TOELICHTING
Algemeen
Hoofdstuk 2 van het Besluit beheer politiekorps BES beschrijft de organisatorische specialisaties en functies waarin de politieorganisatie
op Bonaire, Sint Eustatius en Saba voorziet. In deze regeling worden nadere regels gegeven over de ambtenaren criminele inlichtingen,
de infiltratieambtenaren en de aanhoudings- en ondersteuningsambtenaren waarover het politiekorps BES beschikt dan wel kan
beschikken. De betreffende ambtenaren hoeven niet persé binnen het korps zelf aanwezig te zijn; zij kunnen ook daarbuiten
beschikbaar zijn om ten behoeve van het korps te worden ingezet.
De inhoud van deze regeling is grotendeel gebaseerd op de Regeling criminele inlichtingeneenheden, de Regeling infiltratieteams
en de Regeling aanhoudings- en ondersteuningseenheid en samenwerking speciale eenheden. Deze drie regelingen gelden alleen
in het Europese deel van Nederland. Verschillen zijn gelegen in het feit dat vanwege de omvang van het korps en de openbare
lichamen geen specialistische eenheden worden gevormd maar enkele ambtenaren worden belast met specifieke taken en in het
feit dat deze regels worden geschreven voor één korps waarvan het beheer berust bij de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties. Dit laatste heeft bijvoorbeeld gevolgen voor de samenwerkingsbepalingen, en de bepalingen over opleidingseisen
zijn niet uit de bestaande regelingen in het Europese deel van Nederland zijn overgenomen. Uiteraard dienen de specialistische
ambtenaren die in deze regeling worden genoemd, te voldoen aan bijzondere kennis- en vaardigheidsvereisten.
Ambtenaren criminele inlichtingen
Na twee algemene artikelen betreffende de taakstelling en de onderlinge samenwerking, worden de belangrijkste werkzaamheden
beschreven. Beklemtoond moet worden dat de uitvoering van alle werkzaamheden door de ambtenaren criminele inlichtingen uiteraard
steeds plaatsvindt onder het gezag van het openbaar ministerie. Dit vloeit rechtstreeks voort uit artikel 16 van de Rijkswet
politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en artikel 183 Wetboek van Strafvordering BES.
De in het Europese deel van Nederland geldende Regeling criminele inlichtingeneenheden verwijst op veel plaatsen naar de Wet
politiegegevens. Die wet is mede van toepassing op Bonaire, Sint Eustatius en Saba en is daartoe door de Veiligheidswet BES
aangepast. Ook in onderhavige regeling wordt derhalve verwezen naar de Wet politiegegevens. Daarbij zij erop gewezen dat in
paragraaf 5a van deze wet bepaalde afwijkende definitiebepalingen en zogenoemde omzettingsbepalingen zijn opgenomen met het
oog op de toepasselijkheid in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Infiltratieambtenaren
Op Bonaire, Sint Eustatius en Saba is het in het Wetboek van Strafvordering BES omgezette, Wetboek van Strafvordering van
de Nederlandse Antillen van toepassing. Door wijzigingen van dit wetboek, neergelegd in de Aanpassingsregeling openbare lichamen
BES, is een nieuwe titel Bijzondere bevoegdheden toegevoegd. In deze titel wordt in artikel 177m, eerste en tweede lid, een
wettelijke basis geschapen voor infiltratie. De uitvoering van deze bevoegdheden wordt opgedragen aan opsporingsambtenaren.
Voorts kan in het uiterste geval een niet-criminele burger worden ingeschakeld voor een infiltratieactie of voor een pseudo-koop
of dienstverlening. Dit is geregeld in de artikelen 177w en 177x van het Wetboek van Strafvordering BES. Artikel 4 van het
Besluit beheer politiekorps BES schrijft voor dat het politiekorps dient te beschikken dan wel te kunnen beschikken over infiltratieambtenaren.
Onder infiltratieambtenaren worden verstaan: ambtenaren die kunnen worden belast met een bevel tot infiltratie, tot pseudo-koop
of pseudo-dienstverlening, tot het overeenkomen met een burger van burger-pseudo-koop of -pseudo-dienstverlening of van het
stelselmatig inwinnen van informatie door die burger en tot slot ambtenaren die kunnen worden belast met de begeleiding van
burgerinfiltranten.
De officier van justitie is de autoriteit die beslist over de toepassing van de bevoegdheid tot infiltratie. De officier bepaalt
voorts de kaders waarbinnen het bevel dient te worden uitgevoerd en kan daarbij aanwijzingen geven. De bij de infiltratie
betrokken personen zijn gebonden aan deze kaders en aanwijzingen. De infiltratieambtenaren hebben primair tot taak de uitvoering
van bevelen tot infiltratie. Daarnaast zijn ze belast met de begeleiding van burgerinfiltranten. Daarnaast kunnen de infiltratieambtenaren
worden belast met een bevel tot pseudo-koop of -dienstverlening of een bevel tot stelselmatige inwinning van informatie. Het
is ter beoordeling van de officier van justitie of in voorkomend geval het bevel tot pseudo-koop of -dienstverlening of stelselmatige
inwinning van informatie onder zodanige omstandigheden moet worden uitgevoerd, dat de inzet van infiltratieambtenaren is geboden.
Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het langdurig stelselmatig inwinnen van informatie onder de dekmantel van een
aan te nemen identiteit.
De begeleiding van infiltranten vormt een belangrijk aspect van de uitvoering van een bevel tot infiltratie. Dit is geregeld
in artikel 11.
Aanhoudings- en ondersteuningsambtenaren
Artikel 6 van het Besluit beheer politiekorps BES schrijft voor dat de korpsbeheerder er voor zorg draagt dat het korps beschikt
dan wel kan beschikken over aanhoudings- en ondersteuningsambtenaren. In onderhavige regeling wordt hierover nog bepaald dat
deze moeten kunnen worden onderverdeeld in twee secties, een leidinggevende en een ondersteunend medewerker.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Dit betreft een definitiebepaling. Onder de ambtenaren criminele inlichtingen waarover het politiekorps kan beschikken, kunnen
ook ambtenaren vallen van de Koninklijke Marechaussee. Naast de ambtenaren criminele inlichtingen waarover het politiekorps
beschikt of kan beschikken, heeft de Koninklijke marechaussee eigen ambtenaren criminele inlichtingen belast met de informatievoorziening
in het kader van de uitvoering van de politietaak. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens andere wetten, betreft het hier
de politietaak, bedoeld in artikel 5 van de Veiligheidswet BES.
Artikel 2
Dit artikel bevat de algemene taakstelling voor de ambtenaren criminele inlichtingen. De formulering `informatievoorziening
in het kader van de uitvoering van de politietaak voor zover het misdrijven betreft die worden genoemd in artikel 10, eerste
lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens' laat onverlet de (incidentele) verwerking van bedoelde informatie door andere
onderdelen binnen de politieorganisatie. Het is immers duidelijk dat ook zij in aanraking komen met dit soort informatie en
in die gevallen geldt er ook voor hen een rol om ervoor te zorgen dat dergelijke informatie te bestemder plaatse komt.
Niettemin staat vast dat de ambtenaren criminele inlichtingen, mede omdat zij kunnen beschikken over bijzondere politiegegevens,
bij uitstek geëquipeerd zijn om structureel gevoelige gegevens over ernstige criminaliteit te verwerken. Dit artikel moet
derhalve aldus gelezen worden dat andere organisatieonderdelen binnen de politie hun weg moeten vinden naar de ambtenaren
criminele inlichtingen wanneer zij beschikken over informatie die alleen maar in aanmerking kan komen voor verwerking in een
bestand als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet politiegegevens en dat er voor de ambtenaren criminele inlichtingen
een primaire rol is weggelegd voor enerzijds het actief inwinnen van gegevens (uit welke bron dan ook) die relevant zijn voor
de bestrijding van zware criminaliteit en anderzijds het actief doorsluizen van dergelijke informatie binnen de overige onderdelen
van de politie wanneer deze geschikt is voor operationeel gebruik of wanneer daarmee op andere gronden de goede uitvoering
van de politietaak is.
Artikel 3
Dit artikel benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen enerzijds de ambtenaren criminele inlichtingen waarover het politiekorps
beschikt of kan beschikken en anderzijds de ambtenaren criminele inlichtingen bij de Koninklijke marechaussee, en de wenselijkheid
van een uniforme werkwijze. Samenwerking en een uniforme werkwijze hangen overigens met elkaar samen. Naarmate de eenvormigheid
in de behandeling en beveiliging van gevoelige informatie toeneemt, groeit ook de bereidheid om deze informatie met andere
ambtenaren criminele inlichtingen te delen.
Alhoewel samenwerking met criminele inlichtingeneenheden in het Europese deel van Nederland niet wordt geregeld, is de wijze
van gegevensverwerking wel grotendeels gelijk zodat uitwisseling daarmee vergemakkelijkt wordt. Uitwisseling van politiegegevens
tussen de BES-eilanden en het Europese deel van Nederland geschiedt op basis van artikel 17a (en het daarop berustende artikel
5:1 van het Besluit politiegegevens) en artikel 36e van de Wet politiegegevens (en het daarop berustende artikel 6a:7 van
het Besluit politiegegevens).
Artikel 4
Artikel 4 somt de belangrijkste werkzaamheden van de ambtenaren criminele inlichtingen op. Als eerste werkzaamheid is opgenomen
`het verzamelen en verifiëren van criminele inlichtingen'. Onder `criminele inlichtingen' worden blijkens de definitiebepaling
de gegevens verstaan die in aanmerking komen voor verwerking op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel a, gelezen in
samenhang met artikel 36c, eerste lid, onder c, van de Wet politiegegevens. Op het moment van het verzamelen en het (zo mogelijk)
verifiëren behoeft overigens nog geen zekerheid te bestaan omtrent de mogelijkheid tot verwerking. Het kan immers zijn dat
elders beschikbare en op te vragen gegevens in combinatie met de in eerste instantie ingewonnen gegevens pas tot de conclusie
kunnen leiden dat verwerking gerechtvaardigd is. Veelal zal de hier bedoelde verzameltaak inhouden dat gegevens worden opgevraagd
uit open bronnen, politiebestanden en andere registraties en mede omvatten het nauwkeurig tegen het licht houden van tips,
meldingen etc. die op een andere wijze bij de ambtenaar criminele inlichtingen terecht zijn gekomen.
Onderdeel b betreft de verwerking van criminele inlichtingen in een bestand, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de
Wet politiegegevens. Ook onderdeel e verwijst naar deze wet: het ter beschikking stellen van criminele inlichtingen overeenkomstig
artikel 10, vijfde lid, van de Wet politiegegevens.
Onderdeel c omvat het inwinnen van criminele inlichtingen en andere opsporingsrelevante informatie door middel van het runnen
van informanten. Er is een onderscheid tussen informanten die opereren op basis van artikel 5 van de Rijkswet politie van
Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en informanten die medewerking verlenen aan de opsporing
uit hoofde van artikel 177w van het Wetboek van Strafvordering BES. De in dit onderdeel bedoelde vorm van informatie-inwinning
ziet in beginsel op beide genoemde categorieën van informanten; de ambtenaar criminele inlichtingen onderhoudt contacten met
informanten die gegevens kunnen aanleveren die in aanmerking kunnen komen voor verwerking. Deze contacten en de in het kader
daarvan gemaakte afspraken kunnen ook van dien aard zijn dat zij binnen de reikwijdte van artikel 177w van het Wetboek van
Strafvordering BES vallen, in de zin dat uitvoering wordt gegeven aan een opdracht tot het stelselmatig inwinnen en verstrekken
van gegevens omtrent een persoon. In dat geval zal steeds sprake zijn van een ondersteunende en louter uitvoerende taakuitvoering
onder gezag en toezicht van de betrokken officier van justitie, geïnitieerd in het kader van een opsporingsonderzoek.
De in het tweede lid vastgelegde keuze om het zogeheten runnen van informanten, ongeacht of dit nu gericht is op het stelselmatig
inwinnen van gegevens omtrent een persoon of niet, in beginsel uitsluitend te laten uitvoeren door een ambtenaar criminele
inlichtingen, ook wanneer het gaat om informatie met betrekking tot andere misdrijven dan bedoeld in artikel 10, eerste lid,
onder a, gelezen in samenhang met artikel 36c, eerste lid, onder c, van de Wet politiegegevens, steunt op twee gedachten.
In de eerste plaats beschikt een ambtenaar criminele inlichtingen vaak over een jarenlange ervaring met het runnen van informanten.
Daarmee is een grote mate van deskundigheid opgebouwd. In de tweede plaats schuilt in het organisatorisch onderscheid maken
tussen het runnen van `tactische' informanten en het runnen van de overige informanten het gevaar van inconsistent beleid
en gebrek aan overzicht, hetgeen uiterst ongewenst is. Bovendien vergemakkelijkt concentratie van de runnerstaak een uniforme
wijze van registratie van informantgegevens.
Ten aanzien van de analysewerkzaamheden zij hier tot slot opgemerkt dat het analyseren van criminele inlichtingen niet alleen
dient voor het signaleren van criminaliteitsontwikkelingen en de periodieke verslaglegging ten behoeve van criminaliteitsbeelden.
Het analyseren van criminele inlichtingen geldt ook als een losstaande werkzaamheid die bijvoorbeeld tot verrijking van geregistreerde
informatie kan leiden of kan uitmonden in gegevens die zich direct lenen voor operationeel gebruik.
Artikel 5
Ambtenaren criminele inlichtingen worden verplicht om informantgegevens op uniforme wijze, overeenkomstig het bepaalde in
artikel 12 van de Wet politiegegevens, te verwerken. Bovendien kunnen zij slechts worden verwerkt met het oog op de controle
op en het beheer van een informant alsmede de beoordeling en verantwoording van het gebruik van informantgegevens. De verwerking
van informantgegevens kan ook gegevens bevatten omtrent informanten die over andere vormen van criminaliteit gegevens hebben
verstrekt dan de ernstige vormen van criminaliteit waarop de ambtenaren criminele inlichtingen zich richten. Veelal zullen
deze gegevens dan worden aangeleverd door andere rechercheonderdelen.
Artikel 6
Dit artikel geeft een verplichting tot spontane gegevensuitwisseling, waarbij deze uitwisseling op een gestandaardiseerde
wijze (door middel van het gebruik van een modelformulier) dient plaats te vinden.
Artikel 7
Waar het gaat om de functie waarbinnen de taak als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, wordt uitgevoerd, wordt hier
bepaald dat, vanwege de kwetsbaarheid van de functie, men deze voor een maximale periode van acht jaar kan uitoefenen. Dit
uiteraard vanuit integriteitsoverwegingen.
Artikelen 8 en 9
De bepalingen hebben betrekking op het treffen van adequate beschermingsmaatregelen tegen onbevoegde kennisneming van informatie.
Artikel 10
Anders dan in het Europese deel van Nederland kunnen infiltratieambtenaren gelijktijdig ook een andere functie binnen het
politiekorps vervullen. Minimaal dient het politiekorps te kunnen beschikken over een leider, twee infiltranten en twee begeleiders.
De korpsbeheerder draagt daarvoor zorg.
Artikel 11
Dit artikel regelt de begeleiding van een infiltrant en de rapportage van de begeleider aan de leider. De begeleider geeft
de infiltrant aanwijzingen. Dit geschiedt binnen de kaders die de officier van justitie heeft aangegeven. Hiertoe voert hij
frequent overleg met de infiltrant. De begeleider is sturend gedurende een actie en bepaalt de werkwijze van de infiltrant.
De begeleider zal zo vaak als nodig de leider informeren over de gang van zaken. Het verdient aanbeveling wanneer de leider
en de begeleider vooraf afspraken maken over de wijze waarop en wanneer gerapporteerd wordt.
Artikel 12
Deze bepaling regelt dat korpsbeheerder er voor zorg draagt dat de aanhoudings- en ondersteuningsambtenaren kunnen worden
ingedeeld in twee secties, dat er een leidinggevende is en dat er een ondersteunend medewerker is.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten.
De Minister van Justitie,
E.M.H. Hirsch Ballin.