Beleidsregel inzake tuchtrechtspraak

Het bestuur van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants;

Gelet op artikel 33 van de Wet op de Registeraccountants, de artikelen 22, 41, 43 en 44 van de Wet tuchtrechtspraak accountants en de artikelen 31 tot en met 41 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004;

Besluit als volgt:

Artikel 1

  • 1. De voorzitter van de Orde kan een klacht indienen bij de accountantskamer ingeval bij hem, jegens een registeraccountant, een ernstig vermoeden is gerezen van beroepsmatig handelen of nalaten als bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants en daardoor openbare belangen in het geding zijn.

  • 2. De voorzitter van de Orde overweegt een klacht in te dienen op grond van bij hem of bij derden gerezen bezwaren.

  • 3. De voorbereiding van de klacht kent de volgende fasen:

    • a) Vooronderzoek;

    • b) Onderzoek;

    • c) Indienen klacht.

Artikel 2

  • 1. Bij derden gerezen bezwaren worden schriftelijk aan de voorzitter van de Orde kenbaar gemaakt.

  • 2. Het bezwaar vermeld de naam van de indiener en wordt ondertekend.

  • 3. Het bezwaar wordt door objectieve documentatie gesubstantieerd.

Artikel 3

  • 1. De voorzitter van de Orde neemt het bezwaar niet in behandeling indien niet is voldaan aan enig in deze beleidsregel gesteld vereiste.

  • 2. De indiener van het bezwaar wordt van deze beslissing op de hoogte gesteld.

Artikel 4

  • 1. De voorzitter van de Orde vormt binnen een redelijke termijn een voorlopig oordeel over het bezwaar.

  • 2. De voorzitter van de Orde deelt aan de betrokken registeraccountant mee te overwegen een klacht in te dienen.

  • 3. De voorzitter van de Orde dient de klacht niet in voordat de betrokken registeraccountant in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 4. De voorzitter van de Orde deelt vooraf mee dat de door de betrokken registeraccountant verstrekte informatie en documentatie kan worden gebruikt bij het aanhangig maken van een tuchtprocedure.

  • 5. De voorzitter van de Orde deelt zijn beslissing omtrent het indienen van een klacht mee aan de betrokken registeraccountant en de indiener van het bezwaar.

Artikel 5

De voorzitter van de Orde overweegt beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven indien de uitspraak van de accountantskamer afwijkt van gevestigde beroepsopvattingen of jurisprudentie.

Artikel 6

  • 1. De voorzitter van de Orde kan om voorlopige voorziening verzoeken bij de accountantskamer als bedoeld in artikel 41 van de Wet tuchtrechtspraak accountants, ingeval bij hem, jegens een registeraccountant, een ernstig vermoeden is gerezen van beroepsmatig handelen of nalaten als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn.

  • 2. Op het verzoek om voorlopige voorziening is het bepaalde in artikelen 2 tot en met 4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

  • 1. De voorzitter van de Orde kan, in afwachting van een uitspraak in hoger beroep, om voorziening verzoeken bij het College van Beroep van het bedrijfsleven als bedoeld in artikel 44 van de Wet tuchtrechtspraak accountants, ingeval bij hem, jegens een registeraccountant, een ernstig vermoeden is gerezen van beroepsmatig handelen of nalaten als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn.

  • 2. Op het verzoek om voorziening is het bepaalde in artikelen 2 tot en met 4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8

De Nota bestuur en tuchtrechtspraak van 16 april 2003 wordt ingetrokken.

Artikel 9

De Beleidsregel inzake tuchtrechtspraak treedt in werking op 1 oktober 2010.

Het bestuur van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants.

TOELICHTING

Rol beroepsorganisatie

Algemeen

Het publiek dient te kunnen vertrouwen op de naleving van de fundamentele beginselen integriteit, objectiviteit, deskundigheid, zorgvuldigheid, geheimhouding en professioneel gedrag waarmee registeraccountants hun taak uitoefenen en op de naleving van de voor hen geldende wet- en regelgeving. De aanwezigheid van tuchtrechtspraak, dat wil zeggen de mogelijkheid dat registeraccountants voor hun optreden ter verantwoording kunnen worden geroepen, draagt bij aan het herstel van het vertrouwen van het publiek in de beroepsuitoefening.

Ingevolge de Wet tuchtrechtspraak accountants (hierna: Wtra) is hierbij een rol voorzien voor het NIVRA. Met deze beleidsregel wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het NIVRA uitvoering geeft aan haar bevoegdheden ter zake tuchtrechtspraak. De Nota bestuur en tuchtrechtspraak van april 2003 wordt hiermee ingetrokken.

Bevoegdheden

In dit verband is een viertal bevoegdheden te onderscheiden welke in het vervolg zullen worden toegelicht:

  • 1. Indienen klacht (artt. 1 t/m 4 Beleidsregel inzake tuchtrechtspraak)

  • 2. Voortzetten ingetrokken klacht

  • 3. Instellen beroep (art. 5 Beleidsregel inzake tuchtrechtspraak)

  • 4. Vragen (voorlopige) voorziening (artt. 6 en 7 Beleidsregel inzake tuchtrechtspraak)

Alleen in de onder b. genoemde situatie heeft het NIVRA de verplichting om actie te ondernemen; in de andere gevallen gaat het om een bevoegdheid.

De bevoegdheden van het NIVRA zijn op grond van de Wtra toegekend aan de voorzitter, waarbij wordt opgemerkt dat deze geen actie zal ondernemen dan na het bestuur hieromtrent te hebben gehoord.

1. Indienen klacht

Eenieder kan een klacht indienen tegen een registeraccountant indien hij meent dat deze een beroepsfout gemaakt heeft, respectievelijk niet heeft gehandeld zoals van een registeraccountant mag worden verwacht. Dit is ook mogelijk als de klager geen persoonlijk belang bij de zaak heeft. Uit het feit dat in de Wtra aan het NIVRA een mogelijkheid is toegekend ter zake het aanhangig maken van tuchtrechtprocedures, volgt dat de wetgever aan het NIVRA een eigen taak heeft toegedacht (art. 22 Wtra).

Aanleiding

Bezwaren tegen het handelen van een registeraccountant kunnen rijzen bij het NIVRA zelf of bij derden.

Voorbeelden van bezwaren die bij het NIVRA kunnen ontstaan zijn de uitkomst of medewerking aan kwaliteitsonderzoek, het niet voldoen van contributie of de naleving van de PE-verplichting. Ook kan geconstateerd worden dat er in de media zodanige negatieve aandacht gewijd wordt aan het handelen van een registeraccountant dat deze daardoor in opspraak is gekomen. Een uitspraak van de Klachtencommissie NIVRA-NOvAA of de Ondernemingskamer kan tevens aanleiding zijn een klacht in te dienen.

Bezwaren van derden kunnen onder andere worden gemeld door het Openbaar Ministerie of de Belastingdienst en kunnen zien op een strafbaar feit dat raakt aan de werkzaamheden die een accountant verricht.

Procedure

De procedure kent de volgende fasen:

  • a) Vooronderzoek

    • Vormen van een voorlopig oordeel omtrent het bezwaar op basis waarvan het onderzoek al dan niet wordt voortgezet

  • b) Onderzoek

    • Informeren betrokken registeraccountant omtrent overwegen indienen klacht

    • Geven van gelegenheid aan de betrokken registeraccountant zijn zienswijze naar voren te brengen

    • Eventueel verder onderzoek

    • Besluitvorming omtrent indienen klacht

    • Meedelen beslissing omtrent klacht aan betrokken registeraccountant en indiener aangedragen bezwaar

  • c) Indienen klacht

Het optreden in tuchtzaken vraagt om een zorgvuldige opstelling van het NIVRA. Elk geval is uniek en dient zelfstandig te worden beoordeeld op de vraag of voorleggen aan de tuchtrechter noodzakelijk is. De bezwaren ten aanzien van het handelen van de registeraccountant moeten van dien aard zijn dat het NIVRA beoordeling door de tuchtrechter in het openbaar belang noodzakelijk acht. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met de vraag of door derden reeds een klacht aanhangig is gemaakt en of de gedragingen zien op het domein van de wettelijke controle, dat onder het toezicht valt van de Autoriteit Financiële Markten.

Als wettelijke eis geldt dat een eventuele klacht betrekking moet hebben op het beroepsmatig handelen van de registeraccountant. Meer specifiek gaat het dan om het beroepsmatig handelen of nalaten van de registeraccountant, al dan niet als extern accountant, in strijd met de Wet op de registeraccountants respectievelijk de Wet toezicht accountantsorganisaties en om het beroepsmatig handelen of nalaten van de registeraccountant in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artt. 33 Wet op de Registeraccountants en 31 Wet toezicht accountantsorganisaties). Daarnaast gelden er indieningstermijnen (art. 22 Wtra).

Zodra wordt overwogen een tuchtzaak aanhangig te maken zal het NIVRA uit het oogpunt van zorgvuldigheid de betrokken registeraccountant in de gelegenheid stellen relevante informatie te verstrekken. Deze gelegenheid kan schriftelijk worden geboden of in de vorm van een hoorzitting. De door de betrokken registeraccountant verstrekte informatie en documentatie kan gebruikt worden in de eventueel te voeren tuchtrechtprocedure. Dit wordt de betrokken registeraccountant van tevoren meegedeeld. In de onderzoeksfase kan het NIVRA het instrument van incidentenonderzoek inzetten teneinde informatie te vergaren omtrent de uitvoering van assurance of aan assurance verwante opdrachten (art. 18 Verordening kwaliteitsonderzoek). Het NIVRA zal binnen een redelijke termijn een beslissing nemen of het een klacht zal indienen en dit aan de betrokken registeraccountant en indiener van het bezwaar meedelen.

2. Voortzetten ingetrokken klacht

Het tuchtrecht is primair gericht op handhaving van het algemeen belang bij een goede beroepsuitoefening. Een bijzondere rol is in dit verband weggelegd voor de beroepsorganisatie als de klacht door de klager wordt ingetrokken en de accountantskamer beslist dat de behandeling, met het oog op dit algemene belang, moet worden voortgezet. In dat geval wordt de behandeling van de klacht voortgezet als ware het een klacht van het NIVRA (art. 30 Wtra). Het NIVRA heeft in deze geen beleidsvrijheid maar moet gevolg geven aan de beslissing van de accountantskamer en de rol van klager overnemen.

3. Instellen beroep

Indien het NIVRA zelf een procedure bij de accountantskamer aanhangig heeft gemaakt en de bezwaren (deels) ongegrond bevonden worden, zal het NIVRA overwegen of het beroep in zal stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb). Daarnaast heeft het NIVRA de bevoegdheid gekregen om ook beroep in te stellen tegen uitspraken van de accountantskamer in zaken waarbij zij in eerste aanleg geen partij is (art. 43 Wtra juncto artt. 31 t/m 41 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004). Het beroepsrecht kan in dat geval gebruikt worden ter bescherming van leden tegen uitspraken die afwijken van gevestigde beroepsopvattingen of jurisprudentie.

Het beroepsrecht van het NIVRA is in de loop der tijd nader uitgewerkt door uitspraken van het CBb. Betreffende de uitoefening van het beroepsrecht in zaken waarbij het NIVRA in eerste aanleg niet als partij optrad, is bepaald dat een ingesteld beroep van betekenis dient te zijn voor de gegrond- dan wel ongegrondverklaring van de klacht(onderdelen). In die zin dient het NIVRA een procesbelang te hebben bij de uitoefening van dit beroepsrecht. Dit belang ontbreekt indien het beroep enkel is gericht tegen de overwegingen en niet van invloed is op de uiteindelijke beoordeling van de klacht(onderdelen) (uitspraak van 29 maart 2007, Awb 06/580, LJN BA2960, JT 2008-30).

4. Vragen (voorlopige) voorziening

Indien er ernstige bezwaren tegen een registeraccountant zijn, kan het gezien de bescherming van het openbaar belang gewenst zijn de registeraccountant met onmiddellijke ingang, nog tijdens de procedure, op non-actief te stellen. Het NIVRA kan, indien het van oordeel is dat een dergelijke situatie zich voordoet, in een procedure waarbij zij al dan niet partij is in eerste aanleg of in beroep, verzoeken bij wijze van (voorlopige) voorziening de inschrijving van de registeraccountant in het register tijdelijk door te halen (artt. 41 en 44 Wtra). Indien de accountantskamer of het CBb van oordeel is dat inderdaad sprake is van ernstige bezwaren tegen de registeraccountant en gevolg geeft aan dit verzoek dan is de registeraccountant hangende de procedure tijdelijk niet bevoegd als zodanig op te treden. Tegen de beslissing van de accountantskamer staat beroep open. Verder kan de ordemaatregel worden opgeheven en vervalt deze bij het onherroepelijk worden van de uitspraak (artt. 42 en 45 Wtra).

De verwachting is dat niet veelvuldig gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid. Het is een instrument om onmiddellijk te kunnen optreden bij ernstige situaties die geen uitstel dulden, waarbij niet gewacht kan worden op de einduitspraak en het niet wenselijk is dat de registeraccountant gedurende de behandeling van de klacht nog werkzaamheden als accountant verricht. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een strafrechtelijke vervolging ter zake een misdrijf welk misdrijf mede het uitoefenen van het beroep van accountant raakt. Voordat een verzoek wordt gedaan zal het NIVRA een zorgvuldige procedure doorlopen gelijk het indienen van een klacht.

Indien de einduitspraak geen tijdelijke doorhaling behelst, geeft dit aan dat de reden waarom de voorziening is getroffen is komen te vervallen.

Naar boven