport B.V. bij brieven van 30 september 2005, van 11 mei 2006, van 22 september 2006, van 25 juli 2008 en van 25 november 2008;

Gelet op de artikelen III, IX, eerste en tweede lid, en XVIA wet Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens juncto de artikelen 24, 25a en 27 van de Luchtvaartwet;

Gezien de uitkomst van het overeenkomstig artikel 19, eerste lid, van de Luchtvaartwet gehouden bestuurlijk overleg van 2007, 2008 en 2009;

Gezien het advies van de Rijksplanologische Commissie en de Rijksmilieuhygiënische Commissie van 24 april 2007 (brief met kenmerk DGM/DBM 2007046763, d.d. 27 april 2007);

Gezien het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage van 24 november 2009;

Gezien de adviezen van de Commissie als bedoeld in artikel 21 van de Luchtvaartwet van 14 januari 2010;

Besluit:

Artikel I

Het Aanwijzingsbesluit luchtvaartterrein Rotterdam van 17 oktober 2001 (Stcrt. 2001, 209, laatstelijk gewijzigd 14 juli 2004, Stcrt. 2004, 149) wordt als volgt gewijzigd:

A

In Artikel 6 wordt, onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid, een nieuw tweede lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De exploitant dient binnen de in artikel 5, onder a, bedoelde geluidszone een geluidsruimte te reserveren waarbinnen een jaarlijks door de Minister van Verkeer en Waterstaat vast te stellen aantal regerings- en militaire vluchten kan worden afgewikkeld.

B

Aan artikel 9, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, het volgende onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. regeringsvluchten ten behoeve van personenvervoer.

C

Bijlage D wordt vervangen door een nieuwe Bijlage D die als bijlage bij dit besluit is gevoegd.

D

Bijlage E wordt vervangen door een nieuwe Bijlage E die als bijlage bij dit besluit is gevoegd.

Artikel II

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de toelichting en bijlagen.

Het besluit, de toelichting en de bijlagen liggen ter inzage bij de Hoofddirectie Juridische Zaken van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

Beroepsclausule

Binnen zes weken na de dag waarop dit besluit ter inzage is gelegd, kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.

Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

  • a. de naam en het adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroepschrift zich richt;

  • d. een opgave van redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen;

  • e. zo mogelijk een afschrift van het besluit waartegen het beroep zich richt.

Voor de behandeling van een beroepschrift wordt een bedrag aan griffierecht geheven.

Op dit besluit is de Crisis- en herstelwet van toepassing.

Dit betekent dat de belanghebbende in het beroepschrift moet aangeven welke beroepsgronden hij aanvoert tegen het besluit. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd.

Aanwijzing Wet ruimtelijke ordening

Aanwijzing ex artikel 26 Luchtvaartwet juncto artikel 4.4, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening inzake aanpassing van de geluidszone voor groot luchtverkeer, alsmede in verband met het vastleggen van de mogelijkheid van regeringsvluchten in de nacht rond het luchtvaartterrein Rotterdam The Hague Airport behorende bij het aanwijzingsbesluit voor Rotterdam The Hague Airport ex artikel 27 juncto artikel 24 van de Luchtvaartwet

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel XVIa, eerste lid, van de Wet van 18 december 2008 (Stb. 561), in samenhang met de Wet van 7 juli 1994, Stb. 601, houdende wijziging van de Luchtvaartwet en op artikel 26, eerste lid, van de Luchtvaartwet juncto artikel 4.4, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening;

Gelet op het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart (Stb. 1996, no. 668) en het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart (Stb. 1996, no. 666);

Gezien de adviezen van 14 januari 2010 van de commissie, als bedoeld in artikel 21 van de Luchtvaartwet.

Besluit aan de raad van de gemeenten Lansingerland, Rotterdam en Schiedam de volgende aanwijzingen te geven:

Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

de Minister:

de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

de Wet:

de Wet ruimtelijke ordening;

Lvw:

de Luchtvaartwet;

BGGL:

het besluit geluidsbelasting grote luchtvaart;

BGKL:

het besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart;

besluit:

het aanwijzingsbesluit krachtens de Wet ruimtelijke ordening artikel 4.4 getiteld ‘Geluidszones rond het luchtvaartterrein Rotterdam’;

aanwijzing:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels;

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik, de bestemming(en) en/of het bebouwen van deze gronden.

Aanwijzingen met betrekking tot bestemmingsplannen

Artikel 2

  • 1. Overeenkomstig artikel 4.4, eerste lid, onder a van de Wet stelt de gemeenteraad binnen een jaar na dagtekening van dit besluit bestemmingsplannen vast voor de gronden, gelegen binnen de wijziging van de Luchtvaartwetaanwijzing ‘Aanwijzing luchthaven Rotterdam Airport’ zoals opgenomen in bijlage E behorende bij het besluit als bedoeld in artikel 27 juncto artikel 24 van de Luchtvaartwet.

  • 2. Het gebied, waarop de wijzing betrekking heeft, wordt begrensd door de locatie van de berekende 35 Ke geluidscontour met uitsluiting van het luchtvaartterrein Rotterdam. Bij de vaststelling van de bestemmingsplannen wordt in de bestemmingsregeling de inhoud van dit besluit in acht genomen. Daartoe zijn in dit besluit, overeenkomstig de in bijlage E van de wijziging van het aanwijzingsbesluit ‘Aanwijzing luchthaven Rotterdam Airport’ opgenomen kaart met de daarop aangegeven geluidsbelastinglijnen (contouren), de volgende geluidszones in dit besluit als aanduiding opgenomen:

    • geluidszone waarbinnen de geluidsbelasting vanwege het vliegverkeer 35 Ke of meer mag bedragen;

    • geluidszone waarbinnen de geluidsbelasting vanwege het vliegverkeer 40 Ke of meer mag bedragen;

    • geluidszone waarbinnen de geluidsbelasting vanwege het vliegverkeer 45 Ke of meer mag bedragen;

    • geluidszone waarbinnen de geluidsbelasting vanwege het vliegverkeer 50 Ke of meer mag bedragen;

    • geluidszone waarbinnen de geluidsbelasting vanwege het vliegverkeer 55 Ke of meer mag bedragen.

    De in bijlage E van de wijziging van het aanwijzingsbesluit ‘Aanwijzing luchthaven Rotterdam The Hague Airport’ genoemde geluidszones 55 Ke en 65 Ke liggen binnen de grenzen van het aangewezen luchtvaartterrein en vergen als gevolg van die specifieke situatie geen overname in omliggende bestemmingsplannen.

Artikel 3

Ten aanzien van gronden gelegen binnen de ‘35 Ke-contour’, zoals is opgenomen in bijlage E, is het BGGL van toepassing en gelden:

  • a. ten aanzien van nieuwbouw de artikelen 4 en 5 BGGL;

  • b. ten aanzien van nieuwbouw ter vervanging van bestaande geluidsgevoelige bebouwing artikel 6 BGGL;

  • c. ten aanzien van bestaande bouw de artikelen 7 tot en met 13 BGGL.

Artikel 4

  • 1. Bestemmingsregelingen die woningen toelaten met een hogere geluidsbelasting dan 40 of 55 Ke (respectievelijk toekomstige of bestaande geluidsbelastingsituaties) kunnen worden gehandhaafd, indien ten tijde van het vaststellings- of herzieningsbesluit voldaan wordt aan een van de in de artikel 8, 9 of 11 van het BGGL genoemde voorwaarden voor het van rechtswege gelden van een hogere waarde.

  • 2. Bestaande bestemmingsregelingen die woningen toelaten, worden, indien ten aanzien van deze woningen van rechtswege géén hogere waarde geldt, zodanig opnieuw vastgesteld dat deze niet meer zijn toegelaten en waar mogelijk worden zodanige bestemmingsregelingen opgenomen dat de bestaande gebouwen geheel of grotendeels kunnen worden gehandhaafd.

Artikel 5

  • 1. Beëindiging van het gebruik of de bewoning van gebouwen als bedoeld in artikel 8, 9 en 11 BGGL kan niet worden gevergd van degene die gebruiker of bewoner is op dat tijdstip van vaststelling van de geluidszone.

  • 2. Een besluit tot onteigening van gebouwen ten aanzien waarvan de in het eerste lid bedoelde bepaling van toe-passing is, wordt niet genomen dan nadat de bewoning of het gebruik is gestaakt door degenen die op het in dat artikelonderdeel bedoelde tijdstip bewoner of gebruiker zijn.

Artikel 6

De kosten die gemoeid zijn met het tot stand brengen van een bestemmingsplan (-herziening) als bedoeld in artikel 2 komen ten laste van de gemeente.

Artikel 7

  • 1. Indien de uitvoering van dit besluit leidt tot hogere kosten als bedoeld in artikel 6.8 van de Wet vergoeden de Minister en de Minister van Verkeer en Waterstaat deze kosten.

  • 2. Tot hogere kosten, bedoeld in het eerste lid, worden de kosten van de vergoedingen bedoeld in artikel 6.1 van de Wet begrepen voor zover de Minister van Verkeer en Waterstaat door de adviseur bedoeld in artikel 6.1.3.2 van het Besluit ruimtelijke ordening, onder verslaglegging, is gehoord en de Minister van Verkeer en Waterstaat bij de opstelling van het advies over de op aanvraag te nemen beslissing is betrokken.

Artikel 8

Een exemplaar van dit besluit wordt gezonden aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de leden van de commissie bedoeld in artikel 21 van de Lvw.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.C. Huizinga-Heringa.

Naar boven