Besluit van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 september 2010, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, nr. 2010-0000618987, tot vaststelling van een mandaatregeling voor het College financieel toezicht Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Mandaatbesluit Cft BES)

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 4, eerste lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet:

Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

b. College financieel toezicht:

College financieel toezicht Bonaire, Sint Eustatius en Saba, genoemd in artikel 2 van de wet;

c. minister:

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 2

Aan het College financieel toezicht wordt mandaat verleend tot:

  • a. het verlenen van goedkeuring aan besluiten als bedoeld in artikel 9, derde lid, 10, tweede lid, en 27, vierde lid, van de wet;

  • b. het verstrekken van verklaringen van geen bezwaar jegens het benoemen of herbenoemen van vertegenwoordigers van een bestuurscollege of een openbaar lichaam in een privaatrechtelijke rechtspersoon als bedoeld in artikel 9, zesde lid, van de wet;

  • c. het toestaan van een tekort op de begroting of een overschrijding van de rentelastnorm in gevallen, bedoeld in artikel 21, derde lid, van de wet;

  • d. het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de wet tot het aangaan van verplichtingen de niet voorzien zijn in een goedgekeurde begroting, een goedgekeurde wijziging van de begroting dan wel in een door de minister overeenkomstig artikel 20 van de wet vastgestelde begroting.

Artikel 3

Het mandaat van het College financieel toezicht is niet van toepassing op het onthouden van goedkeuring, het weigeren van verklaringen van geen bezwaar en het weigeren van toestemming als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de hoofdstukken I tot en met III van de wet in werking treden.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Cft BES.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A.Th.B. Bijleveld-Schouten.

TOELICHTING

Met ingang van 10 oktober 2010 treedt het grootste deel van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: de wet) in werking. Als gevolg hiervan gaat met ingang van die datum het College financieel toezicht Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: College), bedoeld in artikel 2 van de wet, financieel toezicht uitoefenen op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Materieel is dat een voortzetting van het financiële toezicht dat het huidige College financieel toezicht op grond van het Besluit tijdelijk financieel toezicht BES sinds 1 december 2008 heeft uitgeoefend op de gelijknamige eilandgebieden. In artikel 99, derde lid, van de wet is een overgangsbepaling opgenomen.

Er zijn echter verschillen. Het toezicht zoals dat is uitgeoefend op grond van het Besluit tijdelijk financieel toezicht geschiedde onder de eigen verantwoordelijkheid van het College financieel toezicht. Onder de werking van de wet is de toedeling van verantwoordelijkheden meer genuanceerd. Het eigenlijke toezicht op de begrotingen van de openbare lichamen is de taak van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minister). Nu Bonaire, Sint Eustatius en Saba met ingang van 10 oktober 2010 onderdeel van Nederland zijn geworden is hun relatie met de centrale overheid van Nederland natuurlijk ook een andere dan voor die datum. De Raad van State oordeelde terecht dat een directe democratische verantwoording over het uitoefenen van dat toezicht niet mag ontbreken (Kamerstukken II 2008/09, 31 958, nr. 4, blz. 3). Dat neemt niet weg dat ook de Raad oordeelde dat in de praktijk met een mandaatconstructie gewerkt zou kunnen worden. Daarin voorziet dit besluit. In de wet zijn aan het College wel enkele taken rechtstreeks geattribueerd. Die hebben betrekking op het adviseren van de bestuurscolleges van de openbare lichamen en van de minister, en op het toezicht op het dagelijks beheer door de bestuurscolleges.

In de praktijk zullen de openbare lichamen bij het toezicht op hun financiën vooral te maken hebben met het College. Dat adviseert over de ontwerpbegroting en over voorstellen tot amendering van de begroting. In afdeling 3 van hoofdstuk III van de wet zijn bovendien verschillende bevoegdheden vastgelegd die het College heeft in het kader van het toezicht op het dagelijks beheer door het bestuurscollege. In afwachting van een beslissing omtrent goedkeuring van de begroting of een besluit tot wijziging van de begroting kan het College bovendien op grond van dit mandaatbesluit ook toestemming geven uitgaven te doen die zijn geraamd in een nog niet goedgekeurde begroting(-swijziging). Ook kan het College besluiten goedkeuren tot af- of overschrijving op de posten van de begroting als bedoeld in artikel 27, vierde lid, van de wet.

De formele beslissing tot goedkeuring van de begroting of tot onthouding van die goedkeuring wordt echter genomen door de minister zelf. Ook als het College meent dat de voornoemde toestemming om al vast uitgaven te doen geweigerd zou moeten worden of goedkeuring zou moeten worden onthouden aan een af- of overschrijving neemt de minister zelf ter zake de beslissing. Als het College in het kader van het toezicht op het dagelijks beheer na overleg met het desbetreffende bestuurscollege tot de conclusie komt dat maatregelen genomen moeten worden is het ook de minister die ter zake een beslissing neemt.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A.Th.B. Bijleveld-Schouten.

Naar boven