Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 september 2010, nr. DMO/OHW-U-3023973, houdende wijziging van een aantal regelingen in verband met de inwerkingtreding van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen, alsmede tot het aanbrengen van wijzigingen van andere en ondergeschikte aard

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 21 februari 1972, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 11a der Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Stb. 99), artikel 9, tweede lid, van het koninklijk besluit van 22 oktober 1949 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in artikel 3, derde lid, en in artikel 39 der Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb. J 469) en artikel 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 23 oktober 1986, houdende regels betreffende de vergoeding van ziektekosten, bedoeld in artikel 5 van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (Stb. 595);

Besluit:

ARTIKEL I

De beschikking van 3 mei 1972, nr. BP/AOR U 7858, houdende regelen inzake de verlening van vergoedingen aan verzetsslachtoffers in het kader van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 van kosten van behandeling en verpleging (Stcrt. 90) wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel ‘de belanghebbende’ door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd luidende:

‘de Raad’: de Pensioen- en Uitkeringsraad, bedoeld in artikel 3 van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen;

‘de Sociale verzekeringsbank’: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen..

B

In artikel 2, eerste lid, wordt ‘de Raad’ vervangen door: de Sociale verzekeringsbank.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel I, onder A, wordt ‘tot het werkelijke bedrag’ vervangen door ‘tot ten hoogste het werkelijke bedrag’ en vervalt ‘, berekend naar het tarief, zoals dit ter plaatse gebruikelijk is voor de inkomstenklasse, waartoe de belanghebbende behoort’.

2. In onderdeel I, onder C en G, worden ‘de Buitengewone Pensioenraad’ en ‘genoemde raad’ telkens vervangen door ‘de Sociale verzekeringsbank’ en vervalt de tweede volzin.

3. In onderdeel I, onder E, worden ‘de Buitengewone Pensioenraad’, ‘de Buitengewone pensioenraad’ en ‘genoemde raad’ vervangen door ‘de Sociale verzekeringsbank’ en vervalt de tweede volzin.

4. In onderdeel I, onder F, vervalt ‘berekend naar het voor de verpleeginrichting geldende derde klassetarief,’.

5. In onderdeel I vervallen de subonderdelen J en K waarna de subonderdelen L en M worden geletterd J en K.

6. In onderdeel II, onder A, wordt ‘de Buitengewone Pensioenraad’ vervangen door: de Raad of de Sociale verzekeringsbank.

7. In onderdeel II, onder B, wordt ‘de Buitengewone Pensioenraad’ vervangen door: de Sociale verzekeringsbank.

8. In onderdeel III wordt ‘de Buitengewone Pensioenraad’ vervangen door ‘de Raad of de Sociale verzekeringsbank’ en worden ‘genoemde Raad’ en ‘de Raad’ vervangen door: de Sociale verzekeringsbank.

ARTIKEL II

De beschikking van 19 september 1973, nr. BP/AOR U 336, houdende regelen inzake de verlening van vergoedingen aan oorlogsslachtoffers in het kader van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers van kosten van behandeling en verpleging (Stcrt. 185) wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel ‘de zeeman’ door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd luidende:

‘de Raad’: de Pensioen- en Uitkeringsraad, bedoeld in artikel 3 van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen;

‘de Sociale verzekeringsbank’: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen..

B

In artikel 2, eerste lid, wordt ‘de Raad’ vervangen door: de Sociale verzekeringsbank.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel I, onder A, wordt ‘tot het werkelijke bedrag’ vervangen door ‘tot ten hoogste het werkelijke bedrag’ en vervalt ‘, berekend naar het tarief, zoals dit ter plaatse gebruikelijk is voor de inkomstenklasse, waartoe de belanghebbende behoort’.

2. In onderdeel I, onder C en G, worden ‘de Buitengewone Pensioenraad’ en ‘genoemde raad’ telkens vervangen door: de Sociale verzekeringsbank.

3. In onderdeel I, onder E, worden ‘de Buitengewone Pensioenraad’, ‘de Buitengewone pensioenraad’ en ‘genoemde raad’ vervangen door: de Sociale verzekeringsbank.

4. In onderdeel I, onder F, vervalt ‘berekend naar het voor de verpleeginrichting geldende derde klassetarief,’

5. In onderdeel I vervallen de subonderdelen J en K waarna de subonderdelen L en M worden geletterd J en K.

6. In onderdeel II, onder A, wordt ‘de Buitengewone Pensioenraad’ vervangen door: de Raad of de Sociale verzekeringsbank.

7. In onderdeel II, onder B, wordt ‘de Buitengewone Pensioenraad’ vervangen door: de Sociale verzekeringsbank.

8. In onderdeel III wordt ‘de Buitengewone Pensioenraad’ vervangen door ‘de Raad of de Sociale verzekeringsbank’ en worden ‘genoemde Raad’ en ‘de Raad’ vervangen door: de Sociale verzekeringsbank.

D

Artikel 4 vervalt.

ARTIKEL III

De regeling van 27 januari 1988, nr. DVV/WJZ 11124, houdende regelen inzake de verlening van vergoedingen aan verzetsslachtoffers in het kader van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet van kosten van behandeling en verpleging (Stcrt. 38) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b, komt te luiden:

b. de Raad: de Pensioen- en Uitkeringsraad, bedoeld in artikel 3 van de Wet uitvoering wetten voor verzetdeelnemers en oorlogsgetroffenen;

2. Onderdeel c wordt geletterd d.

3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. de Sociale verzekeringsbank: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;.

B

In artikel 2, eerste lid, wordt ‘de raad’ vervangen door: de Sociale verzekeringsbank.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel I, onder a, wordt ‘tot het werkelijke bedrag’ vervangen door ‘tot ten hoogste het werkelijke bedrag’ en vervalt ‘, berekend naar het tarief, zoals dit ter plaatse gebruikelijk is voor de inkomensklasse, waartoe de belanghebbende behoort’.

2. In onderdeel I, onder c, e en g, wordt ‘de raad’ telkens vervangen door ‘de Sociale verzekeringsbank’ en vervalt de tweede volzin.

3. In onderdeel I, onder f, vervalt ‘berekend naar het voor de verpleeginrichting geldende derde klassetarief,’.

4. In onderdeel I vervallen de subonderdelen j en k waarna de subonderdelen l en m worden geletterd j en k.

5. In subonderdeel j (nieuw) wordt ‘het koninklijk besluit van 22 december 1922 (Stb. 684)’ vervangen door: artikel 7, tweede lid, van het koninklijk besluit van 23 oktober 1986 (Stb. 596).

6. In onderdeel II, onder a, wordt ‘de raad’ vervangen door: de Raad of de Sociale verzekeringsbank.

7. In onderdeel II, onder b, wordt ‘de raad’ vervangen door: de Sociale verzekeringsbank.

8. In onderdeel III wordt ‘de raad’ vervangen door ‘de Raad of de Sociale verzekeringsbank’ en wordt ‘de Raad’ vervangen door: de Sociale verzekeringsbank.

ARTIKEL IV

De Tijdelijke vergoedingsregeling psychotherapie na-oorlogse generatie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel b, komt te luiden:

b. de Sociale verzekeringsbank: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;.

B

In de artikelen 2, aanhef, en 6 wordt ‘De Pensioen- en Uitkeringsraad’ vervangen door: De Sociale verzekeringsbank.

C

In de artikelen 3 en 5, tweede lid, wordt ‘de Pensioen- en Uitkeringsraad’ vervangen door: de Sociale verzekeringsbank.

ARTIKEL V

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink.

TOELICHTING

Op 1 januari 2011 treedt de wet van 15 april 2010, houdende regeling van de uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen door de Pensioen- en Uitkeringsraad en de Sociale verzekeringsbank (Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen: Wuvo) in werking. In deze wet is geregeld dat de uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen door zowel de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) als de Sociale verzekeringsbank (SVB) plaatsvindt. Tot die datum is op basis van de Wet op de Pensioen- en Uitkeringsraad de PUR het zelfstandige bestuursorgaan dat, volgens de terminologie van die wet, is belast met de toepassing en uitvoering van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp), de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo), de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (WIV), de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945. In de Wuvo is geregeld dat de PUR beslist over de toelating tot de genoemde wetten en dat de SVB zorgdraagt voor de cliënten die al eerder tot deze wetten zijn toegelaten. Tevens is in de Wuvo bepaald (artikel 6, onder b) dat de SVB tot taak heeft de beschikkingen te geven op aanvragen voor een vergoeding in de kosten van een behandeling, als bedoeld in artikel 2 van de Tijdelijke vergoedingsregeling psychotherapie na-oorlogse generatie (Tvp).

In de artikelen 4 en 6 van de Wuvo zijn de taken van de PUR en de SVB beschreven. De toekenning van taken aan de twee organisaties heeft tot gevolg dat een viertal ministeriële (uitvoerings)regelingen (hierna: regelingen) met de per 1 januari 2011 geldende uitvoeringssystematiek in overeenstemming moest worden gebracht. In de gevallen waarbij er zowel een taak voor de PUR als de SVB is weggelegd zijn ‘de Buitengewone Pensioenraad’ of ‘de raad’ gewijzigd in ‘de Raad of de Sociale verzekeringsbank’. In de gevallen waarbij er een taakverschuiving plaatsvindt van de PUR naar de SVB zijn ‘de Pensioen- en Uitkeringsraad’, ‘de Buitengewone Pensioenraad’, ‘de Raad’, ‘de raad’ of ‘genoemde raad’ vervangen door ‘de Sociale verzekeringsbank’.

Het betreft ten eerste een drietal op de Wbp, Wbpzo en WIV gebaseerde regelingen waarin de uitvoeringsregels zijn opgenomen betreffende de vergoeding van de behandeling en verpleging van gerechtigden op een buitengewoon pensioen. Onder behandeling en verpleging wordt verstaan de genees- en heelkundige voorzieningen en voorzieningen van medisch-sociale aard voorzover deze voorzieningen noodzakelijk zijn in verband met verwonding, verminking, ziekte en gebreken welke het recht op het buitengewoon pensioen van betrokkene hebben doen ontstaan. Tevens is de Tvp aangepast.

Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de drie op de wetten buitengewoon pensioen gebaseerde regelingen te actualiseren.

In de artikelen I en II, onderdeel C, onder 1, zijn de bepalingen aangaande de vergoeding van de kosten van huisarts, tandarts of specialist gewijzigd.

Deze wijziging is noodzakelijk omdat de gehanteerde verwijzing naar het aan de inkomstenklasse van de belanghebbende verbonden tarief (en in artikel III, onderdeel C, onder 1, de verwijzing naar de inkomensklasse) is verworden tot een ‘dode letter’. Deze verwijzing is dan ook komen te vervallen.

De verwijzing naar deze klassen is in de oorspronkelijke regelingen opgenomen om aan te geven dat de vergoeding van de genoemde kosten genormeerd kan zijn. Om tot uitdrukking te laten komen dat er nog steeds sprake kan zijn van een normvergoeding, is in de desbetreffende artikelonderdelen van de regelingen opgenomen dat de genoemde kosten worden vergoed tot ten hoogste het werkelijke bedrag van die kosten.

Per 1 februari 2006 is het tarief voor de klassenverpleging in ziekenhuizen afgeschaft. De reden hiervoor was dat de reguliere zorg in de loop van de jaren sterk was opgewaardeerd, waardoor het onderscheid tussen de klassenverpleging en de reguliere verpleging was weggevallen. De hoge tariefstelling voor klassenverpleging was daarom volledig achterhaald en niet langer maatschappelijk verantwoord. In de artikelen I en II, onderdeel C, onder 4, en III, onderdeel C, onder 3, is dan ook telkens de verwijzing naar de klassenindeling vervallen. In de artikelen I en II, onderdeel C, onder 5, en III, onderdeel C, onder 4, zijn als gevolg van het afschaffen van het hogere klassentarief in de op de Wbp en de Wbpzo gebaseerde regelingen de artikelen 3, onderdelen I, onder J en K, vervallen en in de op de WIV gebaseerde regeling artikel 3, onderdeel I, onder j en k.

In artikel I, onderdeel C, onder 2 en 3, en artikel III, onderdeel C, onder 2, is telkens de tweede volzin van de betreffende onderdelen van de artikelen 3 vervallen. Deze overgangsbepalingen zijn vanwege de koppeling aan de inwerkingtredingsdatum van de betreffende regelingen uitgewerkt. Om dezelfde reden is in artikel II, onderdeel D, het daarin genoemde overgangsartikel vervallen.

Omdat het koninklijk besluit van 22 december 1922 (Stb. 684) is vervallen, is in artikel III, onderdeel C, onder 5, de verwijzing naar de vergoedingsgrondslag van de vervoerskosten geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de verwijzingssystematiek die in de op de Wbp en Wbpzo gebaseerde regelingen wordt gehanteerd. Dit betekent dat wordt verwezen naar artikel 7, tweede lid, van het koninklijk besluit waarin de regels zijn opgenomen omtrent het geneeskundig onderzoek dat moet worden uitgevoerd in het kader van het verlenen of wijzigen van een buitengewoon pensioen. Wat betreft de WIV zijn de vorenbedoelde regels opgenomen in het koninklijk besluit van 23 oktober 1986 (Stb. 596).

Het onderhavige besluit heeft geen financiële consequenties en geen gevolgen voor de administratieve lasten. Aangezien de uitvoeringssystematiek is gewijzigd met de Wuvo, zijn de financiële consequenties van deze wijziging al vermeld in paragraaf 3 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II 2009–2010, 32 310, nr. 3, pag. 7 en 8). Op pagina 8 van deze toelichting is aangegeven dat de Wuvo geen gevolgen heeft voor de administratieve lasten voor de burgers en het bedrijfsleven. Omdat met de onderhavige regeling de genoemde regelingen worden aangepast in verband met de inwerkingtreding van de Wuvo zijn aan deze regeling evenmin administratieve lasten verbonden.

Per 1 januari 2010 is de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) uitgebreid naar ministeriële regelingen (TK 2009–2010, 29 515, nr. 309). De in artikel V opgenomen inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2011 is gekoppeld aan de datum van inwerkingtreding van de Wuvo. Deze datum is een van de vier vaste inwerkingtredingdata van de VVM-systematiek voor ministeriële regelingen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink.

Naar boven