TOELICHTING
Algemeen
§ 1 Doel en inhoud van de regeling
Onderhavige regeling strekt tot implementatie van de richtlijnen nrs. 2009/145/EG en 2010/46/EU in de Regeling verhandeling
teeltmateriaal en de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen.
In het kader van biodiversiteit en instandhouding van plantaardige genetische hulpbronnen heeft de Europese Commissie richtlijn
2009/145/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 26 november 2009 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen
voor de toelating van landrassen en rassen van groenten die van oudsher op bepaalde plaatsen en in bepaalde gebieden worden
gekweekt en die door genetische erosie worden bedreigd, en van groenterassen die geen intrinsieke waarde hebben voor de commerciële
productie van gewassen maar die ontwikkeld zijn voor teelt onder bijzondere omstandigheden, en voor het in de handel brengen
van zaaizaad van die landrassen en rassen (PbEU L 312)(hierna: richtlijn (EG) 2009/145) vastgesteld.
Richtlijn (EG) 2009/145 biedt aan lidstaten de mogelijkheid tot het hanteren van een aangepast toelatings- en verhandelingskader
voor instandhoudingsrassen en voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen.
Het deel van richtlijn (EG) 2009/145 dat gaat over de toelating van rassen wordt geïmplementeerd in de Regeling werkzaamheden
Raad voor plantenrassen. Hierin wordt bepaald wanneer een ras wel en niet kan worden toegelaten als instandhoudingsras of
voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras. Om groenterassen te kunnen verhandelen moeten deze normaliter zijn
toegelaten overeenkomstig richtlijn nr. 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad
(hierna: richtlijn (EG) 2002/55). De rassen waarop richtlijn (EG) 2009/145 ziet, voldoen vaak niet aan deze eisen en kunnen
daarom niet worden toegelaten op grond van richtlijn (EG) 2002/55. Om die rassen toch te kunnen behouden, wordt gebruik gemaakt
van de mogelijkheid die richtlijn (EG) 2009/145 biedt om een aangepast toelatingskader te hanteren. Dit houdt onder meer in
dat de Raad voor plantenrassen de onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van een ras kan beoordelen op basis van
beschikbare informatie, zonder dat een technisch onderzoek is vereist.
Het deel van Richtlijn (EG) 2009/145 dat gaat over de productie en verhandeling van zaad van rassen die zijn toegelaten als
instandhoudingsras of voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras, wordt geïmplementeerd in de Regeling verhandeling
teeltmateriaal. Het aangepaste verhandelingskader voor zaad op grond van richtlijn (EG) 2009/145 stelt niet alleen eisen aan
de kwaliteit van het zaad, maar stelt ook kwantitatieve beperkingen.
Naast de voorschriften ter implementatie van richtlijn (EG) 2009/145 wordt een artikel opgenomen dat strekt ter implementatie
van richtlijn 2010/46/EU van de Commissie van 2 juli 2010 tot wijziging van de richtlijnen 2003/90/EG en 2003/91/EG houdende
bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van respectievelijk richtlijn 2002/53/EG en richtlijn 2002/55/EG van de Raad, wat
betreft de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouwgewassen en groentegewassen zich ten minste moet
uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek (PbEU L 169) (hierna: richtlijn (EU) 2010/46). De richtlijn wijzigt een
aantal bijlagen bij richtlijn (EG) 2003/90 en richtlijn (EG) 2003/91. In de artikelen 10 en 11 van de Regeling werkzaamheden
Raad voor plantenrassen zijn dynamische verwijzingen opgenomen naar die bijlagen. Hierdoor werkt een wijziging van de bijlagen
vanzelf door in de nationale regeling. In de onderhavige regeling wordt het overgangsrecht geregeld. Dit houdt in dat onderzoeken
die reeds zijn begonnen voordat de bijlage werd gewijzigd, worden uitgevoerd overeenkomstig de oude bijlage.
§ 2 Administratieve lasten
Richtlijn (EG) 2009/145 biedt een aangepast toelatings- en verhandelingskader voor de toelating van instandhoudingsrassen
en voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen van groentegewassen. Daardoor kunnen deze rassen worden toegelaten,
terwijl zij onder het reguliere regime niet voor toelating in aanmerking zouden komen. Het betreft naar verwachting gemiddeld
10 rassen per jaar. De toelatingsaanvraag bij de Raad voor plantenrassen voor een instandhoudingsras of een voor teelt onder
bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras zal een aanvrager naar verwachting gemiddeld ongeveer 3 uur kosten. Daarnaast brengt
richtlijn (EG) 2009/145 een aantal meldingsplichten met zich. Voor instandhoudingsrassen geldt ten gevolge van artikel 16
van de richtlijn een meldingsplicht betreffende het teeltgebied en ten gevolge van artikel 33 van de richtlijn een meldingsplicht
betreffende de hoeveelheid in de handel gebracht zaad. Ten aanzien van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde
rassen geldt alleen de meldingsplicht van artikel 33 van de richtlijn betreffende de hoeveelheid in de handel gebracht zaad.
De administratieve lasten die gemoeid zijn met deze meldingsplichten zullen zeer beperkt zijn omdat deze gegevens kunnen worden
meegenomen bij de reguliere jaarlijkse gegevensverstrekking en omdat bedrijven deze informatie in de praktijk al bijhouden
in hun administratie. Uitgaande van een administratieve lastendruk van 3 uur per aanvraag zullen de totale administratieve
lasten die deze regeling met zich brengt bij 10 aanvragers per jaar neerkomen op een bedrag van € 1097,10 per jaar. Daartegenover
staat het voordeel dat nu rassen kunnen worden toegelaten die daarvoor anders niet in aanmerking zouden komen. Bovendien geldt
een aanzienlijke kostenbesparing voor aanvragers ten opzichte van de reguliere aanvraag. Voor de toelating van instandhoudingsrassen
en voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen is een technisch onderzoek namelijk niet vereist. Daardoor
zijn de kosten die gepaard gaan met de beoordeling van een aanvraag tot toelating van deze rassen lager dan de kosten voor
een reguliere toelating.
§ 3 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 31 december 2010. Daarmee wordt afgeweken van de LNV-uitgangspunten van vaste
verandermomenten voor regelgeving, die inhouden dat nieuwe regels slechts op 1 januari of 1 juli ingaan. Het kabinetsstandpunt
inzake vaste verandermomenten (kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309) noemt een viertal uitzonderingen op grond waarvan kan worden afgeweken van de vaste verandermomenten. Eén van deze uitzonderingen
betreft implementatietermijnen voor Europese regelgeving. In verband met de implementatietermijn van richtlijn (EG) 2009/145
wijkt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige regeling af van de vaste verandermomenten. Aan het uitgangspunt dat
een regeling twee maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding wordt gepubliceerd, wordt wel voldaan.
§ 4 Transponeringstabel
Richtlijn | Regeling verhandeling teeltmateriaal (Rvt) of Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen (RwRvp) | Omschrijving beleidsruimte | Toelichting op keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte |
---|
2009/145/EG | | | |
Artikel 1, eerste lid | Artikel 1 Rvt Artikel 1 RwRvp | Geen | |
Artikel 1, tweede lid | Behoeft naar zijn aard geen implementatie | Geen | |
Artikel 2, onderdelen a en b | Behoeft geen implementatie, term wordt niet overgenomen in nationale regelgeving | Geen | |
Artikel 2, onderdeel c | Artikel 1 Rvt Artikel 1 RwRvp | Geen | |
Artikel 3 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie | Lidstaten hebben de keuze om een instandhoudingsrassen toe te laten op grond van de richtlijn | Zie toelichting op §1 |
Artikel 4 | Artikel 12a RwRvp | Lidstaten kunnen hun eigen bepalingen vaststellen m.b.t. onderscheidbaarheid, en homogeniteit | Zie toelichting op artikel II, onderdeel B |
Artikel 5 | Artikel 12a, eerste lid, RwRvp | Geen | |
Artikel 6 | Artikel 12b RwRvp | Geen | |
Atrikel 7 | Artikel 12e RwRvp
| Lidstaten kunnen afwijkingen van verordening (EG) 637/2009 toestaan | Zie toelichting op artikel II, onderdeel E |
Artikel 8 | Artikel 12a, vijfde lid, RwRvp | Lidstaten bepalen het gebied van oorsprong | Zie toelichting op artikel II, onderdeel B |
Artikel 9 | Artikel 12a, eerste lid, onderdeel c RwRvp | Geen | |
Artikel 10 | Artikel 96a, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Rvt | Lidstaten kunnen de mogelijkheid bieden om zaad goed te keuren als gecertificeerd zaad van een instandhoudingsras op grond
van de richtlijn
| Zie toelichting op §1 |
Artikel 11 | Artikel 96a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Rvt | Lidstaten kunnen de mogelijkheid bieden om zaad te controleren als standaardzaad van een instandhoudingsras | Zie toelichting op §1 |
Artikel 12 | Artikel 96c Rvt | Geen | |
Artikel 13 | Artikel 96b Rvt | Geen | |
Artikel 14 | Artikel 96a Rvt | Geen | |
Artikel 15 | Artikel 96d Rvt | Geen | |
Artikel 16 | Artikel 96e Rvt
| Geen | |
Artikel 17 | Artikel 96g Rvt | Geen | |
Artikel 18 | Artikel 96g Rvt | Geen | |
Artikel 19 | Artikel 24a Rvt | Geen | |
Artikel 20 | Artikel 24a Rvt | Geen | |
Artikel 21 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie | Lidstaten hebben de keuze om een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras toe te laten op grond van de richtlijn | Zie toelichting op §1 |
Artikel 22 | Artikel 12c RwRvp | | Zie toelichting op artikel II, onderdeel D |
Artikel 23 | Artikel 12c, eerste lid, RwRvp | Geen | |
Artikel 24 | Artikel 12d RwRvp | Geen | |
Artikel 25 | Artikel 12e RwRvp
| Geen | |
Artikel 26 | Artikel 96h Rvt | Lidstaten kunnen afwijkingen van verordening (EG) 637/2009 toestaan | Zie toelichting op artikel II, onderdeel E |
Artikel 27 | Artikel 96h Rvt | Geen | |
Artikel 28 | Artikel 96i Rvt | Geen | |
Artikel 29 | Artikel 96k Rvt | Geen | |
Artikel 30 | Artikel 96k Rvt | Geen | |
Artikel 31 | Artikel 24b Rvt | Geen | |
Artikel 32 | Artikel 24b Rvt | Geen | |
Artikel 33 | Artikel 96f en 96j Rvt | Geen | |
Artikel 34 | Behoeft naar zijn aard geen inplementatie | Geen | |
Artikel 35 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie | Geen | |
Artikel 36 | Inwerkingtredingsbepaling | Geen | |
Artikel 37 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie | Geen | |
Artikel 38 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie | Geen | |
2010/46/EU | | | |
Artikel 1 | Reeds geïmplementeerd door dynamische verwijzing in artikel 11, eerste lid, RwRvp | Geen | |
Artikel 2 | Reeds geïmplementeerd door dynamische verwijzing in artikel 10, eerste lid, RwRvp | Geen | |
Artikel 3 | Artikel 42a RwRvp | Lidstaten kunnen oude versie blijven toepassen op reeds begonnen onderzoeken | Zie toelichting op artikel II, onderdeel G |
Artikel 4 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie | | |
Artikelsgewijs
Artikel I
A
In verband met de implementatie van richtlijn (EG) 2009/145 worden de definities aangepast. Omdat deze richtlijn voor instandhoudingsrassen
van groenten een andere definitie hanteert dan de definitie van instandhoudingsrassen die reeds in de regeling was opgenomen
ter implementatie van richtlijn 2008/62/EG van de Commissie van 20 juni 2008 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor
de toelating van landrassen en rassen in de landbouw die zich op natuurlijke wijze hebben aangepast aan de lokale en regionale
omstandigheden en die door genetische erosie worden bedreigd, en voor het in de handel brengen van zaaizaad en pootaardappelen
van die landrassen en rassen (PbEU L 162) (hierna: richtlijn (EG) 2008/62), worden aparte definities opgenomen voor instandhoudingsrassen
van landbouwgewassen en instandhoudingsrassen van groentegewassen. Daarnaast wordt een definitie conform de eisen van richtlijn
(EG) 2009/145 opgenomen van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen, in Nederland ook wel bekend als
amateurrassen. In de definities van instandhoudingsrassen van landbouwgewassen en instandhoudingsrassen van groentegewassen
worden de termen landras en genetische erosie gebruikt. Deze termen worden gedefinieerd in de desbetreffende richtlijnen en
die definities worden overgenomen in artikel 1.
B
Richtlijn (EG) 2009/145 stelt regels over nacontrole en toezicht op zaad van instandhoudingsrassen van groentegewassen. Naktuinbouw
is aangewezen als keuringsinstantie voor tuinbouwgewassen. De regels over nacontrole en toezicht worden derhalve geïmplementeerd
door in de artikelen 24a en 24b te bepalen dat Naktuinbouw die regels bij het onderzoek, de keuring en controle van zaad van
instandhoudingsrassen en voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen van groentegewassen, in acht neemt.
C en D
Vanwege het met deze regeling gemaakte onderscheid tussen instandhoudingsrassen van landbouwgewassen en instandhoudingsrassen
van groentegewassen wordt de term instandhoudingsras in deze artikelen gespecificeerd om aan te geven dat het hier instandhoudingsrassen
van landbouwgewassen betreft.
E
Artikel 96a
Dit artikel strekt tot implementatie van de artikelen 10, 11 en 14 van richtlijn (EG) 2009/145. Artikel 14 van richtlijn (EG)
2009/145 bepaalt de voorwaarden waaronder zaad van een instandhoudingsras van een groentegewas in de handel mag worden gebracht.
Deze voorwaarden zien op het gebied van productie en het gebied waarin het zaad in de handel wordt gebracht. Ingevolge richtlijn
(EG) 2009/145 kan zaad van instandhoudingsrassen van groentegewassen in de handel worden gebracht als het is gecertificeerd
als gecertificeerd zaad van een instandhoudingsras overeenkomstig artikel 10 van de richtlijn of als het voldoet aan de eisen
voor standaardzaad van een instandhoudingsras overeenkomstig artikel 10 van de richtlijn.
Artikel 96b
Overeenkomstig artikel 13 van richtlijn (EG) 2009/145 bepaalt artikel 96b dat zaad van instandhoudingsrassen van groentegewassen
uitsluitend wordt geproduceerd in het gebied van oorsprong. De lidstaat bepaalt bij de toelating van een instandhoudingsras
het gebied van oorsprong. Ingevolge artikel 12a, vijfde lid, van de regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen is dit
gebied Nederland.
Artikel 96c
Artikel 96c verplicht de leverancier van zaad van een instandhoudingsras van een groentegewas na te gaan of het ras voldoet
aan de eisen om te kunnen worden gecertificeerd als gecertificeerd zaad van een instandhoudingsras of om te worden gecontroleerd
als standaardzaad van een instandhoudingsras. Hiermee wordt artikel 12 van richtlijn (EG) 2009/145 geïmplementeerd.
Artikel 96d
Bijlage I bij richtlijn (EG) 2009/145 bepaalt een maximumaantal hectare per instandhoudingsras per lidstaat. De hoeveelheid
zaad van een instandhoudingsras die jaarlijks in de handel wordt gebracht, mag niet meer bedragen dan de hoeveelheid die nodig
is om groenten van de desbetreffende soort te telen op het daarvoor in bijlage I bepaalde aantal hectare. Om overschrijding
van deze kwantitatieve beperking te voorkomen kan Naktuinbouw de maximale hoeveelheid in de handel te brengen zaad van instandhoudingsrassen
van groentegewassen vaststellen. Deze hoeveelheid kan zowel per soort, als per instandhoudingsras worden vastgesteld.
Artikel 96e
Leveranciers die zaad van instandhoudingsrassen produceren moeten jaarlijks, voorafgaand aan het teeltseizoen, de grootte
en ligging melden van het gebied waarin zaad van een instandhoudingsras wordt geteeld. Op grond van die gegevens kan Naktuinbouw
de hoeveelheid in de handel te brengen zaad, indien noodzakelijk, maximeren per leverancier.
Artikel 96f
Dit artikel strekt ter implementatie van artikel 33 van richtlijn (EG) 2009/145. Dat artikel schrijft voor dat leveranciers
voor elk seizoen verslag uitbrengen over de in de handel gebrachte hoeveelheid zaad van elk instandhoudingsras van een groentegewas.
De lidstaten brengen desgevraagd aan de Europese Commissie en de andere lidstaten verslag uit over de hoeveelheid op hun grondgebied
in de handel gebracht zaad van elk instandhoudingsras van een groentegewas.
Artikel 96g
Artikel 96g voorziet in voorschriften omtrent de verpakking van teeltmateriaal van instandhoudingsrassen van groentegewassen.
Artikel 96h
Zaad van een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras kan overeenkomstig de eisen van artikel 26 van richtlijn
(EG) 2009/145 worden gecontroleerd als standaardzaad van een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras. Die
eisen wijken met betrekking tot de raszuiverheid van het zaad af van de voorschriften voor het in de handel brengen van standaardzaad
die richtlijn (EG) 2002/55 stelt.
De leverancier van zaad van een instandhoudingsras van een groentegewas moet zorgen dat tests worden uitgevoerd om na te gaan
of het ras voldoet aan de eisen om te kunnen worden gecontroleerd als standaardzaad van een instandhoudingsras.
Artikel 96i
Zaad mag slechts in de handel worden gebracht in kleine verpakkingen. Daartoe bepaalt bijlage II van richtlijn (EG) 2009/145
het maximale nettogewicht per verpakking.
Artikel 96j
Dit artikel strekt ter implementatie van artikel 33 van richtlijn (EG) 2009/145. Dat artikel schrijft voor dat leveranciers
voor elk seizoen verslag uitbrengen over de in de handel gebrachte hoeveelheid zaad van elk voor teelt onder bijzondere omstandigheden
ontwikkeld ras van een groentegewas. De lidstaten brengen desgevraagd aan de commissie en de andere lidstaten verslag uit
over de hoeveelheid op hun grondgebied in de handel gebracht zaad van elk voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld
ras van een groentegewas.
Artikel 96k
Artikel 96k voorziet in voorschriften omtrent de verpakking van teeltmateriaal van voor teelt onder bijzonder omstandigheden
ontwikkelde rassen van groentegewassen.
Artikel II
A
De definities worden aangepast aan de implementatie van richtlijn (EG) 2009/145. Er wordt een onderdeel in de definitiebepaling
opgenomen voor richtlijn (EG) 2009/145, dat samen met het onderdeel betreffende richtlijn (EG) 2008/62 direct na de overige
onderdelen betreffende richtlijnen wordt geplaatst. Het begrip instandhoudingsras in de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen
wordt uitgebreid van instandhoudingsrassen van landbouwgewassen naar zowel instandhoudingsrassen van landbouwgewassen als
instandhoudingsrassen van groentegewassen. Algemeen criterium voor een ras om te worden gekwalificeerd als instandhoudingsras
is dat het ras door genetische erosie wordt bedreigd.
Vervolgens worden de termen landras en genetische erosie gedefinieerd, welke worden gebruikt in de definitie van instandhoudingsras.
Deze termen worden gedefinieerd in de desbetreffende richtlijnen en die definities worden overgenomen in artikel 1. Tot slot
wordt een definitie conform de eisen van richtlijn (EG) 2009/145 opgenomen van voor teelt onder bijzondere omstandigheden
ontwikkelde rassen, in Nederland ook wel bekend als amateurrassen.
B
Ter implementatie van richtlijn (EG) 2009/145 wordt de reikwijdte van artikel 12a aangepast. De voorschriften voor de toelating
zijn vergelijkbaar voor instandhoudingsrassen van landbouwgewassen en instandhoudingsrassen van groentegewassen. Daarom wordt
dit artikel zodanig aangepast dat het de voorschriften voor de toelating van instandhoudingsrassen van zowel landbouw- als
groentegewassen bevat. Deze voorschriften houden een toelatingskader in dat is versoepeld ten opzichte van het kader voor
een reguliere toelating.
Richtlijn (EG) 2008/62 en richtlijn (EG) 2009/145 bepalen de kenmerken die ten minste in acht worden genomen bij de beoordeling
van de onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit van instandhoudingsrassen. Een verwijzing hiernaar wordt opgenomen
in de aanhef van artikel 12a. Voor de beoordeling van de homogeniteit bepalen de richtlijnen dat deze voor zelfbestuivende
rassen bepaald kan worden op basis van afwijkende typen, waarbij een populatienorm geldt van 10% en een toelatingskans van
ten minste 90%.
De uitvoering van een technisch onderzoek is niet vereist om vast te stellen of aan het beoordelingskader is voldaan. De Raad
kan een toelatingsaanvraag beoordelen aan de hand van beschikbare informatie.
De desbetreffende richtlijnen bepalen ook dat bij de toelating van een instandhoudingsras het gebied van oorsprong wordt bepaald.
Vanwege de uniformiteit van het Nederlandse landschap en de beperkte omvang van Nederland, bepaalt het vijfde lid van artikel
12a dat heel Nederland bij de toelating van instandhoudingsrassen wordt beschouwd als gebied van oorsprong.
In het eerste en derde lid van artikel 12a wordt verder de term ‘stabiel’ vervangen door ‘bestendig’. Beide begrippen hebben
dezelfde betekenis, maar omdat in de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 de term ‘bestendig’ wordt gebruikt, wordt daarbij aangesloten.
C
Artikel 12b bepaalt de gevallen waarin een ras niet wordt toegelaten als instandhoudingsras. Omdat die gevallen voor instandhoudingsrassen
van groentegewassen hetzelfde zijn als voor instandhoudingsrassen van landbouwgewassen, wordt de werking van artikel 12b uitgebreid
naar instandhoudingsrassen van groentegewassen. In de gevallen, genoemd in artikel 12b, is het minder waarschijnlijk dat een
ras verloren zal gaan en is een toelating als instandhoudingsras dus niet nodig. Daarom bepaalt artikel 12b dat rassen in
de daar genoemde gevallen niet worden toegelaten als instandhoudingsras.
D
Dit onderdeel vervangt de inhoud van artikel 12c door de voorwaarden voor de toelating van een voor teelt onder bijzondere
omstandigheden ontwikkeld ras. De voormalige inhoud van artikel 12c betreft de benaming van instandhoudingsrassen. Dit onderwerp
wordt nu geregeld in artikel 12e, dat geldt voor zowel instandhoudingsrassen als voor teelt onder bijzondere omstandigheden
ontwikkelde rassen.
De voorwaarden die artikel 12c stelt voor de toelating van een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras,
houden een toelatingskader in dat is versoepeld ten opzichte van het kader voor een reguliere toelating. Een ras wordt beschouwd
als zijnde ontwikkeld voor teelt onder bijzondere omstandigheden als het is ontwikkeld voor teelt onder bijzondere landbouwtechnische,
klimatologische of bodemkundige omstandigheden.
Richtlijn (EG) 2009/145 bepaalt de kenmerken die ten minste in acht worden genomen bij de beoordeling van de onderscheidbaarheid,
bestendigheid en homogeniteit van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen. Voor de beoordeling van de
homogeniteit bepaalt de richtlijn dat deze voor zelfbestuivende rassen bepaald kan worden op basis van afwijkende typen, waarbij
een populatienorm geldt van 10% en een toelatingskans van ten minste 90%. De uitvoering van een technisch onderzoek is niet
vereist om vast te stellen of aan het beoordelingskader is voldaan. De Raad kan een toelatingsaanvraag beoordelen aan de hand
van beschikbare informatie.
E
Dit onderdeel voegt twee artikelen toe die specifiek betrekking hebben op voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde
rassen.
In artikel 12d zijn de gevallen opgenomen waarin een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras in ieder geval
niet als zodanig kan worden toegelaten. Doel van de versoepelde toelating van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde
rassen is het garanderen van het duurzame gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen. Verhandeling kan bijdragen aan
het behoud van deze rassen, waar zij anders zouden kunnen verdwijnen. Van de rassen die vermeld staan, of tot voor kort hebben
gestaan, op de gemeenschappelijke rassenlijst is het minder waarschijnlijk dat deze verloren zullen gaan. Daarom bepaalt artikel
12b dat rassen in de daar genoemde gevallen niet worden toegelaten als voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld
ras.
De voorschriften die voorheen waren opgenomen in artikel 12c worden opgenomen in artikel 12e en de werking ervan wordt uitgebreid.
De voorschriften gelden daarmee voor zowel instandhoudingsrassen van landbouwgewassen als voor instandhoudingsrassen van groentegewassen
en voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen. Dit houdt in dat afwijkingen kunnen worden toegestaan van
de reguliere voorschriften over de benaming van toe te laten rassen, omdat het kan voorkomen dat de van oudsher gebruikte
naam van een ras niet in overeenstemming is met die voorschriften.
F
Voor de toelating van instandhoudingsrassen en voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen is een technisch
onderzoek niet vereist. Daardoor zijn de kosten voor de beoordeling van een aanvraag tot toelating van deze rassen aanzienlijk
lager dan de kosten voor een reguliere toelating. Artikel 22a voorziet in een specifiek tarief voor de beoordeling van de
aanvraag voor instandhoudingsrassen. Daar wordt nu de beoordeling van een aanvraag voor rassen die zijn ontwikkeld voor teelt
onder bijzondere omstandigheden, op grond van artikel 12c, aan toegevoegd. Het is wel mogelijk om een technisch onderzoek
te laten uitvoeren voor de toelating van instandhoudingsrassen en voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen.
Bovendien kan de Raad besluiten dat de overgelegde informatie onvoldoende is om de aanvraag te beoordelen en dat een technisch
onderzoek toch nodig is om het ras te beoordelen. In beide gevallen is het reguliere tarief voor het desbetreffende onderzoek
van toepassing.
G
Dit artikel strekt ter implementatie van richtlijn (EU) 2010/46. De richtlijn wijzigt een aantal bijlagen bij richtlijn (EG)
2003/90 en richtlijn (EG) 2003/91. In de artikelen 10 en 11 van de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen zijn dynamische
verwijzingen opgenomen naar die bijlagen. Hierdoor werkt een wijziging van de bijlagen vanzelf door in de nationale regeling.
Richtlijn (EU) 2010/46 biedt lidstaten de mogelijkheid om te bepalen dat voor onderzoeken die vóór wijziging van de bijlagen
zijn begonnen, de bijlagen mogen worden toegepast in de versie die vóór de wijziging gold. Om te voorkomen dat voor onderzoeken
die reeds zijn gestart, het onderzoek na een wijziging van de bijlagen moet worden voortgezet overeenkomstig de nieuwe bijlagen,
wordt in artikel 42a van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Omdat de verwachting is dat bij toekomstige wijzigingsrichtlijnen
dezelfde bepaling ten aanzien van het overgangsrecht zal worden opgenomen, is artikel 42a breed geformuleerd. Het artikel
is van toepassing op alle toekomstige wijzigingen van de bijlagen waarnaar in de artikelen 10 en 11 van de Regeling werkzaamheden
Raad voor plantenrassen wordt verwezen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.