BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2 VAN DE REGELING RIJKSSUBSIDIËRING INSTANDHOUDING MONUMENTEN 2011
LEIDRAAD SUBSIDIABELE INSTANDHOUDINGSKOSTEN BRIM 2011
HOOFDSTUK 1.1. ALGEMENE BEPALINGEN SUBSIDIABELE KOSTEN
Subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van beschermde
monumenten of zelfstandige onderdelen, voor zover dat is bepaald in deze bijlage, met dien verstande dat:
a. kosten uitsluitend subsidiabel zijn voor zover de werkzaamheden:
1°. strekken tot instandhouding van het monument en zijn monumentale waarden;
2°. sober en doelmatig zijn;
3°. technisch noodzakelijk zijn; en
4°. zijn gericht op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies;
b. kosten voor werkzaamheden gericht op het voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade subsidiabel zijn;
c. kosten voor werkzaamheden gericht op vervanging van materialen die hun functie niet meer kunnen vervullen subsidiabel zijn;
d. kosten voor werkzaamheden gericht op reconstructie niet subsidiabel zijn, tenzij deze in uitzonderlijke gevallen naar het
oordeel van de minister ter versterking van de monumentale waarden gewenst zijn;
e. kosten voor werkzaamheden die voortvloeien uit veranderd gebruik, alsmede kosten voor werkzaamheden die zijn gericht op comfortverbetering
of verfraaiing niet subsidiabel zijn; en
f. kosten voor werkzaamheden voor zover die reeds aangevangen of voltooid zijn voor de subsidieverlening niet subsidiabel zijn.
HOOFDSTUK 1.2. UITWERKING ALGEMENE BEPALINGEN
Algemeen
In hoofdstuk 1.1 staan algemene bepalingen ten aanzien van subsidiabele kosten. Deze bepalingen gelden voor alle subsidiabele
kosten, genoemd in deze bijlage.
Met deze bijlage ‘Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten Brim 2011’ (hierna: Leidraad) wordt gestreefd naar een efficiënte
afhandeling van subsidieaanvragen en subsidievaststellingen. Daartoe is aangesloten bij de indeling van werkzaamheden bij
de reeds bestaande ‘STABU-hoofdcodering’. STABU staat voor Standaardbestek voor de Burger- en Utiliteitsbouw. De Leidraad
is gebaseerd op dezelfde codering als STABU. Voor specifieke werkzaamheden, die niet of onvoldoende in de STABU-hoofdcodering
voorkomen, is een nieuwe codering toegevoegd. Dit is bijvoorbeeld gebeurd voor werktuigbouwkundige installaties, ‘klinkende’
monumenten (zoals orgels), ‘groene’ monumenten (zoals parken en tuinen) en archeologische monumenten.
In het instandhoudingsplan, met name in de werkomschrijving of het bestek en in de begroting, moeten de onderdelen zoals genoemd
in deze Leidraad terug te vinden zijn.
Kosten van werkzaamheden die niet zijn opgenomen in de Leidraad komen niet voor subsidieverlening in aanmerking. In een aantal
gevallen is aangegeven welke kosten niet subsidiabel zijn. Deze niet-subsidiabele kostenposten zijn telkens bedoeld ter verduidelijking
en als afbakening om aan te geven waar de grens tussen subsidiabel en niet-subsidiabel ligt, maar zijn niet limitatief.
Waar in de Leidraad wordt gesproken van ‘instandhouding’, wordt gelet op artikel 34 van de Monumentenwet 1988 zowel op onderhoud
als op herstel gedoeld.
De werkzaamheden moeten strekken tot instandhouding van het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel daarvan, ze moeten
sober, doelmatig en technisch noodzakelijk zijn en gericht op maximaal behoud van monumentale waarden. Het is uiteindelijk
ter beoordeling van de minister of aan deze uitgangspunten wordt voldaan. Sober en doelmatig houdt in dit verband in dat de
werkzaamheden gericht moeten zijn op maximaal behoud van monumentale waarden, dat ze op een vakkundige wijze worden uitgevoerd
en dat met de werkzaamheden verval en vervolgschade worden voorkomen. Behoud gaat hierbij vóór herstel, herstel vóór vervanging
en vervanging vóór reconstructie. Het reconstrueren van monumenten is in beginsel niet subsidiabel.
Bij (materiaal)technisch noodzakelijk gebleken vervanging dienen de nieuwe onderdelen in materiaal, vorm, detaillering, uitvoering,
afwerking én kwaliteit zoveel mogelijk overeen te komen met de afkomende, te vervangen onderdelen. Van geval tot geval zal
een gedegen afweging moeten plaatsvinden of onderdelen of elementen gereconstrueerd mogen en kunnen worden en zo ja op welke
manier.
Zoals gezegd worden alleen de werkzaamheden die direct verband houden met de instandhouding van de monumentale waarden van
het beschermd monument, op grond van het Brim 2011 gesubsidieerd. Uit de aard der zaak wordt de hoofdstructuur van het monument
daartoe gerekend, maar ook bijvoorbeeld vaste interieuronderdelen en monumentale installaties. In de Leidraad zijn werkzaamheden
die als zodanig kunnen worden aangemerkt opgenomen. Een en ander neemt niet weg dat deze werkzaamheden niet altijd noodzakelijk
zullen zijn en dus ook niet altijd zonder meer subsidiabel zullen zijn. Zo zal bijvoorbeeld herstel van voegwerk dat technisch
gezien nog goed is, niet subsidiabel zijn. Het onderhoud van niet-monumentale verwarmingsinstallaties, elektrotechnische en
andere installaties is evenmin subsidiabel.
Interieur
Voor zover het werkzaamheden aan het interieur van het monument betreft, wordt het volgende opgemerkt. In de Leidraad is bij
de subsidiabele kosten niet telkens onderscheid gemaakt tussen kosten van werkzaamheden aan de buitenkant van een monument
en van werkzaamheden aan de binnenkant van een monument. Uitgangspunt is dat kosten die betrekking hebben op werkzaamheden
aan de binnenkant van een monument, slechts subsidiabel zijn indien die werkzaamheden strekken tot behoud van de monumentale
waarde van het monument of bijvoorbeeld om constructieve reden noodzakelijk zijn. Zo zal het ‘witten’ van binnenmuren in de
meeste gevallen niet subsidiabel zijn omdat dit niet noodzakelijk is voor de bescherming van de monumentale waarde of een
constructieve noodzaak heeft. Dit schilderwerk is wel subsidiabel indien pleisterwerk om constructieve of technische redenen
vervangen moet worden.
Of interieuronderdelen daadwerkelijk monumentale waarden bezitten, dient, voor zover mogelijk, beoordeeld te worden aan de
hand van hetgeen vermeld is in de omschrijving van het beschermd monument in het monumentenregister. Daarnaast kan ook het
oordeel van de minister ertoe leiden dat in het kader van de vaststelling van de subsidiabele kosten aan bepaalde onderdelen
monumentale waarde wordt toegekend.
Het interieur van een beschermd monument bestaat uit vaste en losse onderdelen.
Het Burgerlijk Wetboek (art. 3:4) is bepalend voor de vraag of iets kan worden aangemerkt als vast interieuronderdeel van
een gebouw. De vuistregels zijn in dit verband grofweg: is iets hecht verbonden met het gebouw of maakt iets het gebouw als
gebouw compleet.
Ten aanzien van de fysieke hechtheid van de verbinding werd in het verleden ook wel gesproken van ‘aard- en nagelvast’. Hierbij
kan worden gedacht aan vloeren, plafonds, schouwen en betimmeringen, hecht verankerd (kerk)meubilair, maar ook aan wandbespanningen
en geschilderd behangsel.
Voor de vraag of een gebouw incompleet is, moet worden gekeken of het gebouw zonder het interieuronderdeel als gebouw incompleet
– onaf – is. Voorbeelden van dit soort interieuronderdelen zijn deuren (die betrekkelijk eenvoudig uit hun hengsels zijn te
lichten) en wandafwerkingen, aangebracht op of voor onafgewerkte muurvlakken, die zonder beschadiging zijn te verwijderen.
Het gaat hierbij overigens om het gebouw en niet zozeer om de functie die het heeft. Het ontbreken van een object dat van
belang is voor de functie, bijvoorbeeld voor de eredienst in een kerkgebouw, maakt dit gebouw niet incompleet.
Voor zover vaste interieuronderdelen van belang zijn voor de monumentale waarde van het beschermd monument, zijn de kosten
van werkzaamheden aan deze onderdelen in beginsel subsidiabel.
Bij losse interieuronderdelen (veelal de inrichting) kan gedacht worden aan gebruiksvoorwerpen, gordijnen, kandelaars, los
meubilair, kerkschatten, schilderijen en tapijten. Losse interieuronderdelen en de werkzaamheden daaraan, zijn niet subsidiabel.
Hiermee is uiteraard niet gezegd dat losse voorwerpen en objecten niet van waarde kunnen zijn in relatie tot het beschermd
monument. Hiervan is namelijk in veel gevallen sprake, zoals ook blijkt uit veel omschrijvingen van beschermde monumenten
in het monumentenregister. De Monumentenwet 1988 maakt subsidiëring van dergelijke – ‘roerende’ – zaken echter niet mogelijk.
Veiligheid
De Arbeidsomstandighedenwet stelt eisen met betrekking tot veiligheid, gezondheid en welzijn van degenen die met de uitvoering
van werk belast zijn. Die wet is ook van toepassing op restauratiewerkzaamheden. Op grond daarvan moeten zogenoemde Arbo-voorzieningen
worden getroffen om risico’s zo veel mogelijk te beperken. Met betrekking tot de instandhouding van monumenten wordt onderscheid
gemaakt tussen tijdelijke bouwplaatsvoorzieningen (steigers, dakrandbeveiliging, en dergelijke) en voorzieningen van meer
permanente aard (zoals ladder- en veiligheidshaken, loopbruggen, luiken en verlichting).
De tijdelijke bouwplaatsvoorzieningen zijn uitsluitend nodig, indien ingrijpende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. In
de regel wordt hiervoor een (hoofd)aannemer ingeschakeld. Het treffen van de benodigde tijdelijke voorzieningen valt onder
de verantwoordelijkheid van de aannemer (zie hoofdstuk 1.3, paragrafen 01.04 en 01.05).
Het komt vaak voor dat delen van monumenten zeer moeilijk of niet bereikbaar zijn zonder een hoogwerker, kraan of steiger.
Om reguliere inspecties en werkzaamheden goed en veilig te kunnen uitvoeren is het in zo’n situatie noodzakelijk voorzieningen
van meer permanente aard aan te brengen om die gedeelten steeds gemakkelijk te kunnen bereiken. Voorbeelden van dergelijke
voorzieningen zijn loopbruggen in ruimten boven gewelven in kerken, ladder- en veiligheidshaken, klimhaken (voldoende en op
de juiste plaats) en dak- en torenspitsluiken. Hoewel zelden een verfraaiing, zijn dergelijke Arbo-voorzieningen noodzakelijk
om monumenten in stand te kunnen blijven houden. Het aanbrengen, mits tot een minimum beperkt en deskundig uitgevoerd, is
dan ook subsidiabel (zie hoofdstuk 1.3, paragrafen 32, 33 en 70).
Tekeningen en andere bescheiden
Afhankelijk van de aard en omvang van de in het instandhoudingsplan opgenomen werkzaamheden moeten stukken bij de subsidieaanvraag
gevoegd worden. In de toelichting op het aanvraagformulier is nauwkeurig aangegeven wanneer welke stukken bijgevoegd moeten
worden en aan welke eisen deze stukken moeten voldoen.
De tekeningen worden onderscheiden in: opnametekeningen (bestaande toestand en gebrekentekeningen), plantekeningen (nieuwe
toestand, hoe de gebreken worden verholpen, of welke wijzigingen worden aangebracht) en aanvullende tekeningen (zoals doorsneden,
principedetails en werktekeningen).
Het vervaardigen van de tekeningen behoort bij het opstellen van het instandhoudingsplan en is subsidiabel (zie paragraaf
01.04 van de Leidraad bij ‘architecten-/plankosten’).
Specialistische werkzaamheden
Diverse specialistische werkzaamheden worden in de planvorming niet door de (restauratie)architect uitgevoerd, maar door andere
specialisten. In dit verband kan gedacht worden aan adviezen op bouwfysisch, constructief of installatietechnisch gebied,
aan bouwhistorisch- of interieuronderzoek, aan beeldhouwwerk, bijzonder schilderwerk en werkzaamheden aan installaties en
interieur en aan specialistische werkzaamheden ten behoeve van groene of archeologische monumenten (zoals het opstellen van
tuinhistorische adviezen of adviezen over grondmechanica en het maken van bodem- en geochemische analyses). Dergelijke werkzaamheden
door derden (zoals adviseurs, onderzoekers en restauratoren) zijn subsidiabel, mits ze noodzakelijk zijn en voorgeschreven
dan wel vooraf goedgekeurd zijn door de minister (zie hoofdstuk 1.3, paragraaf 01.04, onder ‘overige kosten’).
Zelfwerkzaamheid
Voor de instandhouding van een monument is specifiek vakmanschap doorgaans onontbeerlijk. De regelgeving biedt een eigenaar
van een monument de ruimte om instandhoudingswerkzaamheden – gedeeltelijk of geheel – door eigen personeel te laten uitvoeren
of zelf uit te voeren, in het kader van een door hem gedreven onderneming (zie hoofdstuk 1.3, paragraaf 01.04).
In het algemeen geldt dat de kosten van ‘zelfwerkzaamheid’ alleen dan subsidiabel zijn indien de eigenaar achteraf kan aantonen
(bijvoorbeeld door middel van een accountantsverklaring) hoeveel uren door hemzelf of zijn personeel binnen het kader van
een door hem gedreven onderneming zijn besteed aan subsidiabele werkzaamheden. Uren die zijn besteed buiten het kader van
de door hem gedreven onderneming gelden als ‘doe-het-zelf’-uren en zijn niet subsidiabel.
Meerwerk
Tijdens de uitvoering van het instandhoudingsplan kunnen onverwacht gebreken aan het licht komen, waardoor extra werkzaamheden
noodzakelijk zijn om het beschermd monument in stand te kunnen houden. Mits het subsidiabele instandhoudingswerkzaamheden
betreft, kan de begrotingspost ‘onvoorzien’ voor de dekking hiervan gebruikt worden. De systematiek van het Brim 2011 laat
het tussentijds verhogen van de subsidie voor dergelijk meerwerk namelijk niet toe.
Informatie en toegang voor publiek
Kosten die verband houden met het geven van informatie aan bezoekers, zoals het aanbrengen of vernieuwen van richting- en
informatieborden, zijn niet subsidiabel. Ook kosten die verband houden met het toegankelijk maken of ontsluiten van een monument
voor het publiek zijn niet subsidiabel. Het betreft kosten, gerelateerd aan het vergroten van het draagvlak voor beschermde
monumenten, die niet direct noodzakelijk zijn voor de instandhouding ervan.
HOOFDSTUK 1.3. SUBSIDIABELE KOSTEN
00 ALGEMEEN
01 VOOR HET WERK GELDENDE VOORWAARDEN
01.02 ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN
Keuring van materialen, bouwstoffen en grond:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het keuren van te verwerken materialen, bouwstoffen (zoals natuursteen en leien) en grond, mits de keuring is geadviseerd
door de minister en wordt uitgevoerd door een naar het oordeel van de minister bekwaam keuringsinstituut.
01.03 VERZEKERINGEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
01.04 VERREKENING WIJZIGING KOSTEN EN PRIJZEN
Aannemerskosten:
De subsidiabel aannemerskosten zijn onder te verdelen naar:
• de te verwerken materialen op grond van deze Leidraad,
• de loonkosten van het aannemerspersoneel op basis van hoofdstuk 2, paragraaf 4,
• de werkzaamheden uitgevoerd door onderaannemers,
• de algemene bouwplaatskosten (ABK) tot een maximum van 20% op basis van hoofdstuk 2, paragraaf 5,
• stelposten en verrekenposten,
• onvoorziene werkzaamheden tot een maximum van 5%.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
– precario en andere gemeentelijke heffingen,
– heffingen voortkomend uit onder andere milieuverordeningen,
– renteverlies, financiering, notaris, afsluitprovisie en dergelijke.
Zelfwerkzaamheid:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de te verwerken materialen,
• de afschrijving dan wel huur van het benodigde materieel,
• de arbeidsuren van de eigenaar en/of zijn personeel, mits die ten behoeve van werkzaamheden aan zijn monument zijn gemaakt
in het kader van een door hem gedreven onderneming en ze achteraf kunnen worden aangetoond (bijvoorbeeld door middel van een
accountantsverklaring).
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Architecten-/plankosten:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het opstellen van het instandhoudingsplan met de daarbij behorende stukken (zoals plan, begroting, werkomschrijving en tekeningen)
tot een maximum overeenkomstig de tabel, bedoeld in hoofdstuk 2, paragraaf 1.
Begeleidingskosten:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het begeleiden van de uitvoering van de werkzaamheden – bestaande uit het jaarlijks opstellen van het jaarprogramma, het opvragen
van offertes, de prijsvorming en het verstrekken van de opdrachten, de begeleiding en controle tijdens de uitvoering, de oplevering
van het uitgevoerde werk en de financiële verantwoording – tot een maximum overeenkomstig de tabel, bedoeld in hoofdstuk 2,
paragraaf 2.
Overige kosten:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• abonnementen zoals op/voor:
• de Monumentenwacht dan wel een vergelijkbare organisatie (inclusief de kosten van het inspecteren en uitvoeren van noodreparaties
en het treffen van noodmaatregelen om verdere degradatie te voorkomen),
• de controle van de bliksembeveiligingsinstallatie,
• de controle van de brandbeveiligingsinstallatie.
• accountantsonderzoek en -verklaring, mits bij de beschikking tot subsidieverlening opgelegd door de minister, tot een maximumbedrag
van € 5.000,–,
• bouw- en kleurhistorisch onderzoek, mits voorgeschreven dan wel vooraf goedgekeurd door de minister,
• tuinhistorisch onderzoek, inhoudende een chronologische weergave van de geschiedenis met bronvermelding, historische afbeeldingen,
historisch kaartmateriaal en fasekaarten, e.e.a. als uitgangspunt voor het beheerplan,
• specifieke onderzoeken, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door de minister, zoals voor gebouwde monumenten:
• bouwfysisch onderzoek (onder andere naar vocht- en zoutproblemen),
• constructie-/bouwtechnisch onderzoek,
• werktuigbouwkundig onderzoek,
en voor archeologische monumenten:
• beperkt booronderzoek,
• bodem- en geochemische analyse,
• grondmechanisch onderzoek,
• grondwateranalyse,
• nulmeting monitoring.
• specialistische werkzaamheden door derden, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door de minister, zoals voor:
• beeldhouwwerk,
• bijzonder schilderwerk,
• werkzaamheden aan installaties,
• advisering inzake specifieke onderwerpen en/of problemen.
Legeskosten:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Omzetbelasting/btw:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Tussentijdse aanpassing van de btw-percentages wordt in deze beschouwd als meer- of minderwerk.
Prijsindexering:
Subsidiabel zijn de kosten van:
01.05 TEKENINGEN EN BEREKENINGEN
Aanvullende tekeningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het vervaardigen van aanvullende detail- en/of uitvoerings-/werktekeningen tot een maximum overeenkomstig de tabel, bedoeld
in hoofdstuk 2, paragraaf 3, mits de minister dergelijke tekeningen nodig acht voor de beoordeling van de aanvraag dan wel
voor de correcte uitvoering van het plan.
Overige bescheiden:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het opstellen/vervaardigen van overige bescheiden zoals rapporten met opname en/of advies inzake bouwfysische of constructieve
problemen of problemen met de waterhuishouding of de bodem (bijvoorbeeld van grondmechanische of geochemische aard), mits
de minister dergelijke bescheiden nodig acht voor de beoordeling van de aanvraag.
01.06 ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
Hiervoor wordt verwezen naar de paragrafen 32, 33, 70 en 84. Tijdelijke Arbo-voorzieningen op de bouwplaats vallen onder de
verantwoordelijkheid van de aannemer (zie daarvoor de paragrafen 01.04 en 01.05).
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
05. BOUWPLAATSVOORZIENINGEN
• het inzetten van groot materieel (zoals bij voorbeeld damwanden, hijskranen, rijplaten en steigers), dat noodzakelijk is voor
de uitvoering van de instandhoudingswerkzaamheden,
• het inzetten van paardentractie.
10 STUT- EN SLOOPWERK
10.00 ALGEMEEN
Saneringen en verwijderingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het (tijdelijk) verwijderen van materialen c.q. onderdelen, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de instandhoudingswerkzaamheden,
inclusief het daarvoor in te zetten materieel (zoals containers).
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
– het saneren en/of verwijderen van materialen, onderdelen en/of constructies vervuild met of door asbest,
– het maken van doorbraken en overige werkzaamheden voor zover voortvloeiend uit comfortverbetering en/of veranderd gebruik.
Stut en stempelwerk:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Beschermende voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• beschermende voorzieningen voor monumentale onderdelen (zoals het voor en/of tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dichtleggen
van een dak, afdekken van een vloer en inpakken van het orgel en meubilair, of het beschermen van bomen).
12 GRONDWERK
14 BUITENRIOLERING EN DRAINAGE
15 TERREINVERHARDINGEN
16 BEPLANTING
16.00 ALGEMEEN
Deze paragraaf betreft historisch groen zoals begraafplaatsen, parken, tuinen en de bijbehorende natuurlijke elementen voor
zover van monumentale waarde.
Boomgaarden en leifruitcollecties:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het verzorgen van bomen en beplanting (zoals snoeien, bemesten, onkruid- en ongediertevrij houden, leiden en water geven bij
aanhoudende droogte),
• het inboeten of vervangen van bomen en heesters.
Gazons (met uitzondering van parkweiden):
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het verzorgen (zoals bemesten, onkruidvrij houden en blad ruimen),
• het knippen of snijden van graskanten,
• het maaien (maximaal 26 keer per jaar),
• het verticuteren en rollen (maximaal 2 keer per jaar),
• het herstel van een gazon in geval van achterstallig onderhoud.
Niet subsidiabel zijn de kosten voor het herstel van schade aan het gazon, ontstaan door oneigenlijk gebruik.
Hagen, vormbomen en berceaus:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het verzorgen van bomen en beplanting (zoals vormsnoei, bemesten en onkruidvrij houden),
• het inboeten of vervangen van bomen en heesters,
• het knippen (buxus, liguster en meidoorn twee keer per jaar; beuk, haagbeuk en taxus één keer per jaar),
• de instandhouding van de draagconstructie.
Heestergroepen, plantenborders, bloemperken en stinsenbeplanting (voor zover aantoonbaar onderdeel ontwerp aanleg):
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het verzorgen van beplanting (zoals snoeien, bemesten, onkruid- en ongediertevrij houden en water geven bij aanhoudende droogte),
• vervanging door nieuwe aanplant.
Kuipplanten (voor zover aantoonbaar onderdeel ontwerp aanleg):
Subsidiabel zijn de kosten van het verzorgen van bomen en beplanting (zoals snoeien, bemesten, onkruid- en ongediertevrij
houden, verkuipen en water geven bij aanhoudende droogte).
Laanbeplantingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het verzorgen van bomen (zoals snoeien, bemesten, onkruidvrij houden en water geven bij aanhoudende droogte),
• het inboeten of vervangen van bomen,
• het maaien van ruigten en bermen en het afvoeren van het maaisel (maximaal vier keer per jaar),
• het geheel, dan wel bij grotere lengte in fasen, vervangen van de laanbeplanting als element door nieuwe aanplant.
Park- en sterrenbossen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het inboeten van plantmateriaal,
• het maaien van ruigten en het afvoeren van het maaisel (maximaal vier keer per jaar),
• het opschonen van greppels,
• vormsnoei van (laan)bomen,
• de instandhouding van sterrenbossen, met name de elementen die het stervormig patroon bepalen (zoals greppels, dijkjes en
de daarop aanwezige beplanting),
• het herstel van het dijkprofiel van sterrenbossen,
• het herstel van de (laan)beplanting als element door nieuwe aanplant,
• het geheel, dan wel vaksgewijs in fasen, vervangen van de (laan)beplanting als element door nieuwe aanplant.
Parkweiden (met uitzondering van parkweiden die door vee worden begraasd):
Subsidiabel zijn de kosten van het maaien (twee keer per jaar) en het afvoeren van het maaisel (hooilandbeheer).
Solitaire bomen en boomgroepen, waaronder lei- en knotbomen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het verzorgen van bomen (zoals snoeien, bemesten, beluchten, onkruid- en ongediertevrij houden, leiden, knotten en water geven
bij aanhoudende droogte),
• het inboeten of vervangen van bomen,
• vervanging van een boom of boomgroep als element door nieuwe aanplant.
Zichtassen en zichtlijnen (vista’s):
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het herstel van zichtassen en zichtlijnen door het verwijderen van takken van bomen of te ver uitgegroeide heesters die de
zichtas of zichtlijn inkaderen of begeleiden,
• het herstel van zichtassen, zichtlijnen en open ruimten door het verwijderen van opgaande begroeiing die van nature is ontstaan,
• het herstel van de ruimtelijke structuur van zichtassen, zichtlijnen en open ruimten na aantasting door menselijk ingrijpen,
voor zover van aantoonbaar belang voor de monumentale waarden.
Beschermde archeologische monumenten
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de aanschaf en het leggen van ondiep wortelende grondbedekkende vegetatie zoals gras- en heideplaggen,
• de aanschaf en het planten van bomen en struiken, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door de minister
• het inzaaien van ondiep wortelende grondbedekkende vegetatie zoals gras en heide,
• het maaien en het afvoeren of het ter plaatse verwerken van het maaisel,
• het rooien en afzetten van bomen en struiken,
• het snoeien van bomen,
• het afvoeren van rooi- en snoeiafval en valhout,
• het uitfrezen van boomstobben, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door de minister.
17 TERREININRICHTING
17.00 ALGEMEEN
Deze paragraaf betreft diverse bouwkundige en weg- en waterbouwkundige elementen die onderdeel uitmaken van een historische
aanleg of die zijn aangebracht ten behoeve van de instandhouding van een beschermd archeologisch monument.
Bouwkundige elementen (geen gebouw zijnde):
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van bouwkundige elementen zoals aanwijsborden, grafzerken, hekwerken, lantaarns, pergola’s, plantenkuipen,
standbeelden, veeroosters, veewering, vlonders en zonnewijzers,
• vervanging van dergelijke bouwkundige elementen indien herstel niet meer mogelijk is.
Voor omvangrijke metsel-, smeed- en timmerwerkzaamheden aan bouwkundige elementen wordt verwezen naar de betreffende paragrafen
22, 43 en 45.
Bruggen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van bruggen die deel uitmaken van de aanleg (bijvoorbeeld de wandeling),
• vervanging van bestaande bruggen indien herstel niet meer mogelijk is,
• het aanbrengen van een eenvoudige houten loopbrug, indien de verbinding van belang is voor de aanleg en de voorganger geheel
verdwenen is.
Niet subsidiabel zijn de kosten van reconstructie van een geheel verdwenen brug.
Civiele werken:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van aardwerken zoals greppels, heuveltjes, motteheuvels, taluds, terrassen, vliedbergen en dergelijke, met
inbegrip van het maaien van taluds (maximaal vier keer per jaar),
• de instandhouding of vervanging van afdekmaterialen (zoals worteldoek) of kunstwerken ter bescherming van het beschermd archeologisch
monument,
• de instandhouding of vervanging van stutbalken in groeves, mijnen en abri’s,
• de instandhouding of vervanging van vloeren van hunebedden,
• de instandhouding van molenbergen, molenerven en molenwerven voor zo ver gelegen binnen een cirkel met het hart van de molen
als middelpunt en een middellijn die gelijk is aan die van het wieken-kruis dan wel tot maximaal zes meter uit de buitengevel
van de watergedreven molen,
• het herstel van reliëf door het aanvullen van terreingedeelten die aan erosie of inklinking onderhevig zijn geweest,
• het opbrengen van een afdekkende (grond)laag op het beschermd archeologisch monument, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd
door de minister,
• het opvullen van gaten, ontgravingen en rijsporen.
Voor werkzaamheden aan hierbij behorende onderdelen van bouwkundige en/of werktuigbouwkundige aard wordt verwezen naar de
desbetreffende paragrafen 21, 22, 24, 25, 43 en 90
Waterpartijen en waterlopen inclusief bijbehorende stuwen en duikers, waterpeilen en waterkwaliteit:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de aanleg en instandhouding van hydrologische werken, aangebracht ten behoeve van de instandhouding van het beschermd archeologisch
monument,
• de instandhouding van waterlopen van poldermolens en watergedreven molens met de vanouds daarbij behorende elementen en onderdelen
(zoals krooshekken, lossluizen, beschoeiingen, stuwen en wachtdeuren) binnen een cirkel met het hart van de molen als middelpunt
en een middellijn die gelijk is aan die van het wiekenkruis dan wel tot maximaal zes meter uit de buitengevel van de watergedreven
molen,
• het uitbaggeren van sloten en vijvers, inclusief het afvoeren en/of tijdelijk opslaan van de uitkomende bagger in depot en
het afwerken van het depot na inklinking, mits met gesloten grondbalans,
• het opschonen van windhoeken (het plaatselijk verwijderen van opgehoopt blad en takhout),
• het verwijderen van overmatige plantengroei,
• de instandhouding en het werkzaam houden van duikers en stuwen,
• het aanbrengen van nieuwe, eenvoudige duikers, overstorten, stuwen, gemaaltjes en pompen, die naar het oordeel van onze minister
nodig zijn voor het handhaven of verbeteren van het waterpeil.
Wegen en paden (zie ook paragraaf 15):
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het onkruidvrij houden,
• het blad ruimen,
• het knippen of snijden van graskanten,
• het aanvullen met een toplaag, zoals grind, schelpen of zand,
• het herstel van verzakte (half-)verhardingen met (half-)verhardingsmateriaal zoals aanwezig in het bestaande of het oorspronkelijke
profiel,
• het herstel van vervaagde historische paden en padenpatronen, voor zover nog herkenbaar aanwezig,
• het aanbrengen van nieuwe kantopsluitingen voor zover nodig voor herstel en behoud van de padbreedte en de belijning.
20 FUNDERINGSPALEN EN DAMWANDEN
21 BETONWERK
21.00 ALGEMEEN
Betonconstructies:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van betonconstructies (zoals wanden, vloeren, daken, kolommen, liggers, portalen, consoles, balkons, klokkenstoelen
en dergelijke),
• de instandhouding van betonnen onderdelen (zoals balusters, cementrustiek, dorpels, hekwerken, gevelbanden en -ornamenten),
• de instandhouding van civiele en militaire werken (zoals sluis- en kademuren, forten en schuilplaatsen).
Voor ankerwerken en bevestigingen zie paragraaf 43.
Funderingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• herstel van betonnen funderingsconstructies,
• de vervanging van betonnen funderingsconstructies indien herstel niet meer mogelijk is.
Behandelingen en voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het behandelen van betonwerk tegen gevolgschade door roestende wapening,
• het behandelen van betonnen onderdelen en/of constructies, indien overlast van vocht/water niet door drainage alleen kan worden
weggenomen (zoals bijvoorbeeld het waterdicht maken van een kelder), mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door de minister,
• het behandelen van betonwerk tegen graffiti, mits de behandeling omkeerbaar c.q. de aan te brengen coating verwijderbaar/afbreekbaar
is en mits de behandeling geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd is door de minister,
• het aanbrengen en in stand houden van vogel- en ongediertewerende voorzieningen, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd
door de minister.
Voor het isoleren van betonwerk zie paragraaf 37.
22 METSELWERK
22.00 ALGEMEEN
Metselwerk:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van (dragend) metselwerk zoals van gevels, wanden, gewelven, kolommen, molenrompen, fabrieksschoorstenen,
tuinmuren en dergelijke,
• het herstel van scheuren en het vervangen van kapotte stenen (inboeten).
Voor ankerwerken en bevestigingen zie paragraaf 43
Voegwerk:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van het voegwerk inclusief het op bijpassende manier opnieuw aanbrengen van uitgevallen voegwerk,
• het op bijpassende manier vervangen van voegwerk, doch uitsluitend omdat de waterkerende werking van het metselwerk van de
gevel niet meer voldoende is.
Voor vulling van voegen als dilatatievoegen zie paragraaf 36.
Funderingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• herstel van gemetselde funderingsconstructies,
• de vervanging van gemetselde funderingsconstructies indien herstel niet meer mogelijk is.
Afdekkingen en bekledingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding of, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, het vervangen van houten,
metalen of (natuur-)stenen afdekkingen en bekledingen van opgaand metselwerk, geveltoppen, kroonlijsten en dergelijke.
Zie in dit verband ook paragraaf 33.
Behandelingen en voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het met water (onder lage druk en temperatuur, zonder toegevoegde materialen als zand of chemicaliën) reinigen van metselwerk
ter verwijdering en bestrijding van mos, algen en dergelijke, mits vooraf goedgekeurd door de minister,
• het om bouwfysische redenen behandelen van metselwerk, indien overlast van vocht/water niet door drainage alleen kan worden
weggenomen (zoals bijvoorbeeld het waterdicht maken van een kelder), mits vooraf goedgekeurd door de minister,
• het behandelen van metselwerk tegen graffiti, mits de behandeling omkeerbaar c.q. de aan te brengen coating verwijderbaar/afbreekbaar
is en mits de behandeling vooraf is goedgekeurd door de minister,
• het aanbrengen en in stand houden van vogel- en ongediertewerende voorzieningen, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd
door de minister,
• het schoonhouden van de bovenkant van stenen gewelven.
Voor het isoleren van metselwerk zie paragraaf 37.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
24 RUWBOUWTIMMERWERK
24.00 ALGEMEEN
Houtconstructies:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van houten draag-, gewelf-, kap- en vakwerkconstructies zoals balken, gootconstructies, gordingen, hijsbalken,
kapspanten, muurstijlen en sporen,
• de instandhouding van het staande werk van molens,
• de instandhouding van het gaande werk van molens (zie ook paragraaf 90),
• de instandhouding van ingebouwde en vrijstaande klokkenstoelen en klokkentorens/dakruiters met alle daarbij behorende onderdelen
als onderslagbalken, vlonders en trappen (zie ook paragraaf 91),
• de instandhouding van orgelbalkons, balgstoelen en andere houten orgelconstructies (zie ook paragraaf 91),
• de instandhouding van houten elementen en onderdelen (zoals balustrades, hekwerken, spalieren, schuttingen, luifels, stellingen
en veranda’s),
• het, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, versterken of gedeeltelijk dan wel geheel
vervangen van de hiervoor bedoelde houtconstructies.
Voor ankerwerken en bevestigingen zie paragraaf 43.
Voor werktuigbouwkundige onderdelen van molens zie paragraaf 90.
Voor specifieke werkzaamheden betreffende luidklokken en beiaarden zie paragraaf 91.
Funderingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van houten funderingsconstructies,
• het gedeeltelijk of geheel vervangen van houten funderingsconstructies indien herstel niet meer mogelijk is.
Beschietingen, bekledingen en betimmeringen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding en, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, het gedeeltelijk of
geheel vervangen van dakbeschot, gewelfbeschot, vloerdelen en dergelijke,
• de instandhouding en, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, het gedeeltelijk of
geheel vervangen van bijbehorende betimmeringen (zoals rachels, tengels, panlatten, roeflatten en klossen)
• de instandhouding van balgen- en uurwerkkamers (zie voor orgels en uurwerken ook paragraaf 90).
Voor aftimmerwerk zie paragraaf 45.
Behandelingen en voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• een curatieve behandeling tegen houtaantasters als insecten, schimmels en zwammen, mits vooraf goedgekeurd door de minister
en uitgevoerd door een naar het oordeel van de minister ter zake deskundige,
• een bescherming tegen vocht/water door middel van vochtwerende, dampremmende lagen, mits bouwfysisch noodzakelijk en vooraf
goedgekeurd door de minister,
• een conserverende behandeling van het gaande en staande werk van molens,
• het aanbrengen en in stand houden van vogel- en ongediertewerende voorzieningen, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd
door de minister,
• het schoonhouden van de bovenkant van houten gewelven.
Voor het isoleren van timmerwerk zie paragraaf 37.
25 METAALCONSTRUCTIEWERK
25.00 ALGEMEEN
Metaalconstructies:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Voor metalen elementen en onderdelen als ankerwerken en bevestigingen zie paragraaf 43.
Behandelingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Voor het isoleren van metaalconstructies zie paragraaf 37.
26 BOUWKUNDIGE KANAALELEMENTEN
26.00 ALGEMEEN
Schoorstenen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van schoorstenen met bijbehorende schoorsteenkanalen,
• de instandhouding van schoorsteenkappen en roosters.
Voor het isoleren van bouwkundige kanaalelementen zie paragraaf 37.
Voor werktuigbouwkundige onderdelen bij/in industrieel erfgoed zie paragraaf 90.
Schachten en kokers:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding en, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, de gedeeltelijke dan
wel gehele vervanging van schachten en kanalen (zoals bij voorbeeld ventilatie- en rookgasafvoerkanalen) en stortkokers.
30 KOZIJNEN, RAMEN EN DEUREN
30.00 ALGEMEEN
Kozijnen, ramen, deuren en dergelijke:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van kozijnen, ramen en deuren (zoals stijlen aanscherven, onderdorpels vervangen),
• de instandhouding van vensteronderdelen (zoals schuiframen, raamluiken en dergelijke),
• de instandhouding van daklichten, dakkoepels en dakstraten,
• de instandhouding van elementen zoals galmborden, dakluiken en dergelijke,
• het gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van hiervoor genoemde onderdelen en elementen, mits constructief dan wel materiaaltechnisch
noodzakelijk.
Hang- en sluitwerk:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van hang- en sluitwerk van ramen, deuren en luiken (zoals deurkloppers, deurkrukken, gehengen, scharnieren
en sloten),
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Behandelingen en voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
31 SYSTEEMBEKLEDINGEN
32 TRAPPEN EN BALUSTRADEN
33 DAKBEDEKKINGEN
33.00 ALGEMEEN
Dak- en gevelbedekkingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van dakbedekkingen (zoals riet, pannen, leien, lood, zink en bitumineuze dakbedekking),
• de instandhouding en/of het aanbrengen van ventilatiepannen en -roosters,
• de instandhouding van afdekkingen en bedekkingen (zoals van koper, lood, zink, leien, natuursteen en dergelijke) van onder
andere gevels, zijwangen van dakkapellen, ornamenten, dakranden en -daklijsten,
• het, indien dat om materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van dak- en gevelbedekkingen.
Voor het saneren en verwijderen van asbesthoudende onderdelen zie paragraaf 10.
Balkons, luifels en dergelijke:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van afdekkingen en bekledingen (zoals van koper, lood, zink, bitumineuze afdekking en dergelijke) van en
op balkons, luifels, galerijen, veranda’s en dergelijke,
• het, indien dat om materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van dergelijke afdekkingen
en bekledingen.
Behandelingen en voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• een bescherming tegen vocht/water door middel van vochtwerende, dampremmende lagen, mits bouwfysisch noodzakelijk en geadviseerd
dan wel vooraf goedgekeurd door de minister,
• het aanbrengen en in stand houden van vogel- en ongediertewerende voorzieningen, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd
door de minister.
Voor het isoleren van daken en dergelijke zie paragraaf 37.
Arbo-voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• aanleg en onderhoud van voorzieningen, conform de Arbo-wet- en regelgeving, ten behoeve van veilig inspecteren en uitvoeren
van werkzaamheden (zoals ladderhaken en dakluiken; bij monumentale constructies dient het aantal tot een minimum beperkt te
blijven en de bevestigingsplaatsen zorgvuldig gekozen te worden).
34 BEGLAZING
35 NATUUR- EN KUNSTSTEEN
35.00 ALGEMEEN
Natuursteenwerken en -beeldhouwwerken:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van natuursteenwerken (zoals balustraden, bordessen, dorpels, gevel-banden, kolommen, neuten, plinten, stoeppalen,
traptreden en vloeren),
• de instandhouding van natuurstenen beeldhouwwerken (decoratieve elementen en ornamenten zoals klauwstukken, kruisbloemen,
pinakels en voluten),
• het, indien dat om materiaaltechnische of andere redenen noodzakelijk is, gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van natuursteenwerken
en natuurstenen beeldhouwwerken.
Behandelingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• het, indien dat om materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, conserverend behandelen van natuursteenwerken (bij voorbeeld
met de Ibach-methode), mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door de minister,
• het behandelen van natuur- en kunststeenwerk tegen graffiti, mits de behandeling omkeerbaar c.q. de aan te brengen coating
verwijderbaar/afbreekbaar is en mits de behandeling is geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door de minister.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Voor het isoleren van natuur- en kunststeenwerken zie paragraaf 37.
36 VOEGVULLING
36.00 ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van voegvullingen/mortels ten behoeve van de noodzakelijke afwerking c.q. afdichting (zoals bij voorbeeld
dilatatievoegen),
• het, indien dat om technische redenen noodzakelijk is, op bijpassende wijze vervangen dan wel aanbrengen van voegvullingen/mortels
ten behoeve van afwerking c.q. afdichting.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Voor voegwerk in metselwerk zie paragraaf 22.
37 NA-ISOLATIE
37.00 ALGEMEEN
Isolatie:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van historisch waardevol isolatiemateriaal (zoals boekweitdoppen, houtkrullen, mos, schelpen, slakkenwol
en zeegras)
Na-isolatie:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
38 GEVELSCHERMEN
40 STUKADOORWERK
41 TEGELWERK
42 DEKVLOEREN EN VLOERSYSTEMEN
42.00 ALGEMEEN
Vloerafwerkingen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van vloerafwerkingen (zoals terrazzo-, granito-, parket- en stalvloeren),
• het aanbrengen van vloerbeschermende voorzieningen, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door de minister.
Voor het isoleren van vloeren zie paragraaf 37.
Voor de instandhouding van geschilderde vloerdecoraties zie paragraaf 46.
43 METAAL- EN KUNSTSTOFWERK
43.00 ALGEMEEN
Metaalwerken en metalen ornamenten:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van metaalwerken (zoals gietijzeren/smeedijzeren/stalen hekwerken, balusters, kolommen en molenassen),
• de instandhouding van decoratieve metalen ornamenten (zoals bol, haantje, kruis, windvaan, wijzerplaat en zonnewijzer).
Roosters en dergelijke:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van vloerluiken en -roosters,
• de instandhouding van ventilatieroosters (zoals bij voorbeeld gevelroosters voor de ventilatie van de kruipruimte),
• de instandhouding van gaasramen en roosters ter bescherming van monumentale onderdelen,
• de instandhouding van blad- en sneeuwroosters in goten,
• het vervangen en/of aanbrengen van roosters en/of luiken, indien technisch of bouwfysisch noodzakelijk,
• het aanbrengen en in stand houden van vogel- en ongediertewerende voorzieningen zoals gaasramen en roosters, mits geadviseerd
dan wel vooraf goedgekeurd door de minister.
Hijs- en ankerwerken:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van hijswerken (zoals hijsankers, hijshaken, hijskatrollen en dergelijke),
• de instandhouding van ankerwerken en bevestigingen (zoals gevelankers, bevestigingshaken en ophangstangen),
• het aanbrengen van ankers en bevestigingen.
44 PLAFOND- EN WANDSYSTEMEN
45 AFBOUWTIMMERWERK
45.00 ALGEMEEN
Aftimmerwerk:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van aftimmerwerk buiten (zoals gevelbetimmeringen, dakkapellen, frontons, boei- en gootlijsten, windveren,
dak- en gevellijsten, pilasters, dakluiken, schoorsteenborden en uileborden),
• de instandhouding van aftimmerwerk binnen (zoals architraven, dagbetimmeringen, deurlijsten, koplijsten, lambriseringen, orgelkassen,
plinten, raamblinden, vensterbanken en vloerluiken),
• de instandhouding van decoratieve houten elementen (zoals festoenen en sierlijstwerk).
Behandelingen en voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• een curatieve behandeling tegen houtaantasters als insecten, schimmels en zwammen, mits deze aantoonbaar actief zijn en de
behandeling vooraf is goedgekeurd door de minister en wordt uitgevoerd door een naar het oordeel van de minister ter zake
deskundige,
• een bescherming tegen vocht/water door middel van vochtwerende, dampremmende lagen, mits bouwfysisch noodzakelijk en vooraf
goedgekeurd door de minister.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Voor het isoleren van afbouwtimmerwerk zie paragraaf 37.
46 SCHILDERWERK
47 BINNENINRICHTING
47.00 ALGEMEEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van interieurs en interieurelementen voor zover die hecht met het gebouw verbonden zijn zoals bedsteden,
grafzerken, haarden, hekwerken, kasten, kerkbanken, orgelkassen, schouwen en tochtportalen,
• specialistisch schoonmaakwerk,
• preventieve maatregelen (zoals de aanschaf en het aanbrengen van apparatuur voor vocht-/klimaatbeheersing mits bouwfysisch
noodzakelijk en geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door de minister),
• onderzoek en begeleiding door een naar het oordeel van de minister gekwalificeerde deskundige (zie paragraaf 01.04).
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
– werkzaamheden ten behoeve van de instandhouding van losse interieurelementen (zoals boeken, gebruiksvoorwerpen, gordijnen,
kandelaars, los meubilair en schilderijen),
– regulier schoonmaakwerk (zoals afstoffen, boenen, poetsen en stofzuigen).
Voor interieurafwerking zie paragraaf 48.
Voor sanitair zie paragraaf 53.
Voor verwarming zie paragraaf 60.
Voor verlichting zie paragraaf 70.
48 BEHANGWERK, VLOERBEDEKKING EN STOFFERING
50 DAKGOTEN EN HEMELWATERAFVOEREN
51 BINNENRIOLERING
52 WATERINSTALLATIES
53 SANITAIR
54 BRANDBESTRIJDINGSINSTALLATIES
55 GASINSTALLATIES
56 PERSLUCHT- EN VACUUMINSTALLATIES
60 VERWARMINGSINSTALLATIES
61 VENTILATIE- EN LUCHTBEHANDELINGSINSTALLATIES
62 KOELINSTALLATIES
70 ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATIES
70.00 ALGEMEEN
Elektrotechnische installaties:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Bliksemafleidingsinstallaties:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Arbo-voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• aanleg en onderhoud van voorzieningen, conform de Arbo-wet- en regelgeving, ten behoeve van veilig inspecteren en uitvoeren
van werkzaamheden (zoals elektrotechnische installaties met bijbehorende verlichtingsarmaturen).
75 COMMUNICATIE- EN BEVEILIGINGSINSTALLATIES
75.00 ALGEMEEN
Communicatie-installaties:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Brandmeldinstallaties:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Inbraakbeveiligingsinstallaties:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
78 GEBOUWENBEHEERSYSTEMEN
80 LIFTINSTALLATIES
81 ROLTRAPPEN EN ROLPADEN
82 HEF- EN HIJSINSTALLATIES
83 GOEDERENTRANSPORT- EN -DISTRIBUTIESYSTEMEN
84 GEVELONDERHOUDINSTALLATIES
90 WERKTUIGBOUWKUNDIGE INSTALLATIES
91 KLINKENDE MONUMENTEN (luidklokken, beiaarden, orgels, uurwerken, e.d.)
91.00 ALGEMEEN
Algemeen:
Omdat veel werkzaamheden voor met name de functionele instandhouding van de zogenoemde klinkende monumenten specifiek en specialistisch
van aard zijn is ervoor gekozen hier een aparte paragraaf voor op te nemen. Voor subsidie komen alleen in aanmerking werkzaamheden
aan (onderdelen van) klinkende monumenten die hetzij zelf als monument zijn beschermd dan wel expliciet in de redengevende
omschrijving van een beschermd monument zijn opgenomen.
Luidklokken:
Subsidiabel zijn de kosten van:
• de instandhouding van de luidklokken (werkzaamheden zoals het opvullen van slagplekken, het herstel van kronen en dergelijke),
• de instandhouding van de klokophanging (werkzaamheden aan onder andere stroppen en kloklagers),
• de instandhouding van klepels en slaghamers (werkzaamheden zoals het uitgloeien van klepels, de revisie en afstelling van
de klepelophanging, de vervanging van moderne klepels door historisch verantwoorde klepels en dergelijke),
• de instandhouding van de luidinrichting (werkzaamheden aan onder andere luidassen, luidwielen, luidarmen, luidtouwen/-kettingen
en luidmotoren),
• onderzoek en begeleiding door een naar het oordeel van de minister gekwalificeerde deskundige.
Voor de klokkenstoel c.q. klokkentoren/dakruiter en bijbehorende onderdelen zie paragraaf 24.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
– de vervanging van een historisch verantwoorde klepel en/of klepelophanging door een moderne uitvoering,
– de vervanging van mechanische slaghamers door magneethamers,
– het buiten gebruik stellen en/of vervangen door een nieuwe luidklok.
Beiaarden:
Zie onder luidklokken. Daarnaast:
Subsidiabel zijn de kosten van:
de instandhouding van de tractuur van het handspel en automatisch spel,
de instandhouding van de speeltrommel, de (gewichts-)aandrijving van de speeltrommel en noten,
de instandhouding van mechanische speelhamers,
de instandhouding van het klavier,
de vervanging van versleten onderdelen door historisch verantwoorde replica’s/kopieën,
onderzoek en begeleiding door een naar het oordeel van de minister gekwalificeerde deskundige.
Voor de klokkenstoel c.q. klokkentoren/dakruiter en bijbehorende onderdelen zie paragraaf 24.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
– het herstel van elektronische speelwerken en bandspeelwerken,
– de vervanging van de gewichtsaandrijving van een speeltrommel door een elektromotor,
– werkzaamheden aan magneethamers,
Orgels:
Subsidiabel zijn de kosten van:
de instandhouding van het instrument (werkzaamheden aan onder andere windvoorziening, windladen, tractuur, claviatuur, pijpwerk,
klankgeving en stemming),
schilderwerk in het kader van een algeheel herstel van het instrument,
de functionele instandhouding van het instrument (periodieke werkzaamheden zoals stem-werk door een ervaren orgelstemmer,
het schoonmaken en bijregelen van mechanieken en het afregelen van de windvoorziening),
aanleg en onderhoud van klimaatbeheersingsapparatuur in of nabij het instrument (zoals bij voorbeeld luchtvochtigheidsmeter,
luchtbevochtiger en klimaatregelaar), mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door de minister,
onderzoek en begeleiding door een naar het oordeel van de minister gekwalificeerde deskundige.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Uurwerken:
Subsidiabel zijn de kosten van:
de instandhouding van het uurwerk en zijn aandrijving (werkzaamheden aan onder andere uurwerk-frame, gewichten, draden/kabels/kettingen/touwen,
katrollen, valkisten, opwindsysteem, gelijkloop-inrichting, slaghamers en bijbehorende afhoudveren),
schilder- en verguldwerk aan uurwerk en wijzerplaat (conservering van de aangetroffen toestand of herstel van de uit onderzoek
gebleken oorspronkelijke toestand),
de functionele instandhouding van het instrument (periodieke werkzaamheden zoals het schoonmaken, smeren en zo nodig bijregelen
van de bewegende delen),
onderzoek en begeleiding door een naar het oordeel van de minister gekwalificeerde deskundige.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
– werkzaamheden aan wijzerring-/wijzerplaatverlichting,
– het ombouwen/wijzigen van mechanisch uurwerk naar elektrisch uurwerk,
– werkzaamheden aan moederklokken en afstandgestuurde elektronica.
HOOFDSTUK 2. TABELLEN EN GRONDSLAGEN VOOR BEREKENINGEN
1. Tabel voor de berekening van het honorarium inzake het opstellen van een instandhoudingsplan
De kosten voor het opstellen van een instandhoudingsplan, door een architect/bouwkundige/groenbeheerder/archeoloog, zullen
worden getoetst aan de hieronder uitgewerkte honorariumpercentages. Tot de werkzaamheden inzake het opstellen van een instandhoudingsplan
behoren:
• het (laten opstellen en) analyseren van het inspectierapport
• het op basis van het inspectierapport opstellen van het instandhoudingsplan van de uit te voeren werkzaamheden
• het opstellen van werkomschrijving/besteksparagraaf/bestek
• het vervaardigen van de bijbehorende tekeningen
• het (laten) vervaardigen van ondersteunende foto’s
• het opstellen van de - meer of minder gespecificeerde - meerjarenbegroting
In de toelichting op het aanvraagformulier is aangegeven aan welke eisen genoemde stukken dienen te voldoen.
Het subsidiabele honorariumbedrag voor het opstellen van een instandhoudingsplan wordt als volgt vastgesteld:
Eerst wordt het honorariumpercentage bepaald aan de hand van het hiernavolgende overzicht, waarin dat percentage is gerelateerd
aan de totale instandhoudingskosten/bouwsom. Vervolgens wordt het subsidiabele honorariumbedrag berekend door het gevonden
honorariumpercentage te vermenigvuldigen met de subsidiabele kosten.
Overzicht van honorariumpercentages gerelateerd aan de totale instandhoudingskosten:Instandhoudingskosten | Percentage |
---|
tot | € | 50.000 | 3,43% |
tot | € | 100.000 | 3,22% |
tot | € | 150.000 | 3,04% |
tot | € | 200.000 | 2,89% |
tot | € | 250.000 | 2,76% |
tot | € | 300.000 | 2,66% |
tot | € | 350.000 | 2,56% |
tot | € | 400.000 | 2,48% |
tot | € | 450.000 | 2,41% |
tot | € | 500.000 | 2,35% |
tot | € | 550.000 | 2,29% |
tot | € | 600.000 | 2,24% |
tot | € | 650.000 | 2,19% |
tot | € | 700.000 | 2,15% |
tot | € | 750.000 | 2,11% |
tot | € | 800.000 | 2,08% |
tot | € | 850.000 | 2,05% |
tot | € | 900.000 | 2,02% |
tot | € | 950.000 | 1,99% |
tot | € | 1.000.000 | 1,96% |
tot | € | 1.050.000 | 1,94% |
tot | € | 1.100.000 | 1,92% |
tot | € | 1.150.000 | 1,89% |
tot | € | 1.200.000 | 1,88% |
tot | € | 1.250.000 | 1,86% |
tot | € | 1.300.000 | 1,84% |
tot | € | 1.350.000 | 1,82% |
tot | € | 1.400.000 | 1,81% |
tot | € | 1.450.000 | 1,79% |
tot | € | 1.500.000 | 1,78% |
tot | € | 1.550.000 | 1,77% |
tot | € | 1.600.000 | 1,75% |
tot | € | 1.650.000 | 1,74% |
tot | € | 1.700.000 | 1,73% |
tot | € | 1.750.000 | 1,72% |
tot | € | 1.800.000 | 1,71% |
tot | € | 1.850.000 | 1,70% |
tot | € | 1.900.000 | 1,69% |
tot | € | 1.950.000 | 1,68% |
tot | € | 2.000.000 | 1,67% |
2. Tabel voor de berekening van het honorarium inzake de planbegeleiding
Bij instandhoudingsplannen is begeleiding door een architect/bouwkundige/groenbeheerder/ archeoloog subsidiabel indien en
voor zover die begeleiding uit de volgende werkzaamheden bestaan:
• het jaarlijks opstellen van het uitvoeringsprogramma aan de hand van het instandhoudingsplan, analyse van het meest recente
inspectierapport en een eigen inspectie van het monument
• het opvragen van offertes, de prijsvorming en het verstrekken van uitvoeringsopdrachten
• de begeleiding en controle tijdens de uitvoering
• het opnemen/de oplevering van de uitgevoerde werkzaamheden
• het opstellen van de eindafrekening en de financiële verantwoording inclusief het eventueel bijgestelde plan
De totale kosten voor de begeleiding van de uitvoering van een instandhoudingsplan, over de planperiode van zes jaar gerekend,
zijn aan een maximum gebonden.
Het subsidiabele honorariumbedrag voor de begeleiding wordt als volgt vastgesteld:
Eerst wordt het honorariumpercentage bepaald aan de hand van het hiernavolgende overzicht, waarin dat percentage is gerelateerd
aan de totale instandhoudingskosten/bouwsom. Vervolgens wordt het subsidiabele honorariumbedrag berekend door het gevonden
honorariumpercentage te vermenigvuldigen met de subsidiabele kosten.
Overzicht van honorariumpercentages gerelateerd aan de totale instandhoudingskosten:Instandhoudingskosten | Percentage |
---|
tot | € | 50.000 | 7,86% |
tot | € | 100.000 | 7,36% |
tot | € | 150.000 | 6,95% |
tot | € | 200.000 | 6,61% |
tot | € | 250.000 | 6,32% |
tot | € | 300.000 | 6,08% |
tot | € | 350.000 | 5,86% |
tot | € | 400.000 | 5,68% |
tot | € | 450.000 | 5,52% |
tot | € | 500.000 | 5,37% |
tot | € | 550.000 | 5,24% |
tot | € | 600.000 | 5,12% |
tot | € | 650.000 | 5,02% |
tot | € | 700.000 | 4,92% |
tot | € | 750.000 | 4,83% |
tot | € | 800.000 | 4,75% |
tot | € | 850.000 | 4,68% |
tot | € | 900.000 | 4,61% |
tot | € | 950.000 | 4,55% |
tot | € | 1.000.000 | 4,49% |
tot | € | 1.050.000 | 4,43% |
tot | € | 1.100.000 | 4,38% |
tot | € | 1.150.000 | 4,33% |
tot | € | 1.200.000 | 4,29% |
tot | € | 1.250.000 | 4,25% |
tot | € | 1.300.000 | 4,21% |
tot | € | 1.350.000 | 4,17% |
tot | € | 1.400.000 | 4,14% |
tot | € | 1.450.000 | 4,10% |
tot | € | 1.500.000 | 4,07% |
tot | € | 1.550.000 | 4,04% |
tot | € | 1.600.000 | 4,01% |
tot | € | 1.650.000 | 3,99% |
tot | € | 1.700.000 | 3,96% |
tot | € | 1.750.000 | 3,94% |
tot | € | 1.800.000 | 3,91% |
tot | € | 1.850.000 | 3,89% |
tot | € | 1.900.000 | 3,87% |
tot | € | 1.950.000 | 3,85% |
tot | € | 2.000.000 | 3,83% |
3. Tabel voor de berekening van de toeslag voor het vervaardigen van aanvullende stukken
Indien de instandhoudingswerkzaamheden ook ingrijpender herstel en/of grote ingrepen omvatten zijn aanvullende, meer gedetailleerde
stukken nodig om het instandhoudingsplan goed te kunnen beoordelen. Welke aanvullende stukken dat betreft hangt af van het
uit te voeren werk. In dit verband wordt verwezen naar de uitgebreide toelichting op het aanvraagformulier.
Voor het (laten) vervaardigen van de benodigde aanvullende stukken mag de architect/bouwkundige/groenbeheerder/archeoloog
boven op het honorarium een toeslag berekenen. De totale som (plankosten, begeleidingskosten en toeslag) is aan een maximum
gebonden conform onderstaande tabel.
Overzicht van de toeslagpercentages gerelateerd aan de som van de opstel- en begeleidingskosten en toeslag:Instandhoudingskosten | Over 6 jaar maximaal |
---|
tot | € | 50.000 | 15,00% |
tot | € | 100.000 | 14,00% |
tot | € | 150.000 | 13,00% |
tot | € | 200.000 | 12,00% |
tot | € | 250.000 | 11,00% |
vanaf 10,00% | € | 250.000 | 10,00% |
4. Grondslagen voor de berekening van het bouwplaatsuurloon
Grondslagen voor de berekening van de gemiddelde loonkosten van aannemers en onderaannemers zijn:
• bouwplaatsbezetting: jeugdgroep 2%; volwassenen groep B 25%; volwassenen groep D 60%; voorlieden toeslag 13%
• onderscheid wordt gemaakt in: uurloon inzittenden (30%), uurloon alléén chauffeur (40%) en uurloon chauffeur + inzittenden
(30%)
• ziekteverzuim: 6,5%
Subsidiabele gemiddelde (bouwplaats)uurloon:
Het actuele subsidiabele gemiddelde uurloon staat vermeld op de internetsite van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
www.cultureelerfgoed.nl en op www.monumenten.nl.
Het gemiddelde uurloon is inclusief twee reisuren maar exclusief algemene bouwplaatskosten, algemene bedrijfskosten, winst
+ risico en btw.
5. Grondslagen voor de opbouw van de algemene bouwplaatskosten
De kosten van een aannemer zijn te verdelen in directe en indirecte kosten.
Directe kosten:
Tot de directe kosten van een bouwwerk behoren de kosten van de daarin te verwerken materialen en het daarbij behorende loon
van het personeel. Onder de directe kosten worden voor instandhoudingswerkzaamheden ook begrepen de kosten van eventuele onderaannemers
en steigerwerk.
Indirecte kosten:
De indirecte kosten zijn de kosten van de hulpmiddelen en de organisatie die nodig zijn om het bouwwerk tot stand te brengen.
De indirecte kosten worden verdeeld in:
• Algemene bouwplaatskosten: kosten van de (hoofd)aannemer die niet direct aan een onderdeel zijn toe te wijzen zoals:
o voorbereiding;
o Arbo-voorzieningen ten behoeve van de uitvoering van het werk (inclusief de kosten voor het Arbo-plan/-dossier en de uitvoering
daarvan een en ander conform de eisen van de Arbo-wet);
o inrichting van het bouwterrein (onder andere de huur plus aan-/afvoer van keten alsmede de elektrische en werktuigbouwkundige
werkzaamheden ten behoeve van de terreininrichting);
o aansluiting en verbruik van elektra/gas/water/telefoon;
o hekwerken / terreinafsluitingen (zoals preventieve maatregelen tegen vandalisme);
o bouwplaatsverlichting;
o uitvoerder / toezicht / begeleiding en dergelijke;
o werk- en bouwvergaderingen, weekrapporten, en dergelijke;
o aan- en afvoer (laden / lossen);
o periodiek opruimen (inclusief de afvoer van bouwafval);
o afschrijving van klein materieel (waaronder elektrisch gereedschap);
o oplevering.
• Algemene bedrijfskosten: kosten die samenhangen met de algehele leiding van het bedrijf en die van de algemene en administratieve
diensten.
Normen voor subsidiabele aannemerskosten:
a. gemiddelde bouwplaatsuurloon op basis van hoofdstuk 2, paragraaf 4
b. post onvoorzien: maximaal 5%
c. algemene bouwplaatskosten, te berekenen over de directe kosten: gemiddeld 9%
d. algemene bedrijfskosten, te berekenen over de som van de directe kosten en de algemene bouwplaatskosten: gemiddeld 7%
e. winst en risico, te berekenen over de som van de directe kosten, algemene bouwplaatskosten en algemene bedrijfskosten: gemiddeld
3%
f. indexering: maximaal 3% per jaar
De onderdelen c, d en e bij elkaar vormen een opslag (ABK) van maximaal 20%.
Omvatten de instandhoudingswerkzaamheden ook ingrijpender herstel en/of grote ingrepen dan dient de begroting van de aannemer
dan wel de architect, archeoloog of ingenieur voor de beoordeling van de subsidiabele kosten, gespecificeerd te zijn in onder
andere eenheden, uren, materiaal- en materieelkosten, stel- en verrekenposten.
TOELICHTING
1. Strekking
Het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 (hierna: Brim 2011) regelt de financiële ondersteuning van eigenaren
ten behoeve van de instandhouding van beschermde monumenten. Met deze ministeriële regeling worden nadere regels op grond
van dat besluit gegeven. Het betreft de volgende onderwerpen:
– artikel 2: de subsidiabele kosten (artikel 3, tweede lid, van het Brim 2011),
– artikel 3: de subsidieplafonds (artikel 5 van het Brim 2011),
– artikel 4: de maximumbedragen aan subsidiabele kosten (artikel 6, eerste en tweede lid, van het Brim 2011),
– artikel 5: de aanvullende indieningsvereisten (artikel 10, derde lid, van het Brim 2011),
– artikel 6: een nader verdeelcriterium (artikel 12, derde lid, van het Brim 2011), en
– artikel 7: de gefaseerde inwerkingtreding (artikel 38, eerste lid, van het Brim 2011).
Subsidie op grond van het Brim 2011 moet worden aangevraagd met behulp van een aanvraagformulier. Voor de meerjarenbegroting
en -planning uit het instandhoudingsplan wordt een (verplicht) model vastgesteld. Hierdoor kan het indienen van aanvragen
en het behandelen daarvan gestructureerd en efficiënt verlopen. De bevoegdheid om formulieren en modellen vast te stellen,
berust op artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht. De directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed stelt
het aanvraagformulier en het model instandhoudingsplan vast namens de minister. Voor aangewezen organisaties voor monumentenbehoud
worden een apart aanvraagformulier en een apart model voor een gecombineerd instandhoudingsplan vastgesteld.
Het aanvraagformulier en het model instandhoudingsplan zijn aan te vragen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, via
info@cultureelerfgoed.nl. Ook worden ze beschikbaar gesteld via de internetsite van de Rijksdienst, www.cultureelerfgoed.nl.
Via deze internetsite, of via www.monumenten.nl, kunnen het aanvraagformulier en het model instandhoudingsplan ook digitaal
worden ingevuld en ingediend. Wel moeten in dat laatste geval separaat nog een ondertekeningsformulier en eventuele bijlagen
worden ingediend, hetgeen vooralsnog niet digitaal kan geschieden. De datum van binnenkomst van die completerende stukken
geldt als datum van ontvangst van de aanvraag.
2. Subsidiabele kosten
Op grond van artikel 34 van de Monumentenwet 1988 wordt onder instandhouding verstaan de onderhoudswerkzaamheden aan een beschermd
monument alsmede werkzaamheden die het normale onderhoud te boven gaan en die voor het herstel van het monument noodzakelijk
zijn. Volgens artikel 1, onderdeel c, van het Brim 2011 zijn subsidiabele kosten de kosten die naar het oordeel van de minister
noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden. Dit betekent dat de kosten gericht moeten zijn op instandhouding
van de monumentale waarde van het beschermd monument.
Over de subsidiabele kosten zijn bij ministeriële regeling nadere voorschriften gegeven omdat het daarbij gaat om gedetailleerde
voorschriften die niet passen in een algemene maatregel van bestuur.
In de bijlage bij deze regeling (de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten Brim 2011) zijn de voorschriften omtrent subsidiabele
kosten en een overzicht van de subsidiabele kosten gebundeld. Voor een toelichting op de subsidiabele kosten wordt kortheidshalve
naar die bijlage verwezen. Onder het voormalige Brim waren diverse voorschriften omtrent subsidiabele kosten ondergebracht
in de toenmalige Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten zelf en was alleen het overzicht van subsidiabele kosten
in de bijlage bij die regeling opgenomen. Dat leidde soms tot misverstanden omdat aanvragers de voorschriften niet in samenhang
lazen. Met het oog op de overzichtelijkheid zijn alle voorschriften nu samengevoegd in de bijlage.
3. Subsidieplafonds
Een subsidieplafond geeft het bedrag aan dat beschikbaar is voor de verlening van subsidies. Het is een waarborg om te voorkomen
dat sprake is van een openeinderegeling. Hierbij wordt opgemerkt dat er sprake is van meerjarige subsidiebeschikkingen. De
verlening vindt eenmalig plaats in de vorm van één beschikking voor het totale bedrag over de zes jaar waarop het instandhoudingsplan
betrekking heeft. Het subsidieplafond houdt in dat de som van de bedragen die worden verleend, een bepaald bedrag (het desbetreffende
subsidieplafond) niet overschrijdt.
Het budget dat voor instandhoudingssubsidies beschikbaar is, wordt verdeeld in een budget voor de ‘reguliere’ instandhoudingssubsidies,
een budget voor subsidies voor grootschalige instandhoudingsprojecten en een budget voor beschermde archeologische monumenten.
Voor elk van deze drie budgetten wordt een afzonderlijk subsidieplafond vastgesteld. Het daarmee beschikbare budget wordt
verdeeld in de volgorde van ontvangst van de aanvragen. De subsidieplafonds worden in beginsel elk jaar opnieuw vastgesteld
door aanpassing van deze regeling. Het subsidieplafond voor beschermde archeologische monumenten geldt vooralsnog alleen voor
2011. Dit is het eerste jaar waarin voor deze monumenten een instandhoudingssubsidie kan worden aangevraagd. Met dit budget
is gewaarborgd dat er ook daadwerkelijk subsidieaanvragen voor beschermde archeologische monumenten kunnen worden gehonoreerd.
4. Maximumbedrag aan subsidiabele kosten
De maximumbedragen aan subsidiabele kosten per aanvraag worden vastgesteld om de beperkte middelen beter te kunnen verdelen
en aldus te voorkomen dat bepaalde categorieën beschermde monumenten een onevenredig beslag leggen op het beschikbare budget.
In vergelijking met het voormalige Brim is het aantal categorieën beschermde monumenten teruggebracht van vijf naar drie (artikel
1, tweede lid): woonhuizen, kerkgebouwen en ‘overige’. Vergeleken met de situatie toen, is alleen het maximumbedrag aan subsidiabele
kosten voor de categorie ‘overige’ gewijzigd. Dit hangt samen met het maximumbedrag dat onder het Brim gold voor de categorie
‘kastelen, buitenplaatsen en landhuizen’. Deze categorie is in het Brim 2011 onder de categorie ‘overige’ geschoven. Hierdoor
is het maximumbedrag aan subsidiabele kosten voor de categorie ‘overige’ verhoogd tot € 100.000,–.
Voor grootschalige instandhoudingsprojecten is een apart maximumbedrag aan subsidiabele kosten vastgesteld. Van grootschalige
instandhoudingsprojecten is sprake bij beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen die structureel, dat wil zeggen elke
zes jaar, een relatief hoog bedrag aan subsidiabele instandhoudingskosten hebben (voor de definitie van ‘zelfstandig onderdeel’
zie artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van het Brim 2011).
Op basis van artikel 6, tweede lid, van het Brim 2011 is in artikel 4, eerste lid, onder d, van deze regeling voorzien in
een minimumbedrag en een maximumbedrag aan subsidiabele kosten voor grootschalige instandhoudingsprojecten. Welke categorie
of categorieën beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen het betreft, is hierbij niet aan de orde. Oftewel, indien
de totale subsidiabele kosten van een aanvraag boven het in artikel 4, eerste lid, onder d, genoemde minimumbedrag aan subsidiabele
kosten (€ 700.000) uitkomen, kan voor die aanvraag over ten hoogste het in datzelfde onderdeel d genoemde maximumbedrag aan
subsidiabele kosten (€ 1 miljoen) subsidie worden verleend.
Het minimum- en het maximumbedrag aan subsidiabele kosten voor grootschalige instandhoudingsprojecten worden vastgesteld bij
ministeriële regeling, zodat flexibeler kan worden ingespeeld op voortschrijdend inzicht omtrent de hoogte ervan. Bij projecten
die eenmalig een hoog bedrag nodig hebben, is meestal sprake van restauratie. Hiervoor is in het Brim 2011 een apart restauratiesubsidieartikel
opgenomen (artikel 35).
Indien een subsidieaanvraag beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen uit verschillende categorieën bevat, gaat de
minister altijd uit van het hoogste maximumbedrag aan subsidiabele kosten dat voor de desbetreffende categorieën geldt.
5. Aanvullende indieningsvereisten
Naast de in het Brim 2011 genoemde indieningsvereisten (aanvraagformulier, inspectierapport en (gecombineerd) instandhoudingsplan)
zijn enkele aanvullende indieningsvereisten opgenomen in deze regeling.
De foto’s, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, dienen om in aanvulling op het inspectierapport een actueel beeld te krijgen
van de gebreken van het beschermd monument of zelfstandig onderdeel daarvan. Indien het inspectierapport al voldoende foto’s
bevat, zijn aanvullende foto’s niet nodig.
In artikel 5, onderdeel b, is een tekening opgenomen als aanvullend indieningsvereiste voor het geval een eigenaar een subsidieaanvraag
doet voor een zelfstandige bouwkundige eenheid of kerktoren. Dit indieningsvereiste geldt niet als het beschermd monument
bestaat uit één zelfstandige bouwkundige eenheid of alleen een kerktoren. Wat voor tekening moet worden overgelegd, hangt
af van de specifieke situatie. Bij kerktorens of vrijstaande gebouwen of bouwwerken kan worden volstaan met een overzichts-
of situatietekening. Bij aan elkaar gebouwde zelfstandige bouwkundige eenheden is vaak een nauwkeuriger afbakening nodig.
In een dergelijk geval bevat de tekening een of meer plattegronden (het aangeven van binnen- en buitendeuren kan voor de beoordeling
van belang zijn) en zo nodig een dakaanzicht. Uit de tekening moet duidelijk blijken dat het om een zelfstandig bouwkundig
geheel gaat (bouwkundig gescheiden van de aangrenzende bebouwing), met een eigen toegang. Aan- of uitbouwen zoals een serre
of een keuken zijn geen zelfstandige bouwkundige eenheden.
Het aanvullende indieningsvereiste in artikel 5, onderdeel c, betreft een (kadastrale) kaart ter afbakening van een zelfstandig
onderdeel van een park- of tuinaanleg of andere aanleg, dan wel van een beschermd archeologisch monument. Dit indieningsvereiste
geldt alleen als de eigenaar niet het gehele beschermd monument in eigendom heeft. De eigenaar dient een aanvraag in voor
het gehele deel van het beschermd monument dat hij in eigendom heeft (of waarop hij een ander zakelijk recht heeft, zoals
erfpacht). Op een kaart geeft de aanvrager door aanduiding van de kadastrale percelen (inclusief de perceelnummering) aan
welk deel van het beschermd monument het betreft.
Voor de kaart kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een kopie van een kadastrale kaart of een kopie van de kaartbijlage
bij het aanwijzingsbesluit van het beschermd monument (voor historische buitenplaatsen etc. de zogenoemde ‘bolletjeskaart’).
Voor het geval een instandhoudingsplan naast steeds terugkerende reguliere instandhoudingswerkzaamheden ook ingrijpende werkzaamheden
bevat, zijn in artikel 5, onderdeel d, de minimaal noodzakelijke aanvullende stukken opgenomen om een dergelijk instandhoudingsplan
te kunnen beoordelen. Bij ingrijpende werkzaamheden aan gebouwde en aangelegde (‘groene’) monumenten zal het voornamelijk
gaan om restauratiewerkzaamheden. Bij archeologische monumenten zullen dit ingrepen zijn waarvoor een vergunning op grond
van de Monumentenwet 1988 verplicht is, zoals het ophogen van een archeologisch monument of de aanleg van een hydrologisch
systeem.
Deze aanvullende indieningsvereisten zijn niet van toepassing bij incidentele herstelwerkzaamheden op beperkte schaal, zoals
het behandelen tegen houtrot, het inboeten van enkele leien of stenen, het repareren van goten en afvoeren dan wel het in
hetzelfde materiaal en met dezelfde detaillering vervangen van een raam of deur. In dergelijke gevallen kan worden volstaan
met foto’s waaruit de gebreken blijken.
De in artikel 5, onderdeel d, onder 1°, opgenomen beschrijving van de technische of fysieke staat betreft een nauwkeuriger
uitwerking van hetgeen is opgenomen in het inspectierapport. Tevens worden hierin eventuele niet in het inspectierapport gesignaleerde
gebreken meegenomen. Voor de beoordeling van een ingrijpend instandhoudingsplan is alleen een inspectierapport niet voldoende.
De beschrijving van de technische of fysieke staat is subsidiabel als onderdeel van het instandhoudingsplan.
De kosten van het maken van de tekeningen, bedoeld in artikel 5, onderdeel d, onder 2°, en het opstellen van de rapporten,
bedoeld in artikel 5, onderdeel d, onder 3°, zijn in beginsel subsidiabel. De rapporten hoeven alleen te worden overgelegd,
voor zover ze noodzakelijk zijn voor de uitvoering of de beoordeling van de in het instandhoudingsplan opgenomen werkzaamheden.
Overigens zullen dit soort rapporten meestal ook vereist zijn voor het verkrijgen van een voor dergelijke werkzaamheden doorgaans
verplichte vergunning. Vaak beschikt een aanvrager dus al over de benodigde rapporten of kan hij die juist voor het vergunningtraject
al laten opstellen, zodat hij in dat kader tijd wint.
6. Nader verdeelcriterium
Op grond van artikel 12, eerste lid, van het Brim 2011 wordt het beschikbare bedrag op de subsidieaanvragen beslist in volgorde
van ontvangst van de aanvragen. Niet uitgesloten is dat op dezelfde dag zoveel subsidieaanvragen worden ontvangen dat het
subsidieplafond door honorering van al deze aanvragen zou worden overschreden. Om te voorkomen dat alle aanvragen in dat geval
zouden moeten worden afgewezen, is een nader verdeelcriterium noodzakelijk. Alle op één dag ontvangen aanvragen worden wat
betreft het moment van ontvangst gelijk behandeld. Dit geldt ook als de ene aanvraag bijvoorbeeld om acht uur ‘s morgens persoonlijk
is afgeleverd en de andere enkele uren later met de post is bezorgd. Ten aanzien van de op dezelfde dag binnengekomen aanvragen
wordt in voorkomend geval door middel van loting bepaald welke aanvragen kunnen worden gehonoreerd en welke niet.
7. Gefaseerde inwerkingtreding
Het Brim 2011 wordt per 1 januari 2011 van toepassing op alle beschermde monumenten met dien verstande dat er nog een overgangsrechtelijke
bepaling noodzakelijk is in verband met de gefaseerde inwerkingtreding van het voormalige Brim, die pas in 2011 zou worden
afgerond.
Het budget dat beschikbaar was voor subsidieverlening op grond van het Brim, nam de eerste jaren na inwerkingtreding geleidelijk
toe. Er werd een ‘instroommodel’ ontwikkeld dat voorzag in gefaseerde inwerkingtreding van het Brim. Omdat de meerjaren-instandhoudingssystematiek
van het Brim (evenals van het Brim 2011) was gebaseerd op zes jaren, werd ook voor het instroommodel een periode van zes jaar
gehanteerd. Omdat het jaar 2011 het laatste instroomjaar zou zijn geweest van het voormalige Brim (in dat jaar zouden eigenaren
van monumenten in de laatste categorie aanvragen kunnen doen om met ingang van 1 januari 2012 voor subsidie in aanmerking
te komen), is in deze regeling een bepaling nodig om de instroom af te ronden.
Bij het instroommodel van het voormalige Brim werd gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘CBS-categorieën’. Het Rijk heeft deze
categorieën samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vastgesteld om statistische gegevens over de besteding
van subsidies te verkrijgen. Deze CBS-categorieën zijn gebaseerd op de oorspronkelijke functie van de monumenten. Voor alle
beschermde monumenten is de CBS-categorie vastgelegd in de zogenaamde objectendatabank van de Rijksdienst voor het Cultureel
Erfgoed. Het gaat hierbij om openbare gegevens die bij de Rijksdienst zijn op te vragen.
De CBS-categorieën zijn nadrukkelijk niet van belang voor de vraag of aanspraak bestaat op subsidie of op een lening. Dat
wordt bepaald door de categorieën, genoemd in artikel 1, tweede lid, van het Brim 2011: woonhuizen, kerkgebouwen en overige.
De CBS-categorie-indeling moet van deze categorie-indeling worden onderscheiden en is alleen van belang voor de vraag vanaf
welk moment er aanspraak bestaat op subsidie. Woonhuizen komen, ongeacht de CBS-categorie, in aanmerking voor een lening.
Voor de CBS-categorie kerkelijke gebouwen was onder het Brim sprake van een nadere onderverdeling omdat de totale behoefte
voor deze categorie zodanig groot was dat de subsidiebehoefte over drie jaren gespreid moest worden. Daarom werden voor de
CBS-categorie kerkelijke gebouwen drie groepen gevormd op basis van monumentnummer.
Het belang van de CBS-categorieën beperkt zich onder het Brim 2011 nog tot de beperkte groep beschermde monumenten die in
2011 zou instromen in het voormalige Brim. Deze groep is met zoveel woorden genoemd in het eerste lid van artikel 7 van deze
regeling. Het gaat om kerkgebouwen en beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen uit de categorie ‘overige’, die in
de daar genoemde CBS-categorie vallen, met een rijksmonumentnummer tussen 26.100 en 45.949.
Voor deze groep bestaat pas per 1 januari 2012 aanspraak op instandhoudingssubsidie op grond van het Brim 2011. Dat betekent
dat de eigenaren van deze monumenten van 15 januari tot en met 31 augustus 2011 een subsidieaanvraag kunnen indienen voor
een instandhoudingsplan over de kalenderjaren 2012 tot en met 2017. Voor het jaar 2011 bestaat voor deze eigenaren als overbrugging
nog aanspraak op de jaarlijkse onderhoudssubsidie op grond van het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten (het Brom).
Hiertoe kan tot en met 31 maart 2012 een aanvraag worden ingediend. Op grond van de systematiek van het Brom wordt onderhoudssubsidie
namelijk pas aangevraagd nadat de onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd.
Dezelfde systematiek is overigens in 2011 ook nog van toepassing op de beschermde monumenten die in 2010 in het voormalige
Brim zijn ingestroomd. Dat zijn de beschermde monumenten met CBS-categorie kerkelijke gebouwen en kerkonderdelen/objecten
met de rijksmonumentnummers 1 tot en met 26.099. De eigenaren van deze beschermde monumenten kunnen tot en met 31 maart 2011
Brom-subsidie aanvragen over het jaar 2010.
Overigens wordt opgemerkt dat de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten is vervallen met de inwerkingtreding
van het Brim 2011.
8. Uitvoeringsconsequenties en administratieve lasten
Deze regeling betreft een nadere uitwerking van het Brim 2011.
De administratieve lasten voor instellingen, bedrijfsleven en burgers zijn beschreven in de toelichting bij het Brim 2011.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.J. van Bijsterveldt-Vliegenthart.