In de Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties beroepen in de individuele gezondheidszorg hierna: de regeling, zijn nadere
regels gesteld omtrent de aanvraag tot erkenning van EG-beroepskwalificaties voor de gereglementeerde beroepen in de individuele
gezondheidszorg. Dit zijn de in artikel 3 genoemde en de krachtens artikel 34 van de Wet op de Beroepen in de Individuele
Gezondheidszorg (Wet BIG) geregelde beroepen.
Artikel 2 van die regeling behelst de procedure voor een aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties. In het tweede lid
van artikel 2 is aangegeven welke gegevens bij de aanvraag moeten worden overgelegd.
In onderdeel f van artikel 2, tweede lid, was opgenomen een bewijs van inschrijving in een register indien in het land van
herkomst een door een overheidsorgaan of door een organisatie van beoefenaren van het desbetreffende beroep ingesteld register
in stand wordt gehouden. Hiermee zou de aanvrager kunnen aantonen dat er ten aanzien van hem geen bevoegdheidsbeperking in
het land van herkomst van kracht is, ingeval hij dat niet aan zou kunnen tonen met een verklaring als bedoeld in onderdeel
g van artikel 2, tweede lid.
De Europese Commissie heeft Nederland er op gewezen dat het eisen van een registratiebewijs zoals opgenomen onder artikel
2, tweede lid, onder f, niet in overeenstemming is met artikel 50, eerste lid, juncto bijlage VII, onder d van Richtlijn 2005/36/EG
betreffende de erkenning van beroepskwalificaties.
In bijlage VII van deze richtlijn zijn de documenten die bij een aanvrage voor erkenning van beroepskwalificaties kunnen worden
verlangd, limitatief opgesomd. Als bewijs dat er geen bevoegdheidsbeperkingen gelden, kan ingevolge punt 1 d. van bijlage
VII alleen een document, afgegeven door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, worden verlangd waaruit blijkt
dat aan die voorwaarden is voldaan.
Om deze reden wordt onderdeel f van artikel 2, tweede lid, geschrapt. Als bewijs dat er ten aanzien van de aanvrager geen
bevoegdheidsbeperkingen in het land van herkomst gelden, kan betrokkene nu het document overleggen zoals aangegeven in onderdeel
g van artikel 2, tweede lid.