Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 oktober 2010, nr. VGP/VC 3024905, houdende regels inzake jam met verlaagd suikergehalte (Warenwetregeling vrijstelling jam met verlaagd suikergehalte)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en van Economische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2001/113/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2001 inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtenjam of -confituur, -gelei en -marmelade, alsmede kastanjepasta (PbEG 2002, L 10), alsmede op artikel 16, eerste lid, van de Warenwet;

Besluit:

Artikel 1

Vrijstelling wordt verleend van artikel 13 van het Warenwetbesluit Verduurzaamde vruchtenproducten 2002 voor als jam met verlaagd suikergehalte of confituur met verlaagd suikergehalte aangeduide waren met een suikergehalte dat ten minste 30% verlaagd is, waarin suikers niet gedeeltelijk zijn vervangen door zoetstoffen.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling vrijstelling jam met verlaagd suikergehalte.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink.

TOELICHTING

Het Warenwetbesluit Verduurzaamde vruchtenproducten 2002 geeft uitvoering aan richtlijn 2001/113/EG 1, en bevat regels voor de aanduiding en samenstelling van diverse verduurzaamde vruchtenproducten zoals jam en marmelade. Artikel 13 van dat besluit schrijft voor dat het gehalte aan oplosbare droge stof van verduurzaamde vruchtenproducten ten minste 60% dient te zijn. Dat gehalte wordt voornamelijk bepaald door de hoeveelheid suiker.

Een producent van verduurzaamde vruchtenproducten heeft de wens te kennen gegeven jam te verhandelen met een verlaagd suikergehalte (van 50% naar 33%). Voor deze producent is het van belang het woord jam te kunnen blijven gebruiken in de aanduiding van de waar. Verlaging van het suikergehalte is een belangrijk element in de strijd tegen obesitas, aldus de producent.

Door het verlaagde suikergehalte is de hoeveelheid oplosbare droge stof van die waar evenwel lager dan voorgeschreven bij artikel 13 van het Warenwetbesluit Verduurzaamde vruchtenproducten 2002. Meergenoemde producent heeft daarom een verzoek om ontheffing van dat voorschrift ingediend. Aangezien Nederland geen noodzaak ziet belemmeringen in stand te houden die zich verzetten tegen het verlagen van het suikergehalte van jam, is besloten dit verzoek in te willigen. Deze regeling verleent daartoe voor een als jam met verlaagd suikergehalteof confituur met verlaagd suikergehalte aangeduide waar vrijstelling van meergenoemd artikel 13. Nederland is daartoe bevoegd op basis van bijlage I, punt II, van richtlijn 2001/113/EG, blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie EG van 10 september 2009 (zaak C-366/08). Nu gekozen is voor een vrijstelling, en niet voor een ontheffing voor alleen bovengenoemde producent, kunnen alle producenten van jam van deze mogelijkheid gebruik maken.

Deze vrijstelling is alleen van toepassing indien de verlaging van het suikergehalte ten minste 30% bedraagt ten opzichte van ‘gewone’ jam. Een geringere verlaging zou in strijd zijn met verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (PbEU 2006, L 404 en 2007, L 12).

Het exacte suikergehalte van de waar dient overigens vermeld te worden overeenkomstig artikel 10 van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen inzake de kwantitatieve hoeveelheidvermelding van bepaalde ingrediënten.

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger of het bedrijfsleven, en heeft ook verder geen bedrijfseffecten.

Regulier Overleg Warenwet

Het ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan de deelnemers aan het Regulier Overleg Warenwet (ROW)2. Daarbij is gebleken dat de opvattingen verdeeld waren. Sommige deelnemers waren van oordeel dat de vrijstelling slecht zou zijn voor het imago van jam. Andere deelnemers zagen voedingskundige voordelen.

Notificatie

Het ontwerp van deze regeling is op 21 mei 2010 gemeld aan de Commissie van de Europese Unie, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204).

Deze notificatie was noodzakelijk, aangezien artikel 1 van de ontwerpregeling een technisch voorschrift is in de zin van richtlijn 98/34/EG. Voor zover de ontwerpregeling kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking bevat, worden deze maatregelen gerechtvaardigd ter bescherming van de eerlijkheid in de handel.

Deze notificatie heeft uitsluitend geleid tot een opmerking van Frankrijk. Frankrijk wees op de mogelijkheden die verordening (EG) 1924/2006 biedt voor het bij jam op vrijwillige basis gebruiken van een voedingsclaim als ‘verlaagd gehalte aan (naam van de nutriënt)’ of ‘light/lite’. Tevens merkte Frankrijk op dat een belangrijke verlaging van de hoeveelheid toegevoegde suiker gevolgen heeft voor de houdbaarheid van het product.

De Franse autoriteiten hebben geen bezwaar gemaakt tegen deze vrijstellingsregeling.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink.


XNoot
1

Richtlijn nr. 2001/113/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2001 inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtenjam of -confituur, -gelei en -marmelade, alsmede kastanjepasta (PbEG 2002, L 10).

XNoot
2

Aan het ROW nemen vertegenwoordigers deel van ondernemers (industrie en handel), van consumenten, van ministeries (met name van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en van Economische Zaken), van de Voedsel en Waren Autoriteit, en van product- en bedrijfschappen.

Naar boven