Regeling van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie van 5 oktober 2010, nr. 2010-0000623057, houdende nadere regels met betrekking tot de ambtenaren criminele inlichtingen, de infiltratieambtenaren en de aanhoudings- en ondersteuningsambtenaren waarover het politiekorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba beschikt dan wel kan beschikken, alsmede de ambtenaren criminele inlichtingen van de Koninklijke marechaussee (Regeling beheer politiekorps BES)

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie, handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gelet op de artikelen 14 en 68 van de Veiligheidswet BES en de artikelen 3, vierde en vijfdelid, 4, vierde en vijfde lid, 5 en 6, tweede lid, van het Besluit beheer politiekorps BES;

Besluit:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. ambtenaren criminele inlichtingen:

de ambtenaren, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit beheer politiekorps BES, waarover het politiekorps beschikt dan wel kan beschikken, dan wel de ambtenaren van de Koninklijke marechaussee, belast met de taak bedoeld in artikel 2;

b. informantgegevens:

gegevens omtrent een persoon, bedoeld in artikel 12, zevende lid, van de Wet politiegegevens;

c. criminele inlichtingen:

gegevens, die in aanmerking komen voor verwerking op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens;

d. verantwoordelijke:

de verantwoordelijke, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Wet politiegegevens;

e. CIE-officier van justitie:

de als zodanig aangewezen officier van justitie, verantwoordelijk voor de taakuitoefening van de CIE;

f. infiltratieambtenaren:

ambtenaren als bedoeld in artikel 4, derde lid, van het Besluit beheer politiekorps BES waarover het politiekorps beschikt, dan wel kan beschikken;

g. bevel tot infiltratie:

een bevel als bedoeld in artikel 177m, eerste of tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering BES;

h. bevel tot pseudo-koop of -dienstverlening:

een bevel als bedoeld in artikel 177n, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering BES;

i. bevel tot stelselmatige inwinning van informatie:

een bevel als bedoeld in artikel 177o, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering BES;

j. burgerinfiltrant:

een persoon als bedoeld in artikel 177x, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering BES;

k. burgerpseudo-koper of -dienstverlener:

een persoon als bedoeld in artikel 177w, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering BES;

l. infiltrant:

een ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van een bevel tot infiltratie;

m. begeleider:

een ambtenaar van politie, belast met de begeleiding van een infiltrant, dan wel de begeleiding van een burgerinfiltrant;

n. leider:

de opsporingsambtenaar, belast met het geven van leiding aan de infiltranten en de begeleiders;

o. aanhoudings- en ondersteuningsambtenaren:

ambtenaren als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit beheer politiekorps BES waarover het politiekorps beschikt, dan wel kan beschikken.

§ 2. Criminele inlichtingen

Artikel 2

Ambtenaren criminele inlichtingen zijn belast met de informatievoorziening in het kader van de uitvoering van de politietaak, voor zover het misdrijven betreft, die worden genoemd in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens.

Artikel 3

  • 1. Ambtenaren criminele inlichtingen waarover het politiekorps beschikt dan wel kan beschikken en de ambtenaren criminele inlichtingen bij de Koninklijke marechaussee werken overeenkomstig deze regeling met elkaar samen.

  • 2. De samenwerking strekt tot een zo doelmatig en doeltreffend mogelijke taakvervulling en bestaat in ieder geval uit:

    • a. een uniforme gegevensverwerking als bedoeld in de artikelen 4 en 5;

    • b. onderlinge gegevensuitwisseling als bedoeld in artikel 6.

Artikel 4

  • 1. Ambtenaren criminele inlichtingen verrichten in ieder geval de volgende werkzaamheden:

    • a. het verzamelen en verifiëren van criminele inlichtingen;

    • b. het verwerken van criminele inlichtingen in een bestand, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet politiegegevens;

    • c. het bevorderen van het gericht inwinnen en aanvullen van criminele inlichtingen en andere gegevens die in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde in aanmerking komen voor verwerking op grond van de Wet politiegegevens;

    • d. het analyseren van criminele inlichtingen en het aan de hand daarvan:

      • 1°. signaleren van criminaliteitsontwikkelingen, voor zover het betreft misdrijven als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens;

      • periodiek verslag doen ten behoeve van criminaliteitsbeelden;

    • e. het ter beschikking stellen van criminele inlichtingen overeenkomstig artikel 10, vijfde lid, van de Wet politiegegevens.

  • 2. De uitvoering van de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder c, met medewerking van personen als omschreven in artikel 1, onder b, wordt uitsluitend verricht door de ambtenaren criminele inlichtingen.

Artikel 5

Ambtenaren criminele inlichtingen verwerken informantgegevens overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet politiegegevens, onder gelijktijdige codetoekenning. Informantgegevens kunnen slechts worden verwerkt met het oog op de doeleinden, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet politiegegevens.

Artikel 6

  • 1. Ambtenaren criminele inlichtingen werkzaam bij of ten behoeve van het politiekorps en de ambtenaren criminele inlichtingen bij de Koninklijke marechaussee wisselen onderling, gevraagd en ongevraagd, criminele inlichtingen uit indien dit van belang kan zijn voor de uitvoering van de politietaak. Daartoe wordt gebruikgemaakt van het door Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Justitie en van Defensie, vastgesteld modelformulier.

  • 2. Zowel bij het politiekorps als bij de Koninklijke marechaussee worden twee ambtenaren criminele inlichtingen aangewezen met het oog op de autorisatie als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van het Besluit politiegegevens ten aanzien van het bestand met criminele inlichtingen bij de Koninklijke marechaussee onderscheidenlijk het politiekorps.

  • 3. De verantwoordelijke draagt ervoor zorg voor dat aan de ingevolge het tweede lid aangewezen en hem bekendgemaakte ambtenaren criminele inlichtingen autorisatie wordt verleend.

Artikel 7

  • 1. De verantwoordelijke bepaalt de termijn gedurende welke de ambtenaar die belast is met de werkzaamheden, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, ononderbroken ambtenaar criminele inlichtingen is.

  • 2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, is ten hoogste vier jaar en kan tweemaal met twee jaar worden verlengd.

  • 3. Voor de ambtenaar die voor de inwerkingtreding van deze regeling is aangesteld, gaat de termijn, bedoeld in het eerste lid, in op het tijdstip, bedoeld in het artikel 13.

Artikel 8

  • 1. De bij de ambtenaren criminele inlichtingen in gebruik zijnde vertrekken zijn afsluitbaar en beveiligd. Tot deze vertrekken hebben slechts toegang deze ambtenaren, personen die door deze ambtenaren worden begeleid en de CIE-officier van justitie.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, tweede volzin, kan de korpsbeheerder politie aan anderen toegang zonder begeleiding toestaan, indien het betreden van de vertrekken alleen kan plaatsvinden nadat identiteitsgegevens elektronisch zijn vastgelegd en de toegang noodzakelijk is vanuit de verantwoordelijkheid voor de ambtenaren criminele inlichtingen.

  • 3. Bij afwezigheid van ambtenaren criminele inlichtingen zijn de vertrekken deugdelijk afgesloten.

Artikel 9

De verantwoordelijke draagt ervoor zorg dat onbevoegde kennisneming van criminele inlichtingen en informantgegevens niet kan plaatsvinden. In dat kader ziet de verantwoordelijke erop toe dat:

  • a. deze informatie niet door onbevoegden waarneembaar is;

  • b. deze informatie niet zonder toestemming wordt vermenigvuldigd of vernietigd dan wel uit de vertrekken, bedoeld in artikel 8, wordt meegenomen;

  • c. informatiedragers op afdoende wijze vernietigd kunnen worden;

  • d. toegang tot geautomatiseerde registers wordt beveiligd met een gebruikersnaam en periodiek wisselende wachtwoorden;

  • e. bij geautomatiseerd transport van criminele inlichtingen voldoende beveiligingsmaatregelen worden getroffen;

  • f. bij gebruik van een netwerksysteem voldoende beveiligingsmaatregelen zijn getroffen tegen het verloren gaan van de informatie en ter voorkoming van onbevoegde bevraging.

§ 3. Infiltratie

Artikel 10

De korpsbeheerder politie draagt er zorg voor dat zich onder de infiltratieambtenaren bevinden:

  • a. een leider,

  • b. ten minste twee infiltranten, en

  • c. ten minste twee begeleiders.

Artikel 11

  • 1. De leider van de infiltratieambtenaren draagt zorg voor het doen uitvoeren van de bevelen en geeft daartoe de nodige aanwijzingen aan de overige infiltratieambtenaren. Hij neemt daarbij het bevel en de door de officier van justitie bepaalde kaders in acht.

  • 2. De begeleider geeft de infiltrant, met inachtneming van het bevel en de door de officier van justitie bepaalde kaders, aanwijzingen omtrent de werkzaamheden en de wijze waarop deze worden uitgevoerd. De infiltrant volgt de aanwijzingen van de begeleider op.

  • 3. De begeleider informeert de leider van infiltratieambtenaren omtrent de werkzaamheden van de infiltranten en de wijze waarop deze worden uitgevoerd.

§ 4. Aanhouding en ondersteuning

Artikel 12

De korpsbeheerder politie draagt er zorg voor dat de aanhoudings- en ondersteuningsambtenaren kunnen worden onverdeeld in twee secties, een leidinggevende en een ondersteunend medewerker.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop de Veiligheidswet BES in werking treedt. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgeven na dat tijdstip, treedt deze regeling in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot het in de eerste volzin bedoelde tijdstip.

Artikel 14

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beheer politiekorps BES.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A.Th.B. Bijleveld-Schouten.

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin.

TOELICHTING

Algemeen

Hoofdstuk 2 van het Besluit beheer politiekorps BES beschrijft de organisatorische specialisaties en functies waarin de politieorganisatie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba voorziet. In deze regeling worden nadere regels gegeven over de ambtenaren criminele inlichtingen, de infiltratieambtenaren en de aanhoudings- en ondersteuningsambtenaren waarover het politiekorps BES beschikt dan wel kan beschikken. De betreffende ambtenaren hoeven niet persé binnen het korps zelf aanwezig te zijn; zij kunnen ook daarbuiten beschikbaar zijn om ten behoeve van het korps te worden ingezet.

De inhoud van deze regeling is grotendeel gebaseerd op de Regeling criminele inlichtingeneenheden, de Regeling infiltratieteams en de Regeling aanhoudings- en ondersteuningseenheid en samenwerking speciale eenheden. Deze drie regelingen gelden alleen in het Europese deel van Nederland. Verschillen zijn gelegen in het feit dat vanwege de omvang van het korps en de openbare lichamen geen specialistische eenheden worden gevormd maar enkele ambtenaren worden belast met specifieke taken en in het feit dat deze regels worden geschreven voor één korps waarvan het beheer berust bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit laatste heeft bijvoorbeeld gevolgen voor de samenwerkingsbepalingen, en de bepalingen over opleidingseisen zijn niet uit de bestaande regelingen in het Europese deel van Nederland zijn overgenomen. Uiteraard dienen de specialistische ambtenaren die in deze regeling worden genoemd, te voldoen aan bijzondere kennis- en vaardigheidsvereisten.

Ambtenaren criminele inlichtingen

Na twee algemene artikelen betreffende de taakstelling en de onderlinge samenwerking, worden de belangrijkste werkzaamheden beschreven. Beklemtoond moet worden dat de uitvoering van alle werkzaamheden door de ambtenaren criminele inlichtingen uiteraard steeds plaatsvindt onder het gezag van het openbaar ministerie. Dit vloeit rechtstreeks voort uit artikel 16 van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en artikel 183 Wetboek van Strafvordering BES.

De in het Europese deel van Nederland geldende Regeling criminele inlichtingeneenheden verwijst op veel plaatsen naar de Wet politiegegevens. Die wet is mede van toepassing op Bonaire, Sint Eustatius en Saba en is daartoe door de Veiligheidswet BES aangepast. Ook in onderhavige regeling wordt derhalve verwezen naar de Wet politiegegevens. Daarbij zij erop gewezen dat in paragraaf 5a van deze wet bepaalde afwijkende definitiebepalingen en zogenoemde omzettingsbepalingen zijn opgenomen met het oog op de toepasselijkheid in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Infiltratieambtenaren

Op Bonaire, Sint Eustatius en Saba is het in het Wetboek van Strafvordering BES omgezette, Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen van toepassing. Door wijzigingen van dit wetboek, neergelegd in de Aanpassingsregeling openbare lichamen BES, is een nieuwe titel Bijzondere bevoegdheden toegevoegd. In deze titel wordt in artikel 177m, eerste en tweede lid, een wettelijke basis geschapen voor infiltratie. De uitvoering van deze bevoegdheden wordt opgedragen aan opsporingsambtenaren. Voorts kan in het uiterste geval een niet-criminele burger worden ingeschakeld voor een infiltratieactie of voor een pseudo-koop of dienstverlening. Dit is geregeld in de artikelen 177w en 177x van het Wetboek van Strafvordering BES. Artikel 4 van het Besluit beheer politiekorps BES schrijft voor dat het politiekorps dient te beschikken dan wel te kunnen beschikken over infiltratieambtenaren. Onder infiltratieambtenaren worden verstaan: ambtenaren die kunnen worden belast met een bevel tot infiltratie, tot pseudo-koop of pseudo-dienstverlening, tot het overeenkomen met een burger van burger-pseudo-koop of -pseudo-dienstverlening of van het stelselmatig inwinnen van informatie door die burger en tot slot ambtenaren die kunnen worden belast met de begeleiding van burgerinfiltranten.

De officier van justitie is de autoriteit die beslist over de toepassing van de bevoegdheid tot infiltratie. De officier bepaalt voorts de kaders waarbinnen het bevel dient te worden uitgevoerd en kan daarbij aanwijzingen geven. De bij de infiltratie betrokken personen zijn gebonden aan deze kaders en aanwijzingen. De infiltratieambtenaren hebben primair tot taak de uitvoering van bevelen tot infiltratie. Daarnaast zijn ze belast met de begeleiding van burgerinfiltranten. Daarnaast kunnen de infiltratieambtenaren worden belast met een bevel tot pseudo-koop of -dienstverlening of een bevel tot stelselmatige inwinning van informatie. Het is ter beoordeling van de officier van justitie of in voorkomend geval het bevel tot pseudo-koop of -dienstverlening of stelselmatige inwinning van informatie onder zodanige omstandigheden moet worden uitgevoerd, dat de inzet van infiltratieambtenaren is geboden. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het langdurig stelselmatig inwinnen van informatie onder de dekmantel van een aan te nemen identiteit.

De begeleiding van infiltranten vormt een belangrijk aspect van de uitvoering van een bevel tot infiltratie. Dit is geregeld in artikel 11.

Aanhoudings- en ondersteuningsambtenaren

Artikel 6 van het Besluit beheer politiekorps BES schrijft voor dat de korpsbeheerder er voor zorg draagt dat het korps beschikt dan wel kan beschikken over aanhoudings- en ondersteuningsambtenaren. In onderhavige regeling wordt hierover nog bepaald dat deze moeten kunnen worden onderverdeeld in twee secties, een leidinggevende en een ondersteunend medewerker.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit betreft een definitiebepaling. Onder de ambtenaren criminele inlichtingen waarover het politiekorps kan beschikken, kunnen ook ambtenaren vallen van de Koninklijke Marechaussee. Naast de ambtenaren criminele inlichtingen waarover het politiekorps beschikt of kan beschikken, heeft de Koninklijke marechaussee eigen ambtenaren criminele inlichtingen belast met de informatievoorziening in het kader van de uitvoering van de politietaak. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens andere wetten, betreft het hier de politietaak, bedoeld in artikel 5 van de Veiligheidswet BES.

Artikel 2

Dit artikel bevat de algemene taakstelling voor de ambtenaren criminele inlichtingen. De formulering `informatievoorziening in het kader van de uitvoering van de politietaak voor zover het misdrijven betreft die worden genoemd in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens' laat onverlet de (incidentele) verwerking van bedoelde informatie door andere onderdelen binnen de politieorganisatie. Het is immers duidelijk dat ook zij in aanraking komen met dit soort informatie en in die gevallen geldt er ook voor hen een rol om ervoor te zorgen dat dergelijke informatie te bestemder plaatse komt.

Niettemin staat vast dat de ambtenaren criminele inlichtingen, mede omdat zij kunnen beschikken over bijzondere politiegegevens, bij uitstek geëquipeerd zijn om structureel gevoelige gegevens over ernstige criminaliteit te verwerken. Dit artikel moet derhalve aldus gelezen worden dat andere organisatieonderdelen binnen de politie hun weg moeten vinden naar de ambtenaren criminele inlichtingen wanneer zij beschikken over informatie die alleen maar in aanmerking kan komen voor verwerking in een bestand als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet politiegegevens en dat er voor de ambtenaren criminele inlichtingen een primaire rol is weggelegd voor enerzijds het actief inwinnen van gegevens (uit welke bron dan ook) die relevant zijn voor de bestrijding van zware criminaliteit en anderzijds het actief doorsluizen van dergelijke informatie binnen de overige onderdelen van de politie wanneer deze geschikt is voor operationeel gebruik of wanneer daarmee op andere gronden de goede uitvoering van de politietaak is.

Artikel 3

Dit artikel benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen enerzijds de ambtenaren criminele inlichtingen waarover het politiekorps beschikt of kan beschikken en anderzijds de ambtenaren criminele inlichtingen bij de Koninklijke marechaussee, en de wenselijkheid van een uniforme werkwijze. Samenwerking en een uniforme werkwijze hangen overigens met elkaar samen. Naarmate de eenvormigheid in de behandeling en beveiliging van gevoelige informatie toeneemt, groeit ook de bereidheid om deze informatie met andere ambtenaren criminele inlichtingen te delen.

Alhoewel samenwerking met criminele inlichtingeneenheden in het Europese deel van Nederland niet wordt geregeld, is de wijze van gegevensverwerking wel grotendeels gelijk zodat uitwisseling daarmee vergemakkelijkt wordt. Uitwisseling van politiegegevens tussen de BES-eilanden en het Europese deel van Nederland geschiedt op basis van artikel 17a (en het daarop berustende artikel 5:1 van het Besluit politiegegevens) en artikel 36e van de Wet politiegegevens (en het daarop berustende artikel 6a:7 van het Besluit politiegegevens).

Artikel 4

Artikel 4 somt de belangrijkste werkzaamheden van de ambtenaren criminele inlichtingen op. Als eerste werkzaamheid is opgenomen `het verzamelen en verifiëren van criminele inlichtingen'. Onder `criminele inlichtingen' worden blijkens de definitiebepaling de gegevens verstaan die in aanmerking komen voor verwerking op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel a, gelezen in samenhang met artikel 36c, eerste lid, onder c, van de Wet politiegegevens. Op het moment van het verzamelen en het (zo mogelijk) verifiëren behoeft overigens nog geen zekerheid te bestaan omtrent de mogelijkheid tot verwerking. Het kan immers zijn dat elders beschikbare en op te vragen gegevens in combinatie met de in eerste instantie ingewonnen gegevens pas tot de conclusie kunnen leiden dat verwerking gerechtvaardigd is. Veelal zal de hier bedoelde verzameltaak inhouden dat gegevens worden opgevraagd uit open bronnen, politiebestanden en andere registraties en mede omvatten het nauwkeurig tegen het licht houden van tips, meldingen etc. die op een andere wijze bij de ambtenaar criminele inlichtingen terecht zijn gekomen.

Onderdeel b betreft de verwerking van criminele inlichtingen in een bestand, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet politiegegevens. Ook onderdeel e verwijst naar deze wet: het ter beschikking stellen van criminele inlichtingen overeenkomstig artikel 10, vijfde lid, van de Wet politiegegevens.

Onderdeel c omvat het inwinnen van criminele inlichtingen en andere opsporingsrelevante informatie door middel van het runnen van informanten. Er is een onderscheid tussen informanten die opereren op basis van artikel 5 van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en informanten die medewerking verlenen aan de opsporing uit hoofde van artikel 177w van het Wetboek van Strafvordering BES. De in dit onderdeel bedoelde vorm van informatie-inwinning ziet in beginsel op beide genoemde categorieën van informanten; de ambtenaar criminele inlichtingen onderhoudt contacten met informanten die gegevens kunnen aanleveren die in aanmerking kunnen komen voor verwerking. Deze contacten en de in het kader daarvan gemaakte afspraken kunnen ook van dien aard zijn dat zij binnen de reikwijdte van artikel 177w van het Wetboek van Strafvordering BES vallen, in de zin dat uitvoering wordt gegeven aan een opdracht tot het stelselmatig inwinnen en verstrekken van gegevens omtrent een persoon. In dat geval zal steeds sprake zijn van een ondersteunende en louter uitvoerende taakuitvoering onder gezag en toezicht van de betrokken officier van justitie, geïnitieerd in het kader van een opsporingsonderzoek.

De in het tweede lid vastgelegde keuze om het zogeheten runnen van informanten, ongeacht of dit nu gericht is op het stelselmatig inwinnen van gegevens omtrent een persoon of niet, in beginsel uitsluitend te laten uitvoeren door een ambtenaar criminele inlichtingen, ook wanneer het gaat om informatie met betrekking tot andere misdrijven dan bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a, gelezen in samenhang met artikel 36c, eerste lid, onder c, van de Wet politiegegevens, steunt op twee gedachten. In de eerste plaats beschikt een ambtenaar criminele inlichtingen vaak over een jarenlange ervaring met het runnen van informanten. Daarmee is een grote mate van deskundigheid opgebouwd. In de tweede plaats schuilt in het organisatorisch onderscheid maken tussen het runnen van `tactische' informanten en het runnen van de overige informanten het gevaar van inconsistent beleid en gebrek aan overzicht, hetgeen uiterst ongewenst is. Bovendien vergemakkelijkt concentratie van de runnerstaak een uniforme wijze van registratie van informantgegevens.

Ten aanzien van de analysewerkzaamheden zij hier tot slot opgemerkt dat het analyseren van criminele inlichtingen niet alleen dient voor het signaleren van criminaliteitsontwikkelingen en de periodieke verslaglegging ten behoeve van criminaliteitsbeelden. Het analyseren van criminele inlichtingen geldt ook als een losstaande werkzaamheid die bijvoorbeeld tot verrijking van geregistreerde informatie kan leiden of kan uitmonden in gegevens die zich direct lenen voor operationeel gebruik.

Artikel 5

Ambtenaren criminele inlichtingen worden verplicht om informantgegevens op uniforme wijze, overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet politiegegevens, te verwerken. Bovendien kunnen zij slechts worden verwerkt met het oog op de controle op en het beheer van een informant alsmede de beoordeling en verantwoording van het gebruik van informantgegevens. De verwerking van informantgegevens kan ook gegevens bevatten omtrent informanten die over andere vormen van criminaliteit gegevens hebben verstrekt dan de ernstige vormen van criminaliteit waarop de ambtenaren criminele inlichtingen zich richten. Veelal zullen deze gegevens dan worden aangeleverd door andere rechercheonderdelen.

Artikel 6

Dit artikel geeft een verplichting tot spontane gegevensuitwisseling, waarbij deze uitwisseling op een gestandaardiseerde wijze (door middel van het gebruik van een modelformulier) dient plaats te vinden.

Artikel 7

Waar het gaat om de functie waarbinnen de taak als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, wordt uitgevoerd, wordt hier bepaald dat, vanwege de kwetsbaarheid van de functie, men deze voor een maximale periode van acht jaar kan uitoefenen. Dit uiteraard vanuit integriteitsoverwegingen.

Artikelen 8 en 9

De bepalingen hebben betrekking op het treffen van adequate beschermingsmaatregelen tegen onbevoegde kennisneming van informatie.

Artikel 10

Anders dan in het Europese deel van Nederland kunnen infiltratieambtenaren gelijktijdig ook een andere functie binnen het politiekorps vervullen. Minimaal dient het politiekorps te kunnen beschikken over een leider, twee infiltranten en twee begeleiders. De korpsbeheerder draagt daarvoor zorg.

Artikel 11

Dit artikel regelt de begeleiding van een infiltrant en de rapportage van de begeleider aan de leider. De begeleider geeft de infiltrant aanwijzingen. Dit geschiedt binnen de kaders die de officier van justitie heeft aangegeven. Hiertoe voert hij frequent overleg met de infiltrant. De begeleider is sturend gedurende een actie en bepaalt de werkwijze van de infiltrant. De begeleider zal zo vaak als nodig de leider informeren over de gang van zaken. Het verdient aanbeveling wanneer de leider en de begeleider vooraf afspraken maken over de wijze waarop en wanneer gerapporteerd wordt.

Artikel 12

Deze bepaling regelt dat korpsbeheerder er voor zorg draagt dat de aanhoudings- en ondersteuningsambtenaren kunnen worden ingedeeld in twee secties, dat er een leidinggevende is en dat er een ondersteunend medewerker is.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A.Th.B. Bijleveld-Schouten.

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin.

Naar boven