Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat, 21 september 2010 nr. CEND/HDJZ-2010/1049 sector WAT, houdende wijziging van de Waterregeling ter implementatie van artikel 19, eerste lid, van richtlijn nr. 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (PbEU L 164)

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 4.4, tweede lid, en 4.15, tweede lid, van het Waterbesluit;

Besluit:

ARTIKEL I

In de Waterregeling wordt na artikel 4.1 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.2

Als organisaties en overlegstructuren als bedoeld in de artikelen 4.4, tweede lid, en 4.15, tweede lid, van het besluit worden aangewezen:

  • a. de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee, bedoeld in de in op 12 september 1964 te Kopenhagen totstandgekomen overeenkomst betreffende de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (Trb. 1968, 43),

  • b. het Overlegorgaan Water en Noordzee, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het Besluit overleg verkeer en waterstaat 2004,

  • c. het Productschap voor Vis en Visproducten (Productschap Vis), bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Instellingswet Productschap voor Vis en Visproducten, en

  • d. de Regionale adviesraad Noordzee, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van het besluit nr. 2004, 2004/585/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 juli tot oprichting van regionale adviesraden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEU L 256/17).

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

TOELICHTING

Deze regeling heeft ten doel om artikel 19, eerste lid, van de richtlijn nr. 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (PbEU L 164; verder: KRM) uit te voeren. In dit lid wordt bepaald dat ‘partijen tijdig en daadwerkelijk de kans krijgen om aan de uitvoering van deze richtlijn deel te nemen, en dat hierbij waar mogelijk bestaande beheersorganisaties of structuren, waaronder regionale zeeverdragen, wetenschappelijke adviesorganen en regionale adviesraden worden betrokken’. Ter verduidelijking kan nog worden opgemerkt dat, in het licht van artikel 4 van de KRM, ‘regionale’ moet worden geïnterpreteerd op het niveau van de in dat artikel vermelde mariene regio’s.

De onderhavige regeling strekt ertoe organisaties en overlegstructuren aan te wijzen die worden geraadpleegd in de voorbereiding van de op te stellen mariene strategie voor de Noordzee.

De mariene strategie wordt opgenomen in het nationaal waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren. Bij de zesjaarlijkse herziening van de plannen, ingevolge artikel 4.8 van de Waterwet, zullen de aangewezen partijen wederom worden geraadpleegd.

Te raadplegen organisaties en overlegstructuren

Voor Nederland zijn organisaties die zich richten op de Noordzee en die relevant zijn met het oog op het uitvoeren van de KRM van belang. Deze organisaties zijn grotendeels verenigd in het Overlegorgaan Water en Noordzee. Tevens worden ook bedrijfslichamen geraadpleegd die hun werkgebied op de Noordzee hebben. Om deze reden is het Productschap Vis aangewezen. Ten slotte worden de (wetenschappelijke) Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee en de Regionale adviesraad Noordzee geraadpleegd.

De plicht tot het raadplegen van de lidstaten van de regionale zeeconventie – het op 22 september 1992 te Parijs tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Trb.  16) – is reeds in art. 4.4, onderdeel d, van het Waterbesluit opgenomen.

Administratieve lasten

Het raadplegen van Productschap Vis en het Overlegorgaan Water en Noordzee brengt in beginsel geen extra administratieve lasten voor bedrijven met zich mee. Door het stapsgewijs invoeren van de kernelementen van de KRM zullen pas in 2015 potentieel administratieve lasten kunnen ontstaan met de ontwikkeling van een programma van maatregelen. Hiervoor valt echter nog geen raming te maken aangezien het een ontwikkeling is die nu nog niet in kaart te brengen is. Te zijner tijd zullen de administratieve lasten weer bezien worden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

Naar boven